MARCHE DU BOIS DU CAZIER
LES MARCHEURS DU XII DE MARCINELLE.
NALINNES.
Nalinnes is een deel gemeente van Ham-sur-Heure-Nalinnes, het riviertje Eau dHeure komt er door en het ligt bij Charleroi. De wandeling vanuit Nalinnes brengt ons naar Marcinelle. We wandelen over de heuvelrug met links vanons velden en huizen en beneden in het dal bossen, met de zichten op de terriels van de koolmijnen rond Charleroi.
KERKHOF MARCINELLE
We blijven op de heuvelrug wandelen tot we Marcinelle binnen komen. Langs het grijze kasteeltje en hier nemen we de weg naar het kerkhof. We gaan even kijken op het kerkhof, voor ons het grafperk met Belgische oudstrijders, een beetje verder de oorlogsgraven van soldaten van 1914-1918. Een mooi verzorg perk met graven van Engelse, Franse en Duitse soldaten broederlijk naast elkaar.
Tegen de kerkhofmuur met zicht op de mijn de gedenksteen van de Italiaanse mijnwerkers die omgekomen zijn in de grote mijnramp. De mijnschachten duiken op als we afdalen in het dorpje en dan staan we voor de ingang van de mijn van Marcinelle.
Het gehele complex is prachtig gerestaureerd, het architecturale geheel, dat in 1990 als monument werd geklasseerd, word extra benadrukt door drie parallel opgestelde gebouwen die trots pronken. De twee minutieus gerestaureerde mijnschachttorens vormen een statige bekroning van deze gebouwen. De bovengrondse mijninstallaties liggen te midden van een groene ruimte bestaande uit drie terrils.
De site van 26ha is eigendom van het Waalse Gewest. Maar wat deze gebouwen vooral doen en ook willen bewaren is de grote mijnramp van 08 augustus 1956.Een speciale ruimte wordt het verhaal van de mijnramp verteld met fotos, film en getuigenissen die uur na uur, dag na dag de ontzettende mijnramp en reddingswerken in beeld brengt. Tot op die noodlottige 23ste augustus waarop uit de mond van een mijnwerker het verschrikkelijke verdict klink Tutti cadaveri! allemaal lijken!
Het verhaal van 8 augustus 1956.
Op 8 augustus 1956, rond acht uur 's morgens, besloot Antonio Ianetta, een mijnwerker, op een diepte van 975 m in de verseluchtkoker een volgeladen kolenwagen in de liftkooi te plaatsen. Hierdoor moest er aan de andere kant van de liftkooi een leeg wagentje weg worden geduwd. Hij wist niet dat de liftkooi niet op zijn niveau in de mijnschacht mocht stoppen. Een defecte nok blokkeerde de uitstoot van de lege wagen en toen de liftkooi bruusk werd opgehaald rukten de wagens een balk van de laadplaats af. De telefoonlijnen, twee hoogspanningskabels, de oliedrukleiding van de hydraulische balans en de persluchtleiding die het ondergronds ingezette pneumatisch materieel voedde braken af. Hierdoor brak er bijna ogenblikkelijk een felle brand uit.
DE REDDERS HADDEN HET HEEL MOEILIJK
Door het ventilatiesysteem konden giftige gassen zich verspreiden over andere mijnschachten. In minder dan een uur was alle communicatie tussen boven- en ondergrond onmogelijk geworden. Ianetta kwam naar boven en sloeg alarm om 8.25 uur. Op hetzelfde moment namen zeven mannen plaats in het bovenste compartiment van een kooi. Ze gaven een sein om naar boven te gaan, maar de kooi bewoog niet. Marceau Caillard stapte uit om aan het touw van de bel te trekken, maar daarna vertrok de kooi zonder dat hij had kunnen instappen.
De brand had de afvoer van de vuile lucht bereikt, waardoor de schacht onbruikbaar geworden was. Door de hitte braken de kabels en vielen twee kooien in deze schacht naar beneden. De mijnwerkers hadden nu geen ontsnappingsmogelijkheid meer. Een uur later daalden twee mannen af via een nieuwe schacht die van de rest van de mijn was afgesloten door een betonnen muur waarin een mangat was geplaatst. Ze openden het mangat maar de opening was te klein voor hun zuurstofapparaat; rook zorgde ervoor dat ze niet verder konden. De ventilatie werd opnieuw opgestart. Vijftien uren later werden nog zes overlevenden teruggevonden. Nog een uur later kwamen de redders naar boven met de boodschap: Tutti cadaveri (allemaal lijken).
Later werd Antonio Ianetta ervan beschuldigd de oorzaak te zijn van de ramp. Men vreesde voor zijn leven; hij werd naar Canada gestuurd. De infrastructuur van de mijn in Marcinelle was in alle opzichten verouderd. Het hydraulisch systeem werkte in Marcinelle nog op olie terwijl in vele andere mijnen al op water was overgeschakeld. De mijnschachten en de tussendeuren waren van hout en (nog) niet van staal.
OUDE POSTKAARTEN BOIS DU CAZIER
Toch voldeed Marcinelle aan de wettelijke voorschriften van die tijd. Pas na de ramp werden de veiligheidsregels grondig bijgesteld. Het werk in de mijn van Marcinelle werd gewoon voortgezet, zij het in een trager tempo. Niemand wilde er werken, maar elders in de streek was er geen werk te vinden. De mijn sloot op 15 januari 1961. Bij de sluiting en ontmanteling stuitten de mijnwerkers echter op een nieuwe, rijke laag steenkool en men ging opnieuw aan de slag. In december 1967 werd ze definitief opgedoekt.
Een wandeling in en rond de mijngebouwen, de mijn doet nu dienst als museum en herdenkingsplaats, is even indrukwekkend als deprimerend. Wij nemen de tijd om de mijngebouwen te bezoeken. Na het bezoek wandelen we de terril op en zo keren we terug naar Nalinnes.
En wandeling als deze die ons met de neus op de feiten drukt is toch wel bijzonder, als je er even bijstil staat dat er 262 mijnwerkers hun leven verloren, die uit 12 verschillende nationaliteiten bestaand waaronder 136 Italianen en 95 Belgen, honderden vrouwen en kinderen bleven als weduwe en wees achter. Gezinnen verloren vaders en broers. Een pijnlijke periode uit de geschiedenis van het mijnwezen in België. Wij kunnen alleen maar met diep respect aan hen terug denken.
Voor de gehele fotoalbum
|