Zomertijd (in België en Limburg ook vaak zomeruur) is de tijd die gedurende de zomermaanden wordt aangehouden door de klok een uur vooruit te zetten, dit wil zeggen de klok een uur voor te laten lopen op de standaardtijd (die in dit verband ook wel wintertijd of winteruur genoemd wordt).
In de zomer komt de zon zo vroeg op dat het al licht is terwijl de meeste mensen nog slapen. Door de klok te verzetten lijkt de zon later op te komen en weer onder te gaan. Hierdoor is het 's morgens langer donker, en blijft het 's avonds juist langer licht. De periode van daglicht komt zo beter overeen met de periode waarin de meeste mensen wakker zijn. De gedachte achter zomertijd is dat men zo zou kunnen bezuinigen op (elektrische) verlichting. Het energiebesparende effect van zomertijd is echter omstreden.
Ongeveer 70 landen verzetten twee keer per jaar de klok. In de Europese Unie loopt de zomertijd van de laatste zondag van maart tot de laatste zondag van oktober.
Oorsprong
In de oudheid werd het dagritme flexibel aangepast aan de lengte van de dag. Zo begon de dag voor de Romeinen bij zonsopgang en eindigde hij bij zonsondergang. Die dag werd verdeeld in twaalf uren, en dus waren de uren in de winter korter dan in de zomer.
Toen de lengte van een uur in de Middeleeuwen werd vastgelegd op zestig minuten ontstond echter een verschil in zonuren tussen de zomer en de winter.
Er is weleens beweerd dat zomertijd voor het eerst voorgesteld werd door Benjamin Franklin en in een anonieme brief aan de redactie van de Journal of Paris. Het artikel was echter als grap bedoeld en bovendien stelde Franklin niet voor om de zomertijd in te voeren, maar dat men in de zomer vroeger moest opstaan en naar bed gaan om te besparen op kaarsen.[1]
Het eerste serieuze voorstel kwam van de Nieuw-Zeelander George Vernon Hudson in 1895, die de tijd wilde aanpassen aan het ritme van de mens in plaats van omgekeerd. Hij wilde daarom de klok 's zomers twee uur vooruit zetten.
De Engelsman William Willett kwam in zijn Waste of Daylight (Verspilling van daglicht) uit 1907 met eenzelfde voorstel, maar hij was niet bij machte om het van de Britse regering gedaan te krijgen, ondanks steun van een aanzienlijke groep parlementsleden.[
|