Over een grote filosoof. Hij was namelijk twee meter groot
Over een grote filosoof. Hij was namelijk twee meter groot.
Veertig jaar geleden huurden wij in Grimminge, gelegen in het stiltegebied van Oost-Vlaanderen, een huis. Wij zouden er zeker niet lang blijven wonen, hoogstens tot wij een beter aangepaste woning zouden vinden.
Op zekere dag, bij het opstaan, zagen wij vanuit de keuken dat er plakkaat stond op de grond naast ons huurhuis. Bouwgrond te koop lazen wij. Wij kochten de grond en bouwden er een huis op. Als je eenmaal met de voeten in de grond zit, ga je niet meer zo makkelijk weg. Daarom wonen wij hier al meer dan veertig jaar.
Dit is slechts inleiding bij mijn verhaal over de grote filosoof.
Volgens de overlevering zou er in dit dorp vroeger een grote filosoof gewoond hebben. Waarom was hij een filosoof?
Omwillen van zijn wijze uitspraken.
Zijn lijfspreuk was: Wij leven niet om te werken, maar wij werken op leven.
Een andere uitspraak van onze filosoof: Het zou spijtig zijn dat ik later moet terugkeren. Dat zou betekenen dat ik vergat om te leven!.
Inderdaad een filosoof. En een grote filosoof. Hij was bijna twee meter groot.
Je kon hem regelmatig vinden in de enige herberg die dit dorp toen kend en nu nog kent, namelijk Den Engel. Den Engel ligt vlak naast de kerk én het kerkhof van dit dorp.
Waar kan je beter je tijd doorbrengen dan in Den Engel, was een van zijn filosofische uitspraken. Hij speelde graag met de kaarten. Hij dronk graag een frissen pint bier en genoot van praten aan de toog.
Op het dorp leeft toen ook een klein, maar grote boer.
Klein: de boer was nauwelijks één meter vijfenzestig groot.
Groot: hij bezat zeer veel hectaren grond, een grote stal koeien, veel geld op de bank en nog zoveel meer. Wij mogen zeggen: hij boerde groot.
Die boer werkte van s morgens tot s avonds en op de duur van s avonds tot s morgens.
De grote filosoof zegde van hem: Dat ventje wroet zo hard in de grond tot hij er in zal zitten.
Daarom was hij ook een filosoof.
Het klopt dat die boer nooit te zien was in Den Engel.
Dat was zonde van zijn tijd en van zijn geld. Twee zaken waar een mens altijd tekort van heeft.
En toch, op zekere dag, het moet toch lukken, staan de grote filosoof en de kleine-maar-grote boer aan de toog én elk met een pint bier in de hand.
De filosoof kan het plagen niet laten. Hij klopte op de schouder van de boer en: Hoe komt het boer dat gij nu een pint bier drinkt? Dat is zeker omdat het voor niets is!?.
Jullie begrijpen dat de boer zo maar niet zijn tijd en geld in Den Engel kwam verdoen.
Er werd grond verkocht en die grond wilde de boer kopen.
En jullie kennen het ritueel: het behoort tot de gebruiken dat de notaris de aanwezige kooplustigen een pint trakteert.
De boer was natuurlijk in zijn gat gebeten.
Gij, gij, zegde hij, gij hebt nog een nagel om uw gat te krabben.
De grote filosoof legde doodkalm zijn hand op de schouder van de klein-grote boer.
Manneke, zegde hij, als wij hiernaast zullen liggen, op het kerkhof, dan zal ik méér grond hebben dan gij!
Opnieuw bewees de filosoof dat hij een grote filosoof was.
Mag ik jullie vragen: Zijn jullie ook grote filosofen?
Enthousiaste paus
Het enthousiasme van de menigte, die de paus veelvuldig toejuichte en onderbrak, werkte ook aanstekelijk op de paus zelf, die de gebruikelijke plichtplegingen meer dan anders naast zich neerlegde. Bij het begin van de viering zei de paus dat hij bijzonder blij was dat hij hier eucharistie kon vieren. "Ik ben ook erg blij dat ik de vertrouwde plaatsen kan bezoeken die een beslissende invloed hebben gehad op mijn leven; die mijn gedachten en gevoelens gevormd hebben; en de vele plaatsen waar ik leerde geloven en leven".
Hij voegde eraan toe dat bisschoppen uit heel de wereld, die bij hem op bezoek komen, de Duitse katholieke Kerk nadrukkelijk loven voor haar sociale activiteiten en voor haar bereidheid om te helpen waar dat nodig is. "Maar sommige Afrikaanse bisschoppen zeggen me ook: 'Als ik naar Duitsland kom en sociale projecten voorstel, dan gaan alle deuren plots open. Maar als ik met plannen voor de evangelisatie kom, dan is men gereserveerd". We hebben blijkbaar d e indruk dat sociale projecten dringend moeten uitgevoerd worden, terwijl alles wat met God of het katholieke geloof te maken heeft niet dringend of minder belangrijk is".
Elke mens moet ergens 'voeten in de aarde hebben'!
Elke mens moet ergens voeten in de aarde hebben
Wortels vragen eerbied en vertrouwen. Mensen kunnen elkaars diepste wortels in tederheid raken maar ook onherroepelijk kwetsen. Elk mens moet zijn eigen wortels beschermen op straffe van identiteitsverlies. Hij moet ergens voeten in de aarde hebben. En dit houdt heel wat in: verbondenheid met zijn familie, met zijn afkomst, met zijn cultuur, met de natuur (ecologie is een reactie van eerbied voor de wortels, zoals ook een terugkeer nar gezonde seksualiteit). Wij kennen allen ontwortelden: mensen opgegroeid tussen twee culturen, die dikwijls nergens thuis zijn en een oppervlakkige indruk maken als missen ze een echte humus. De kosmopoliet is daarom dikwijls de moderne Ahasverus; zijn vermeend universaliteit openbaart zwaar wortelverlies door overijld en vroegtijdig overplanten. Zei Chesterton niet dat hij van de hele wereld hield, maar wel vanuit zijn eigen kleine tuin.
Ook het collectieve geheugen is een voedende wortel. Het verminderen van geschiedenislessen is daarom pedagogisch kortzichtig. Hier past de bekende uitdrukking: Ware traditie is vooruitgang die geslaagd is.
Spreek liever van 'stamwortel' dan van 'een stamboom'
Je zou eigenlijk beter spreken van een stamwortel dan van een stamboom.
En ieder heeft wel ooit momenten in zijn leven gekend waarop hij die stamwortel ondervraagt, wil weten of men in liefde ontstaan is en met liefde aanvaard door moeder én vader. De wortels van ieder mens liggen in vele voorbije generaties, geboren uit grote en kleine liefdes en soms geheel wildweg als in de grillige natuur, meer door toeval dan door ontmoeting. Maar zoals bij de bomen, waarvan je de wortels veelal niet ziet, blijven ook de wortels van een mens voor de anderen en tevens voor hemzelf grotendeels verborgen. Ouders en grootouders herkennen hier en daar iets, maar ook zij weten dat elk kind vanuit gisteren meer geheimen bergt dan wie ook kan ontraadselen.
De tijd van de diakens opnieuw! Omdat het hoogtijd is!
Ik druk de onderstaande tekst van bisschop Luysterman A. opnieuw af. Het diaconaat is in gevaar door de priesterschaarste! Daarom dus deze tekst opnieuw als s.o.s.!
De tijd van de diakens
Het herstel van het permanent diaconaat door Vaticanum II (1962 1965) kwam op tijd. Velen zagen het toen vooral als een aanloop naar een priesterschap van gehuwden of als een oplossing voor plaatsen waar priesters schaars waren. Op die manier liep men het gevaar het diaconaat af te leiden van zijn oorspronkelijke bedoeling en van wat het in de kerk van vandaag moet zijn. Een permanent diaken mag zijn roeping niet beleven vanuit een sterke verwijzing naar het priesterschap. Hij wordt ook niet allereerst gewijd voor de dienst aan het altaar.
Als ik stel dat dit de tijd van de diakens is, bedoel ik dus wat anders. Natuurlijk kunnen diakens taken van verkondiging en liturgie opnemen. Maar de kern van het diaconaat ligt in de diaconie, het dienstwerk. Welnu, in onze tijd wordt het voor velen duidelijk dat de toekomst van het christendom vooral in dat dienstwerk ligt. Ik lees en herlees graag de Jacobusbrief. Misschien mag ik de lezers uitnodigen regelmatig die korte krachtige brief ook eens opnieuw te lezen? Stel dat een broeder of zuster geen kleren heeft en niets om te eten, en iemand van u zou zeggen: geluk ermee. Houd u warm eet maar goed en hij zou niets doen om in zijn stoffelijke nood te voorzien wat heeft dat voor zin? Zo is ook het geloof, op zichzelf genomen, zonder zich in daden te uiten, dood.
Hier houdt de schrift ons voor, dat wat geloven, verkondigen en in onze samenkomsten vieren ook in ons leven gestalte moet krijgen. Daar komt het uiteindelijk op aan. Dat moet gebeuren door wat we voor medemensen in Gods naam willen betekenen. Laten we daarvan goed doordrongen zijn. Verkondiging noch viering zullen echt aanslaan als ze niet gedragen zijn door onze inzet voor mensen. Onze houding tegenover de medemensen wordt uiteindelijk de beste verkondiging en het echte waarmerk van onze vieringen.
Het zou een goede zaak zijn als we aan vele diakens de opdracht van de animatie van het dienstwerk zouden kunnen toevertrouwen. Zoals de priesters de waarborg zijn voor de geloofsschat, voor de dienst van leiding en de vieringen, zo zouden de diakens vooral de krachten kunnen mobiliseren op het stuk van de naastenliefde. Vrijgestelde priesters zijn altijd een zegen geweest voor het goed functioneren van de kerk. Vrijgestelde diakens kunnen een prachtige rol spelen op het vlak van de dienst aan de mensen. Daarom moeten ze de eigenheid van hun ambt vrijwaren tegenover dat van de priesters.
Bisschop Arthur Luysterman in een tekst voor de decanale conferentie van april 1996: (Be)dienaars in onze kerk, p. 4 5. De volledige tekst werd oorspronkelijk gepubliceerd in Kerkplein van 1995. Ter gelegenheid van roepingenzondag werd de tekst ter bespreking aan de decanale conferentie voorgelegd.
Vetjes door mezelf aangebracht!
Zwischen Ersatz Priester und Diakonia
Permanent diaken
Tijdens het Landelijk Pastoraal overleg (in Nederland!) over diaconie is ook de diaken niet of nauwelijks in beeld gebracht. (Is dat wél gebeurd in het IPB?). Niet zo verwonderlijk: als de spirituele wortels niet aan de orde komen, als Christus opdracht voor diaconaal handelen, de voetwassing, niet in beeld gebracht wordt, dan is er nauwelijks ruimte voor de zichtbaarstelling van Christus binnen het drievoudig ambt van bisschop, priester en permanent diaken als de zorgende, kwetsbare, strijdende Dienstknecht.
Kijken we daarom eerst naar de bijbelse wortels van de diaken.
Terecht of ten onrechte wordt door alle eeuwen heen verbinding gelegd met Handelingen 6. Aanleiding: mopperende Hellenistische weduwen die zich achter gesteld voelen in de ondersteuning, van diaconie.
Kennelijk hoorde dat tot de taak van de twaalf.
De Twaalf van Jezus Christus roepen de leerlingen bijeen om te overleggen over de klacht van de hellenisten: pastoraal, diaconaal overleg.
Het is onverantwoord, zo zeiden zij, dat wij het woord van God verwaarlozen om te kunnen zorgen voor de ondersteuning (KBS 1995).
De NBS Vertaling van 1969, die wat dichter bij de grondtekst zou staan zegt hier: Het bevredigt niet, dat wij met veronachtzaming van het woord Gods de tafels bedienen.
(In de Nieuwe Bijbel Vertaling staat: Het is niet goed dat wij de zorg dragen voor de gemeenschappelijke maaltijden, want daardoor verwaarlozen we de verkondiging van Gods woord. diamautem)
Hoe de klacht van zowel de weduwen, als de Twaalf oplossen?
Als iemand er niet meer is, dood, onbereikbaar, dan wordt vaak over fundamentele zaken beslist in de geest van de afwezige.
Hoofdletters misschien voor de geest en afwezige?
Liet de Afwezige ons niet zijn Geest na?
De Twaalf besluiten, onder oplegging van de handen, zeven hellenistische medewerkers aan te stellen die met deze taak, de dienst van zorg-hebben-voor, worden belast. Mogen we diezelfde Geest van de Afwezige het verdere verhaal van Stefanus en Filippus, twee van de zeven, verstaan?
We zien immers dat hun taak op zn minst méér inhoudt dan alleen dienst van de tafel (let op: hier niet het altaar), de dienst van ondersteuning. Ze preken, roepen op tot bekering, klagen aan, genezen, missioneren, vragen God te vergeven.
Duidelijk blijkt dat vanaf het eerste begin het diakenambt méér omvatte dan penningmeester zijn, dan materiële zorg te verlenen alléén. In de verdere ontwikkeling van het ambt, stonden diakens de bisschop terzijde, verrichtten in de plaatselijke gemeenschappen materieel én geestelijk dienstwerk, incl. preek en doop, waren betrokken bij het bestuur van de kerk.
Uit hun rijen werden niet zelden bisschoppen en pausen gekozen.
Gaandeweg verdwijnt het diaconaat als zelfstandig ambt.
Waarom?
Teveel van het het-priesterlijke-zelfde?
Eén van de opvolgers van Petrus, Johannes XXIII, roept vele eeuwen later de Twaalf uit de gehele wereld bijeen: Vaticanum II.
Het ambt van permanent diaken wordt hersteld.
In zn uitwerking nu duidelijker gedefinieerd dan in de Handelingen? Lumen Gentium zegt in nr. 29 over diakens: niet voor het priesterschap, maar voor het dienstbetoon. Om even later te vervolgen met: staan zij in dienst van het volk van God door de diaconie van de liturgie, het woord en de liefdewerken, in gemeenschap met de bisschop en de priesterschaar.
In de Handelingen werden de zeven gekoppeld aan de Twaalf, bestemd voor de dienst van ondersteuning, van bediening. Maar dan wel met een praktijk die afwijkt van datgene waarvoor de handen feitelijk zijn opgelegd: zie Stefanus, zie Filippus.
Een door de Twaalf gesanctioneerde afwijking.
Filippus missioneerde in Samaria. De Twaalf zonder Petrus en Johannes naar Samaria nadat Samaria het woord van God had aanvaard.
Vaticanum II spreekt én over liefdewerken, én over liturgie, én over het woord. De zendingsopdracht lijkt breder dan in de Handelingen, praktisch gezien lijkt er weinig verschil.
Ersats-Priester Ersatz-Pfarrer:
Wanneer mag je in parochie, in ziekenhuizen, in verzorgingshuizen, e.d. van Ersatz spreken?
Als hij in een parochie feitelijk als diaken-pastoor in het centrum van de parochiegemeenschap staat?
Daarvoor eerstverantwoordelijke is? Doopt, huwt, begraaft, zorgt voor de eredienst en catechese? Onderpastoor dus, maar dan wél zoals Eddy Van Waelderen dat in 1992 op het IDZ congres in Hoeve noemde, een gemankeerde onderpastoor!
Is er sprake van Ersatz als door die centrum-functie Christus geen ruimte meer vindt Zichzélf in die permanent-diaken zichtbaar te stellen als dienstknecht, als profeet, als de Goede herder op zoek naar verloren schapen, geen hongerigen meer kan voeden, geen naakten kan kleden?
Een voorbeeld waart Ersatz kan leiden. Uitgenodigd voor een 25-jarig huwelijksfeest ging ik enige jaren geleden naar de Viering van Dankbaarheid.
Er was mij verteld dat er een Eucharistieviering zou zijn. Een pastoraal werker zou voorgaan. Bij de aanvang van de Viering kwam in mijn waarneming een priester het altaar op.
Pastoraal werker zeker ziek dacht ik nog.
De Mis begon, keurig volgens de regeltjes, aardig preekje, kinderen deden voorbeden.
En plots, ondanks kazuifel: toch een pastoraal werker, het is gewoon een communieviering. Nieuwsgierig vroeg ik later de naam van de voorganger. X!, X?? zou dat , ging het door mn hoofd.
Thuisgekomen, naamlijst ingezien.
Inderdaad een beroepsmatig permanent diaken! Zozeer opgedaan in zn rol van minipriester die ie zichzelf nauwelijks nog ziet als diaken.
Mag je eigenlijk wel iets anders verwachten als beroepsdiakens,en dat geldt ook voor de Ersatz-rol van pastoraal werkers m/v, nagenoeg op dezelfde wijze worden opgeleid als priesters én in het centrum van een parochie worden benoemd?
Ook de zorginstellingen zien we permanent diakens.
Alléén, of samen met andere geestelijke verzorgers m/v, zijn ze verantwoordelijk voor het geestelijk welzijn van cliënten, zoals we tegenwoordig bewoners/patiënten, mensen die zorg behoeven, moeten noemen.
Wanneer ben je hier Ersatz, wanneer diaken?
Wordt de handicap waar Eddy Van Waelderen over spreekt hier alleen zichtbaar in vooral de bediening van het sacrament der zieken? Of speelt ook solidarisering met mensen in nood en of werken aan het oplossen van maatschappelijke problemen? en zo ja , hoe? Profetisch spreken tégen bezuinigingen, toeneming van werkdruk, met als gevolg marginalisering van ménsen, beeld van God?
Diaconale profielen
In de praktijk is voor één, zo niet in theorie,dan toch wel in praktijk, de permanent diaken het minst slechte suggoraat voor oplossing van het priestertekort, voor de ander is hij de kerkelijke ambtsdrager die zorgend en profetisch in de wereld moet staan en moet trachten medechristenen tot diaconie te inspireren.
Daartussen ligt een verscheidenheid in theorie én praktijk.
We zagen dat Handelingen 6 onvoldoende antwoord biedt op de vraag wat is diaconie en wat is de plaats daarin van de diaken?
Misschien komen we eruit als we meer aandacht hebben voor de intentie van Handelingen 6: splitsing én spreiding van verantwoordelijkheden omdat het onverantwoord is, dat wij het woord van God verwaarlozen om te kunnen zorgen voor het uitdelen van de dagelijks maaltijd, voor de ondersteuning.
Voeg bij die zorg het wegbereider , zendeling, missionaris zijn à la Filippus én het profetisch spreken van Stefanus. Heb je dan in Bijbelse zin het diaconale profiel?
Of kan het simpeler?
In de voetsporen treden van de Heer zelf?
Leo van Berkel in IDZ NEDERLAND / VLAANDEREN. Informatie bulletin voor het permanente diaconaat, Jrg 1.1, december 1997, p. 13 17. De titel van het artikel: Swischen Ersatz Priester und Diaconia. De inleiding en het tweede deel: Stoeien rond begrippen. Diaconia, liet ik weg (p.13 14). Het artikel is een verslag van het congres gehouden in oktober 1996 te Brixen, Italië, door het IDZ.
BRUSSEL (KerkNet/Kipa-Apic) - De kerken kunnen de dialoog over economische rechtvaardigheid versterken. Dat zegt de gewezen algemene secretaris van de Wereldraad van Kerken, dr. Konrad Raiser, naar aanleiding van het overleg van het Centraal Comité van de Wereldraad van Kerken. Kerken hebben volgens hem een rol te spelen, ook en vooral na de recente mislukking van de onderhandelingen van de Wereldhandelsorganisatie. Dr. Raiser is zich er wel van bewust dat dit soort dialoog, dat een politiek karakter heeft, steeds moeilijker wordt.
BRUSSEL (KerkNet) - Armoede in België is een grotendeels verborgen probleem. Wie zelf in armoede leeft, komt er niet graag mee naar buiten. Wie niet in armoede leeft, is zich nauwelijks van het probleem bewust of kijkt er liever omheen. Via een studiedag wil vzw Motief ingaan op de vraag of armoede onze zorg vraagt. Is het de zorg van de maatschappij of eerder van liefdadigheidsinstellingen zoals de kerk? Met welk type zorg zijn mensen in armoede het meest gebaat? De studiedag vindt plaats op zaterdag 21 oktober 2006 van 10 tot 17uur in de protestantse kerk, Stationsstraat 86 in Menen. Er komen laten mensen aan het woord die dagelijks met deze problematiek geconfronteerd worden, onder meer pastores in achterstandsbuurten, die werken vanuit de presentiemethode. Deze methode, ontstaan vanuit het pastorale werk, wijkt af van en verhoudt zich kritisch tot de klassieke hulpverlening. Toch wordt ze binnen de seculiere hulpverlening steeds meer ontdek t. Meer info bij Motief vzw, Marsveldstraat 5 in 1050 Brussel, tel: 02 510 61 62, e-mail: info.motief@synet.be en website: www.motief.org.
CARITAS INTERNATIONAL CAMPAGNE 2006: DE HORROR VAN DE HONGER
Elke dag sterven 17.000 kinderen van de honger
BRUSSEL (Kerknet) - Morgen zaterdag 9 september start de jaarlijkse fondsenwervingscampagne van Caritas International met als thema de strijd tegen honger en ondervoeding. Elk jaar sterven 10 miljoen mensen aan de gevolgen van honger, dat is meer dan aan tuberculose, malaria en aids samen. 852 miljoen mensen lijden aan chronische ondervoeding. Dat er elke dag 17.000 kinderen sterven van de honger is niet te wijten aan een tekort aan voedsel op onze planeet. Toch is honger dan ook geen noodlot. De oorzaken ervan kunnen zelfs heel efficiënt worden bestreden. Caritas International België doet dat met succes in een twintigtal landen. Zo legt Caritas bijvoorbeeld irrigatiesystemen aan in Ethiopië. In Niger worden dan weer graanbanken ontwikkeld en beheerd en in India worden waterreservoirs aangelegd. Voedselhulp tijdens de crisis is van vitaal belang, maar volstaat niet. Daarom blijft Caritas ook na de crisis ter plaatse om met heropbouw- en ontwikkelingsprojecten de getroffen bevolking zo snel mogelijk op eigen benen te laten staan, zodat ze niet afhankelijk blijven van voedselhulp.
Honger Met de campagne 'De horror van de honger' wil Caritas International niet alleen fondsen werven voor haar programma's. Ze wil het grote publiek ook duidelijk maken dat honger het leven van 146 miljoen kinderen verwoest (25 procent van de kinderen jonger dan 5 jaar zijn ondervoed, elke dag sterven er 17 000 van de honger). Daarenboven ontstaat er dikwijls een vicieuze cirkel: kinderen die met een lege maag naar de klas moeten, gaan minder lang naar school en hebben dus een laag scholingsniveau. Daardoor vinden ze geen fatsoenlijk betaalde baan en kunnen ze op hun beurt hun eigen kinderen niet goed voeden.
Mediacampagne De tv-campagne loopt van 9 tot 22 september op de zenders Eén en Canvas. In een aantal dagbladen komt een inleg met overschrijvingsformulier die het hongerprobleem schetst en enkele van de projecten toelicht. Op een 70-tal plaatsen worden 'bekers tegen de honger' verkocht, onder meer in Caritas ziekenhuizen en instellingen, parochies, warenhuizen en winkelstraten. De prijs: 2 bekers voor 5 euro . De opbrengst hiervan gaat ook naar de strijd tegen de honger. De tv-spot is te bekijken op de internetsite van Caritas International: http://www.caritas-int.be/nl/actualite/campagne-tegen-de-honger.html.
Maar kinderen ervaren ook vlug dat men wortels moet eerbiedigen. Zo vertelt de oude kanselier Konrad Adenauer ergens dat hij dit als kind leerde toen hij, ál te nieuwsgierig, kleine, onvolgroeide radijsjes uittrok om te zien wat er onderaan gebeurde en natuurlijk verdorden de radijsjes. Aan de wortels raakt men niet ongestraft. Wortels hebben iets te maken met vaderschap en moederschap. Zij wijzen naar de schoot van moeder aarde en naar de mysterieuze kracht van heel klein zaad.
Het mysterie van de knoestige wortels van een boom in het bos
Reeds voor kinderen zijn de knoestige wortels van een boom in het boseen mysterie dat aantrekt en bevreesd maakt. Soms half blootgelegd door het water van een beekje of een moddersloot, wijzen ze, zo heel anders dan de takken in de heldere lucht, naar de geheimzinnige donkere aarde. En wanneer dan nog grote diepe gaten in de pezige stronk verlokken om even naar binnen te kijken, als naar het huisje van een fee of een kabouter, dan voelen kinderen zich wonderlijk verbonden met het leven, groeiend en gevaarlijk tegelijk. Aan de wortels ervaren ze iets van de oorsprong, van de oergrond. En sommigen zien al hoe de wortels een oude schatkist omvingeren of het graf van een dode prins toedekken. Kinderen worden bekoord door het geheim van de wortels. Als heel klein kind ging ik zo s morgens eens kijken naar de aspergevelden in onze tuin om te zien of de mysterieuze wezen aan de onderkant van de aarde (die ik nog als een schijf dacht) de tere stengels al wat verder geduwd hadden tot de kopjes de oppervlakte deden barsten.
Toespraak gehouden in Wenen op 26 april 2006. Passages gekozen en bewerkt door het Europa voor Christus! Team. Voor de volledige versie kan u office@europe4christ.net contacteren.
Hoe komt het dat over het algemeen, en met een met een opmerkelijke snelheid, democratie (voor veel landen, zelfs in Europa, een relatief recent fenomeen) zo succesrijk was in het Westen en zo problematisch lijkt te zijn als het geënt wordt in landen ergens anders? Een enkele verkiezing, zelfs een vrije verkiezing, verwezenlijkt nog geen democratie. De huidige president van Iran werd democratisch verkozen.
Wat een echte democratie schept, is de wijze waarop de macht die democratisch verleend is, uitgeoefend wordt. Deze macht kan misbruikt worden: een meerderheid van barbaarse mensen kan barbaarse wetten aannemen, er kan een tirannie van de meerderheid ontstaan. Lange tijd dachten we dat een grondwet die de fundamentele mensenrechten beschermt en grondwettelijke gerechtshoven toelaat, dé manier was om dit probleem op te lossen. Ik ben voor dit alles, maar we hebben ons gerealiseerd dat dit het probleem niet oplost, maar slechts verschuift. Plots zien we dat in plaats van het risico op een tirannie van de meerderheid, we het risico krijgen van een gouvernement de juges, van een gerechtshof dat niet vervangen kan worden, dat grondwettelijke beslissingen neemt over zaken die ingaan tegen de democratie. Er bestaat geen eenvoudige oplossing voor dit probleem.
Op een achterliggend plan zijn we beginnen begrijpen dat de enige garantie voor een succesvolle democratie de gewoonte van zelfbeheersing is: u heeft de macht, maar u oefent hem niet ten volle uit.
Een mogelijke uitleg voor het succes van wat we gewoon zijn westerse liberale democratie te noemen is precies de joods-christelijke traditie, die op drie manieren blijft voortbestaan zelfs als onze kerken leeg zijn: Eén, omdat het christendom ons zelfbeheersing in de relatie tussen Kerk en staat als deel van zijn religieus zelfbeeld leerde. Geef dan de keizer wat de keizer toekomt; en geef God wat God toekomt. Het mag nooit de controle over alle aspecten van het leven claimen. Het mag iets zeggen over alle aspecten van het leven, maar het erkent dat er een politieke ruimte bestaat waar de Kerk vragen mag stellen, maar niet pretendeert te besturen. Dat is een discipline van zelfbeheersing.
De tweede manier ligt dieper: de joods-christelijke traditie leert zelfbeheersing in de eigen uitoefening van onze vrijheden. Wij zijn vrij om vele dingen te doen, maar wij volgen niet eenvoudigweg al onze begeerten zonder beperking. Wij controleren onze vrijheid teneinde echt vrij te zijn, wat overgaat in de politiek. Onze politieke cultuur is een cultuur van zelfbeheersing in de uitoefening van de macht, wat zoals zelfs een atheïst of agnosticus zou toegeven wij te danken hebben aan de joods-christelijke traditie.
De derde manier: en misschien heeft hier de joodse traditie meer bijgedragen dan de christelijke -: wij handhaven het denkbeeld van het recht. Er bestaat geen democratie zonder het recht. Dit is de sleutel tot succes.
Joseph H.H. Weiler (°Johannesburg 1951) is professor Internationaal en Europees Recht aan het Europacollege in Brugge en directeur van het Global Law School Program aan de New York University School of Law. Hij is de auteur van Een christelijk Europa (Kluwer, 2004, ISBN 9013021352) en andere publicaties. Weiler is van joodse komaf.
God en politiek. Gedachten over de democratische toekomst
door George Weigel
Speech gehouden op 27 april 2006 in Wenen. Passages gekozen en bewerkt door het Europa voor Christus! Team. Voor de volledige versie kan u office@europe4christ.net contacteren.
...Hoewel zij [de christenen] inwoners van hun eigen landen zijn, is hun houding daar meer als die van een kort verblijf; zij doen volledig mee als burgers, maar zij onderwerpen zich ook aan alles en iedereen alsof ze vreemdelingen waren. Voor hen is elk vreemd land een thuisland en elk thuisland een vreemd land.
Brief aan Diognetus, 2de eeuw.
Het eerste wat het orthodoxe christendom betekent voor de democratie heeft te maken met het probleem dat we het ruimte scheppen voor democratie zouden kunnen noemen. In Mattheus 22 zegt de Heer: Geef dan de keizer wat de keizer toekomt; en geef God wat God toekomt.
Volgens mij is dat een echt revolutionaire uitspraak, waarvan de publieke implicaties zich twee millennia lang hebben uitgewerkt. Er moet op twee fundamentele zaken gewezen worden. Ten eerste: Jezus geeft de keizer wat hem toekomt. Er wordt niet ontkend dat de keizer autoriteit bezit. Ook de vroege kerk ontkende deze autoriteit niet, zelfs niet nadat de keizer, in de persoon van zijn procurator, Pontius Pilatus, de Heer van de Kerk terechtgesteld had. Maar het tweede cruciale aspect van Mattheus 22 is dat Jezus, door de keizer en God naast elkaar te plaatsen en zo de keizer te ont-goddelijken, verklaart dat de trouw aan God vóórgaat. Er zijn zaken die God toebehoren en niet van de keizer zijn. Omdat God God is en de keizer niet. En als de keizer tracht de grond te bezetten die eigenlijk aan God alleen toebehoort, dan moet er weerstand geboden worden aan de keizer.
Vermits Caesar niet God is, is het gebied van de politiek niet grenzeloos, noch totaal. Door Caesar te ontgoddelijken, ontheiligt het christendom de politiek. En dat is een prestatie van groot publiek belang. Waarom? Omdat het de sociale ruimte bepaalt waarop zich een politiek d.m.v. overtuiging kan vormen: de sociale ruimte waarop zich een juridische staat met beperkte en beschreven legale machten, welker voornaamste functie is het verzekeren van de basisrechten van haar burgers, kan funderen. Omdat Caesar niet God is, is een burgerlijke samenleving mogelijk. Omdat Caesar niet God is, staat de staat in dienst van de samenleving in plaats van het omgekeerde.
Het tweede effect dat het christendom op de democratie heeft, heeft te maken met het soort volk dat we vormen en trachten te zijn, als burgers van democratische staten.
Er kan geen democratie zijn zonder een voldoende aantal democraten: zonder een toereikende kritische massa van mannen en vrouwen met de gewoonten van het hart en van de geest de deugden, zeg maar die essentieel zijn voor het leiden van een experiment in democratisch zelfbestuur. De democratie is geen machine die op zichzelf draait. De machine kan, voor een tijd, de fouten van de burgers compenseren. Maar op lange termijn heeft de machine mecaniciens nodig en mecaniciens van een zeker type geest en ziel zodat de machine de doelen van de menselijke groei dient. Elke tweejarige is een natuurlijke tyran: een mooie bundeling van wilskracht en egocentrisme die, in onze samenleving, moet omgevormd worden tot een democratische burger, een lid van een burgerlijke maatschappij. Ik geloof niet dat de christelijke orthodoxie de enige mogelijke set van religieuze en morele waarborgen vormt die bekwaam is om van tyrannen democraten te maken. Maar ik geloof dat het christelijke personalisme en een christelijke visie op de menselijke conditie een sterke en positieve invloed kunnen zijn om de attitudes te schapen tegenover de ander. Attitudes die essentieel zijn voor het democratisch experiment. C.S. Lewis legt deze attitude uit in zijn tekst The Weight of Glory: Er bestaan geen alledaagse mensen. Je hebt nog nooit gesproken met een zuivere sterveling. Naties, culturen, kunsten, beschavingen deze zijn sterfelijk, en hun leven is in vergelijking met het onze als dat van een mug. Maar het zijn onsterfelijken met wie wij plezier maken, werken, huwen, die we terechtwijzen en uitbuiten onsterfelijke monsters of eeuwigdurende pracht En onze liefdadigheid moet een echte en kostbare liefde zijn, met diepe gevoeligheid voor de zonden, niettegenstaande wij de zondaar liefhebben en niet langer tolerantie of toegevendheid die de liefde parodiëren zoals spotternij vrolijkheid parodieert.
Ik geloof dat christelijke orthodoxie eerbied voortbrengt ten opzichte van de naaste, de ander, als een uniek subject. En het is deze eerbied die religieuze tolerantie insluit. In feite is religieuze tolerantie een religieuze prestatie en is het religieus gewaarborgd.
George Weigel is Senior Fellow van het Ethics and Public Policy Center en directeur van het Catholic Studies program. Bekend auteur en commentator inzake religie en maatschappij.
Hoe komt het dat democratie zo succesvol is in het Westen en zo problematisch blijkt te zijn elders?, vraagt Joseph Weiler (professor internationaal recht in New York, geboren in Zuid-Afrika en opgeleid in Engeland) zich af.
Een antwoord kan gevonden worden in de levendige relatie tussen christendom en democratie:
Het christendom is de drager van de grote waarheden over de menselijke persoon en de menselijke gemeenschap, de menselijke oorsprong en de menselijke toekomst. Deze waarheden geven ruimte voor democratie en een burgerlijke maatschappij door Caesar te ontgoddelijken. Zij stellen voor de wapens neer te leggen en de argumenten op te nemen. Zij leren mensen het gebied van de politiek en het gezag van de wet te aanvaarden. Zij onderwijzen zelfbeheersing: geen macht te misbruiken wanneer je er hebt en het gezag van hen aanvaarden tegen wie je hebt gestemd.
Het christendom is dus de waarborg tegen de formele mogelijkheden van de meerderheid. De democratie moet zich de christelijke principes - zoals het niet-misbruiken van de menselijke persoon en het beschermen van de zwakkere - eigen maken, zodat de meerderheid niet alles zou doen wat ze formeel zou kunnen doen.
De democratie heeft nood aan het christendom aan een levendig christendom
Lees hieronder meer: vooreerst passages uit een speech gegeven door George Weigel, daarna delen uit een speech van Joseph Weiler.
Uw Europa voor Christus! Team
PS: Vergeet niet dagelijks het Onzevader te bidden voor een authentieke christelijke hernieuwing in Europa. Uw Rijk kome!
Een koppel had reeds vijf jaar ruzie gemaakt, en voor hun vijfde huwelijksverjaardag besloten ze dat er iets moest veranderen in hun relatie. Daarom gingen ze naar een oude, wijze man, en vroegen hem om raad.
Kom op jullie huwelijks verjaardag bij mij op bezoek, zei de wijze man, en ik zal jullie een fijn soupeetje voorzetten.
Die dag kwam het jonge koppel uiterlijk welgezind bij de oude man.
Ze hadden hun twee kinderen ook meegebracht, een jongen van vier-en-een half jaar en een meisje van drie.
Als geschenk gaven ze de oude man mooie bloemen.
Groot was hun verbazing toen hij ze aannam en ze zonder verpinken met de steel omhoog in een vaas zette. De oude man excuseerde zich niet en bovendien vroeg hij zijn gasten om eerst in de keuken de afwas te willen doen.
Het soepeetje begon met een kop koffie en een taartje.
Vervolgens diende de gastheer een chocolademousse als voorgerecht op.
Na het hoofdgerecht volgde een bord soep waarop een visschoteltje de maaltijd afrondde.
In de twee grote waterglazen goot de man rode en witte wijn, en in het wijnglas water.
Toen de jonge man bruisend water vroeg kreeg hij leidingswater, en de vrouw die normaal plat water dronk schonk hij borrelend bronwater in.
Met stijgende woede had de jonge vrouw dit eigenaardige schouwspel gevolgd, tot ze beledigd rechtsprong. Nu is het genoeg riep ze uit, wij komen hier om wijze raad, niet om een maal waar alles op zijn kop staat.
Rustig keek de wijze man haar aan en deed har weer zitten.
Kijk, zei hij, zoals ik jullie nu behandeld heb, zo doen jullie al sinds je verlovingstijd met elkaar.
Je kende elkaar nog maar pas en je at al van het zoet dessert der intimiteit.
Je had thuis geleerd om wijs te zijn en je was niet eens voorzichtig en hij knipoogde even naar het oudste kind, dat onverwachts vroeg geboren was.
Je had jezelf nog niet gevonden en je wou de ander al bezitten.
En toen je - veel te vlug - getrouwd was, heb je niet opgehouden de andere te bewijzen dat jij als vrouw of jij als man baas in huis bent. Als de ander plat water vroeg, dan gaf je bruisend water om te laten zien dat jij de sterkste was. Als je verwachtte dat de ander de afwas of een bepaald werk voor jullie gezin ging doen, dan werd je gevraagd om je eigen boontjes te doppen.
Denk je dat je op die manier van het huwelijk een feest kunt maken?
Er viel een lange stilte.
En toen de man de tranen in twee paar ogen zag en twee handen die voor het eerst mekaar echt zochten, dan wist hij dat een sinds lang gescheiden koppel, nu pas voorgoed getrouwd was.
God ziet uit naar een gesprek met u. Zeven tips om hem op te roepen.
1. Vooraleer te spreken, vorm het nummer om u in Gods aanwezigheid te stellen. 2. God bezit lijnen genoeg om u te onthalen. Als de lijn bezet is, hebt u het verkeerde nummer gevormd. Let op, als God opneemt, zegt Hij niets, maar Hij luistert. 3. In geval van onderbreking, ga na of jij het niet bent die het contact verbroken hebt. 4. Een gesprek met God lijkt een monoloog: spreek niet voortdurend, maar luister naar wat gezegd wordt aan de andere kant van de lijn. 5. Maak er geen gewoonte van alleen in geval van nood God op te roepen. 6. Bel God niet alleen op tijdens de goedkope periodes en bijzonder op het einde van de week. Een kort oproep is elke dag mogelijk. 7. De gesprekken met God zijn altijd gratis.
...een huis, maar geen thuis een bed, maar geen slaap, een klok, maar geen tijd, een boek, maar geen kennis, plezier, maar geen geluk, medicijnen, maar geen gezondheid, bloed, maar geen leven, seks, maar geen liefde, macht, maar geen gezag, wapens, maar geen vrede, een schilderij van Eyskens, maar nog geen meesterwerk, een krant, maar nog geen laatste nieuws...
Een moeder is een brug tussen schoot en leven. Een vriend is een brug tussen allen en een ander. Een verpleegster is een brug tussen leven en dood. Een boer en tuinder is een brug tussen Schepper en schepping. Een vader is een brug tussen binnen en buiten. Een bedienaar is een brug tussen de mensen en God. Een bejaarde is een brug tussen nieuw en voorbij. Een dichter is een brug tussen droom en werkelijkheid. Een bestuurslid is een brug tussen voorbeeld en volmaaktheid. Een kind is een brug tussen 'nu-al' en 'nog-niet'. Een meisje is een brug voor de jongen. Een jongen is een brug voor het meisje. Een nacht is een brug voor de dagen. Een lied is een brug tussen klank en stilte. Een jongere is een brug tussen nu en toekomst. Een gelovige is een brug tussen hier en hiernamaals. Een zoen is een brug tussen mensen.
De mensen zijn eenzaam, bang en angstig omdat ze muren bouwen in plaats van bruggen.
"De vloek van de wereld is dat mensen gedachten hebben die enkel gedachten zijn die ze van anderen hebben gekregen. Het zijn niet hun eigen gedachten. Het zjn net koekoeken in hun hoofd. Hun eigen gedachten worden eruit gegooid en de koekoeksgedachten worden ervoor in de plaats gelegd. Ben je het daar niet mee eens? Hoe heet je?"
Sebastian Barry in Een lange, lange weg, Querido, Amsterdam, 2006, p. 15 - 16.
'Met een ontwapenende lyriek leidt Barry de lezer naar een hels niemandsland waar de werkelijke waanzin van de oorlog kan worden gevoeld en begrepen - maar niet meer uitgesproken.' The Observer (zie bijvoorbeeld p. 185 - 186)
BRUSSEL (KerkNet/Braambos) - In de Braambosuitzending van zondag 20 augustus 2006, om 9.30 uur op Eén en omstreeks 23.00 uur op Canvas, kan U kijken naar de reportage 'Space of silence', over de oprichting van een nieuwe abdij in West-Bohemen (Tsjechië). Een gemeenschap van trappisten beleeft er het benedictijnse ideaal van gebed en arbeid. Beelden van het dagelijkse gebed van de monniken worden afgewisseld met het in beeld brengen van de heropbouw van de abdij. Met veel respect voor de oude barokke ruïnes, herrijst er een nieuw, modern klooster. De aanwezigheid van bisschoppen uit gans Europa, van duizenden gelovigen en ongelovigen bij de inwijding van de abdij, toont het belang van deze nieuwe gemeenschap. In onze tijd is er veel nood aan een dergelijke 'space of silence'.
Een goed hoorapparaat is geen oplossing! Zonder er erg in het hebben wordt ons luisteren dus door vele dingen gekleurd, soms zelfs onmogelijk gemaakt. We willen zelf iets doen.
Hoorapparaatjes zijn wel voortreffelijks technische hulpmiddelen, maar hier kunnen ze niet veel helpen. Het gaat immer over levenshoudingen en die zijn niet zomaar te veranderen door een of ander technisch snufje. Luisterbekwaamheid veronderstelt openheid en ontvankelijkheid, betrokkenheid, eerbied en geduld voor de mens die we hier en nu ontmoeten: deze concrete mens met zijn manier van doen, met zijn spreken en zwijgen, met zijn gevoelens en zijn verwachtingen. Vanuit deze openheid en respect wordt ons luisteren 'sprekend'. Want het houdt de boodschap in dat de ander en mag zijn met zijn eigen persoonlijke belevings- en ervaringswijze, dat hij in zijn eigenheid bevestigd wordt. Als de ander zichzelf mag zijn, zullen we zijn ritme en tempo respecteren, haar/hem laten uitspreken en ons laten uitspreken. Deze fundamentele levenshouding drukt zich uit in de wijze waarop wij met de ander omgaan. Luisteren is dus geenszins synoniem van passief zitten zwijgen. Het vraagt om een actieve inzet.