De manier waarop die vriendenv andaag over de kerk praten, lijkt op iemand die een glasraam aan de buitenkant staat te bekijken. Hij ziet een zwart gat. De kleuren lichten pas op als je de kerk binnenstapt. Het geloof is geen schilderij da tje van een afstand kunt bewonderen. Het is een glasraam waardoor het licht valt; In de kerk wordt het onbestemde licht gefilterd tot zichtbare kleuren. Het spat in vonken gekleurd licht uiteen. Uiteindelijk is het de kerk die Gods goedheid menselijk genietbaar maaakt (ook wel eens ongenietbaar).
Mark van de Voorde in Geloven is achterlijke, zeggen ze. Open brief aan kerkverlaters, p. 20 - 21.
Een oud koptisch verhaal vertelt over twee woestijnvaders. De ene vraagt aan de andere: 'Hoe komt het toch dat zovelen het monnikenleven opgeven?' De andere antwoordt: 'In het monnikenbestaan is het zoals met een hond die achter een haas aan zit. Hij jaagt hem op en blaft zich de longen uit het lijf. Veel andere honden worden door zijn geblaf opgeschrikt en sluiten zich bij hem aan. Ze jagen samen op de haas. Maar dan komt een moment dat de honden die de haas niet te zien hebben gekregen, moe worden. De ene na de andere geeft het op, staakt de jacht en keert naar zijn hok terug. Alleen zij die de haas wel kunnen zien, houden het vol tot het einde.'
Met het geloof is het ook een beetje zoals met dat oude verhaal.
Bouwstenen voor een relatie 4. Vruchtbaarheid Waaruit put een relatie haar leven? Wat zijn haar levensaders? Of anders uitgedrukt: welke zijn de onmisbare bouwstenen (hoekstenen) van een relatie, met name van de huwelijksrelatie?
De vier bouwstenen zijn: 1. Wij en ons 2. Vergeving 3. Aanvaarding 4. Vruchtbaarheid
4. Vruchtbaarheid
Vruchtbaarheid, niet allen in de enge zin van voortplanting, maar in de evangelische zin van zout, licht en zuurdeeg, is levensnoodzakelijk voor het relatieleven.
Niets is zo verstikkend voor een relatie als zelfgenoegzaamheid, een egoïsme à deux. Niets is een grotere illusie dan te denken: Wij twee zullen het wel redden; anderen hebben met onze relatie geen uitstaans.
Veel verloofden koesteren die illusie. Gelukkig is dat vaak een uiting van een groot vertrouwen in hun relatie. Maar intussen vergeten zij dat hun relatie niet uit de lucht is komen vallen maar het resultaat van wat mensen generaties lang in relatiewaarden hebben geïnvesteerd. Meer dan men beseft wordt men door anderen gevormd jammer genoeg ook vaak misvormd om op een bepaalde manier als gehuwden door het leven te gaan. Het beeld dat onze samenleving gehuwden lijkt voor te houden is dat van getrouwde eenlingen. Als anderen hun stempel kunnen drukken op het relatieleven, dan is het omgekeerd ook waar dat gehuwden door hun manier van huwen een grote invloed hebben op het relatieleven van anderen.
Er zit in het huwelijk een kapitaal aan relatieleven, en ik meen dat gehuwden dat nog te weinig investeren in anderen. Het is zoals bij elk kapitaal: als men het niet investeert verschrompelt het en verliest het met de dag aan waarde.
Gehuwden zouden zich meer de vraag moeten stellen:Wie heeft er wat aan dat wij van elkaar houden?
Ik zinspeel hiermee op vormen van engagement waarin de relatie zelf wordt geïnvesteerd i.p.v. bepaalde talenten en eigenschappen van elk van de partners afzonderlijk. In het sociale leven en het ontspanningsleven richt men zich haast uitsluitend tot gehuwden als tot getrouwde eenlingen: men richt zich tot de man of tot de vrouw, haast nooit tot de man of vrouw als echtpaar. Ik meen dat ook de kerk, de geloofsgemeenschap die in het huwelijk een teken, een sacrament ziet, niet voldoende appelleert aan gehuwden als gehuwden, maar nog al te vaak beroep doet op de een ten koste van de ander.
Ik (Hugo Roeffaers, zie eerste deel!) beschreef de vier bouwstenen of hoekstenen van een huwelijksrelatie, daarmee roep ik het beeld op van het bouwen, van het werken aan de relatie. Een sleutel-op-de-deur huwelijksgebouw is nog niet uitgevonden. Dat zou trouwens het failliet betekenen van de menselijke creativiteit. Het huwelijk is eerder een bouwwerf waarop constant gewerkt dient te worden. Het huis dat men als gehuwden bewoont is inderdaad nooit af.
In elke relatie, zeker de huwelijksrelatie is het kiezen tussen mûrir of mourir: ofwel groeien ofwel afsterven!
Tijdens bezinningsdagen gaven studenten van het zesde jaar mooie beelden voor wat wij bedoelen.
De ene student vergeleek het huwelijk met het bouwen van huis. Je moet eerst een goed plan hebben, een realistische droom van wat je beiden wil bereiken.
Daarna moet je beginnen met het leggen van een stevig fundament.
Vervolgens bouw je het huis steen na steen. Je zorgt ervoor dat de muren loodrecht staan, dat de deuren en vensters op de juiste plaats zitten.
Als het dak gelegd is mag je de palm steken.
Maar vergeet nooit dat een huis voortdurend moet onderhouden worden. Een huis dat niet wordt onderhouden verwordt tot een krot.
Een tweede student vergeleek het huwelijk met een brandende openhaard.
Als de haard brandt dan is het gezellig in huis. Een derde student merkte daarbij op dat het thuis maar gezellig kan zijn als de gezel thuis is.
De tweede student vervolgde: als de openhaard brandt wordt het gezellig. Maar typisch voor een openhaard is dat je hem voortdurend in het oog moet houden. Je moet er op tijd hout opgooien of hij gaat uit.
Misschien moeten wij ook eens nadenken over volgende uitspraak: Wij beginnen allemaal met onze geliefde te kiezen! In welke mate dat deze bewering hout snijdt is een ander gesprek waard. Waar is dat als wij onze geliefde hebben gekozen uiteindelijk onze keuze moeten beminnen.
Een parochie die 'beweegt' of een parochie die 'leeft'
Een parochie die 'beweegt' of een parochie die 'leeft'
'Bewegen' Een kegelbal beweegt ook, krachtens de gerichte worp. Een voetbal eveneens, krachtens het doeltreffende schot. Zelfs een lijk beweegt, wanneer men er in een snelle wagen mee door het land rijdt.
Maar zij 'leven' niet.
'Leven' Want leven is niet slechts 'bewegen', maar heel bepaald 'zichzelf bewegen' vanuit een eigen innerlijk actie-centrum en beginpunt. Elk pastoraal werk, elke godsdienstige opvoeding zal er heel bewust op gericht moeten zijn, precies dit moment naderbij te brengen waarop het godsdienstig 'voort-bewogen-worden' omslaat in 'zichzelf-voortbewegen'.
De parochie 'als sleep' Wie dat niet beoogt maakt zichzelf als pastor met zijn parochianen of als ouder met zijn kinderen tot permanente 'sleep'. Hij dispenseert daarmee iedereen van elk persoonlijk initiatief en sancitioneeert in feite de godsdienstige passiviteit.
Waaruit put een relatie haar leven? Wat zijn haar levensaders? Of anders uitgedrukt: welke zijn de onmisbare bouwstenen (hoekstenen) van een relatie, met name van de huwelijksrelatie?
De vier bouwstenen zijn: 1. Wij en ons 2. Vergeving 3. Aanvaarding 4. Vruchtbaarheid
3. Aanvaarding
De ander aanvaarden is nog wat anders dan hem of haar tolereren, dulden of verdragen, ofschoon dat natuurlijk ook onmisbaar is in een relatie.
De andere aanvaarde is méér dan hem of haar tolereren, dulden of verdragen
Aanvaarden van de ander begint met aandacht voor en positieve vooringenomenheid tegenover die gedragingen, opvattingen en gevoelens van de partner die mij niet liggen, ja, die mij storen of zelfs bedreigen.
Onze openheid tegenover de andere is meestal selectief
Onze openheid tegenover de andere is meestal selectief. Wij kiezen uit wat ons aanstaat, de stukken die ons passen en met de rest willen we niets te maken hebben. Daarmee spelen we elkaar stukken van onszelf toe en verliezen het geheel uit het oog. Waar moet de ander dan terecht met de stukken die ik in hem of haar verwerp? Omdat in ieder van ons de behoefte zo groot is helemaal bij iemand terecht te kunnen, zullen we als die behoefte door onze partner niet wordt beantwoord, het antwoord elders gaan zoeken. Dan ontstaat het gevoel: hij of zij verstaat mij beter dan mijn eigen man of vrouw. Eigenlijk bedoelt men: bij hem of haar kan ik terecht met die stukken van mezelf waarmee ik in onze huwelijksrelatie niet meer terecht kan.
Een eerlijke communicatie over symptomen van verwijdering, over die dingen die als splijtstof optreden in de relatie, is voor gehuwden echt geboden.
AANTEKENINGEN BIJ HET DIACONALE (EN BISSCHOPPELIJKE) AMBT[2] EN
TOETSING AAN DE BASISNORMEN VOOR DE VORMING EN DIRECTORIUM VOOR DE DIENST EN HET LEVEN DE PERMANENT DIAKENS[3]
1. Het ene wijdingssacrament en de drie ambtsgeledingen.
Het ene kerkelijke ambt evenals het ene wijdingssacrament wordt van oudsher op drievoudige wijze uitgeoefend, namelijk in de hoedanigheid van bisschop, priester en diaken.[4] De ingewikkelde geschiedenis van dit fenomeen wordt hier verder niet ontwikkeld.[5] Pas sedert Vaticanum II werd het volkomen duidelijk dat er daadwerkelijk maar één enkel wijdingssacrament en één kerkelijk-sacramenteel ambt bestaat, dat in het bisschopsambt tot zijn integrale volheid komt[6]. Daartegenover delen het presbyteraat[7] en het diaconaat op verschillende wijze in bisschoppelijk ambt.
Het diaconaat dat na een ingewikkelde geschiedkundige evolutie werd herleid tot een loutere doorgangsfase naar het priesterschap, werd door het Tweede Vaticaans Concilie van deze verschraling bevrijd[8], en opnieuw als zelfstandig ambt hersteld. Hierdoor wordt de kans geboden om de relatie tussen de drie wijdingsambten opnieuw en op een juiste wijze te begrijpen. Terwijl heel lang hun onderlinge verhouding als een opklimmende ladder werd voorgesteld:
Bisschop
Priester
Diaken
is het juister in navolging van vele theologen - hun verhouding op de volgende wijze uit te beelden:
Dit betekent: het bisschopsambt, de volheid van het sacramentele ambt, laat de beide andere wijdingsgraden op verschillende wijze delen in zijn zending en opdracht.[10] Het diaconaat en het presbyteraat zijn om zo te zeggen de beide handen van de bisschop, waardoor hij zijn ambt uitoefent[11]. Door de priesterlijke dienst vermenigvuldigt zich het leidingsambt van de bisschop over een groot aantal parochies en gemeenschappen[12]. In alle plaatselijke groepen van gelovigen stellen zij de bisschop, waarmee zij in vertrouwen en grootmoedigheid verbonden zijn, als het ware aanwezig en zij nemen voor hun deel zijn taken en zijn zorgen over om ze in de dagelijkse dienst uit te voeren. Onder het gezag van de bisschop heiligen en besturen zij het deel van de kudde van de Heer dat hun toegewezen is; op de plaats waar zij werken, maken ze de universele Kerk zichtbaar en zij dragen krachtig bij tot de uitbouw van heel het lichaam van Christus (vlg. Ef. 4,12). (L.G. 28) [13]
2. Het ambt van de diaken.
a) Probleemstelling
Terwijl in het priesterambt het leidings-, verkondigings- en heiligingsambt van de bisschop vermenigvuldigd en in bepaalde gemeenschap gekonkretiseerd wordt[14], deelt de diaken in de diaconale opdracht van de bisschop. Oorspronkelijk draagt de bisschop zelf de titel Pater pauperum Vader van de armen - hij zelf is (en blijft!) verantwoordelijk voor de dienst aan de noodlijdenden, onderdrukten, vreemdelingen en gemarginaliseerden. Maar gezien deze dienst krachtenslopend en tijdrovend is en van de andere kant deze dienst tot de hoofdopdrachten van de kerk behoort - even belangrijk als de dienst van het Woord, de sacramenten en de gemeenteleiding - is het de taak van de diaken om de bisschop (en natuurlijk de hem vertegenwoordigende priester) in deze opdracht te ondersteunen, en deze opdracht vanuit een principiële toevoeging aan de bisschop en de priester ook uit eigen, in het sacrament gegronde volmacht uit te oefenen.[15]
De pas geschetste bepaling van het diaconaat wordt volstrekt niet door iedereen onderschreven[16]. Ja, men heeft zelfs schertsend en puntig gezegd, dat sedert het herstel [17] van het diakenambt door het laatste concilie, de diaken voor een deel dat is wat hij in eucharistievieringen met diaconale assistentie na de consecratie verkondigt, namelijk dat hij een Mysterium fidei is een mysterie van het geloof. Dat allesbehalve klare beeld van de diaken kent velerlei oorzaken. Een van de motieven voor het herstel van het permanent diaconaat was het verlangen van vele concilievaders uit de derde wereld, om het pseudohiërarchische ambt van catechisten, dat voor vele van deze landen absoluut noodzakelijk is, door de diakenwijding in de kerkelijke hiërarchie op te nemen. Afgezien van het feit dat deze vlieger niet opging in gans Afrika hebben na het concilie slechts enkele catechisten zich tot diaken laten wijden[18] - is deze doelstelling (namelijk catechisten tot diaken te wijden) er de oorzaak van geweest dat het opnieuw ingevoerde ambt sterk wordt beïnvloed door het denkbeeld dat het op een of andere manier een soort leidings- en verkondigingsdienst is, ja zelfs met een zekere voorrang voor het sacramentele optreden ( dopen, communie uitreiken, voorgaan bij huwelijksvieringen) trouwens helemaal in overeenstemming met de feitelijke werkzaamheden van de catechisten.[19] Zo werd de diaken tot een soort minipriester.
Daarnaast waren er op het tweede Vaticaans Concilie nog andere bedoelingen voor de herinvoering van het permanent diaconaat werkzaam. Juist deze uiterst verschillende doelstellingen en praktische overwegingen waren er mede oorzaak van dat het concilie er niet in slaagde, niettegenstaande levendige debatten, het opnieuw ingestelde ambt een innerlijk centrum en een ondubbelzinnige sacramentele gestalte te geven. Wat dan toch de verschillende doelstellingen samenhield waren de overigens zeer verschillend begrepen pastorale noden. Men stelde voor het diaconaat een optelsom op van alle mogelijke liturgische, kerygmatische[20], pastorale en administratieve functies op ( zie LG 29)[21], functies waarvan de veelheid en de onverbondenheid alleen werden samengehouden door het overgeleverde samenvattende begrip non ad sacerdotium, sed ad ministerium manus imponuntur. Deze functioneel additieve[22] visie, waardoor de vraag naar het centrum van dit ambt, naar het vormgevende centrum, wordt uitgeschakeld, werd bevestigd door het Motu proprio van Paulus VI Sacrum diaconatus ordinem (18 juni 1967). Daarin wordt het diaconaat omschreven door een opsomming van wat het allemaal kan. Terecht merkt H. Vorgrimler daarbij op: Eine Theologie des Diakonates lässt sich von diesen Vollmachten her nicht entwerfen. [23] Ja, door de kontourloze opsomming van functies en volmachten, zoals zij uit de Schrift en de traditie werden overgenomen, wordt het naar voren brengen van een sacramentele vorm eerder verhinderd. Deze gang van zaken om de diaken totaal verschillende opdrachten toe te wijzen bekrachtigt de vaagheid van het diaconaat dat van begin af aan al uiterst dubbelzinnig was. Elke op de Schrift of de traditie steunende opsomming van diaconale taken wordt gekenmerkt door een gebrek aan fundamentele klaarheid. Een kwaal die men reeds in de apostelgeschiedenis terugvindt. In sommige belangrijke kerkgemeenschappen ( bijvoorbeeld die van Rome) werd het ambt van de Zeven, waarop de diakenambt steeds teruggevoerd werd, als dienst aan de tafel voorgesteld om daardoor het apostolisch ambt te ontlasten, dat zichzelf verstaat als dienst van het Woord en het gebed (Hand. 6, 4). Op andere plaatsen werden de diakens ten tonele gevoerd in de uitvoering van presbyterale handelingen, namelijk als verkondigers van Gods Woord en bedienaars van het doopsel[24]. Heel wat historici gaan uit van de veronderstelling, dat Lucas op de hoogte was van verschillende tradities, die hij zelf niet kon ontwarren. Enerzijds de traditie over het ambt van de Zeven als dienst aan de tafel[25] en van anderzijds het diaconaat als leidingsambt van de hellenistische gemeente en gemeentegroepen in Jeruzalem. Van deze reeds bij Lucas bestaande onduidelijkheid gaat een vaag beeld van de diaken de geschiedenis in: namelijk het ambt waaraan telkens opnieuw het diaconaal caritatieve handelen van de kerk werd toevertrouwd, maar ook liturgische en keygmatische functies
Dit hybride ambtsbeeld werd in de eerste eeuwen nog versterkt door het feit dat de diaken als kerkelijke vermogenbeheerder terecht, als men er aan denkt , dat het kerkelijke vermogen in beginsel en primordiaal aan de armen behoort zeer eng met de bisschop was verbonden en hem dan ook in liturgische handelingen bijstond (doopselassistent). Tenslotte speelde nog een kerkelijk grondprincipe mee, namelijk dat elke dienst in de kerk zich ook op eigen wijze in de liturgie ( tijdens feesten, wanneer de kerk zich met nadruk liturgisch representeert) moet kunnen moet kunnen uitdrukken[26]. Daar de diaken nu toch al bij de bereiding van de offergaven de giften van het volk in ontvangst nam, het grootste deel voor de noodlijdenden ter zijde legde, het kleinste deel voor het Eucharistisch Mysterie uitkoos en naar het altaar bracht, en daarna eveneens op een zinvolle wijze deze gaven na de consecratie nu het teken van Lichaam en Bloed van Christus bij de communieuitreiking aan de gelovigen terug- gaf, verlangde zijn dienst ook een steeds grotere liturgische betekenis (wat terecht van de oosterse diaken kan gezegd worden en over wie wij verder niet meer spreken). Zo kon feitelijk de indruk ontstaan dat de diaken aanzien wordt als een mini priester. Op dit spoor rekening houdend met nog andere factoren ging de ontwikkeling feitelijk verder tot en met de periode waarin het diaconaat als voor- en doorgangsfase naar het presbyteraat werd beschouwd. Wanneer nu het concilie het permanent diaconaat opnieuw herstelde, ruimde het toch de vaagheid omtrent het wezen van deze Dienst niet weg, evenmin als het de open vragen oploste, die voortkomen uit het feit dat in de westerse kerk gedurende lange tijd geen permanent diaconaat bestond. Tot die open vragen behoren problemen zoals bijvoorbeeld: Is de diaken ook vandaag weliswaar onder heel andere condities dan in de jonge kerk alleen de bisschop toegevoegd of ook de priester? Behoort de diaken tot het presbyterium, of moet er een diaconeum[27] worden gevormd ?
Zo is dat hoogwaardige, voor de kerk uiterst noodzakelijk ambt van de diaken tot vandaag theologisch onderbelicht en wordt het op totaal verschillende wijzen in de onderscheiden bisdommen uitgeoefend. In deze uiterst onbevredigende situatie kan men alleen maar wensen dat het hoogste kerkelijke gezag eindelijk klaarheid schept. Want de geschiedenis bewijst het, dat de kerk daartoe de volmacht heeft, binnen een weliswaar voorgegeven , maar breed kader, door ambtelijke beslissing een nauwkeuriger vormgeving en de betekenis van een sacrament nader te bepalen, te preciseren en ondubbelzinnig te verklaren[28].
In de huidige theologie worden in deze open situatie nu drie modellen gehanteerd en wordt erover gedebatteerd. Zij worden hier onder kort voorgesteld.
In nauwe aansluiting bij het tweede Vaticaans concilie en bij het Motu proprio van paus Paulus VI houdt dit model het bij een additief functionele[30] kijk op het diaconaat, een zienswijze die zich onder het begrip ministerium, als een dienst, laat samenvatten.
Als men uitgaat van deze visie op het diaconaat dan kan men inderdaad nauwelijks de indruk vermijden, dat het wordt bepaald door een overvloed van dienstfuncties, die tot ondersteuning van de priesters dienen. Deze worden immers geconfronteerd met een pastorale noodsituatie, die niet alleen het gevolg is van het priestertekort. Daardoor wordt de zin en het wezen van het diaconaat ten gronde buiten zichzelf gezocht, namelijk in zijn relatie tot het priesterambt dat het dienend ter zijde staat.
Hier uit volgt de volgende paradox: zoals in deze visie, waarin het diaconaat zijn identiteit of eigenheid vindt in een optelsom van functies ten dienste van het presbyteraat, kan men zijn identiteit ook bepalen vanuit zijn relatie met de leken. Karl Rahner merkte reeds op, dat het diaconaat helemaal geen opdrachten of functies omvat, die niet ook door leken kunnen worden uitgeoefend. Op welke wijze maken dan die verschillende diaconale functies de onderste trap van het wijdingssacrament uit? Zijn er zogezegd twee manieren van dienen in de kerk: enerzijds diensten die ook een leek normaal kan uitoefenen, en anderzijds, maar evenwel dezelfde diensten, die zich alleen maar van de diensten van de leken onderscheidt, doordat over de diaken, doch niet over de leken, de speciale genadegaven van de H. Geest worden afgeroepen.[31]
Betekent dit, dat er bij een bundeling van een bepaalde hoeveelheid diensten, kerkelijke diensten die in feite ook door leken kunnen worden uitgeoefend, wij zo iets als een kwalitatieve omslag krijgen, die dan ook in het sacrament wordt bezegeld? Moet men dan niet consequent zijn en allen, die in een groter en breder kader kerkelijke diensten uitoefenen tot diaken wijden? In ieder geval zou zo een praktijk in dit model heel logisch zijn. Weliswaar blijven de volgende vragen: Levert zo een dienen een eigen en specifiek ambt op? Is dienen niet de opdracht van elke christen? Als men het diaconaat uitsluitend vanuit dit standpunt benadert, wordt dan de theologische waardebepaling van de leken niet uitgehold? En bovendien blijft de vraag, of het diaconaat als verzamelbekken van verschillende uiteenlopende opgaven, een sacramentele gestalte (vorm) oplevert.
(2) Komplementair ambt
De tweede poging om de sacramentele gestalte van het diaconaat te bepalen, kunnen wij omschrijven als: het diaconaat is een complementair ambt.
Deze poging gaat terug op enkele overwegingen van Karl Rahner, die door Johannes Caminada werden overgenomen ( die bij Rahner daarop promoveerde), en die dan later door andere theologen werden overgenomen, elk met hun eigen accent, zoals bijvoorbeeld Alois Winter en in een andere vorm door Peter Hünermann. Over dit concept kort en bondig het volgende: Het uitgangspunt van dit model is de vaststelling, dat een christelijke gemeente in beginsel door twee tegengestelde bewegingen wordt gekenmerkt:
a) Door een concentrische beweging: deze beweging verzamelt de mensen naar de gemeente toe en wel uiteindelijk naar haar centrum, de eucharistie. Haar sacramentele betekenisvolle en ambtelijke uitdrukking vindt deze beweging in het presbyterale ambt, dat als dienst van de eenheid en dus van de gemeenteleiding wordt aanzien met als logisch gevolg, de viering van de eucharistie als middelpunt van de gemeente vooruitzet. Het presbyterale ambt is dus op het centrum van de kerk/gemeente gericht.
b) De gemeente is ook gekenmerkt door een excentrische beweging: Deze heeft als concrete inhoud: de dienst van de kerk aan de wereld[32], een dienst die door de concrete behoeften, eisen, wensen en noden van de mensen wordt bepaald. In deze beweging richt de kerk zich tot diegenen die buiten de maatschappij of aan de rand van de maatschappij staan. Op sacramenteel betekenisvolle wijze en ambtelijk wordt deze excentrische beweging door het ambt van diaken uitgedrukt. Zijn werkterrein is midden in de wereld.
Vanuit deze visie is de diaken noodzakelijk. Deze beide tegengestelde bewegingen kunnen zo stellen de vertegenwoordigers van dit model niet alleen door de presbyter worden waargenomen. Als de priester tegenwoordig wil beantwoorden aan zijn opdracht, dan moet hij voortdurend van vlag en richting veranderen Hij komt wordt geconfronteerd met een dilemma (een verscheurende keuze) als hij tegelijk wil doen, wat hoogstens na elkaar kan gebeuren. Het conflict wordt opgelost als het priesterambt door het tegengestelde ambt van de diaken wordt aangevuld. Daar het diaconaat zijn plaats heeft aan de periferie, om zo te zeggen onder bij het volk, stelt zijn plaats in het wijdingsambt het horizontale aspect van het ene kerkelijke ambt voor. Zijn plaats wordt eerder op grond van een persoonlijk charisma gefundeerd, terwijl het episkopaal presbyterale ambt zijn grondslag eerder van boven krijgt en dat dus minder door een persoonlijk charisma wordt gefundeerd. Hun ambtsbevoegdheid wordt door de wijding verworven.
Kan men echter werkelijk beide tegengestelde bewegingen van de kerk en de hun toegeordende ambten zo scheiden, dat men gaat polariseren tussen het persoonlijk charisma van de diakens en het presbyterale ambtscharisma, tussen de behoeften en noden van de mensen, voor dewelke de diaken instaat, en het verzamelende eenheidsstichtende handelen van de kerk, voor dewelke het presbyterale ambt moet instaan? En bovendien, geldt, wat hier van diaken wordt gezegd, niet evenzeer voor de leken, voor zover hun theologische plaats, zoals W.Kasper eens kort en bondig heeft geformuleerd, de spanning tussen buiten en binnen de kerk is? Wordt door dit concept van het diaconaat doopsel en vormsel niet uitgehold, en wordt het ambt weer als het A en de O van de kerk gesteld?
3) Repraesentatio Christi diaconiet ecclesiae servientis
Dit derde model, waarvoor ik zelf kies[33], ziet er als volgt uit: Zoals het priesterlijke ambt ( als deelname aan het bisschoppelijke ambt) de repraesentatio Christi capitis et unitatis ecclesiae is de sacramentele tegenwoordig stelling van Christus als eenheidstichtende Heer van de kerk en de eenheid van de kerkelijke communio, zo heeft het diaconale ambt als inhoud de repraesentatio Christi diaconi et ecclesiae servientis de sacramentele tegenwoordigstelling van de dienende Christus en van de dienende kerk. Christus was onder ons tegenwoordig als diegene die dient (Lc 22, 27). Hij keerde zich liefdevol tot de armen, verdrukten, zieken en verachten, om ook hen in zijn familie op te nemen en zo werkelijk een allesomvattende, niemand uitsluitende gemeenschap onder de mensen te scheppen. De kerk heeft deze dienst van Christus op zich te nemen. Dat het de opdracht van de kerk is sacramentis unitatis te zijn (vergel. S. 62), eenvoudigweg grenzeloos en universeel, kan men daaraan zien dat ook de armen, de lijdenden, de gehandicapten, outcasts, evenals al degenen die in de ogen van de wereld niet meetellen en waardeloos zijn, de doelgroepen het adres - van haar meest intensieve, beminnende benadering is.[34] Zoals Christus zelf de laatste plaats in de schepping opnam, en juist daardoor alles omvatte en omarmde wat ooit bestond, zo moet ook de diaconie van de kerk het teken zijn van haar opdracht de eenheid restloos na te streven tot zij alles en allen omvat.
Die gezindheid moet onder u heersen welke ook Christus Jezus bezielde:
Hij die bestond in goddelijke
majesteit
Heeft zich niet willen vastklampen
aan de gelijkheid met God:
Hij heeft zich van zichzelf ontdaan
en het bestaan van een slaaf
aangenomen.
Hij is aan de mensen gelijk geworden. en als mens verschenen
heeft Hij zich vernederd,
Hij werd gehoorzaam tot de dood,
tot de dood aan een kruis (Fil 2, 5 8).
Met het oog op deze zo gewichtige zending van de kerk vertegenwoordigt de diaken sacramenteel betekenisvol niet Christus als herder en hoofd[35] van zijn kerk, maar als diakonos. Dat betekent in geen geval dat de overige ambtsdragers bisschoppen en presbyters van het dienen zijn vrijgesteld. Het hele kerkelijk ambt staat onder het programmawoord dienen. De diaken echter representeert[36] binnen het ene, het-volk-van-God-dienende ambt op bijzondere wijze, namelijk ambtelijksacramenteel, de diaconia Christi. Zijn leidinggevende bevoegdheid is niet zoals de priester op de eenheid van de gemeente gericht, maar op het verwekken, stimuleren en begeleiden van het caritatieve handelen. Hier vinden wij de oorsprong van het feit dat in de jonge kerk aan de diaken bij voorrang het werkterrein van de caritas werd toevertrouwd. De diaken moet erover waken dat er geen Godsliefde is zonder naastenliefde ( en geen naastenliefde zonder Godsliefde). Tot zijn wezenlijke diaconale opdracht behoort daarom de zorg voor de liefdesdienst van het volk, om het volk van God tot de liefdesdienst op te roepen en te bekwamen. Hij zal de gemeente tot diaconale gemeente uitrusten en bekwamen, die daardoor haar deelname aan de heilszending van de kerk (LG 33), waartoe alle gelovigen op basis van hun doopsel en vormsel geroepen zijn, geloofwaardig en werkzaam kan uitvoeren. In de categoriale pastoraal, waarvoor de bisschop in zijn plaatselijke kerk, al naar gelang de uitgesproken noden, voor de diaconia Christi de hoofdverantwoordelijke is, kunnen de diakens bijvoorbeeld volgende opdrachten worden gegeven: leiding van de caritas, geestesziekenzorg, begeleiding van de marginale groepen ( in de verpleging, ouderen) en gehandicaptentehuizen, instellingen voor psychisch zieken, voor gevangenen en oudgevangenen (ex-gedetineerden)), leiding van kerkelijk-sociale consultatiebureaux ( huwelijks- en gezinsconsultatie, consultatie en begeleiding van mensen in crisissituaties, telehulp); verantwoordelijke voor de ontwikkelingshulp; zorg voor de vereenzaamden, alleenstaanden, bezitslozen; beheer van kerkelijke bezittingen, die immers altijd ook een sterke sociale binding heeft en zo meer. In het kader van sommige categoriale opdrachten kan men zich ook inzetten opdat de diaken volmacht zou krijgen voor de ziekenzalving, alsook voor in de geschiedenis reeds beslist een tijdlang gepraktizeerd ) biechtvolmacht voor de diaken, zowel voor zieken als gevangenen.[37] In dat alles representeert de diaken sacramenteel de dienende Christus zelf, maar ook de gemeente, in zover deze geroepen is zich door de diaconale gezindheid van Christus te laten inspireren en zijn diaconale opdracht zich te nemen.[38]
Liturgische en kerygmatische functies komen de diaken vanuit dit model niet toe, tenzij het uit het diaconale handelen zelf voortvloeit. Dat betekent twee dingen: (1) Wat de liturgische vieringen betreft, geldt het volgende: Zoals alle functies van de gemeente bij (hoog)feestelijke gelegenheden zich liturgisch moeten kunnen uiten, geldt dat eveneens voor de diaconale dienst. (2) Tot de diaconale opdracht behoort wezenlijk ook het uitnodigende en vermanende woord. Dit betekent evenwel dat de diaconale prediking naar haar intentie niet eenvoudig gelijk kan zijn aan de episcopale en presbyterale prediking. De diaconale prediking haalt haar eigenheid uit haar bedoeling de gemeente tot diaconale gemeente op te bouwen, zonder dat dit specifiek verschil in kleingeestige vitterij moet uitmonden[39]. Daar waar de diaken om beurt met de priester predikt, terwijl de beide predikaties dezelfde functie hebben, gaat naar mijn aanvoelen aan bovenstaande bedenkingen voorbij. De Duitse Ordnung der pastoralen Dienste wijst daar eveneens op, want wij lezen daar: De diaken werkt mee bij de godsdienstige vieringen, sacramentenbedeling, prediking en geloofsonderricht De wijze waarop hij deze wezenlijk bij zijn dienst horende opdrachten uitvoert, zal door de diaconia Christi doordrongen zijn.
In dit derde model van het diaconaat verkrijgt de diaken een door de Schrift en Traditie ondersteunde, zinvolle sacramentele gestalte, die daarenboven een basisfunctie van de kerk, de diaconia, een duidelijk uitgesproken gewicht geeft. Eigenlijk zouden er geen gemeenten zonder diakens mogen zijn[40]. Het presbyterale en diaconale ambt staat in dit ontwerp niet in een onder- of bovenschikkingsrelatie, maar in relatie tot de universele repraesentatio Christi capitis en in de konkrete repraesentatio Christi diaconi. In beginsel bevinden de presbyter en de diaken zich om te zeggen op gelijke voet. Pas in de bisschop komen beiden ambten samen. Zij zijn namelijk de twee armen van de bisschop[41].
Vervolgt
Temmerman Maurice, derde versie 2 september 2002
[1] Wij schrijven niet permanent diaconaat. Wij sluiten ons aan bij de mening van Borras A., in Diaconat Aujourdhuin N° 92 mars-avril 2001, p. 19: L expression diaconat permanent est dusage courant. On ne la trouve pas dans les document de Vatican II mais elle apparaît ensuite dans les documents du magistère. Songeons pricipalement aux Motu proprio de Paul VI Sacrum Diaconatus Ordinem de 1967 et Ad Pascendum de 1972, au Code latin de droit canonique promulgué en 1983 et au catéchisme de lEglise catholique de 1992 ainsi quaux documents plus récents, en date du 28 février 1998 , de la Congrégation pour lEducation catholique, Normes fondamentales pour la formation des diacres permanents ( ) et de la Congrégation pour le Clergé, Directoire pour le ministère et la vie des diacres permanents. Si lon estime devoir préciser que le diaconat est permanent, cest parce que, dans la vie de lEglise et lexercice dun ministère ordonné, de diaconat est encore perçu comme une réalité transitoire, comme étape vers autre chose, concrètement comme degré vers le presbytérat, mais en même temps comme une réalité en-deçàde ce dernier. Le terme degré connote en loccurrence linfériorité.
[2] Bewerking van Gisbert Greshake, Priester sein in dieser Zeit. Theologie Pastorale Praxis Spiritualität, Herder/ Freiburg Basel Wien, 2000, p. 167 176.
[3] Congregatie voor de katholieke opvoeding en congregatie voor de clerus,
[4] Er staat letterlijk: auf drei Staufen, auf der des Bisschops, Priesters und Diakons. Men zou kunnen vertalen door: volgens drie graden (trappen), volgens de graad (de trap) van de bisschop, priester en diaken. Wij kozen voor de vertaling: op de wijze van de bisschop, de priester en de diaken. Bisschoppelijke, priesterlijke, diaconale wijze, wijst op de algemene roeping tot, terwijl bisschop, priester, diaken, naar de persoonlijke roeping wijst. Wij verwijzen hier naar eveneens naar voetnoot 1 van Borras A.: Le terme degré connote en loccurrence linfériorité.
[5] De auteur zegt in het voetnoot 306, p. 402: Voor een goed overzicht zie Reiniger (1999) 616 629 (Lit.). Reiniger, D., Diakonat der Frau in der einen Kirche, Ostfildern,1999. Alphonse Borras en Bernard Pottier, in La grâce du diaconat. Questions autour du diaconat latin, Lessius, Bruxelles, 1998, gaan diepgaand in op de geschiedenis van het diaconaat en presbyteraat.Joseph Wil Pokusa, A canonical historical study of the diaconate in the Western Church, The catholic university of America, Washington, 1979, eveneens.
[6] Paul De Haes, De kerk als dienst aan de wereld, Reinaert, Zele, tweede druk, p. 97 190: Sacrament van de apostolische bediening. Onder 1.1. De sacramentaliteit van het ambt, citeert hij p. 100 LG 21: De heilige synode nu leert dat door de bisschopswijding de volheid van het wijdingssacrament verleend wordt, een volheid die met name in de liturgische traditie van de Kerk en door de mond van de heilige Vaders het hogepriesterschap en de samenvatting van het gewijde ambt wordt genoemd. Pagina 123 schrijft hij: De huidige bisschop, priester en diaken zijn gegroeid uit een gemeenschappelijke voedingsbodem: de opvolging van en de medewerking met de apostelen. De vaste grond die wij vinden in de geschriften van het Nieuwe Testament, is de apostolische zending. De twee sleutelwoorden zijn: opvolging en medewerking. In de figuur van de bisschop, of juister nog in het bisschoppelijk college wordt op opvolging voortgezet, gewaarborgd en gerealiseerd; in de figuren van de priester en de diaken wordt het element medewerking voortgezet en gerealiseerd.
[7] Wij gebruiken liever de term presbyteraat i.p.v. priesterschap omdat
[8] Lees daarover Borras, Alphonse en Pottier, Bernard, in La grâce du diaconat. Questions actuelles autour du diaconat latin. Lessius, Bruxelles, 1998 en vooral Pokusa, Joseph William, A cononical Historical Study of the diaconate in the westerne church, The Catholic University of Amercia, J.D.C., 1979.
[9] Aphonse Borras, 1998, p. 48 noemt het eerst schema cursus per gradum in tegenstelling tot het schema per sultum. un diacre pouvait devenir évêque sans avoir jamais être prêtre. Le cursus clérical, en effet, n était pas unique et linéaire, comme aujourdhui.
[10] Colson, J., Diakon und Bisschof in den eersten drei Jahrhunderten der Kirche, in: K. Rahner / H. Voirgrimler (Hrg.), Diaconia in Christo = QD 15/16, Freiburg i. Br. 1962, 230 253. Hier p. ? : Im Bischof ist der priesterliche Funktion nicht von der diakonische getrennt. Die beide Aufgaben sind unlösbar mit einander verbunden in der Person des Bischofs und dadurch in einem einzigen Sakrament der Weihe. Aber durch die Weitergabe teilt er diese beiden Aufgabenbereiche in zwei verscheidene Amter: das Presbyteramt und das Diakonat. Vertaling: In de bisschop is de priesterlijk functie niet van de diaconale gescheiden. Beide opdrachten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden in de persoon van de bisschop en daardoor in het ene sacrament van de wijding. Maar door overdracht verdeelt hij deze beide opdrachtgebieden over twee verschillende ambten: het presbyterale ambt en het diaconaat. Zie ook Constituties en decreten van het 2e Vaticaans oecumenisch concilie, Katholiek Archief, Amersfoort, 1967, L.G. n°28, p. 78: Christus, door de Vader geheiligd en in de wereld gezonden (vgl. Joh. 10, 36), heeft door zijn apostelen hun opvolgers namelijk de bisschoppen aan zijn wijding en zending deelachtig gemaakt. De bisschoppen nu hebben hun diensttaak in verschillende graad aan verschillende personen in de Kerk op wettige wijze doorgegeven. Zo wordt ht door God ingestelde kerkelijk ambt in verscheidene wijdingsorden uitgeoefend door degenen die reeds van oudsher als bisschoppen, priesters en diakens bekend staan. Zie ook SC 42.
[12] A. Borras, 1998, p. 51: Entre le milieu du IIe siècle et les années 220, le group chrétien a connu une croissance numérique rapide en une extension sociale (conversion dans les ordines élevés et particulièrement de femmes riches). Ajoutons à cela lédit de Milan et surtout celui de Thessalonique qui fait du christianisme la religion officielle et nous entrons dans ce quon peut appeler lère de l Eglise de multitude A la suite de cette entrée des masses dans lEglise, la seule eucharistie célébrée par lépiscope dans la couronne du presbytérium ne suffit plus. Les lieux de culte se multiplient et les presbytres sont envoyés célélebrer leucharistie au nom de leur évêque. La solution aurait pu être de multiplier le nombre dévêques. On prit un autre, qui consita à définir nouvellement les relations entre lévêque en les presbytres. Cet éclatement du presbytérium entraîna celui de lordre diaconal. Idem, p. 51 53, ontwikkelt J.W. Pokusa hetzelfde voor deMiddeleeuwen vertrekkend vanaf 500.
[13] In het vervolg van het artikel wordt verder niet meer over het presbyteraal ambt gesproken.
[15] In voetnoot 310 (tweede deel) verwijst Greshake, , naar de reeds geciteerde schrijvers Borras/Pohier (1998) en Reininger (1999) en naar Müller, G.L., Priestertum und Diakonat. Der empfänger des Weihesakraments in schöpfungstheologischer Perspektive, Freiburg 2000.
[16] Zie daarover Beyers ? Paul De Haes schrijft daarover:
[17] A. Borras, 1998, p.20 - 21: Vatican II innove en recrée un diaconat autre que celui quenvisageait le concile de Trente parce que son ecclésiologie, sa théologie des ministères en ses intuitions missionaires sont autres. Cest ici que la distinction entre structure du ministère ordonné, en particulier du diaconat, et ses figures concrètes ses formes historiques peut être précieuse pour mieux apprécier la nouveauté de ce qui a été rétabli par Vatican II. Cest leffort du travail théologique en la matière qui ne doit pas oublier toutefois que le principe du ministère ne sépuise pas dans ses réalisations. Cela reste vrai pour le diaconat.
Lusage langagier nest pas neutre: délibérement, nous avons évité de parler de restauration. Ce terme aurait trop vite suggéré telle ou telle forme du diaconat de jadis. Nous avons choisi de parler de rétablissement. Cest le principe de lexercice en permanence du diaconat qui a été rétabli. Certes, le terme restauration signifie entre autres remise en activité, mais communément il est plutôt compris dans sa référence artistique ou architecturale. Dhabitude, en effet, on parle de restauration pour désigner la remise en bon état dun monument historique, dun batiment endommagè ou vétuste (Petit Robert). Selon ce sens du mot, on pourrait métaphoriquement dire ou croire que le diaconat était devenu une réalité endommagée ou vétuste. Son évolution nous suggère plutôt quil était devenu, dans lEglise latine, une réalité en léthargie. Le diaconat est progressivement devenu un ministère en cessation dexercice. Lexercice du ministère diaconal a connu une interruption. Nétant plus exercè en permanence, mais simplement comme transition, transitus , vers le sacerdoce (ministériel), le diaconat na plus vraiment été opératoire dans lédification de lEglise.
[18] In december 2000 waren er in Afrika in 6 landen 6 diakens lid van orden- en broedergemeenschappen en in 4 landen 28 diakens werkzaam in gemeenteleiding ( CIC Can. 517 paragraaf 2). Bron: Diaconia Christi, Vol. XXXVI jrg, deel ¾ 2001. Ter informatie: in december 2001 waren er wereldwijd 27.824 diakens. Bron: Diaconia Christi XXXVII jrg, deel ½ 2002. Daarvan in Afrika Lees daarover Lobinger Fritz in Diaconia Christi, Vol. XXXIII. Jahrgang, Heft 3-4, 1998, p. 127 132: Warum die meisten Gemeinden in den Entwicklungsländern das Diakonat für Wertlos halten.
[19] Zie mijn paper over de Sits im Leben van LG n°
[20] Kerygmatisch: wat de verkondiging van het Woord betreft.
[22] Een functioneel additieve functie: een visie die aan de diakens een optelsom van verschillende functies toevertrouwt.
[23] Voetnoot 311 van Greshake, ,. Vorgrimler, H., Kommentar zur LG 29, in LThK, Erg. Bd. I, 256 259. Hier 258. Vertaling: Een theologie van het diaconaat kan vanuit deze volmachten niet ontworpen worden.
[24] Denk aan het optreden van Filippus en Stefanus. Voor Filippus zie daarover Wilfried Rossel, In de schaduw van de hoop. Gelovig leven in het licht van de bijbel, Patmos, Kapellen, 1979, p. 131: Twee mannen in de reiskoets. Hand. 8, 26 40. Onder de titel Wie ben jij, Filippus? schrijft de auteur p. 14: Filippus is diaken. Hij is zelfs gewijd tot diaken. Zijn dienstbaarheid is dus geen vrij beroep of slordige vrijetijdsbesteding. Nee, zijn leven is de incarnatie van dienstbaarheid en openheid. Daarbij lijkt hij wonderwel op Hem die sprak: De koningen van de volkeren oefenen maatschappij over hen uit en hun machthebbers laten zich weldoeners noemen. Zo moet gij niet doen, maar wie onder u de voornaamste is, moet als de jongste wezen, en wie bevelen geeft als iemand die dient. Wie is immers de grootste: die aanligt of bedient? Niet hij die aanligt? Welnu, ik ben onder u als degene die bedient. (Lc 22, 25 27).
[25] Gerhard Lohfink, Heeft God de kerk nodig? Over de theologie van het volk van God, Carmelitana, Gent, Tweede druk, juni 2001, p. 294, handelt over Hand. 1 en de aanstelling van de zeven. Bladzijde 296 schrijft hij: De Twaalf riepen de hele groep leerlingen bijeen, de hele gemeente dus. Naar de opvatting van Lucas moeten wij ons voorstellen dat nu op de eerste plaats over het conflict en zijn aspecten gesproken wordt. Dan stellen de apostelen een oplossing voor. Zij bestaat hierin dat de verantwoordelijkheden binnen de gemeente duidelijker opgesplitst worden men zou ook kunnen zeggen dat de structuur van de gemeente meer gedifferentieerd wordt. De gemeente heeft de opdracht nieuwe mensen te winnen opdat het eindtijdelijke Israël verzameld wordt. Maar zij heeft evenzeer de opdracht de rechtvaardige samenleving van God waar geen armen meer zijn, waar te maken. De verkondigingstaak van de gemeente zal in de toekomst in het bijzonder de opdracht van de twaalf zijn, de zorg voor de Messiaanse, maatschappelijke gestalte van de kerk de taak van de zeven. (Onderlijning door mezelf).
[26] Lees daarover M. Marceau, La sacramentalité du diaconat, in Cahiers de Latelier, n° 491, janvier mars 2001, p. 56 58, onder de titel: Le diacre révèle ce quil est au cur de la célébration eucharistique. In de marge samengevat: 1) Unir sacramentellement le service de lautel en le service du frère ) 2) Le diacre met en valeur tous les ministères dont l2glise a besoin pour naître au cur du monde et y rendre tèmoignage de lEvangile. Hubert Renard in, Diaconat en solidarité, Salvator, Mulhouse, 1990, p. 75 76 schrijft daarover: Nous avons plusieurs fois dèjà mis en évidence ce rapport entre Eucharistie en pain partagé entre les hommes, et nous savons quil nous a été révélé dans lEvangile par laction même de Jésus. Il convient maintenant de préciser comment cela engage lEglise. Ce qui devrait la préoccuper, ce nest pas seulement le service du frère et (ou) le culte rendu à Dieu, mais larticulation entre les deux. Le seul service social ou caritatif, cest de la philantropie; la liturgie sans le service des laissés pour compte cest une action symbolique amputée dans sa signification et son efficacité. En revanche lorsque le service du pauvre et le culte rendu à Dieu sappellent lun et lautre, nous devenons témoins de son action dans le monde, Parole de Dieu pour les hommes. Bladzijde 87 90 heeft hij het over: Dabord la liturgie: On pourrait être étonné de laccent que nous mettons sur la liturgie, alors que nous dénonçons le risque dun diaconat qui concentrerait son activité sur le culte. Mais précisement la liturgie est au service de la mission. Lees ook de meditatie van bisschop Hemmerle verschenen in Plöger J.G., Weber H.J., Der Diakon. Wiederentdeckung und erneuerung seines Dienstes, Freiburg-Basel-Wien, 1980, p. 274-281, onder de titel: Diakonat und Eucharistie. eine Meditation.
[27] Over het diaconeum lees A. Borras, 1998, p.106 115: LOrdination comme entrée dans un ordre. Eveneens Borras in Diaconat Aujourdhui, n° 92, mars-avril 2001, Repères pour und théologie du diaconat, p. 18 30, hier p. 27 30: lOrdination diaconale comme entrée dans lOrdre des diacres.
[28] Ondertussen verscheen Basisnormen voor de vorming en Directorium voor de dienst en het leven Permanent Diakens, 121, Kerkelijke documentatie jaargang 28 2000, Utrecht, 63 bladzijden. Vertaling van Norme fondamentali per la formazione dei diaconi permanenti, Direttorio pr il ministero e la vita dei diaconi permanenti, Congregazione per lEducazione Cattolica, Congregazione per Il Clero, Libreria Editrice Vaticana, Città del Vaticano, 1998. P. 3 lezen wij: De werkelijkheid van het diakenambt in zijn geheel (de fundamentele leerstellige visie, het onderscheiden van de roeping en de voorbereiding op het ambt, zijn levensvorm, dienst, spiritualiteit en voortgezette vorming) vereist hedentendage een herziening van de tot dusver afgelegde weg om te komen tot een omvattende verheldering die noodzakelijk is om deze graad van het wijdingsambt een nieuwe impuls te geven in overeenstemming met de aanbevelingen en de bedoelingen van het Tweede Vaticaans Concilie. Voor commentaar op de ratio en directorium zie Diaconia Christi, Vol. XXXIII. Jahrgang, Heft 3-4, 1998: Römische Dokumente zum Ständigen Diakonat.
[29] Wij verstaan dienstambt hier als: een toegevoegd ambt ter ondersteuning, tot dienst verlening aan een ander ambt, in casu het presbyteraat.
Over de woordgroep diakonein, diaconia , diakonos (dienen, dienst, dienaar) zie John N. Collins, Re enterpreting the Ancient Sources, New York Oxford, Oxford University Press, 1990. Met commentaar daarop door de auteur in brief van en Diaconia Christi. Commentaar op J.N. Collins door theologe Veerle Draulans in J.Haers, T. Merrigan en P. De Mey (red.), Volk van God en gemeenschap van de gelovigen. Pleidooi voor een zorgzame kerkopbouw, Averbode, 1999, p. 698 714, onder de titel Barmhartigheid. Dankbaar vluchtbegrip in een polemiek over diaconie?.
Ook Fabien Blanquart in Quel serviteur?, Cerf, Paris, 2000, schreef een zeer interessante studie over deze woordgroep. Deze studie verscheen oorspronkelijk in het tijdschrift Diaconat Aujourdhui.
[31] In de tekst van Greshake, , p. 171 lezen wij ter plaatse: Hierzu bemerkt Bischof Karl Lehman: Auf die Frage, ob der Diakon entscheidend etwas anders tut als das, was Laien auch tun können, kann man im Grunde nur antworten, dass dem, der gewisse Funktionen und erst recht ein Bundel von solchen in der Kirche ausübt, die Anerkennung als Berufung und Beruf und erst recht die Zusage einer sakramentalen Gnade für diesen Dienst nicht versagt werden sollen.
[32] Het interdiocesaan tijdschrift voor het diaconaat droeg de naam: Diakens voor de wereld. Het boek van Paul De Haes, De Kerk als dienst aan de wereld.
[33] In de Ratio van 1998 lezen wij p. 10 (onder de titel: Verwijzing naar een gedegen theologie van het diaconaat): Het diaconaat wordt verleend door een bijzondere uitstorting van de Geest (wijding) die in de ontvanger een bijzondere gelijkvormigheid aan Christus, de Heer en dienstknecht van allen, bewerkstelligt. In Lumen gentium 29 wordt met een citaat van een tekst uit de Constitutiones Ecclesiae Aegypticae nader uiteengezet dat de oplegging van de handen aan de diaken niet ad sacerdotium sed ad ministerium is, dat wil zeggen, niet voor het priesterschap maar voor het dienstbetoon. Samen met de waarschuwing van de heilige Polycarpus die door Lumen gentium 29 eveneens is overgenomen, omlijnt deze aanwijzing de specifieke theologische identiteit van de diaken: als deelname aan het ene kerkelijk dienstambt is hij in de kerk specifiek sacramenteel teken van Christus de dienstknecht. Zijn opgave is uiting aan de noden en verlangens van de christelijke gemeenschap te geven en stimulans tot dienstbaarheid of diaconia te zijn, wat een wezenlijk deel van de zending van de kerk vormt. (de laatste citaten komen uit Ad Pascendum). Bladzijde 12 lezen wij: Ten slotte wordt de munus regendi uitgeoefend in de toewijding aan werken van liefdadigheid en bijstand en in het bezielen van gemeenschappen of sectoren van het kerkelijk leven, in het bijzonder wat betreft de liefdadigheid. Deze bediening is het meest typisch voor de diaken. (Onderlijning door mezelf).
[34] Lees Renard Hubert in Diaconat et solidarité, Salvator/Mulhouse, 1990, p. 18 24 onder de titel: Le service des tables et lEucharistie, schrijft hij een prachtige meditatie over de symboliek van het samen tafelen en de dienst aan tafel.
[35] Herder en hoofd zijn op de wijze van Jezus, die gekomen is om te dienen en niet om gediend te worden.
[36] Paul De Haes, 1979, p. 24: De kern van de zending is een nieuw aanwezigheid, een tegenwoordigheid vanuit een dubbele verbondenheid. Vanuit de verbondenheid met de Vader ( zijn eeuwige voortkomst uit de Vader) is Jezus op een nieuwe wijze aanwezig bij de mensen. Het nieuwe is voor ons tegelijk manifestatie én mededeelzaamheid én grondslag van nieuwe verbondenheid. Deze drie dimensies ( manifestatie, communicatie en grondslag van nieuwe gemeenschap) vinden wij samen in het éne woord representatie, dat zowel kan betekenen voorstelling (aanschouwelijk maken, manifesteren) als tegenwoordig stellen (presentie) of ook aanbieden (present stellen als geschenk en aanbod).
[37] Greshake, 19..,p. 175 schrijft wat ziekenzalving en biecht betreft: Beides zetzt allerdings eine gesamtkirchliche Kompetenzzuweisung voraus!
[38] De diaken heeft niet alleen een roeping in de categoriale pastoraal. De werken van barmhartigheid gelden ook van persoon tot persoon in het concrete gemeente (parochie- ) leven.
[39] Alhoewel in huidige omstandigheden de dienst van het Woord een (geestelijk) werk van barmhartigheid bij uitstek is.
[40] Vandaar onze bedenking bij een louter categoriale invulling van de diaconie. De diaconie heeft haar werkterrein in de korte en lange relaties (Van Bladel s.j.) , in de persoonlijke relatie in de parochie en in de categoriale pastoraal, zonder de vraag naar wat stroomopwaarts gebeurt (structurele problemen) te verwaarlozen ( Garry Gielen). Zie werk over de tweemaal zeven werken onder de titel De werken van de Messias.
[41] Jozef De Kesel in . Een bisschop met één arm is gehandicapt.
De paaskaars aansteken is een teken van ons geloof dat de dood niet het einde is. Pasen op zich is ook niet het einde, maar het begin. Het is het begin van het verhaal dat we zelf schrijven door te leven vanuit ons paasgeloof, telkens weer opnieuw.
Waaruit put een relatie haar leven? Wat zijn haar levensaders? Of anders uitgedrukt: welke zijn de onmisbare bouwstenen (hoekstenen) van een relatie, met name van de huwelijksrelatie?
De vier bouwstenen zijn: 1. Wij en ons 2. Vergeving 3. Aanvaarding 4. Vruchtbaarheid
2. Vergeving
Als priester (Hugo Roeffaers) ben ik altijd pijnlijk verrast als ik merk hoe diep gehuwden elkaar kunnen kwetsen. Dat begint vaak met kleine vormen van afwijzing die echter al vlug overslaan in verwijten om te eindigen in verwerping.
Heel wat relaties stranden omdat men niet tijdig geleerd heeft elkaar om vergeving te vragen en elkaar vergeving te schenken, m.a.w. om elkaar een nieuwe kans te geven. Omdat zelfs kleine vormen van afwijzing en onbegrip zon pijn doen, gaat men zich daartegen beschermen. Men kweekt dan een dikke huid, men vormt eeltvlekken om de pijn de volgende keer niet meer te voelen.
Vaak verwart men vergeving met verontschuldiging
Vaak verwart men vergeving met verontschuldiging. Maar bij een verontschuldiging vragen wij de ander dat hij of zij zou bekennen dat ik er geen schuld aan heb. Ik vraag dan: laten we het maar vergeten. Het gaat hier om een onpersoonlijk iets, om het en niet langer om personen, om ons. Een volgende keer zeggen we dan dat het ons weer parten heeft gespeeld.
Vergeven gaat altijd om personen. Vergeven is de nederigheid opbrengen toe te geven dat jij mij diep kunt kwetsen en dat ik je nodig heb om daarvan te genezen. Het is de moed opbrengen geen lastenboek aan te leggen dat men in petto houdt.
De moed opbrengen in de relatie geen lastenboek aan te leggen
Kwetsuren, kleine zowel als grote, laten diepe sporen na en de herinnering daaraan werkt als een sluipend vergif in op de relatie. Ons geheugen kunnen we niet dicteren, toch kan vergeven ons geheugen genezen.
Ons geheugen kunnen wij niet dicteren, maar de vergiffenis is de genezing van het geheugen
Elkaar kunnen vergeven, de ander de kans geven om opnieuw te mogen beginnen, is een onmisbare bouwsteen voor een relatie. Vooral mag men niet wachten tot de kwetsuren dramatisch worden, dan is men teveel de gevangene van zijn eigen pijn om nog naar de ander te kunnen uitreiken.
Een huwelijk is niet gebouwd op gevoelens, maar op een keuze voor elkaar
Echte huwelijksliefde bestaat hierin dat gehuwden datgene wat ze in de romancetijd spontaan beleven, nu bewust gaan nastreven en cultiveren en wel omwille van ons en niet omwille van mij.
Terwijl het anders-zijn van de patner in de romancetijd spontaan als een verrijking wordt ervaren, gaat ditzelfde anderszijn al vlug een struikelblok vormen als men gehuwd is. Karakter en eigenschappen die men tijdens de romance in de partner bewonderde, waartoe men zich aangetrokken voelde,worden na enige tijd struikelblokken.
De andere is zijn of haar anders-zijn aanvaarden is dan ook geen kwestie van gevoel. In een huwelijksrelatie moet uit een emotionele betrokkenheid geleidelijk aan een bewust gekozen betrokkenheid groeien. Pas dank zij een bewuste keuze kan men weggroeien uit een verstikkende osmose en afhankelijkheid naar een volwassen aanhankelijkheid.
Omdat gehuwde de romance in hun relatieleven zo weinig cultiveren, dit betekent er bewust aan bouwen, geraken ze zo vaak het spoor bijster als gevoelens van verliefdheid te lang uitblijven. Uit vele gesprekken die ik had met gehuwden die het bij elkaar niet meer konden vinden, meen ik mogen opmaken dat die het hun hunker is naar de romancetijd. Niet te verwonderen dat zij die romance willen terugvinden in een tweede leven, in een andere relatie. Daar willen zij die verliefdheid nog eens beleven.
Wil een huwelijksrelatie levensvatbaar blijven dan moet zij zich geregeld vernieuwen. Die vernieuwing staat of valt met een willen kiezen voor elkaar niet vanuit een gevoel van verliefdheid maar om die gevoelens weer een kans te geven.
Een huwelijksrelatie is slechts levensvatbaar als zij zich geregeld vernieuwt: mûrir of mourir.
Hugo Roeffaers, In goede en kwade dagen. Een kijk op het leven van gehuwden, Kerk en Wereld, 1992, p. 21 - 23.
Waaruit put een relatie haar leven? Wat zijn haar levensaders? Of anders uitgedrukt: welke zijn de onmisbare bouwstenen (hoekstenen) van een relatie, met name van de huwelijksrelatie?
De vier bouwstenen zijn: 1. Wij en ons 2. Vergeving 3. Aanvaarding 4. Vruchtbaarheid
1. Wij en ons
Een eerste onmisbare bouwsteen van elke relatie is: de eerste persoon meervoud van het persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord: wij en ons! Concreet, dat de vraag: Wat is goed voor onze relatie? vaker gesteld wordt dan: Wat haal ik uit mijn relatie? M.a.w. dat men zijn persoonlijke ontplooiing uit de relatie put en ze er ook in investeert.
De vraag: Wat is goed voor onze relatie? vaker stellen dan: Wat haal ik uit mijn relatie?
Voor hun huwelijksviering kiezen verloofden vaak een lezing uit De Profeet van Kahil Gibran: Wat kun je ons zeggen over het huwelijk? Het gaat hen daarbij vooral om de volgende zin: En staat tezamen maar niet te dicht bijeen: want de zuilen van de tempel staan ieder op zichzelf, en de eik en de cypres groeien niet in elkanders schaduw. Ik vraag hen dan hoe ik mij dat beeld moet voorstellen. Zuilen die er zo apart staan te staan zijn meestal overblijfselen van wat eens een tempel was, ruïnes dus. De reden waarom zuilen op een afstand staan is wel degelijk om het dak te onderstutten. Ik vraag verloofden dan ook naar de kwaliteit van het gebinte en naar het dak. Omdat zij nog in volle romanceperiode zijn waarin verbondenheid en betrokkenheid op elkaar als het ware vanzelfsprekend zijn, ervaren zij dit niet als een opgave. het is dan ook hun spontane verwachting dat de verliefdheid zal blijven duren en dat zij daarom ook harmonieus en zonder conflicten zullen samenleven. Dit blijkt echter algauw een illusie. Een huwelijk is immers niet gebouwd op gevoelens maar op een keuze voor elkaar. De huwelijksbelofte is geen belofte om elke dag verliefd te zijn op elkaar, maar wel een belofte om voor de partner te kiezen ook op dagen - de zongenaamde kwade dagen - waarop er geen of weinig tekenen van verliefdheid te bespeuren vallen.
Als we dat bij Mt lezen: De oogst is groot, bid om arbeiders, dan denken we spontaan aan priesterroepingen.
Maar in de eerste lezing van Exodus horen we dat gans het volk heilig is en priesterlijk (Ex. 19,6).
Je zal zeggen, dat is Exodus, dat is Oud Testament. Neen, Petrus citeert die woorden in zijn brief! t Is dus ook nieuw testament! (1 Petr 2,9)
Niet te vlug dus alle werk op de priesters laden; ieder die bij Jezus in de leer gaat wordt uitgezonden!
Want de oogst is groot.
Met een oud spreekwoord mogen we zeggen: de tijd es cort, hier is vele te doene! . En Jezus somt op wat er zoal te doene is: onreine geesten, zelfs duivels uitdrijven, zieken genezen, melaatsen reinigen, doden doen verrijzen.
Zie je dat zitten?
Toch wel een zwaar programma!
Gemakkelijker in onze oren klinkt: je moet niet ver weg trekken bij de heidenen; blijf bij je eigen volk, er zijn daar ook verloren schapen!
We moeten die opdrachten niet zo ver gaan zoeken als in de Middeleeuwen waar ze met wijwater, schietgebeden en soms met geweld de duivels en de onreine geesten wilden uitdrijven!
Er is bezetenheid genoeg rond ons, naar geld bijvoorbeeld of macht of eerbetoon, verslavingen allerhande, een materialistische geest die mensen blind maakt voor de waarden van liefde, verbondenheid, gastvrijheid.
Velen onder u hebben die onreine geesten, die duiveltjes of duivels al bij zichzelf uitgedreven; soms met moeite en onder luid geschreeuw, onder protest.
En allicht zijn er onder ons die de slechte geest ook al in eigen kring hebben uitgedreven.
En er zijn ook mensen rond ons, die krachteloos en depressief zijn, levensmoe, waar niets meer van uitgaat, wel niet klinisch dood, maar geestelijk gestorven, psychisch dood.
Onder ons zijn er zeker die zulke doden al hebben doen verrijzen en nieuwe levensmoed gegeven.
Velen bij ons, gewone mensen, doen gewoon vanuit hun geloof, in hun eigen kring met hun beperkte mogelijkheden wat Jezus hier vraagt van ieder leerling.
Want zegt Hij voor niets hebt ge gekregen. Inderdaad, onze talenten, onze plaats, de mensen rondom ons, t is allemaal gratis gekregen, gratis moeten we dus ook geven!
Melaatsen terug in de kring brengen, je doet het, als je uitgestotenen en die zijn er van soorten terug of voor het eerst binnenlaat. En dat wordt gedaan!
Maar het blijft moeilijk, en daarom komen we altijd weer samen, om samen te luisteren naar Jezuswoorden, om samen te bidden om Jezusgeest, om bij elkaar bemoediging te vinden, om onze batterijen te komen opladen.
Een levende kerk is een gemeenschap die haar taak buiten de kerkmuren ziet en die binnen de kerkmuren inspiratie ontvangt.
En dan kom je natuurlijk terecht bij priesters, bij voorgangers.
Maar die priesterroepingen zullen dan geen probleem zijn.
Ook die moeten we niet meer zo ver gaan zoeken. Wat er te doene, is ze in eigen kring zoeken, en dan zullen ze ook in eigen kring gevonden worden!
Als er zoveel mensen toegewijd zijn aan elkaar, zal er wel een kunnen gewijd worden ook!
Als het volk priesterlijk is of wordt, kan er wel een priester in gevonden worden! In eigen kring: je denkt wellicht dat dit nieuw is. Neen, dat is helemaal niet nieuw; de kerk is in de eerste eeuwen zo begonnen
Voor de parochie, was het in de vroege kerk een oudere, een presbyter die al jaren toegewijd werk deed onder de mensen die werd geroepen. Zij zegden dan: Jij zal onze priester zijn. Ik hoop dat die tijd van vroeger terugkomt!
Klasreünie
De oplossing van het priesterprobleem, het voorgangersprobleem?
Als in een gemeenschap velen zorg dragen voor hun medemensen, zieken ondersteunen, boze geesten uitdrijven, uitgeblusten, doden weer nieuw leven schenken, melaatsen, uitgestotenen weer opnemen dan zit daar toch zeker een oudere tussen, een toegewijde, die geroepen en gewijd kan worden! En het beter zal doen dan vele uitgebluste priesters van nu!
Vaders en moeders van nu moeten niet naar hun jongetje kijken en denken, ik ga een priester kweken.
De vader of moeder, kan het, na het eigen beroepsleven, zelf worden!
Zich afvragen: wat antwoord ik, als ze me roepen!
De kerk heeft toekomst, maar de oplossing ligt in het verleden, wel in het verre verleden!
Ik hoop maar dat zij die verantwoordelijkheid dragen in de kerk, ook in die richting gaan zoeken.
Toemaatje: Minister Luns: Moeder, wie is toch die man die hier s zondags het vlees komt snijden?
Opdracht: Vader schilderen. Er waren prachtige dingen bij! Maar uit één ervan geraakte niemand wijs. Tot iemand ontdekte dat het een auto was: voor dat kind was zijn vader een auto, steeds wegrollend van huis. Het kind heeft een vader nodig.
Ik ga mij nog eens verkleden in speakerin, dat zal de enige keer zijn dat mijn vader naar mij luistert!
Vader naar het beeld van de hemelse Vader!
Zie ook schilderij van Rembrandt van de Verloren Zoon: De Vader heeft twee verschillende handen.
Opstaan!, roept je moeder of je vader, of de wekker, elke dat opnieuw.
Want elke avond ga je weer liggen, en elke morgen moet je weer opstaan.
Naar school, naar een volgende school, naar je werk, of naar nergens.
Maar opstaan moet je, vroeg of laat.
Heel je leven is één grote beweging van steeds maar weer gaan liggen en steeds maar weer opstaan.
Plat en omhoog, ziek en weer beter, het leven is vallen en opstaan.
Totdat je, net als alle mensen, voor de allerlaatste keer gaat liggen.
Soms gaat dat opeens heel onverwacht.
Vaak gaat dat langzaam, als je oud bent.
Dan lig je neer om niet meer op te staan.
Nooit meer? Sommigen zeggen van wel.
Zij zeggen dat je dan toch ligt te wachten op eens tem die roept: Opstaan, jij!.
Een vriendelijke, vreemde stem, die je alleen maar hoort als je zo ligt.
Ze zeggen dat je dan weer op gaat staan en ding ziet die je nog nooit zag.
Dan ben je waar je nog niet eerder was.
Die mensen zeggen er nog bij dat ze het niet zelf verzonnen hebben, alleen omdat ze het zo graag willen.
En dan vertellen ze een oud verhaal over een mens die was gaan liggen, die stem hoorde, en toen opstond.
Omdat hij wist van wie die stem was; die had hij heel zijn leven al gehoord.
Het was eens tem die zei dat de mensen geboren zijn voor vrede en liefde, en niet voor oorlog, haat en narigheid.
Hij vertelde van wat hij gehoord had, maar hij moest al gauw zijn mond houden.
Dat deed hij niet, natuurlijk niet.
Tenslotte hebben ze hem doodgemaakt: zijn vrienden legden hem neer, voorgoed.
Toen hoorde hij die stem: opstaan!.
En hij stond op, ging naar zijn vrienden, en zij herkenden hem, toen, en later, en weer later, steeds opnieuw, nu nóg.
Daarom oefenen zij zich vast in het opstaan en zij leggen zich niet bij alles neer.
Ze zeggen néé, als iemand een ander slaat.
Ze staan op als blanke mensen zeggen dat zij meer waard zijn dan zwarten.
Ze protesteren als mensen met veel geld niet samen delen met arme mensen.
Ze leggen zich er gewoon niet bij neer, als de één machtiger wil zijn dan de ander.
Ze zeggen nee tegen die rare raketten, en tegen eten uit plastic, en tegen stinkende lucht of gif in de grond, en tegen teveel om allemaal op te noemen.
Lastige mensen, vinden andere mensen, je moet niet altijd zo opstandig zijn!
Maar zelf zeggen zij: wij kunnen niet anders, en dat komt door dat oude verhaal.
Opstaan en leven zonder dat het kruipen is en lopen zonder dat het vluchten is en zitten zonder op je kop te laten zitten en spreken zonder een dictaat te zijn en beminnen zonder dat je handen hebben en houden weigeren dood te gaan voor je geboren bent 'goed' leven willen voor allen hoe dan? opstaan en met die vraag naar een ander gaan opstaan
Er was eens een man, die met zijn kruis bij de Heer kwam. Hij zag er verbitterd en moe uit. Hij liet zijn kruis vallen en sprak tot de Heer: 'Dit kruis is mij veel te zwaar; het past slecht om mijn schouders. Kunt Ge er mij geen ander geven?' De Heer liet hem al de kruisen zien die in zijn grote werkplaats stonden en zei: 'Zoek er hier maar een uit!' De man ging op zoek. Langzaam. Hij paste ze een voor één. Het ene was te lang en sleepte op de grond; het ander was te zwaar en te lomp. Eindelijk vond hij er een dat hem tamelijk goed ging. Hij zei tot de Heer: 'Dit wil ik meedragen; het past me goed.' 'Weet je', zei de Heer, 'het is dit kruis, dat je hier hebt afgezet, toen je daar straks bent binnengekomen!'
Er bestaat een oud Chinees verhaal over een vrouw wier enige zoon stierf. In haar verdriet ging ze naar een heilige man toe en zei: "Over welke gebeden, welke magische bezweringen beschikt u om mijn zoon weer levend te maken?" In plaats van haar weg te sturen of met haar te gaan praten zei hij tegen haar: 'Breng me een mosterdzaadje uit een huis dat nooit verdriet heeft gekend. Dat zullen we gebruiken om het verdriet uit uw leven te verdrijven'.
De vrouw ging meteen op pad, op zoek naar dat magisch mosterdzaadje.
Eerst kwam ze bij een prachtig herenhuis. Ze klopte op de deur en zei: 'Ik zoek een huis dat nooit verdriet heeft gekend. Ben ik hier aan het goede adres?' Ze zeiden tegen haar: 'U bent beslist aan het verkeerde adres hier', en begonnen alle tragische gebeurtenissen op te sommen die hen de laatste tijd overkomen waren. De vrouw zei bij zichzelf: 'Wie is beter in staat om deze arme, ongelukkige mensen te helpen dan ik, die zelf ongelukkig ben?' Ze bleef een poosje bij hen op hen te troosten, en ging toen verder op haar speurtocht naar een huis dat nooit verdriet had gekend.
Maar waar ze ook kwam, in krotten of paleizen, ze kreeg het ene verhaal na het andere te horen over droefenis en ongeluk. Uiteindelijk hing ze zo op in het steun bieden aan anderen die verdriet hadden geleden, dat ze haar speurtocht naar het magische mosterdzaadje vergat, zonder ooit te beseffen dat he tinderdaad het verdriet uit haar leven had verdreven.
Galeiboeven zijn prikken in onze vadsige huid ter bevordering van onze mens-wording.
Ambetante vragen
Ambetante vragen zijn galeiboeven die prikken in onze vadsige huid ter bevordering van onze mens- en christenwording
Laat je prikken!
Leven is kiezen hoor je wel eens zeggen. En inderdaad, je kunt niet buiten. Het leven bestaat uit steeds maar opnieuw kiezen:huwen of niet, kinderen krijgen of niet, en hoeveel? Een huis huren, kopen, bouwen? Naar welk werk zoek ik? Willen wij samen, man en vrouw, uit gaan werken? Naar welke school sturen wij onze kinderen? Waaraan besteden wij ons geld? Laten wij ons raken door de armoede en de onrechtvaardige behandeling van zovelen in onze wereld? Welk soort vakantie kiezen wij? Waaraan geef ik mijn tijd: werk gezin hobby anderen?
Sommige van deze keuzesituaties zijn heel belangrijk, en ons antwoord bepaalt dan ook de verdere richting van ons leven. In elk leven zijn er momenten waarop een mens een wissel neemt en op een nieuw spoor komt. Beslissingen die je slechts één keer neemt.
Maar ook andere, meer dagdagelijkse keuzen kunnen de kwaliteit van ons leven bepalen: waaraan besteden wij ons geld? Welke plaats krijgt de T.V. en de video in ons gezin? Enzovoort, enzovoort. Vaak zijn het meer koerscorrecties.
Hoe gaan we met al dit soort keuzen om? Wellicht zijn er in ons leven keuzen geweest die we heel bewust gemaakt hebben. Maar wie kan zeggen dat er niet veel keuzen onbewust gemaakt hebben, of half-bewust?
Onze cultuur dringt ons bepaalde keuzen op: we worden omringd oor min of meer verborgen verleiders die bijvoorbeeld voortdurend een beroep doen op onze kooplust, op onze hebzucht. Denk alleen maar aan de reclame die ons dag in dag uit bewerkt.
Maar keuzen kunnen ook bepaald worden door bepaalde leefpatronen in de familie, door de reacties van collegas op het werk, door de buren.
Het is al heel wat als wij ons bewust worden van de verschillende mechanismen die onze keuzen beïnvloeden.
De vraag die wij ons hier willen stellen is: of ons geloof ook een rol speelt in onze belangrijke, maar ook in onze dagdagelijkse keuzen. Laten wij ons bepalen door het Evangelie als wij kiezen?
Proef op de som: maken wij van ons natuurlijk gezin een nieuw gezin? Kijk naar het de keuze van het gezin van Prisca en Aquila en spiegel je gezin in hun gezin!
Een koppel had reeds vijf jaar ruzie gemaakt, en voor hun vijfde huwelijksverjaardag besloten ze dat er iets moest veranderen in hun relatie. Daarom gingen ze naar een oude, wijze man, en vroegen hem om raad.
Kom op jullie huwelijks verjaardag bij mij op bezoek, zei de wijze man, en ik zal jullie een fijn soupeetje voorzetten.
Die dag kwam het jonge koppel uiterlijk welgezind bij de oude man.
Ze hadden hun twee kinderen ook meegebracht, een jongen van vier-en-een half jaar en een meisje van drie.
Als geschenk gaven ze de oude man mooie bloemen.
Groot was hun verbazing toen hij ze aannam en ze zonder verpinken met de steel omhoog in een vaas zette. De oude man excuseerde zich niet en bovendien vroeg hij zijn gasten om eerst in de keuken de afwas te willen doen.
Het soepeetje begon met een kop koffie en een taartje.
Vervolgens diende de gastheer een chocolademousse als voorgerecht op.
Na het hoofdgerecht volgde een bord soep waarop een visschoteltje de maaltijd afrondde.
In de twee grote waterglazen goot de man rode en witte wijn, en in het wijnglas water.
Toen de jonge man bruisend water vroeg kreeg hij leidingswater, en de vrouw die normaal plat water dronk schonk hij borrelend bronwater in.
Met stijgende woede had de jonge vrouw dit eigenaardige schouwspel gevolgd, tot ze beledigd rechtsprong. Nu is het genoeg riep ze uit, wij komen hier om wijze raad, niet om een maal waar alles op zijn kop staat.
Rustig keek de wijze man haar aan en deed har weer zitten.
Kijk, zei hij, zoals ik jullie nu behandeld heb, zo doen jullie al sinds je verlovingstijd met elkaar.
Je kende elkaar nog maar pas en je at al van het zoet dessert der intimiteit.
Je had thuis geleerd om wijs te zijn en je was niet eens voorzichtig en hij knipoogde even naar het oudste kind, dat onverwachts vroeg geboren was.
Je had jezelf nog niet gevonden en je wou de ander al bezitten.
En toen je- veel te vlug- getrouwd was, heb je niet opgehouden de andere te bewijzen dat jij als vrouw of jij als man baas in huis bent. Als de ander plat water vroeg, dan gaf je bruisend water om te laten zien dat jij de sterkste was. Als je verwachtte dat de ander de afwas of een bepaald werk voor jullie gezin ging doen, dan werd je gevraagd om je eigen boontjes te doppen.
Denk je dat je op die manier van het huwelijk een feest kunt maken?
Er viel een lange stilte.
En toen de man de tranen in twee paar ogen zag en twee handen die voor het eerst mekaar echt zochten, dan wist hij dat een sinds lang gescheiden koppel, nu pas voorgoed getrouwd was.
R.I.P. Heden overleed, alleen en van bijna iedere mens verlaten,
JEZUS VAN NAZARETH
Zo willen we aan Hem blijven denken.
Zacht was hij, zijn liefde mateloos, zijn vrienden: de zwakken , uitgebuiten, vertrapten en dromers. Ieder was voor hem gelijk: geen oude en geen derde wereld. Geen gele en geen blanke, niets van dat alles. Geen armen en geen rijken. Iedereen gelijk: delen tot en met. Zo deed hij, zo leefde hij: Geven om anderen gelukkig te maken. Sterven om anderen leven te schenken. God, wij danken U voor deze onvergetelijke mens.