Hoofdstuk 1 van In Search of Christian Freedom door Raymond Franz
- 1 -
De Speurtocht naar Christelijke Vrijheid
Christus heeft ons vrij gemaakt om in de vrijheid te blijven. . . Het gaat alleen om het geloof, dat werkzaam is door de liefde. Gij waart zo goed op weg. Wie heeft u verhinderd de stem van de waarheid te blijven volgen? Galaten 5:1, 6, 7, [Willibrord Vertaling]
N
et als geloof, liefde en waarheid, is vrijheid een belangrijk aspect van het ware christendom. Waar vrijheid heerst, gedijen geloof, liefde en waarheid. Wanneer vrijheid beperkt is of ontbreekt, lijden ze onvermijdelijk schade. 2 Korinthiërs 3:17
De vrijheid die Gods Zoon ons gaf heeft juist ten doel dat we ons geloof en liefde volledig tot uitdrukking kunnen brengen, vrij van beperkingen die mensen (niet God) ons willen opleggen. Het zonder tegenspraak opgevenvan die vrijheid betekent onvermijdelijk het opofferen van waarheid. Want zij die zulke beperkingen willen opleggen doen dit niet uit waarheid, maar uit dwaling.
In de afgelopen paar decennia hebben honderdduizenden personen zich losgemaakt van de religie waarin ik ben opgegroeid: Jehovahs Getuigen. Gedurende diezelfde decennia zijn echter honderdduizenden andere personen toegetreden tot dezelfde religie, en wel in die mate dat de religie is blijven groeien. Ik denk niet dat het vertrek of de toetreding van deze personen op zichzelf iets bewijst.
De werkelijke vraag met betrekking tot diegenen die weggingen is, waarom ze dat gedaan hebben, wat hen bewoog zich af te scheiden. Was het uit liefde voor de waarheid? Was het omdat zij hun geloof en hun liefde wilden uiten in christelijke vrijheid? Hadden ze dit niet kunnen bereiken door te blijven waar ze waren? Was hun vertrek gerechtvaardigd?
Evenzo kunnen vragen gesteld worden ten aanzien van diegenen die toetreden. Het lijdt geen twijfel dat een aanzienlijk aantal hiervan voorheen ongodsdienstig, ongeestelijk en in wezen materialistisch in hun opvattingen was. Vanaf hun toetreding hebben ze aanzienlijke verandering aangebracht op deze gebieden. Ten minste een deel van hen werd geholpen zichzelf te bevrijden van ernstige problemen als seksuele bandeloosheid, alcoholisme, drugsverslaving, gewelddadigheid of oneerlijk, zelfs crimineel gedrag. Dit heeft zeker een verbetering in hun levens betekend.
Het is echter ook waar dat deze staat van dienst van hulp niet uniek is. De meeste religies en kerkorganisaties kunnen een veelvoud van geschiedenissen en getuigenissen aanvoeren van personen die door hun bekering een absolute ommekeer in hun leven hebben meegemaakt. Evenzo kunnen de verhalen en de aantallen van diegenen die zijn geholpen door de Wachttoren-organisatie in het overwinnen van verderfelijke gewoonten of verslavingen ongetwijfeld zelfs worden geëvenaard door enkele sociale instellingen, waaronder Anonieme Alcoholisten, afkickcentra, en soortgelijke instellingen. En zeker de meerderheid van diegenen die Getuigen worden waren voordien niet personen die met zulke problemen te kampen hadden.
Wat ook de schijnbare voordelen geweest mogen zijn, de vraag blijft: tegen welke prijs zijn ze verworven?Heeft hun toetreding tot de organisatie van de Getuigen uiteindelijk geresulteerd in een verlies van vrijheid om waarheid, geloof en liefde uit te drukken op een wijze die niet wordt afgedwongen of beperkt door menselijke overheersing?
Als dit het geval zou zijn, hoe geloofwaardig of betrouwbaar is dan de verbetering die is verworven? Hoe christelijk zijn de ogenschijnlijke voordelen nu werkelijk?
Dezelfde vragen kunnen en zouden moeten worden toegepast op elke religie die belijdt christelijk te zijn, en ik hoop dat wat hier naar voren wordt gebracht waardevol mag zijn voor mensen met allerlei religieuze achtergronden. Want de kwestie waar het om gaat is in feite veel omvangrijker dan de afzonderlijke problemen van de mensen die er bij betrokken zijn. Het reikt tot in het absolute hart van het goede nieuws over Gods Zoon, Jezus Christus.
Waar het verschil ligt
Enkele eeuwen geleden, ten tijde van de Reformatie, een tijd waarin veel mensen zich door hun geweten verplicht voelden kerkelijke overheersing over hun levens en hun geloof te verwerpen, bracht één van hen de positie van een christen op deze wijze onder woorden:
Een christenmens is een vrije heer over alle dingen en is niemand onderdanig.
Daarna ging hij hier verder op in door te zeggen:
Een christenmens is een gehoorzame dienstbare dienstknecht in alles en is iedereen onderdanig.(1)
Dit klinkt tegenstrijdig, maar dat is het niet. In feite is het een vrije weergave van de woorden van de apostel Paulus in 1Korinthiërs 9:19(2)
Want hoewel ik vrij sta tegenover allen, heb ik mij allen dienstbaar gemaakt, om er zoveel mogelijk te winnen.
Het verschil is dat het hier niet gaat om een onderwerping die wordt afgedwongen door mensen die aanspraak maken op een superieure positie en die erop staan dat men zich aan hun gezag onderwerpt, maar om een onderwerping en dienst die vrij en spontaan ontspringt in iemands eigen hart. Het is een onderwerping en dienst die niet het resultaat is van toegeven aan aanspraken en eisen van een ander, maar van het zien van andermans behoeften en van het goede waartoe dat kan leiden. Paulus erkende slechts één door God aangewezen Hoofd en Meester, Christus, en erkende geen ander individu of een groep van personen in die positie. Van sommigen die zulk gezag voor zich probeerden op te eisen zei hij:
"[Zij waren] heimelijk binnengeslopen om de vrijheid die we in Christus Jezus hebben, te bespieden. Zij wilden ons weer slaven maken. [zij proberen ons te binden aan regels en voorschriften, Phillips Modern English]. Wij hebben echter geen moment voor hen een stap terug gedaan; het ging erom, de waarheid van het evangelie voor u veilig te stellen.(3)
De Apostel vatte het verlies van christelijke vrijheid door religieuze overheersing niet licht op. Toen hij de woorden die aan het begin van dit hoofdstuk aangehaald werden neerschreef, was dat gericht aan mensen die zich lieten misleiden door een vals evangelie of goed nieuws. In zijn tijd was dat de poging om opnieuw het Wetsverbond aan christenen als verplichting op te leggen, wat hun vrijheid in Christus aanzienlijk bedreigde. Waarin school dan het grote gevaar? De wet die aan christenen werd opgelegd was toch immers dezelfde wet die Jehovah door middel van Mozes had gegeven. Waarom zou Paulus dan zeggen dat het opnieuw opleggen ervan zou leiden tot het opnieuw gebukt gaan onder een juk van slavernij?
Een deel van het het gevaar lag in het feit dat een dergelijke onderwerping een aanleiding is voor mensen om zich op te werpen als uitleggers van de wet, waarbij hun uitleggingen kracht van wet krijgen en er gerechtelijke lichamen en religieuze rechtbanken ontstaan die deze regels toepassen en als handhavers van de wet strafmaatregelen opleggen. Dat zou de herinvoering betekenen van een menselijk priesterschap over christelijke gelovigen die slechts één Hogepriester en Middelaar hebben, Gods zoon.(4)Waarom dan, ijverden sommige mannen in de eerste-eeuwse christelijke gemeente voor de herinvoering van het houden van de wet? Klaarblijkelijk was de reden dat zij, bewust of onbewust, zeggenschap en autoriteit over anderen wilden uitoefenen. Ze streefden naar macht over medechristenen, en één wijze om dit te verkrijgen was door zich tussen christenen en hun rechtmatig hoofd, Christus, te stellen. Dit was een vervulling van de profetie van de apostel opgetekend in Handelingen 20:29,30:
Ik weet dat er na mijn heengaan onderdrukkende wolven bij U zullen binnendringen, die de kudde niet teder zullen behandelen, en uit UW eigen midden zullen mannen opstaan die verdraaide dingen zullen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken(5)
Hun argumenten waren aannemelijk, klonken logisch, en Paulus toont dat velen van hun toehoorders overtuigd werden en dit als de waarheid van het evangelie accepteerden. De voorstanders van het houden van de wet konden bepleiten dat God rechtvaardigheid en heiligheid eist - hetgeen waar is en dat zonder het opleggen van de wet de mensen eenvoudigweg niet aan rechtvaardigheid vasthouden wat voor de meeste mensen waar mag zijn, maar wat niet waar zou moeten zijn voor christenen. Het begon met het benadrukken van het belang van de besnijdenis, iets dat door God zelf ruim tweeduizend jaar eerder was ingesteld, in de tijd van Abraham. Toen deze basis eenmaal aanvaard was, bouwden zij erop verder door er andere aspecten van de wet aan toe te voegen, die zij als noodzakelijk voorstelden om in een goede verhouding met God te staan en om een zuivere gemeente te houden.(6)
Het grootste gevaar lag destijds in de wijze waarop deze nadruk op het houden van de wet een verandering teweeg zou brengen in de verhouding van de christen met God door Christus. Het fundament van de hoop van de christen zou erdoor in een verkeerd daglicht gesteld worden en het juiste zicht op de christelijke bediening zou er door vertroebeld raken. Paulus herkende het als een ernstige verloochening van het goede nieuws dat hem door God en Christus was opgedragen te prediken.(7)Om de ernst van de zaak te benadrukken schreef hij:
Jullie die trachten rechtvaardig te worden verklaard door de wet, zijn vervreemd van Christus; jullie zijn van de genade afgevallen. Maar door geloof verwachten wij vurig de rechtvaardigheid waarop wij hopen. Want in Christus Jezus heeft besnijdenis noch onbesnedenheid enige waarde. Het enige dat telt is geloof dat zichzelf door liefde uitdrukt.(8)
In die paar woorden, geloof dat zichzelf door liefde uitdrukt, vat de geïnspireerde schrijver de essentie van het hele christelijke leven samen. De christelijke man of vrouw wordt niet gemotiveerd door bezorgdheid om zich aan regels te houden, of door een daarmee vergezeld gaande bezorgdheid om bij de naleving ervan de goedkeuring van anderen te verkrijgen, en zeker niet door de angst om voor een gerechtelijk lichaam gedaagd te worden wegens overtreding van bepaalde gedragslijnen en bepalingen hetgeen een volkomen negatieve drijfveer is maar door geloof en liefde. Geloof en liefde zijn de positieve krachten die niet alleen de beste afschrikking bieden tegen overtredingen maar zij zetten bovenal tot goede daden aan, de vruchten van hen die werkelijk discipelen zijn van Gods Zoon. .
Wellicht dat een voorbeeld uit het dagelijks leven beter kan verduidelijken wat het betekent om onder de wet, of onder de genade of onverdiende goedheid te staan ¾ wat, alles welbeschouwd, het uiteindelijke resultaat is.
Neem bijvoorbeeld eens een gezin waarin de echtgenoot zowel vader als kostwinner is. Als hij zou besluiten leiding te geven aan zijn vrouw door haar een lijst van geboden, specifieke regels en wetten voor te houden, over hoe ze het huishouden moet doen, welke methode ze daarbij moet gebruiken en op welke dagen en tijdstippen ze voor alle huishoudelijke en familie-aangelegenheden zou moeten zorgen (schoonmaken, boodschappen doen, maaltijden bereiden, zorgen voor kleding, de kinderen leren gehoorzamen), zon echtgenoot zou een zeer ordentelijk gezin kunnen hebben, waarin de dingen volgens schema verlopen. Maar hij zou waarschijnlijk ook een ongelukkige vrouw hebben.
Wellicht schenkt het hem voldoening (of wat daar voor doorgaat) te zien dat alles onder zijn gezag en volgens zijn voorschriften wordt uitgevoerd. Maar hij zou nooit weten of ze voortkwamen uit liefde.
Een echtgenoot die daarentegen in de kracht van liefde en vriendelijkheid gelooft en zijn denken niet laat leiden door een vals gevoel van superioriteit, maar een man is die zijn vrouw vertrouwt en respecteert, haar intelligentie en haar vermogen om zelf voor de dingen te kunnen zorgen erkent en gelooft dat haar zorg voor het huis en het gezin even sterk is als de zijne (en haar ook dienovereenkomstig behandelt), zo'n echtgenoot kan evenzeer het plezier beleven van een ordelijk, goed verzorgd huis. Maar de sfeer zal er veel meer ontspannen en gelukkiger zijn dan in het eerste voorbeeld. Hij kan dit door middel van een goede communicatie en discussie bereiken, waarbij hij streeft naar gemeenschappelijke conclusies en beslissingen, in plaats van enkel blijk te geven van willekeurige autoriteit. Wanneer hij ziet dat het huis keurig en schoon is, dat de maaltijden goed bereid worden, dat er voor kleding wordt gezorgd, of wanneer hij constateert dat zijn kinderen een groot respect voor hem ontwikkeld hebben, dan weet hij dat dit alles het resultaat is van iets anders dan het naleven van regels. Hij kan oprecht blij en tevreden zijn in de wetenschap dat alles voortkomt uit de liefde van zijn vrouw voor hem, voor hun huwelijk en voor het gezin.
Naar buiten toe ziet het er in beide gevallen op bepaalde gebieden misschien hetzelfde uit. Maar intern bestaat er een enorm verschil. De sleutel ligt in het verschil in motivatie en bedoeling. En dat is nu juist het verschil wat zo bepalend is voor de wijze waarop iemand als christen leeft: staat hij of zij onder de wet of onder Gods liefdevolle goedheid door Jezus Christus?
Gods wijsheid is hierin beslist zichtbaar. Liefde en geloof, de ware regels van de christen, kunnen de intiemste gedachten en diepten van het hart bereiken. Ze kunnen elk aspect van het leven beroeren en beïnvloeden op een wijze die door wetten en regels nooit bewerkstelligd kunnen worden. Doordat de christen niet onder de wet staat, wordt hij in een positie geplaatst waarin hij kan laten zien wie hij in de grond van zijn hart werkelijk is. En alleen dat telt bij God.
Hoe langer ik lid was van het Besturend Lichaam van Jehovahs Getuigen, hoe meer dit punt mijn denken bepaalde. Ik had het gevoel dat een buitensporig groot deel van de in het Besturende Lichaam doorgebrachte tijd in beslag werd genomen door de besluitvorming ten aanzien van regels voor het privé-leven van mensen. Ik zag dat elke regel vragen te voorschijn riep die weer tot nieuwe regels leidden, op grond waarvan de rechtschapenheid van anderen werd beoordeeld. Slechts als mensen deze regels in acht namen, konden zij als rechtvaardig voor God en Christus beschouwd worden. Waarom zou dit zo moeten zijn? Hadden wij een paar mannen werkelijk de volmacht van God zo te handelen? Was het werkelijk voor het welzijn van degenen die we geacht werden te dienen?
Pas toen ik begon te beseffen dat de vrijheid die in de Schrift wordt geleerd niet gewoonweg het vrij zijn van de Mozaïsche wet betekende maar van het hele idee van het gehoorzamen van wetten ongeacht welk soort van wet was ik in staat te zien waar het werkelijke probleem lag. In plaats van het houden van wetten en voorschriften als middel om binnen de christelijke gemeente een positie van rechtschapenheid te verkrijgen en te behouden, was er een betere weg. Juist dat maakt christelijke vrijheid mogelijk, bereikbaar en zo begerenswaardig.
Het is niet, dat de wet slecht is (het is immers het enige dat veel mensen in deze wereld in het gareel houdt)(9) Het is veeleer dat liefde en geloof zo superieur zijn, zoveel meer tot stand kunnen brengen dan een wet ooit zou kunnen; ze kunnen een rechtvaardige geest voortbrengen die uit het hart ontspringt. Wie zouden we zelf meer vertrouwen en voor wie hebben we meer respect en achting? Iemand die zegt zich te onthouden van het verkeerde "omdat het onwettig is"? Of iemand die zegt zich ervan te onthouden "omdat het liefdeloos is en blijk geeft van een gebrek aan geloof in God? De eerste uitlating verraadt slechts wat iemands houding of interesse is ten aanzien van de wet, terwijl de tweede ons een blik verschaft in het hart en de innerlijke gevoelens van de persoon. Toen God het volk van Israël uitkoos als zijn verbondsvolk, riep hij ze niet als afzonderlijke personen in die verhouding, maar Hij nam de hele menigte, met alles erop en eraan, goed, slecht en middelmatig. De natie was zeker niet bijzonder geestelijk, toen niet en later ook niet. De Wet die aan hen gegeven was vervulde een noodzakelijke rol. Hij diende als tuchtmeester en leidde hen naar de Messias, net zo als pedagogen uit de oudheid kinderen naar hun leraar leidden.(10)Het liet duidelijk zien dat ze zondig waren, niet in staat zichzelf van zonde te bevrijden, en dat zij een verlosser nodig hadden.(11) Het bood hun een uitzicht op "schaduwen", die een symbolische schets waren van de toekomstige dingen die door de Messias vervuld zouden worden.(12) Zonder deze Wet is er geen reden om aan te nemen dat aan het einde van ongeveer 1500 jaar van het bestaan van de natie er ook nog maar iets zou zijn overgebleven van wat lijkt op ordeningen die God onder hen had ingesteld; ordeningen die de achtergrond zouden gaan vormen waartegen de Messias uitdrukkelijk herkend kon worden. In tegenstelling hiermee worden christenen in een verhouding met God als zijn zonen door Christus geroepen, niet als een menigte, maar als individuen, niet op grond van vleselijke afstamming, maar op basis van hun hart en hun beweegredenen. Hun leraar is gekomen en ze hebben geen tuchtmeester nodig die hen tot hem moet leiden. Ze zijn niet onder de wet, maar onder de genade , onder de genadige goedheid van God. Ze hebben hun hart aan hem gegeven en ze worden nu gemotiveerd door zijn Geest.(13)Die Geest kan zo oneindig veel meer bewerkstelligen om een ieder van ons voor overtredingen te behoeden en om ons ertoe te bewegen goed te doen dan enig wetsvoorschrift of verzameling regels ooit zou kunnen. Wanneer men dit niet onderkent, betekent dit, dat men de essentie van het goede nieuws ontkent. Wanneer men de grootse vrijheid die dit met zich meebrengt niet waardeert, toont men minachting voor wat Christus heeft gedaan toen hij het ons mogelijk maakte, niet meer onder de wet, maar onder onverdiende goedheid van God te staan.
Zoals op alle terreinen van het leven geldt ook in religieuze aangelegenheden dat de prijs van vrijheid voortdurende waakzaamheid is. Christelijke vrijheid verliest men niet zozeer ten gevolge van gewelddadige veroveringen, maar door subtiele uitholling. Het van God verkregen recht zijn eigen geweten te volgen, om zo tot eigen conclusies en persoonlijke overtuigingen te komen, zodat het geloof uit het eigen hart voortkomt en op een persoonlijke kennis van Gods woord gebaseerd is, staat men langzaam maar zeker aan anderen af. Uiteindelijk komt men tot een tweedehands geloof, gebaseerd op de overtuigingen en redenaties van anderen. Het opofferen van de rechten die inherent zijn aan de christelijke vrijheid in welke mate en om welke reden dan ook betekent een beperking en een verhindering van de mogelijkheid om uitdrukking te kunnen geven aan onze liefde en ons geloof. Wil een dergelijke uiting spontaan zijn en van binnenuit komen, dan is daarvoor een klimaat van vrijheid nodig. Want waar de Geest des Heren is, is vrijheid.(14)
Heerst er een dergelijk klimaat van christelijke vrijheid binnen de organisatie van Jehovahs Getuigen? Is daar een voedingsbodem aanwezig voor uitingen van liefde en geloof die vrij uit iemands innerlijk voortkomen en niet het resultaat zijn van druk van buitenaf? Ik meen dat de bewijzen aantonen dat dit niet zo is. Mijn jaren in het Besturend Lichaam van die organisatie hebben mij tot deze overtuiging gebracht. Niet dat alle afzonderlijke Getuigen in dezelfde mate beïnvloed zijn. Sommigen kunnen de druk van de organisatie wel aan. Ze zijn in staat te voorkomen dat hun persoonlijkheid wordt aangetast doordat zij zich inspannen om de bekrompenheid en de keurslijfmentaliteit als gevolg van gestuurd denken te vermijden. Zulke mensen tonen vaak een spontaniteit en motivatie die opmerkelijk is. Het bewijsmateriaal toont echter aan dat dit niet het resultaat is van de organisatie, maar iets dat men heeft weten te bewaren ondanks de organisatie. Ik denk ook niet dat de situatie onder Jehovahs Getuigen uniek is. Maar ik denk wel dat allen de invloed ervan in zekere mate ondervinden en dat de gevolgen onvermijdelijk pijnlijk zijn. De ingeprente houding is niet gebaseerd op waarheid - de waarheid die vrij maakt - maar op een verdraaiing van de waarheid. Het verdraait hun begrip van wat het werkelijk inhoudt een volgeling van Gods Zoon te zijn. Zijn goede eigenschappen kunnen daardoor niet volledig in hun leven tot uiting komen. Het beperkt hen in veel liefdes- en geloofswerken die hun hart hun anders zou hebben ingegeven, en het verplicht hen tot andere werken waarvoor ze geen overtuigende Schriftuurlijke reden zien. Hoe dan ook, de vrijheid wordt in meerdere of mindere mate opgeofferd.
De waarheid van het toen Christus ons vrijmaakte, wilde hij dat wij vrij zouden blijven is verduisterd of vergeten.
Er is niet slechts één oorzaak van het probleem, er zijn er meer. Maar ik geloof dat wat hierna volgt wel een zeer fundamentele oorzaak aangeeft.
Voetnoten:
1.Maarten Luther in zijn verhandeling over "de vrijheid van een christenmens"
5.Het Griekse woord (bareis) dat hier met "onderdrukkend" wordt vertaald, heeft de
oorspronkelijke betekenis van "zwaar", en is hetzelfde woord dat gebruikt wordt in Matthéüs 23:4 met betrekking tot de Farizeeën die de mensen "zware lasten" oplegden met hun wettisch traditionalisme. De invloed van autoritaire praktijken komt ook in beeld, en Diótrophes, beschreven in 3 Johannes 9,10, illustreert die overheersende geest.
6.Zoals Handelingen 15:5, 10 aantoont, was het niet alleen een kwestie van de
besnijdenis op zich, maar van het houden van de wet in z'n geheel. In vers 10 beschrijft Petrus die wet als een belastend "juk" dat niemand met succes zou kunnen dragen.
Voormalig lid van het Besturend Lichaam van Jehovah's Getuigen
VOORWOORD
V
erscheidene jaren zijn verstreken sinds mijn aftreden als lid van het Besturende Lichaam van Jehovah's Getuigen, het lichaam dat overal ter wereld de aanbidding regelt en in aanzienlijke mate ook de gedachten, woorden en levens van de miljoenen leden van die religieuze beweging bestuurt. De gebeurtenissen die aan mijn aftreden voorafgingen en de daaropvolgende gebeurtenissen die tot gevolg hadden dat ik werd uitgesloten, zijn uitvoerig beschreven in een eerder werk, Gewetensconflict. Dat boek eindigde met deze woorden:
"Ik ben dankbaar dat ik informatie beschikbaar kon stellen waar anderen naar mijn idee recht op hebben. Er had nog veel meer gezegd kunnen of moeten worden om een vollediger beeld te geven. Maar of mij dat vergund is weet ik niet. In elk geval ben ik blij dat ik de uitwerking van wat reeds gezegd is mag laten rusten in God's hand."
Ik was toen 61. In de achterliggende jaren heb ik duizenden brieven en telefoontjes ontvangen vanuit alle delen van de wereld. Velen waren vroeger Jehovah's Getuige geweest. Bijna evenveel mensen waren nog met de organisatie verbonden. Zij vertegenwoordigden vrijwel het hele scala aan organisatorische niveaus. De reacties kwamen van mensen die als pionier, speciale pionier, zendeling, dienaren in de bediening, stadsopziener, kringopziener, districtsopziener en bijkantoorcoördinator hadden gediend of nog dienden. Enkele honderden van hen waren voorheen lid van het Wachttoren hoofdbureau in Brooklyn geweest of hadden in het buitenland als werkers van een bijkantoor of als zendeling gediend. Ik citeer nu uit een paar ontvangen brieven, niet om mijzelf aan te prijzen, maar om te laten zien op welke wijze deze mensen uiting hebben gegeven aan hun bezorgdheid, hoe zij de problemen benaderden en wat daarbij hun hartsgesteldheid was.
Over het geheel genomen maakten hun uitlatingen duidelijk dat de informatie in Gewetensconflict in een bijzondere behoefte had voorzien. Over de besprekingen van het Besturende Lichaam, met zijn leerstellige en besluitvormende processen en de methode waarop het geschreven materiaal tot stand komt dat voor alle leden als voedsel moet dienen, ligt een waas van geheimzinnigheid. Veel Getuigen, onder wie ouderlingen en anderen op verantwoordelijke posities, maakten zich ernstige zorgen, maar vonden het moeilijk om "alle stukjes op hun plaats te krijgen". Het boek Gewetensconflict verschafte feitenmateriaal dat voorheen niet toegankelijk voor hen was. Het fungeerde als een "katalysator" die de door hen onderkende problemen in de organisatie met elkaar in verband bracht en hen deed begrijpen waarom deze problemen bestonden. De informatie had tot gevolg dat zij werden bevrijd van een vals schuldgevoel, veroorzaakt door het idee dat hun dienst aan God moest gaan via een organisatie, de Wachttorenorganisatie. Zij hielp het gevoel verdrijven dat men van God afgesneden was enkel en alleen omdat men van de organisatie afgesneden of verwijderd was. Een brief van een man in Australië, die samen met zijn vrouw veertig zeer actieve jaren bij de Wachttorenorganisatie heeft doorgebracht, illustreert dit. Omdat hij bepaalde dogma's en gedragsregels van de organisatie niet kon accepteren werd hij in 1984 "niet meer verbonden" verklaard. Hij schreef:
"Mijn familieleden hebben mij gevraagd u te schrijven om hun diepe dankbaarheid over te brengen voor de enorme steun die we van het boek Gewetensconflict hebben mogen ontvangen. Het heeft veel zaken die ons jarenlang zoveel moeilijkheden en verdriet hebben bezorgd, opgehelderd en begrijpelijk gemaakt. Aangezien mijn zoon en zijn vrouw zich tolerant opstelden jegens onze positie (als niet langer behorend tot de organisatie) werden zij van de beweging uitgesloten in 1986... Mede dankzij dit boek is ons gezin bij elkaar gebleven gedurende de ergste crisis van ons leven, een crisis die begon met onze vervreemding van de beweging. Het boek heeft ons ook geholpen om in geestelijk opzicht op onze eigen benen te staan en om morele beslissingen te nemen op grond van onze eigen integriteit in plaats van op het beleid van de beweging."
Een jonge vrouw die vele jaren als "pionier" in de volle-tijddienst had gediend en later op het Wachttorenhoofdbureau werkzaam was geweest, laat de moeilijkheid zien die de overgang van een toegewijd "lid van de organisatie" naar een leven vanuit een echte persoonlijke relatie met God, met zich mee kan brengen. Ze schrijft vanuit Pennsylvanie:
"Uw verslag van wat er in de organisatie is voorgevallen alsook van uw persoonlijke ervaringen heeft niet alleen mijn ogen en mijn hart geopend, maar het heeft ook veel bevestigt van wat ikzelf door de jaren heb meegemaakt. ... Voordat ik uw boek gelezen had was ik me niet bewust van de grote invloed die de organisatie op mijn eigen leven had. Dat gold zelfs voor de periode daarna toen ik niet meer met de organisatie verbonden was. Ik voelde me destijds zo verloren, zo onwaardig om nog een persoonlijke relatie met Jehovah God en Christus Jezus te hebben omdat ik de organisatie niet meer achter me had. Nu, na een zeer lange tijd, voel ik me voor het eerst vrij om Jehovah te aanbidden door Jezus, los van de organisatie. Ik kan nu in gebed tot Jehovah naderen en zijn dienaar zijn. De tranen stroomden over mijn wangen en de pijn in mijn hart is eindelijk weggenomen".
Haar volgende alinea bevat complimenteuze opmerkingen over de manier waarop het boek was geschreven. In overeenstemming met wat ik al eerder schreef laat ik dit hier volgen om slechts één reden en dat is omdat het iets laat zien dat ook gezegd kan worden van zoveel anderen die mij hadden geschreven, namelijk dat ze niet gediend waren met haatdragende literatuur tegen Jehovah's Getuigen. In plaats van wrok voelden ze juist genegenheid jegens hen die nog in die organisatie zijn. Haar brief gaat verder:
"Ik was erg onder de indruk van de manier waarop u uw boek geschreven hebt. De liefde die u voor de broederschap had en nog steeds hebt komt er doorheen. Uw uitdrukkingen waren niet verbitterd of verdedigend maar ze gaven de feiten slechts zo vriendelijk en liefdevol weer als maar mogelijk was. Tijdens mijn verbondenheid met de organisatie heb ik enkele buitengewoon fantastische mensen ontmoet. En veel van wat de organisatie mij heeft geleerd is gebaseerd op de bijbel en is nog steeds diep in mijn gedachten en in mijn hart verankerd. Voor deze dingen heb ik grote waardering. Doch, ook ik heb in mijn eigen leven en in dat van anderen gezien en ervaren wat de gevolgen zijn als organisatorische wetten gaan heersen over het geweten van mensen waardoor de bijbel buiten werking wordt gesteld. Dit concept heeft veel vernield in het leven van mannen, vrouwen en kinderen".
Een andere vrouw uit het Midwesten van de Verenigde Staten schreef een brief waaruit iets van die "vernieling" blijkt zoals dat werd ervaren.
"Ik verliet de organisatie in 1980, dat wil zeggen, ik ging niet meer naar de vergaderingen. Weet u, daar kon het niet bij blijven. Mijn moeder schreef me in 1981 een brief waarin ze zei dat ze niet langer omgang met me kon hebben omdat ik de vergaderingen niet bezocht. Natuurlijk volgden mijn broers haar voorbeeld. In januari 1983 was onze dochter omgekomen. Moeder kwam niet op de begrafenis en stuurde geen condoleancebericht. Ik voed momenteel de vier kinderen van mijn dochter op en ik heb door schade en schande geleerd wie mijn echte vrienden zijn. Mensen die ik niet eens kende hebben hun medeleven betuigd en me geholpen met de kinderen. Ze gaven geld, tijd en alles wat ze konden om te helpen. Ik voelde me zo beschaamd als ik terugdacht aan al die jaren waarin ik mijn buren en kennissen (die geen Getuige zijn) die zo bereidwillig waren om te helpen, de rug had toegekeerd. Ze bleven me ondanks alles liefhebben. Ik kan u niet vertellen hoe vaak ik heb gehuild om de vele jaren die ik verspild heb door hen te mijden als "wereldse mensen". Ik ben gedoopt in 1946 en rond 1971 begon ik me te realiseren dat er dingen plaatsvonden die niet bepaald christelijk leken. Ik doorzocht de Schrift maar ik kon geen enkele grond vinden voor de dingen die er in de gemeente gebeurden.....
Omstreeks die tijd las ik een hoek van Milton Kovitz, "Fundamental Liberties of a Free People." Ik begon me af te vragen hoe het Wachttorengenootschap zo hard kon vechten voor grondwettelijke vrijheden en tegelijkertijd anderen diezelfde vrijheden kon onthouden, vrijheden die worden gewaarborgd door dezelfde grondwet, zoals het recht op vrije meningsuiting, het recht op privacy, etc. Er werd geen ruimte gelaten aan het geweten van het individu. Met uitzondering van één of twee, waren de mannen in de gemeente meer geïnteresseerd in het verkrijgen van machtsposities dan in het verkrijgen van een juist onderscheidingsvermogen door gebed. Wanneer men tijdens de samenkomsten opmerkingen maakte was dat slechts het napraten van wat er in de Wachttoren stond afgedrukt. Geen bezorgdheid voor hen die zwakheden hadden, slechts een overweldigende dwangmatigheid om "de organisatie zuiver te houden".......
Ik ben zoveel dingen, namen en datums vergeten, waardoor ik niet met hetzelfde gezag kan schrijven als u. Ik vind dat echter niet erg. Ik ben blij dat het vervaagt.
Nog één ding: ik vond het bijna onmogelijk om nog te bidden. Ik wou dat ik het kon maar ik wist niet hoe ik een persoonlijke relatie moest opbouwen met God en Christus. Mijn oude pijnlijke gevoelens over de organisatie kwamen naar boven als ik probeerde te bidden. Nadat ik uw boek gelezen had ik voelde ik zo'n medelijden voor al diegenen die probeerden de moed te verzamelen om door te gaan. Ik vroeg God of Hij ze wilde helpen. Het eerste echte gebed sinds lange tijd. Dank u wel".
Weer anderen, die me schreven, hadden geen enkele binding met Jehovah's Getuigen, maar hadden wel een soortgelijke gewetensstrijd doorgemaakt in hun eigen religie. Kenmerkend voor verscheidene van zulke brieven is die van een echtpaar uit Californië:
"Pas geleden hebben mijn vrouw en ik een exemplaar van uw boek Gewetensconflict op de kop getikt. We waren zo opgewonden dat we het "ontdekt" hadden. Dank u dat u met genade en waardigheid schreef over een gebied dat zo dikwijls door sensatiezucht en bitterheid wordt gekenmerkt. Uw ervaring was op een speciale manier pijnlijk voor ons: we hebben namelijk pas geleden onze moederkerk verlaten, de Mormonenkerk, om de Vader "in geest en in waarheid te aanbidden", niet gehinderd door "geboden en leringen van mensen". Veel dingen uit uw verhaal kwamen ons bekend voor... Nogmaals willen we u danken voor uw moedige getuigenis van God's genade in uw leven. Moge Hij u bewaren en beschermen op uw weg"
Ik geloof niet dat wat ik heb geschreven van een bijzondere "moed" getuigt. Ik heb het boek geschreven omdat ik van mening was dat mensen het recht hadden dingen te weten die anders ontoegankelijk voor hen waren. Wat me echter in de vele honderden brieven en telefoongesprekken de meeste voldoening schenkt zijn die uitingen waaruit blijkt dat mensen dichter bij hun hemelse Vader en zijn Zoon zijn gekomen, en dat hun geloof en vertrouwen vernieuwd en sterker geworden zijn. Eveneens bijzonder bemoedigend vind ik de opmerkingen van velen dat ze in het boek een vrijheid aantroffen waarin geen bitterheid en wrok doorklonk. Ik koester dergelijke gevoelens niet tegenover Jehovah's getuigen en ik ben blij als datgene wat ik schreef deze gevoelens dan ook niet oproept. Brieven waarin mensen tekeer gaan tegen de beweging, haar leiders of haar leden, of waarin ze zich uiten in spot en sarcasme, doen me hoegenaamd geen plezier.
Ik geloof dat zij die denken dat het werkelijke gevaar de individuele personen in de organisatie of haar leiders zijn, ernaast zitten. Zelf heb ik bijna zestig jaar lang met deze mensen samengewerkt en ik kan zonder aarzeling zeggen dat ze even oprecht zijn in hun geloofsovertuigingen als mensen van enige andere religie. De mensen van het Besturende Lichaam ken ik persoonlijk, en ofschoon ik dat niet van allemaal kan zeggen, ken ik velen als van nature vriendelijke en eerlijke mensen, die slechts doen wat naar hun mening van hen verwacht wordt en wat in het verleden ook altijd zo was gedaan. Zij hebben de erfenis van dat verleden overgenomen. In hun denken is "de organisatie" niet van God en Christus te onderscheiden of te scheiden.
Het blijft echter een feit dat dwaling gepresenteerd wordt als waarheid, en dat men acties onderneemt die een ernstige verdraaiing en misvorming zijn van de leer en levensloop van God's Zoon. Hoewel de betrokken personen, en wel eenieder van hen afzonderlijk, hiervoor nu eenmaal een zekere verantwoordelijkheid draagt, zijn deze personen zelf niet de eigenlijke oorzaak van het probleem. Niet de mensen zelf, maar de geloofsovertuigingen en voorstellingen van die mensen zijn het ware probleem en het werkelijke gevaar. Zij vormen de belangrijkste bron waaruit de dwaalleringen, verkeerde houdingen en wrede maatregelen voortkomen.
Allerlei soorten mensen zijn om alle mogelijke redenen bij de organisatie van Jehovah's Getuigen terechtgekomen. En allerlei soorten mensen (in feite honderdduizenden) hebben haar om alle mogelijke redenen verlaten. Sommigen zijn weggegaan, zoals een voormalig Getuige het uitdrukte, 'om alle mogelijke verkeerde redenen'. Hoewel de richting die zij daarna inslaan op z'n minst een indicatie kan zijn van hun beweegreden voor hun vertrek, hoeft dit toch niet altijd zo te zijn. Velen bevinden zich in een overgangsperiode die gekenmerkt wordt door onzekerheid en twijfel. Sommigen twijfelen zelfs aan alles als gevolg van de zware ontgoocheling die ze hebben meegemaakt. Zij zijn tijdelijk op drift geraakt, en pas wanneer zij dit stadium gepasseerd zijn kan hun gedrag een zeker licht werpen op de vraag wat hun innerlijke beweegredenen zijn geweest.
Eén ding mag echter duidelijk zijn, en dat is dat louter een religieus systeem de rug toekeren op grond van de overtuiging dat het ernstige onwaarheden bevat, op zichzelf genomen nog niet tot vrijheid hoeft te leiden. Het zien van dwaalleer is in veel gevallen niet genoeg. Als iemand niet kan zien waarom hij of zij vroeger in die dwaling geloofde, en wat er fout was in de wijze van argumenteren waardoor men dat ging geloven, is er geen echte vooruitgang geboekt en is er geen solide basis voor duurzame christelijke vrijheid gecreëerd. Iemand kan gemakkelijk het systeem, dat verkeerd bleek te zijn, verlaten om dan snel in de greep te komen van een ander systeem dat eveneens dwaling verkondigt, een dwaling die in leerstellig opzicht geheel anders kan zijn, doch veelal overeind gehouden wordt door precies dezelfde soort van verkeerde argumentaties en redeneringen als die waarvan het vorige systeem gebruikmaakte.
Veel Jehovah's Getuigen zijn ontgoocheld als gevolg van leerstellingen en voorspellingen die verkeerd bleken te zijn, anderen door de starheid van bepaalde gedragsregels, of door de druk om mee te lopen in de voortdurende tredmolen van door de organisatie geprogrammeerde activiteiten die geestelijk gezien weinig opbouwend zijn. Wat nodig is, is het onderkennen van de grondoorzaak van zulke bedrieggelijkheden, van de autoritaire aard van de gedragsregels, of van de leegheid van zulke geprogrammeerde werken. Ik geloof dat men zonder een begrip van de Schriftuurlijke leringen over deze dingen, deze achterliggende oorzaak niet kan zien en niet kan zien dat er voor hen iets is weggelegd dat beter en oprechter is. Helaas is de gemiddelde Getuige er nooit toe aangemoedigd een goed persoonlijk begrip van de Schrift te ontwikkelen. Een lid van de organisatie krijgt weinig aanmoediging om zijn of haar denkvermogen te gebruiken anders dan met het doel om alle informatie die de organisatie levert te aanvaarden en, in feite, in het geheugen te prenten, waardoor deze zich bijna automatisch onderwerpt aan haar richtlijnen. Vragen, die toch behoren tot de krachtigste instrumenten van de geest, werden afgeschilderd als bewijs van gebrek aan geloof, als een teken van minachting voor God's goedgekeurde kanaal van communicatie.
Er is echter nog een andere zeer belangrijke kant aan de zaak. Veel mensen zoeken alleen een negatieve vrijheid. Ze zoeken om vrij te zijn van iets, om vrij te zijn van het gevoel te moeten belijden dat men in bepaalde leerstellingen gelooft, vrij van het gevoel bepaalde activiteiten te moeten uitvoeren, die hun door het religieus gezag worden opgelegd. Op zichzelf kan een dergelijke vrijheid een wenselijk en goed doel zijn. Ze kan iemand bevrijden van onderdrukkende beperkingen en van de overheersing over gedachten en gevoelens door mannen die dit doen op een manier die duidelijk onchristelijk is. Maar dan nog brengt deze bevrijding op zichzelf nog geen christelijke vrijheid. Want christelijke vrijheid houdt in eerste instantie een positieve vrijheid in, niet slechts een vrijheid van iets maar een vrijheid tot iets. Het is de vrijheid, niet om iets niet te doen, maar juist om iets wel te doen, alsook van iemand te zijn, en wel degene die we in ons hart en gedachten zijn. Meer nog dan de enkele stap om een religieus systeem te verlaten dat in onze ogen verkeerd is, is het juist door wat we doen met ons leven nadat we ons hebben afgescheiden van dat systeem, dat we laten zien of we in werkelijkheid echte vrijheid hebben verkregen.
In het vervolg van het boek zullen deze kwesties aan de orde komen en ook hoe dit in de praktijk uitwerkt. Ofschoon het natuurlijk in eerste instantie bedoeld is voor mensen met een achtergrond bij Jehovah's Getuigen, zijn de beginselen die eraan ten grondslag liggen van toepassing in elke religieuze achtergrond. Wij hopen dat de informatie een hulp zal zijn voor hen die uit liefde voor de waarheid en uit een verlangen om God te behagen, zich afvragen of het juist is onvoorwaardelijke loyaliteit te betonen aan een religieuze organisatie. Het doel ervan is om in zekere mate bij te dragen tot versterking van het vertrouwen in God's kracht om ons staande te houden in alle mogelijke crisissituaties waarin ons vasthouden aan onze persoonlijke overtuiging ons kan brengen, en dat het ons mag helpen onze geestelijke horizon te verbreden om een lonender en bevredigender leven te leiden in dienst van onze Schepper, onze Meester, God's Zoon, en van onze medemensen.
1. [Dit staat alleen in het Engelstalige origineel van 1983. -vert.]
Persoonlijk en psychologisch onderwerp: het indoctrinatieproces
Het Wachttoren-indoctrinatieproces
Hoe en waarom iemand een Jehovah's Getuige wordt
Waarom kiezen mensen ervoor om Jehovah's Getuige te worden? Een groot gedeelte van deze beslissing kan begrepen worden door enkele sociaal-psychologische en sociologische factoren in beschouwing te nemen. Er kunnen incidentele beweegredenen zijn die voor een individu van doorslaggevend karakter kunnen zijn, maar dit zal niet in deze beschouwing worden opgenomen. Hier zullen de meer algemene factoren die een rol spelen, en hoe mensen hierop reageren, globaal worden behandeld. In verband hiermee moet worden opgemerkt dat dit artikel niet direct gericht is op mensen die van jongs af aan in de Wachttoren Genootschap organisatie zijn opgegroeid. Verder moet worden opgemerkt dat dit artikel slechts een aanzet is om iets van de onbewuste processen die een rol spelen aan het licht te brengen, en daarom niet bedoeld is als diepgravende en uitputtende analyse.
De eerste kennismaking en daarna
De overgrote meerderheid van de beoogde bekeerlingen, die na de eerste kennismaking aan de deur ingaat op het aanbod van een nabezoek, begint met hun indoctrinatie door middel van een wekelijkse boekstudie. In deze wekelijkse studie, die door Getuigen soms Bijbelstudie wordt genoemd, gaan de goed getrainde Getuige en de nieuwkomer samen door een Wachttoren publicatie. (De huidige publicatie die de nieuweling de "basiskennis" moet bijbrengen is getiteld "Kennis die tot eeuwig leven leidt"). De Getuige-leraar stelt de beoogde bekeerling vragen aan de hand van het gelezene. Deze vragen staan onder aan de bladzijde van zijn studieboek, en de antwoorden zijn eenvoudig terug te vinden in de tekst. Bij het geven van de juiste antwoorden wordt de nieuweling voortdurend geprezen. Hoe belangrijk is deze vorm van goedkeuring?
In de sociale psychologie worden complimenten als een bijzonder krachtige sociale beloning beschouwd, waardoor handelingen voorspelbaar kunnen worden, maar welke ook in staat zijn om de diepere houding en overtuigingen van een individu te veranderen. Onderzoek heeft aangetoond dat mensen diegenen aardig gaan vinden die hen positief beschouwen. Gedurende de eerste bezoeken is het gebruikelijk geruststellende verzekering te horen van de Getuige-leraar dat de beoogde bekeerling intelligent en wijs is interesse te tonen in de kennis waar zijn leven van af hangt. Echter, terwijl de nieuweling de aandacht en goedkeuring van zijn wekelijkse bezoeker prettig zal vinden, kan hij wat door sociaal psychologen attitude-discrepant gedrag gaan vertonen.
Attitude-discrepant gedrag
Een beroemde theorie in de sociale psychologie is Festinger's cognitieve dissonantie theorie. Het is gebaseerd op de veronderstelling dat mensen niet met tegenstrijdigheden kunnen leven. Het gaat als volgt in z'n werk: aan de ene kant heeft de beoogde bekeerling gewoonlijk serieuze vragen en twijfels in z'n achterhoofd over Jehovah's Getuigen en hun leer. Het kan de agressieve houding ten opzicht van andere religies zijn, of de gedachte langs de deur te moeten om lectuur aan te bieden. Aan de andere kant laat hij de Getuige-leraar in zijn huis toe, en neemt hij deel aan een sociaal belonende boek studie. Omdat zijn gedrag niet in overeenstemming is met zijn negatieve houding ten opzichte van de Jehovah's Getuigen, vertoont hij attitude-discrepant gedrag. Hij kan verder te maken krijgen met ernstige waarschuwingen van familieleden en vrienden om niet met Jehovah's Getuigen te studeren omdat ze een sekte zijn. Toch heeft hij een oprechte nieuwsgierigheid naar wat Jehovah's Getuigen leren en geloven. Hij kan zover gaan als verbaal de antwoorden te geven op de typische Jehovah's Getuigen boekstudie vragen, maar niet werkelijk te geloven wat hij zegt. Deze tegenstrijdigheden in zijn houding resulteren in een zeer onaangenaam gevoel. Als de beoogde bekeerling in het begin geen tegenstrijdige houding heeft met betrekking tot het studeren met de Jehovah's Getuigen, dan is het zeer waarschijnlijk dat dit na korte tijd zal verschijnen. Mogelijk komt hij met kritische literatuur over de leer van de Jehovah's Getuigen in aanraking, of komt hij in contact met een ex-getuige of een ander persoon met kennis van zaken. Maar zelfs als niemand hem met een kritisch kijk in aanraking brengt, zullen er vaak vragen rijzen die hem in een dissonantie creërende situatie dwingen.
Als je het niet zou geloven zou je het niet doen!
Niemand vindt het prettig om lang in zo'n toestand te verkeren. Als het op het nemen van een beslissing aankomt, moet er een keuze worden gemaakt. Niemand kan er uiteindelijk twee tegenstrijdige religieuze meningen op na houden. Het is interessant dat de cognitieve dissonantie theorie voorspelt, dat de keuze die gemaakt wordt verstevigd wordt. De ene kant accepteren (ik vind het prettig om met de Getuigen te studeren, en wat als ze gelijk hebben?), zonder de andere kant uit te sluiten, zou de onprettige staat van innerlijke onrust slechts langer laten voortduren. Een keuze moet gemaakt worden.
Als voorbeeld kan hierbij genoemd worden de vergelijking met het kopen van een nieuwe auto, waarbij de voor - en nadelen van de ene over de andere moeten worden afgewogen. Is de beslissing eenmaal genomen, dan worden de voordelen van de keuze die gemaakt is hoger geschat, en het afgewezen alternatief wordt niet langer hoog ingeschat. Feitelijk doet de beoogde bekeerling hetzelfde. Zijn vragen over de Jehovah's Getuigen schijnen niet langer werkelijk belangrijk of ernstig.
Als je er voor geleden hebt, moet het juist zijn!
Als laatste beschrijft de dissonantie theorie dat we die keuze waar we voor hebben geleden hoger inschatten. Wanneer de bekeerling te maken krijgt met de negatieve consequenties (schaamte, vervolging, veranderde verhouding met vrienden, verbreking van wereldse banden etc.) van zijn beslissing om een Jehovahs Getuige te worden, zal hij zichzelf rechtvaardigen door de redenering "Ik heb er voor geleden, dus het moet het waard zijn".
Van de andere kant ontvangt de bekeerling veel complimenten en aanmoedigingen van zijn veel aandacht schenkende Getuige-leraar. Hij is onder de indruk van de bijbelkennis van zijn leraar en van de oprechtheid van de Getuigen in het algemeen. Maar tegelijkertijd moet hij omgaan met het schuldgevoel dat voortkomt uit de wetenschap dat hij de Wachttoren organisatie zou moeten onderzoeken vanwege zijn eigen negatieve gevoelens en de mogelijke waarschuwing van anderen. Zoals eerder opgemerkt, moet hij de spanning die hier bestaat wegnemen door een definitieve keus te maken, en zich naar die keus richten. Vervolgens blijkt, zoals gezegd dat hij een relatief snelle beslissing zal nemen (in verhouding tot het gewicht van de beslissing), en bij zijn keuze zal blijven, omdat de cognitieve dissonantie theorie voorspelt dat de beslissing, als die eenmaal genomen is versterkt zal worden. Nu zal bekeken worden waarom de bekeerling er niet voor kiest om meer informatie te vergaren om een afweging te maken voor hij besluit de Getuigen te geloven.
Het afwegen van de keuze
Wanneer dissonantie optreedt, is de weg die gekozen wordt meestal die van de minste weerstand. De mogelijke bekeerling kan maar al te eenvoudig de roep van vrienden en familie negeren en zichzelf isoleren van Wachttoren tegenstanders door naar zijn nieuwe Getuigenvrienden te vluchten. Velen hebben gekozen te blijven studeren met de Getuigen, omdat dit de weg was die ze al ingeslagen waren, waarin ze herhaaldelijk worden versterkt om die te nemen, en waarvan de voordelen hen elke week wordt voorgehouden in hun intensieve boekstudies. Dit is waarom tijdens de inwendige strijd bij het maken van een keuze velen de kans om kennis te nemen van tegeninformatie aan zich voorbij laten gaan. Er zijn tal van tactieken waarvan de Getuigen zich bedienen om te verzekeren dat de nieuwkomer niet zal luisteren of zoeken naar het anti-Jehovah's Getuige alternatief. Hierdoor blijft dit alternatief over als het meest eenvoudige af te wijzen, in tegenstelling tot de meer dan overvloedige pro-Jehovah's Getuigen informatie en de beschikbare begeleiding van de Getuigen zelf.
Waar zijn mijn vrienden in een tijd als deze?
Een methode die Getuigen gebruiken om de beoogde bekeerling te weerhouden de Wachttoren Organisatie te onderzoeken, is de aanbeveling alleen met andere Getuigen om te gaan. Gedurende de boekstudie wordt de houding van de nieuweling ten opzichte van banden met buiten, met "de wereld", afkeurend beschouwd. Zodoende, als iemand geen contact heeft met anderen dan de Getuigen zelf, is het zeer onwaarschijnlijk dat negatieve informatie de bekeerling zal bereiken, of dat waarschuwingen van vrienden een probleem zullen vormen. Is het overigens niet aannemelijk dat iemand die bereid is om vrienden en bekenden op te geven waarschijnlijk sowieso al een solide en voldoening gevende betrekking met anderen mist?
Een studie naar dit gegeven, verricht in Groot Britannië door de socioloog James A. Beckford, wees uit dat van de bestemmende factoren die doorslaggevend zijn voor een positieve kijk op Jehovah's Getuigen het ontbreken of slechts in geringe mate aanwezig zijnde van contacten met anderen, zowel op de werkvloer als in de privé-sfeer. De hier uit voortkomende afzondering van andere meningen en argumenten vereenvoudigt de acceptatie van argumenten die door de Getuigen worden aangedragen tijdens de beslissingsfase, omdat de eigen mening niet of nauwelijks gesteund wordt door sociale betrekkingen, en zodoende niet is opgewassen tegen de argumenten en subtiele aanpak van de Getuigen. Sociale isolatie kan ook direct het gevolg hebben dat het genoegen nog vergroot wordt van de mogelijkheid van een geregeld bezoek te hebben, door personen die werkelijk begaan lijken te zijn met iemands persoonlijke lot.
Het moet wel Satan zijn.
Een tweede methode die de Getuigen toepassen in het beslissende stadium van innerlijke conflict om dieper onderzoek te voorkomen is de waarschuwing tegen literatuur die geschreven is door "afvalligen", waarmee alles wat kritisch is ten opzichte van de Wachttoren Organisatie en haar leer wordt aangeduid. Als gevolg van het subtiel introduceren van deze mentaliteit bij de nieuweling zal deze andere dan Wachttoren lectuur argwanend bekijken. Hierdoor raakt hij geïsoleerd en beperkt zijn informatie zich uitsluitend tot wat hij vindt in Wachttoren lectuur.
De meest effectieve leer is wel, dat Satan de nieuwkomer zal vervolgen door middel van vrienden en bekenden die hem er van willen weerhouden de waarheid te vinden. Deze waarschuwing tegen waarschuwingen schept een tweedeling tussen de goede kant (de Getuigen) en de slechte kant ("de wereld") De suggestie wordt gewekt dat de tegenstand een bewijs is dat de nieuwkomer de ware religie heeft gevonden. Dit is een van de meest effectieve middelen om de bekeerling te laten geloven dat hij de Wachttoren organisatie niet hoeft te onderzoeken of in twijfel te trekken.
Wanneer eenmaal alles wat de organisatie zegt maatgevend is, zullen onafhankelijke bronnen, die allen uit Satan zijn, niet meer onderzocht worden.
Zonder zoeken niet vinden
Een derde omstandigheid die een onderzoek naar de Wachttoren organisatie beperkt tijdens de beslissende fase is eenvoudig het gebrek aan informatie die onderzocht kan worden. Er is een grote hoeveelheid literatuur, boeken, brochures etc. die de leer en geschiedenis van het Wachttoren Genootschap ontmaskeren, maar het is niet eenvoudigdeze op het moment te vinden wanneer ze nodig zijn. In bibliotheken is er niet altijd wat te vinden, en ook in het tamelijk zeldzame geval dat iemand hulp van een dominee of priester zal inroepen, zal deze niet in alle gevallen direct een antwoord hebben op elke leerstelling, zoals de Getuigen deze wel schijnen te hebben. Het ontbreken van voldoende kritische informatie op het juiste moment, gecombineerd met de waarschuwing tegen dit soort informatie tijdens de intensieve boek studie, zal de balans in het voordeel van de Getuigen doen uitslaan.
De beslissing is definitief
Om in staat te zijn op de meest effectieve wijze te kunnen voorkomen dat iemand tot de Wachttoren organisatie toetreedt, kan veel worden opgestoken van gedragswetenschappen. Het belang van snel te handelen met betrekking tot het verschaffen van gefundeerde tegeninformatie tijdens de fase van afweging en innerlijk conflict kan niet genoeg worden benadrukt. Persoonlijk contact en materiële tussenkomst is hoogst belangrijk. Als al eerder werd aangegeven: de nieuwkomer moet een beslissing nemen ten einde dissonantie te vermijden. Wanneer deze eenmaal is gevormd, zal deze maatgevend worden, en in hoge mate bestand tegen verandering.
Wat zal er gebeuren als hij later (nadat de nieuwkomer volledig een Getuige is geworden) met kritische informatie en argumenten wordt geconfronteerd? Het meest waarschijnlijke is dat hij ze blindelings terzijde schuift, omdat een eerlijk onderzoek het zeer onaangename gevoel van dissonantie - het schuldgevoel over een genomen beslissing zonder van alle feiten kennis te hebben genomen. Na alle persoonlijke investeringen en lijden en uren van zich gedragen als een Getuige, zal het steeds moeilijker worden om te redeneren dat men al die tijd fout was. Hij zal bang zijn om te onderzoeken, uit angst voor wat hij zal vinden, uit angst om te ontdekken dat hij verkeerd heeft gekozen. Een werkelijke tegenstrijdigheid in zijn geloof zal een Getuige eerder onderdrukken, of zal hoogstens leiden tot een herinterpretatie op een bepaald gebied. Hoewel hij de keuze heeft om zijn geloof te verlaten, zal dit een te grote spanning opleveren om dit zelfs maar te overwegen. Herinterpretatie heeft niet de consequentie dat men fouten of teleurstellingen ontkent. Het heeft eerder het effect dat men met vernieuwde ijver aan de slag gaat. Niet zelden gebeurt het dat een Getuige tijdens discussies met serieuze twijfels over het Wachttoren Genootschap wordt geconfronteerd, maar dit uiteindelijk zal aangrijpen om, uiteraard aan de hand van Wachttoren lectuur, zijn eigen overtuiging nog meer te sterken.
In omgekeerde volgorde spelen deze factoren ook een rol in het verlaten van de Wachttoren Organisatie. Gebrek aan en angst voor andere informatie, het onvermogen om de Wachttoren zelf in twijfel te trekken, angst voor Satan en doorgesneden "wereldse" banden vormen een ernstige belemmering zich van de greep van de organisatie los te maken.
Is de keuze vrij?
Gaat een mogelijke Jehovah's Getuige bekeerling door een proces van hersenspoeling? Er moet niet uit het oog verloren worden, de subtiliteit die aan de dag wordt gelegd tijdens het hele proces van bekering. Het stapsgewijs herdefiniëren van iemands overtuiging en kijk op de wereld, en de methodes die hiervoor worden toegepast zijn vele malen subtieler dan het toepassen van dwang, drugs of hypnose om het doel te bereiken. Maar is een positieve keuze voor de Getuigen uiteindelijk werkelijk een vrije keuze?
"Kennis die tot eeuwig leven leidt"
De huidige Wachttoren publicatie die wordt gebruikt voor het omvormen van nieuwkomers tot Jehovah's Getuigen is getiteld "Kennis die tot eeuwig leven leidt". Dit boekje behandelt de "basiskennis" die nodig is om de bijbel en de wereld volgens de visie van de Wachttoren te accepteren. Voorgedrukte vragen met voorgedrukte antwoorden sluiten zelfstandig onderzoek of een afwijkend standpunt bij voorbaat uit. De ervaren Getuige-leraar zal er op toezien dat de conclusie die in het boekje wordt aangereikt wordt aanvaard. In dit boekje worden van de processen zoals die hierboven besproken zijn, doelbewust gebruik gemaakt. De procedure is gewoonlijk om tenminste zes maanden met een nieuwkomer te studeren, om de voorgevormde conclusies de tijd te geven goed ingeprent te kunnen worden.
De opzet is standaard en tamelijk eenvoudig: de nieuwkomer wordt het vooruitzicht van een paradijsaarde zonder zorgen en moeite voorgehouden, en het middel om daar toegang tot te krijgen is de "kennis" zoals Jehovah's Getuigen die aan de hand van de bijbel willen verschaffen. Vervolgens wordt de bijbel geïntroduceerd, waarin direct enkele van de voornaamste leerstellingen van de Wachttoren Organisatie uit de bijbel "bewezen" worden. Eenvoudige gegevens worden afgewisseld met tamelijk gecompliceerde tijdsberekeningen en profetieën, zodat de nieuwkomer uiteindelijk geneigd zal zijn om te aanvaarden wat er wordt aangedragen, omdat alles zeer overtuigend overkomt.
Op zeer subtiele wijze wordt nu kennis die mogelijk van te voren aanwezig was omgevormd naar de leer van de Wachttoren Organisatie en aangevuld, met als eindresultaat dat de overtuiging groeit dat Jehovah's Getuigen als enigen Gods uitverkoren volk vormen, en dat het Wachttoren Genootschap de "trouwe en beleidvolle slaaf" is, die Jezus heeft aangesteld om dit volk van geestelijk voedsel te voorzien. Is dit eenmaal geaccepteerd, dan is men in een cirkel redenering beland, waarbij men alles wat de Wachttoren zegt en schrijft accepteert omdat ze "Gods organisatie" is, en wordt aanvaard dat het Gods organisatie is omdat de Wachttoren dat zegt. Eenmaal op dit punt aanbeland, is het individu niet langer in staat om objectief over de organisatie en de leer na te denken, en zullen de processen waarvan de Wachttoren organisatie zich verder bedient om individuen vast te houden een steeds sterkere rol gaan spelen.
uit: antwoorden voor Getuigen van Jehovah www.1.tip.nl/t661020/#leer
De wereld zou veranderd zijn maar niets gebeurde !
In 1966, was er een bijkantooropziener die met luide stem aankondigde, gedurende een districtscongres :
"In oktober 1975 zullen we in de nieuwe wereld zijn !" (zie eleuthera.aggelia.be)
Sedertdien zijn er 43 jaren voorbij en, zoals men zegt, veel water is ondertussen naar de zee gelopen.
Wanneer je met een getuige van Jehovah praat over 1975, dan is het alsof je je in een taal uitdrukt die hij niet verstaat.
Beter nog : hij zal je niet geloven.
De Wachttoren heeft zijn best gedaan om deze datum te doen vergeten en is ertoe gekomen om het uit het geheugen van de meeste te wissen. Zelfs velen van diegenen die erin hebben geloofd, velen die erop hadden gehoopt om in die tijd het herstelde paradijs te mogen meemaken zijn kennelijk gaan lijden aan geheugenverlies.
Ja, het is mogelijk dat "sommigen" zich dat hebben "ingebeeld" dat er zich iets zou voordoen rond die tijd, dat geloven tegenwoordig een heel groot deel van de getuigen, zeker de nieuwkomers, maar, voegen ze er zelfs aan toe, "de goddelijke organisatie geleid door Jehovah is er voor niets tussen".
In dit dossier, zullen we eens lang stilstaan bij de uitlatingen gedaan in de "Koninkrijksdiensten" vanaf het jaar 1974.
Voor degenen die er niet van op de hoogte zijn, de "Koninkrijksdienst" is een folder bestaand uit 4 of 8 bladzijden die de getuigen elke maand ontvangen. Daarin staan het programma van de vergaderingen, en ook de instructies hoe te prediken.
Laten we samen eens deze "Koninkrijksdiensten" doorbladeren en er enkele betekenisvolle zinnen uit aanhalen (gebaseerd op de uitgaven verschenen in België) :
JANUARI 1974
· Zulk nieuws moedigt ons allen aan, vooral daar wij onze bevrijding zien naderen
· Blijf moedig, vooral nu met de toenemende moeilijkheden, die aantonen dat het einde nadert.
· De grootste profeet aller tijden heeft verteld dat de slechte situatie juist te kennen geeft dat bevrijding en zekerheid nabij zijn
· Laten wij allen bedenken hoe kort de tijd is
· Wij hopen dat de ernst waarmee bijbelstudies worden geleid de mensen ervan zal overtuigen dat de tijd dringt
FEBRUARI 1974
· De snelle ontaarding van het tegenwoordige samenstel van dingen bevestigt dat onze bevrijding nabij is
· Door de huidige toestanden dienen wij ons steeds meer bewust te zijn van de korte tijd die ons nog rest
· Jullie zullen bescherming genieten gedurende de grote verdrukking die binnenkort plotseling zal losbarsten
· Deel uitmaken van het rijk van valse religie waarvan Gods Woord duidelijk voorzegt dat het in de nabije toekomst vernietigd zal worden
· De tijd loopt ten einde en de noodzaak een definitief standpunt in te nemen wordt steeds dringender.
· Maak met Jehovahs hulp iets groots van deze Avondmaalviering, misschien wel een van de laatste vieringen vóór de "grote verdrukking".
MAART 1974
· Jezus regering zal in de zeer nabije toekomst het volledige bestuur over de aarde uitoefenen .
· De voordelen van Christusoffer zullen spoedig aangewend worden
APRIL 1974
· Hierdoor zullen zij zich eveneens vereenzelvigen met de organisatie die er door Jehovah op wordt voorbereid de naderbij komende "grote verdrukking" te overleven.
MEI
· Naarmate wij dichter bij de "grote verdrukking" komen
JUNI
· Terzelfder tijd willen wij niet vergeten dat "de overgebleven tijd kort is geworden want het toneel :van deze wereld is bezig te veranderen; (1 Kor. 7: 29-31) Wij leven in gewichtige tijden, in tijden van verandering, ja, in de tijd van het einde voor dit samenstel van dingen.
· Zeer binnenkort zal Jehovah God ertoe over gaan het letterlijke einde van de wereld te brengen in een verdrukking die zo groot is dat Jezus erover zei :"Er zal dan zulk een grote verdrukking zijn als er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen."
JULI
· Het zal niet zo lang meer duren voordat de woorden die de nieuwe koning der aarde ruim negentien eeuwen geleden uitsprak, een verschrikkelijke vervulling zullen hebben.
AUGUSTUS
· Als Gods volk weten wij dat 1975 een gekenmerkt jaar is doordat in dit jaar 6000 jaar menselijke geschiedenis eindigt doch dit is alles wat er ooit positief over is gezegd.
· Met het oog op de komende "grote verdrukking" moet ons geloof elke dag sterker zijn als de dag ervoor.
OKTOBER
· Alleen degenen die dit goede nieuws aanvaarden en zich er in overeenstemming mee gedragen, kunnen de snel naderbijkomende "grote verdrukking" hopen te overleven.
NOVEMBER
· Wij weten niet precies wanneer de "grote verdrukking" zal beginnen. Toch zijn wij van één ding zeker : het geslacht dat ooggetuige was van de gebeurtenissen in 1914 is het geslacht dat eveneens de "grote verdrukking" zal zien. Ongeveer zestig jaren zijn sindsdien reeds verlopen. De tijd waarop Jehovah God handelend zal optreden, is bijgevolg zeer dichtbij.
· Christenen zijn echter benieuwd te zien of het begin van de "grote verdrukking" zal samenvallen met het 6000-jarige bestaan van de mens, dat volgens de chronologie in het midden van de jaren 1970 valt.
· Het dienstjaar 1975 geeft ons een gevoel van spannende verwachtingen. Wij zijn er ons heel goed van bewust dat wij thans zestig jaar zijn gevorderd in het "besluit van het samenstel van dingen" en dat de overgebleven tijd kort is.
DECEMBER
· Jehovahs getuigen zijn zich bewust van het feit dat een verandering nu werkelijk ophanden is. Wanneer wij denken aan onze bevrijding die nu zo nabij is, verheugen wij ons reeds .
· Voor dit stervende samenstel van dingen is het uur reeds vergevorderd.
1975 breekt aan, de dagen rijgen zich aaneen en niets gebeurt.
Het is zo dat gedurende dat jaar, de "Koninkrijksdiensten" minder nadruk leggen op de tijd van het einde, alsof het Genootschap een afwachtende houding zou aannemen !
De maanden vliegen voorbij en volgen elkaar op en we bereiken september 1975.
De Wachtower zal een uitstekende list gebruiken om het niet-uitgekomen profetie probleem op te lossen.
Aangezien er al acht maanden zijn verlopen, moet men, bijgevolg, voorzorgsmaatregelen treffen !
Ziehier wat ze in de "Koninkrijksdienst" van het nieuwe dienstjaar doet verschijnen, wat gewoontegetrouw bij de getuigen begint op 1 september :
SEPTEMBER 1975
Hoewel het kalenderjaar 1976 (vanaf september 1975) nog niet is begonnen, bevinden wij ons toch reeds enkele weken in het dienstjaar 1976. Terugblikkend op de afgelopen twee dienstjaren kunnen wij zeggen dat er zon 600.000 personen gedoopt zijn. Uitgaande van dit getal geven de afgelopen vijf dienstjaren (1970-1975) het aantal van ruim 1.100.000 nieuwe dopelingen te zien.
Alleen aan Jehovahs onverdiende goedheid kan het worden toegeschreven dat deze haast onvoorstelbare toename is gekomen. Jehovah heeft geduld met de mensheid "omdat hij niet wenst dat er iemand vernietigd wordt maar wenst dat allen tot berouw geraken"
Wat een opmerkelijke uitleg !
In de brochure "De duizendjarige vrede is nabij" uitgegeven in 1969, lezen we dat het zevende millennium- een periode van 1000 jarige vrede, binnen 10 jaar zal beginnen. (zie pag. 25)
Vervolgens, op de laatste bladzijde (30) zegt men als volgt : "De getuigen van Jehovah bereiden zich vreugdevol voor om de aanstaande duizendjarige vrede te leren kennen."
Om het samen te vatten, je moet vreugdevol zijn wanneer Jehovah op het punt staat om tot handelen over te gaan .en je moet je verheugen wanneer hij dat niet doet !
Noteer niettemin dat dezelfde list wordt gebruikt door het Genootschap in 1997.
In de Wachttoren van 1 januari 1997 pagina 12 paragraaf 2 staat :
"Dienen wij echter niet blij te zijn dat het einde nog niet is gekomen? Door wat zich als "uitstel" voordoet, zijn nog veel meer schapen" in de gelegenheid om bijeengebracht te worden."
Volgens deze nieuwe context, is het wel heel duidelijk dat de Wachtower niet probeert om het veroorzaakte gat te dichten met de flop van 1975, maar wel door het nieuwe begrip van het woord "geslacht".
Wat de datum van 1975 betreft, men kon de volgende verklaring vinden in de "Koninkrijksdienst" van de maand april 1968 :
APRIL 1968
· Verspreiding van de brochures -" Wetend dat er ons maar 90 maanden meer rest voordat het einde van de 6000 jaar zijn aangebroken, zou het heel nuttig zijn dat al deze brochures in de handen van de mensen terechtkomen in plaats van op de boekenplanken of in de kartons in de Koninkrijkszalen."
Ter informatie, in een "Koninkrijksdienst" uitgegeven in het Engels (Kingdom Ministry) gedateerd mei 1974, vernemen we dat "veel van onze broeders en zusters zich in de volletijdsdienst begeven en al hun goederen verkopen, wegens de gebeurtenissen die met rasse schreden naderen."
Tenslotte, het boek "Eeuwig leven in de vrijheid van de zonen Gods" (uitgegeven in het Engels in 1966, in het Nederlands in 1968), dat een beetje te duidelijk was over de datum 1975, werd door de Wachtower uit de circulatie genomen.
Vindt men niet in dit befaamd boek een"TABEL VAN BETEKENISVOLLE DATUMS VANAF S MENSEN SCHEPPING TOT 7000 A.M. ( paginas 33 tot 37), met de volgende formele verklaringen :
· 1975 (Anno mundi 6000) Einde van de 6de 1000-jarige dag van s mensen bestaan (in vroege herfst)
· 2975 (Anno mundi 7000) Einde van de 7de 1000-jarige dag van s mensen bestaan (in vroege herfst)
Onbevangen en met alle nederigheid, klasseert de organisatie van Jehovah ook als "belangrijke data voor de mensheid" :
· 1879 Eerste nummer van Zions Watchtower wordt uitgegeven.
· 1918 Vertegenwoordigers van Watch Tower Society in gevangenis.
· 1931 De naam "Jehovahs getuigen" aangenomen.
· 1966 Het boek "Eeuwig leven-in de vrijheid van de zonen Gods" (in het Engels) verkrijgbaar gesteld
(betekenisvolle data vanaf s mensen schepping nadien wordt het boek uit de roulatie genomen !)
Wat meer is, deze lijst neemt nog enkele opmerkelijke gebeurtenissen in zich op.
Enkele voorbeelden :
· 1492 Paus Innocentius VIII sterft na een bloedtransfusie.
· 1957 Rusland lanceert eerste satelliet; verwekt vrees in de wereld.
· 1964 "Spionage-satellieten" en astronauten vergroten spanning in wereld.
· 1966 Dreiging van Derde Wereldoorlog neemt steeds onheilspellender vormen aan
Dit neemt niet weg dat veel getuigen van Jehovah nog steeds zullen geloven dat men nooit gesproken heeft over 1975 ! ------------------------------------------
zie ook eleuthera.aggelia.be of het origineel in het frans www.aggelia.be
Wist u dat in het verleden, het Genootschap heeft onderwezen dat wanneer een vrouw niet schreeuwde, zich niet verweerde of niet vluchtte bij een poging van verkrachting ze medeplichtig was samen met de aanrander ?
Wist u dat wanneer een vrouwdie niet schreeuwde zich schuldig maakte aan hoererij en daardoor kon uitgesloten worden ?
Om u daarvan te overtuigen,zullen we eens deVragen van Lezers doornemen die verschenen is in de Wachttoren van1 februari 1965blz. 94 en 95.
Vraag : Volgens Deuteronomium22: 23-27 moest een Israëlitisch ondertrouwd meisjedat met verkrachting werd bedreigd, om hulp roepen.Wat moet een christelijke vrouw in deze tijd doen indien zij voor een overeenkomstige situatie komt te staan ? Moet zij ook wanneer een aanvaller haar met een wapen dreigt, om hulp schreeuwen ? M.U.Verenigde Staten
Antwoord : Volgens Gods wet rustte op een Israëlitisch meisje de plicht om hulp te roepen : Wanneer een man een meisje, dat nog maagd is en dat met iemand ondertrouwd is, in de stad ontmoet en gemeenschap met haar heeft, dan zult gij hen beiden naar de poort van die stad brengen en hen stenigen, zodat zij sterven :het meisje, omdat zij in de stad niet om hulp geroepen heeft, en de man, omdat hij de vrouw van zijn naaste onteerd heeft.Indien het meisje echter in het veld was aangevallen en zij om hulp had geroepen om aan haar aanvaller te ontkomen, mocht zij niet gestenigd worden, daar zij was overweldigd en er niemand was om haar te hulp te komen.Deut 22: 23-27
Stel nu echter dat de man een wapen had en dreigde het meisje te doden als ze weigerde gemeenschap met hem te hebben ?Wat zou ze moeten doen bij zon situatie ? In deze schriftplaatsen wordt het argument niet verzwakt of de situatie niet veranderd doordat er een omstandigheid wordt genoemd waarin het juist zou zijn dat zij niet om hulp riep.Er staat duidelijk dat zij om hulp moest roepen en dus, ongeacht de omstandigheden, de aanval moest afweren.Indien zij werd overweldigd en misschien bewusteloos werd geslagen en verkracht werd voordat er hulp kwam in antwoord op haar kreten, zou zij niet schuldig bevonden kunnen worden.
De strekking van de schriftplaatsen is blijkbaar, dat het hulpgeroep van het meisje, waardoor immers de aandacht van de omgeving getrokken zou worden haar aanvaller op de vlucht zou jagen en zij gered zou zijn, ook al bedreigde hij haar leven omdat zij niet stilzwijgend aan zijn wensen en hartstochtelijke verlangens voldeed.
Dergelijke schriftuurlijke precedenten zijn ook op christenen van toepassing ;christenen staan namelijk onder het gebod : Ontvliedt de hoererij (1 Kor. 6:18, N.W.).
(letters in "bold", door mij benadrukt )
Indien een christelijke vrouw dus niet om hulp roept en niet alle mogelijke moeite doet om te vluchten, zou er aangenomen kunnen worden dat zij in de schending heeft toegestemd.
De christelijke vrouw die rein wenst te blijven en Gods geboden wenst te onderhouden, moet indien zij in deze tijd voor een dergelijke situatie komt te staan, moedig zijn, handelen volgens de raad die in de Schrift wordt gegeven en om hulp roepen.Deze raad is in feite voor haar eigen welzijn, want zou zij zich onderwerpen aan de hartstochtelijke verlangens van een dergelijke man, dan zou zij niet alleen toestemmen in hoererij of overspel, maar ook door schaamte worden gekweld.
Zij zou niet alleen schaamte gevoelen wegens het weerzinwekkende van de ervaring, maar ook omdat zij gedwongen is geweest Gods wet te overtreden door seksuele gemeenschap te hebben met iemand anders dan een wettige huwelijkspartner.En dat niet alleen, de kans bestaat ook dat zij een ongehuwde moeder wordt of een verschrikkelijke ziekte van haar moreel ontaarde aanvaller oploopt.
Het is een feit dat een vrouw de kans loopt dat haar aanvaller zijn bedreiging waar zal maken ; maar welke garantie heeft zij dat een dergelijke niets ontziende misdadiger haar niet zal doden nadat hij zijn hartstocht heeft bevredigd ?
Het is nog waarschijnlijker dat zo iemand, die misschien reeds door de politie wordt gezocht, haar na de verkrachting doodt, omdat zij dan meer kans heeft gehad om hem op te nemen en dus beter in staat zal zijn de autoriteiten een beschrijving van hem te geven.In een dergelijk geval zou het opvolgen van de schriftuurlijke raad om te schreeuwen, iemand heel goed het leven kunnen redden, want daardoor zou de aandacht getrokken worden en de mogelijkheid bestaat dat de aanvaller dan al dadelijk het hazenpad kiest, in plaats dat hij op de gedachte komt dat hij zijn slachtoffer uit de weg moet ruimen, uit angst later geïdentificeerd te worden.
In de meeste gevallen komt het er ongetwijfeld op aan, de aanvaller angst aan te jagen, daar het hulpgeroep van het meisje zou kunnen leiden tot zijn arrestatie,wegens poging tot verkrachting.Indien hij zijn bedreiging waar zou maken en een moord zou begaan, zou hij bovendien waarschijnlijk gearresteerd en veroordeeld worden wegens deze nog veel ernstiger misdaad.De mogelijkheid bestaat natuurlijk, dat de aanvaller niet onmiddellijk vlucht, maar zijn slachtoffer neerslaat of haar een oppervlakkige wond toebrengt om haar tot zwijgen te brengen, maar zou het ondergaan van een dergelijke lichamelijke mishandeling niet onbetekenend zijn vergeleken bij de schande zich door een immorele man te laten gebruiken ?
Een christelijke vrouw heeft het recht tot de dood toe voor haar maagdelijkheid of huwelijkstrouw te vechten.Hoe goed zij zich kan verdedigen tegen iemand die haar wenst te schenden, hangt af van haar moed en tegenwoordigheid van geest.Zij moet op zijn minst, zoals reeds is gezegd, trachten de verkrachter te verjagen door om hulp te roepen en zoveel herrie te maken en opzien te baren als zij maar enigszins kan, met het doel alle mogelijke hulp in te roepen.Helpt dit niet, dan heeft zij het recht haar eer te verdedigen met alle middelen die zij tot haar beschikking heeft.
(Het artikel eindigt met het veroordelen van de wereld die tot zon verschrikkelijk dieptepunt is gezonken, dan de gebruikelijke boodschap dat we in de laatste dagen leven en de volgende raad wordt gegeven aan christelijke vrouwen : Ga nooit alleen op stap, vooral niet in het donker.)
Voordat we ons onderzoek zullen voortzetten, noteer goed het volgende :
Door Deut. 22: 23-27 als ondersteuning aan te halen, ziet het Genootschap de verzen 28 en 29 over het hoofd.
We lezen er : Ingeval een man een meisje aantreft, een maagd die nietverloofd is, en hij haar werkelijk grijpt en bij haar ligt, en zij betrapt zijn, dan moet de man die bij haar heeft gelegen, de vader van het meisje vijftig zilveren sikkelen geven en zij zal zijn vrouw worden, ten gevolge van het feit dat hij haar heeft vernederd.Hij zal haar gedurende al zijn dagen niet door echtscheiding mogen ontslaan.
Met andere woorden, indien de verzen 23-27 letterlijk moeten genomen worden, is het logisch dat je hetzelfde doet met de verzen 28-29 :de verkrachter moet het slachtoffer trouwen en geld geven aan zijn toekomstige schoonvader (behalve, merk evenwel op, indien ze niet zijn betrapt !- zie eind van vers 28 )
Tien jaren verstrijken ; de zienswijze van de organisatie is niet veranderd.
In het artikel Wat moet een vrouw doen die bedreigd wordt met verkrachting uitgegeveninOntwaakt van 8 juli 1974 (pag. 10 ), lezen we in § 3 :
Ze bezwoer hem dat het huwelijk voor God eerbaar was en dat ze getrouwd was, maar dat wat hij wilde, niet eerbaar was.Ook dat als ze niet zou schreeuwen, ze haar verhouding tot Jehovah God & de christelijke gemeente zou ruïneren ; dat ze dan uitgesloten of geëxcommuniceerd zou worden en dat dat voor haar erger was dan gedood te worden."
Dus, duidelijker kan het niet: niet roepen = hoererij = uitsluiting.
Veel later, in 1983, verklaart de Wachttoren van 15 juni het volgende : Een man of een vrouw die met geweld wordt verkracht is niet schuldig aan porneia.
Deze kleine onschuldige zin verschijnt in heel kleine karakters onderaanblz. 30, als een gewone mededeling.
Ze maakt deel uit van een artikel dat geen studieartikel is.
Sommige waarnemers hadden een beetje te vlug geconcludeerd dat de Wachttoren een compromis sloot om haar nederlaag niet te moeten toegeven en daarom haar gebruikelijke tactiek toepaste om zonder al te veel schade «een nieuw licht»wat moeilijk was om toe te geven- in een tijdschrift op te nemen
1) in nauwelijks leesbare lettertekens
2)in een artikel dat niet werd doorgenomen als een studieartikel in de Koninkrijkszaal.
Maar de waarnemers vergisten zich, het moment was nog niet gekomen voor een verfijnd begrip.
De verplichting om te schreeuwen bleef.En dat zou zo zijn gedurende verschillende jaren.
Laten we enkele tijdschriften de revue passeren :
Ontwaakt! 22 juni 1984 (pagina 27)
Zij verweerden zich tegen verkrachters
Eropvoorbereidzijnweerstandtebieden
Er is voor een vrouw misschien niets angstaanjagender of rampzaliger dan een verkrachting. Misschien wil zij er niet eens aan denken.Toch is verkrachting een realiteit in het leven.Zelfs de bijbel spreekt over verkrachtingen en pogingen tot verkrachting die duizenden jaren geleden hebben plaatsgevonden. Genesis 19 :4-11; 34 :1-7; Rechters 19 :22-27; 2 Samuël 13 :1-14.
In het oude Israël eiste Gods wet van een vrouw die met een verkrachter werd geconfronteerd dat ze schreeuwde, en dus actief verzet bood (Deuteronomium 22 :23-27). Dit is een verstandige handelwijze. Volgens hoofdinspecteur Keith Kilbride van het Bureau voor Misdaadpreventie in het Engelse West Yorkshire bestaat het beste wapen van een vrouw die wordt aangevallen, nog altijd uit haar longen.
Ontwaakt!8 oktober 1984 (pagina 28)
Van onze lezers
Zich verweren tegen verkrachters
Dank jullie wel voor het artikel Zij verweerden zich tegen verkrachters[Nederlandse uitgave van 22 juni 1984].Elf jaar geleden werd ik aangerand door de zoon van mensen voor wie ik als hulp in de huishouding werkte.Ik was toen nog maar 16jaar oud.Ik herinnerde mij dat ik moest schreeuwen en me niet gewonnen mocht geven. Ik beet in zijn lip en trachtte te schreeuwen, maar hij rukte aan mijn haar en legde zijn hand over mijn mond.Ik probeerde opnieuw te bijten en ik bad ook tot Jehovah om mij in mijn verweer te helpen.Ik bleef me verzetten totdat hij plotseling opstond en in een stoel ging zitten en mij een tijdje zat aan te staren.Toen verliet hij het huis.Ik geloof dat het belangrijk is op te merken dat hij geen volslagen vreemde voor mij was.Het is goed als vrouwen op hun hoede zijn en van tevoren overdenken wat zij zouden doen als zon nachtmerrie hun ooit zou overkomen.
C. H., Illinois (VS)
Ik was zeer verontrust door het artikel Zij verweerden zich tegen verkrachters.Ik ben er erg ontdaan van dat er ook maar iemand van mening zou kunnen zijn dat een slachtoffer van verkrachting zich aan hoererij schuldig maakt.De schriftplaats in Deuteronomium die u citeerde, verlangt slechts dat de vrouw schreeuwt, niet dat zij zich doodvecht !
C. W., Indiana (VS)
Dank jullie wel voor jullie artikel Zij verweerden zich tegen verkrachters.Ik ben heel blij met de fijne raad die erin stond om onze longen te gebruiken, en de verkrachter met respect te behandelen.Ook de ervaringen van de vrouwen die zich met succes tegen een verkrachter verweerden, vond ik verhelderend.
T. C., Florida (VS)
Uw artikel Zij verweerden zich tegen verkrachters heeft mij erg van streek gebracht.Ik werd verkracht door een man die mij aanviel met een mes.Ik kon slechts één keer gillen omdat mijn keel werd toegeknepen en een grote hand over mijn mond werd gedrukt.Ik vocht totdat ik bewusteloos raakte.Wat mij verontrust is dat ik, omdat ik het heb overleefd, mij schuldig heb gemaakt aan hoererij.U zegt dat men respect moet tonen voor een verkrachter.Deze mannen tonen geen respect voor hun slachtoffer.Het kan hun niets schelen dat zij een vrouw kapotmaken en haar voor de rest van haar leven met een afschuwelijke herinnering laten zitten.Als u niet persoonlijk de verschrikking van zon misdaad hebt ervaren, kunt u het nooit echt begrijpen.
Een verkrachter dringt een christelijk huis binnen
Ruwe handen knepen mijn keel dicht. Ik worstelde om te kunnen gillen.
Houd op! Houd op met je gegil, dan doe ik je niets, beval hij, en klemde zijn handen nog vaster om mijn keel.
Maar ik geloofde hem niet, en ik gehoorzaamde hem ook niet.Ik bleef proberen te gillen.Ik klauwde met mijn handen in zijn gezicht, sloeg zijn bril af en rukte hem zijn kunstgebit uit de mond.Terwijl hij worstelde om mij te betasten en in bedwang te krijgen, stootte ik mijn vingernagels diep in zijn oogkassen.En ik gilde.Toen zijn vingers in de buurt van mijn mond kwamen, beet ik zo hard ik kon.
U kunt het geloven of niet, maar ik was niet bang de angst kwam pas later.Nu was ik alleen maar woedend ! Deze schurk moest niet denken dat hij zo maar ons huis kon binnendringen om mij te verkrachten, niet hier en ook niet ergens anders !
Maar hij bleef het proberen.Hij greep een ceintuur die binnen handbereik lag en bond mijn handen op mijn rug de eerste van verscheidene keren, want ik zag herhaaldelijk kans ze los te werken.Met één arm om mijn nek graaide hij naar zijn gebit en zijn bril die op de grond lagen.Plotseling ontsnapte ik aan zijn greep, wist mijn handen vrij te krijgen en begon, zonder dat ik daar een verklaring voor heb, met dingen in de kamer te smijten en onsamenhangend te schreeuwen, alsof ik stapelgek geworden was.
Even was mijn aanvaller verbijsterd en hij hield op om te vragen : Wat mankeert je nou?In die pauze nam ik de benen, maar hij kreeg mij te pakken, bracht mij met geweld naar de slaapkamer en smeet mij op het bed.Nadat hij mijn handen weer vastgebonden had, zag hij kans mij gedeeltelijk uit te kleden.Ik kronkelde en spartelde om hem van mij af te krijgen.Ik gruwde van zijn smerige taal en de smerige daad waartoe hij mij trachtte te dwingen !
Nog eenmaal kreeg ik mijn handen los uit de ceintuur, duwde hem weg en rende naar de buitendeur.Ik kreeg de deurknop te pakken, maar terwijl ik die omdraaide, greep hij mij van achteren beet en smeet mij op de vloer.Ik kon een keukenmes grijpen dat binnen handbereik lag en haalde uit naar zijn benen.Nu is het afgelopen, brulde hij. Nu ga je eraan!Hij begon op mijn hoofd te beuken en ik verloor het bewustzijn.
Ik zie nu wel in dat ik voorzichtiger had moeten zijn.Ik had er altijd op gelet dat ik buitenshuis moeilijkheden en mensen die moeilijkheden maakten, uit de weg ging.Ik reisde altijd samen met mijn christelijke echtgenoot.Ik meed altijd plaatsen waar zulke misdadigers zouden kunnen komen, en ik kleedde mij altijd bescheiden.Ik had alleen nooit verwacht dat een verkrachter de euvele moed zou hebben mij gewoon in ons eigen huis aan te vallen.
Deze man werkte op een bouwterrein naast ons huis.De aannemer had van ons huis af een elektrische leiding gelegd om stroom te hebben voor het gereedschap op het bouwterrein.Af en toe, als die leiding te zwaar was belast, kwam er een arbeider naar ons huis om bij ons in de kelder een zekering te vervangen.Het was een praktische regeling, maar het was niet verstandig.
Hij was kennelijk van plan geweest mij te overrompelen.Hij moet verwacht hebben dat ik zou verstijven en willoos zou meewerken, in een shocktoestand.Welnu, ik was ook geschokt toen hij op mij aanviel, maar ik gaf mij niet over.Ik heb er ook niet eens bij nagedacht.Het was gewoon een reactie, een ogenblikkelijk losbarsten in een razend gekrijs en geklauw, in trappen en bijten.Dat was het beste wat ik had kunnen doen, want mijn felle tegenaanval verraste hem.Het gaf mij een belangrijke psychologische steun dat ik van de aanvang af wist dat hij noch zichzelf, noch mij helemaal in bedwang had.Het maakte mij des te vastbeslotener om te vechten en versterkte mijn hoop dat ik het zou kunnen winnen.
Ik kwam bij in de passagiersstoel voorin in een auto die zich in het verkeer bewoog.Dezelfde ceintuur zat nu strakgetrokken om mijn nek, als een hondenriem, die hij strak gespannen hield terwijl hij reed.Toen mijn brein helder begon te worden, flitste het besef waar ik was en hoe ik daar gekomen was, door mij heen als een brandende lont die al snel mijn woede opnieuw tot uitbarsting bracht.
Met mijn elleboog stootte ik tegen het stuurwiel in een wanhopige poging om de auto van de weg af te dwingen. Ik was ervan overtuigd dat deze waanzinnige zich er nu meer het hoofd over brak hoe hij van mij af moest komen dan hoe hij mij kon verkrachten.Hij zou mij vermoorden zodat ik hem later niet kon identificeren.Hoewel ik uitgeput was van bijna een uur lang ononderbroken worstelen, had mijn hardnekkige verzet ook van hem een tol geëist.Moe en in de war reed hij ten slotte naar de kant van de weg en duwde mij de auto uit.Een andere automobilist stopte voor mij en bracht mij naar een ziekenhuis.
Maar ik had gewonnen ! Ik was niet verkracht !Ik was de overwinnaar, niet het slachtoffer !Mijn geweten was rein, mijn zelfrespect en waardigheid waren onaangetast.En ik had mijn rechtschapenheid jegens de Almachtige God, Jehovah, bewaard !
Dat wil niet zeggen dat ik mij de eerstvolgende paar dagen in het ziekenhuis zo verrukt en nobel voelde.Ik was danig van streek, alles deed pijn en ik zag er verschrikkelijk uit . De angst die ik tijdens de aanval niet had gevoeld, sloeg nu in grote golven over mij heen.Allerlei onproductieve gedachten over wat er had kunnen gebeuren, bleven mij door het hoofd spoken.In deze periode werd ik door rechercheurs ondervraagd en vernam ik tot mijn afgrijzen dat dit monster pas zes weken tevoren voorwaardelijk was vrijgelaten nadat hij een straf wegens verkrachting had uitgezeten !
Op de dag dat ik uit het ziekenhuis werd ontslagen, kwam het traumatische bezoek aan het politiebureau om uit een groepje willekeurige personen deze man te identificeren.Ja, ik ging een aanklacht indienen.Ik vond dat ik jegens de andere vrouwen die hij zou kunnen aanranden de plicht had ervoor te zorgen dat hij gestraft werd, en ik was het mijzelf verplicht als middel om het kwaad recht te zetten en mijzelf het geruststellende bewijs te leveren dat ik de baas was in mijn eigen leven.Het was gemakkelijk hem in de groep aan te wijzen.Het was de man met het verband om zijn gezicht en zijn hand in het gips !
In het ziekenhuis en in de daaropvolgende weken thuis zijn de vele kaarten, brieven en bezoeken van mijn medegelovigen in de plaatselijke gemeenten van Jehovahs Getuigen een troost voor mij geweest.Sommigen zeiden dat zij trots op mij waren.Sommigen wisten niet wat zij moesten zeggen, maar door te komen, toonden zij hoe het hun ter harte ging.Sommigen noemden mij een heldin, wat ik, zonder valse bescheidenheid gezegd, niet ben.Toen ik het kwaad niet uit de weg kon gaan, had ik eenvoudig toegepast wat ik uit mijn studie van de bijbel had geleerd, en het werkte.
Omdat ik maar een heel gewoon mens ben, moest ik tijdens mijn herstelperiode heel dikwijls gerustgesteld worden.Ik heb enige bijzonder sombere dagen gehad.Een tijdlang wilde ik mij niet in het openbaar vertonen. Hoewel ik op sommige dagen kans zag mij aardig dapper voor te doen, kan mijn man u wel vertellen dat ik soms domweg zat te beven en nergens troost kon vinden als mijn geest en hart krampachtig probeerden deze nachtmerrie te verwerken en uit te bannen.Waarschijnlijk was de allergrootste bijdrage tot mijn herstel de wetenschap dat ik had gedaan wat juist was. In mijn opgewektere momenten vond ik zelfs een kleine aanleiding tot vreugde.Telkens opnieuw waren deze bijbelverzen voor mij als een zachte deken:
Ingeval het zou gebeuren dat een maagdelijk meisje met een man verloofd is, en een man haar inderdaad in de stad heeft aangetroffen en bij haar heeft gelegen, dan moet gij hen beiden naar de poort van die stad brengen en hen met stenen werpen, en zij moeten sterven, het meisje, omdat zijnietgeschreeuwdheeft in de stad, en de man, omdat hij de vrouw van zijn naaste vernederd heeft.Zo moet gij het kwaad uit uw midden wegdoen. Indien de man het verloofde meisje echter in het veld heeft aangetroffen, en de man haar heeft vastgegrepen en bij haar heeft gelegen, dan moet de man die bij haar heeft gelegen, alleen sterven, en het meisje moogt gij niets doen. Het meisje heeft geen zonde waarop de dood staat, want deze zaak is precies hetzelfde als wanneer een man tegen zijn naaste opstaat en hem werkelijk vermoordt, ja, een ziel vermoordt.Want hij heeft haar in het veld aangetroffen.Hetverloofdemeisjeheeftgeschreeuwd, maar er was niemand om haar te hulp te komen. Deuteronomium 22:23-27.
Ik was innig dankbaar dat ik deze eenvoudige woorden kende.Ze hadden mij geleerd wat mijn morele plicht was.Ze hadden verwarring en onzekerheid voorkomen.Door die woorden had ik precies geweten wat ik moest doen.Ik had geschreeuwd, en bovendien had ik teruggevochten.Ik had vertrouwd op de richtlijnen die in de bijbel staan en ze waren doeltreffend gebleken. Mijn man en ik hebben dikwijls samen gebeden, en mijn sterkte en mijn evenwicht keerden terug.
Ik zou willen dat geen enkele vrouw ooit een poging tot verkrachting hoefde door te maken laat staan een werkelijke verkrachting.Maar in de Verenigde Staten vindt elke zeven minuten een verkrachting plaats, zo blijkt uit UniformCrimeReportsCrimeintheUnitedStates, uitgave van 1983, bladzijde 5, uitgegeven door het U.S. Federal Bureau of Investigation.In mijn geval vertrouwde ik op Jehovah, ik dacht aan zijn woorden, ik schreeuwde.En bovendien vocht ik terug.
Deze voorwaardelijk vrijgelaten verkrachter die mij had aangevallen, kwam mettertijd weer voor.Op 7 februari van dit jaar werd hij veroordeeld wegens de volgende misdrijven : poging tot moord, inbraak, poging tot verkrachting, en ontvoering.
Ons moedige vertrouwen in God moet dus altijd sterker zijn dan enige mensenvrees.Laat de psalm van David ook onze psalm zijn, doordat wij onwankelbaar vasthouden aan deze woorden : Op God heb ik mijn vertrouwen gesteld. Ik zal niet bevreesd zijn.Wat kan de aardse mens mij doen ? Psalm 56:11. Ingezonden.
1. Misschien is de aanrander zo verbluft dat hij verdwijnt.
2. Misschien kunt u de aanrander onschadelijk maken en vluchten.
3. Misschien verliest de aanrander zijn seksuele aandrang of krijgt hij er genoeg van en blaast de aftocht.
4. U kunt daardoor de aandacht van anderen trekken en hulp krijgen.
5. U zult een zuiver geweten hebben. (Zelfs indien u verkracht wordt, zult u uw zelfrespect of uw reinheid in Gods ogen niet opgeofferd hebben)
6. Letsel dat u een aanrander toebrengt, zal de politie helpen hem later te identificeren (b.v. stukjes van zijn huid onder uw vingernagels).
Ontwaakt ! 22 september 1986 pag. 28
Reactie van Lezers:
Hartelijk dank voor uw artikel Nu ga je eraan ! (22 mei 1986) Ik zou echter enige bezorgdheid willen uiten over de gegeven raad. Sommige verkrachters zijn zeer boosaardig en sadistisch in hun benadering en hebben wapens bij zich en zullen die bij de geringste aanleiding ook gebruiken.Onze Hoofdstedelijke Organisatie Tegen Seksueel Geweld adviseert verzet, maar als de vrouw door angst verlamd is of haar instinct haar zegt zich niet te verzetten, erkennen wij dat als passend.Wij zien liever dat iemand de ervaring levend doorstaat, dan dat zo iemand wordt vermoord of ernstig wordt verminkt.
Zult u vechten om uw geld te behouden en misschien uw leven te verliezen ?
Als een vrouw wordt aangerand, kan zij het beste SCHREEUWEN
Ontwaakt !8 juli 1991 (pagina 13)
ZelfverdedigingHoeverkaneenchristengaan?Een vrouw die met verkrachting wordt bedreigd, moet schreeuwen en elk middel dat haar ter beschikking staat gebruiken om zich tegen gemeenschap te verzetten. Deuteronomium 22:23-27.
zie vervolg in artikel 2 over Schreeuwt! Schreeuwt! Schreeuwt! meisjes uit Afrika...
Schreeuwt! Schreeuwt! Schreeuwt! meisjes uit Afrika deel 2
Prikbord :
In de Ontwaakt ! van 8 oktober 1984 geven de uitgevers, t is te zeggen de verantwoordelijken van de Watch Tower, de raad : Wathettonenvanrespectvoordepotentiëleverkrachterbetreft,ditisnietomdathijdatverdient,maareenfatsoenlijkebejegeningkanerwellichttoebijdragendathijzichbezintenkaneenmanierzijnwaardoorhetpotentiëleslachtofferaaneenheelgevaarlijkesituatieontkomt.
In de Ontwaakt ! daarentegen van 22 mei 1986 verklaren die zelfde uitgevers:
.Letsel dat u een aanrander toebrengt, zal de politie helpen hem later te identificeren (b.v. stukjes van zijn huid onder uw vingernagels)
De beste manier om beleefd over te komen.U zult nu zien tot op welke hoogte de wijze raad uit Brooklyn zichzelf tegenspreekt.
In 1993 komt er een volledige ommekeer in de situatie.
Ontwaakt ! 8 maart, pag. 4-5
Mythenenfeitenoververkrachting
Hier volgen enkele van de lang gekoesterde misvattingen over verkrachting die de schuld bij het slachtoffer leggen en opvattingen bestendigen die de bedrijvers aanmoedigen :
Mythe : Een verkrachting vindt alleen plaats als een vrouw wordt aangerand door een vreemde.
Feit : De meeste vrouwen die worden verkracht, worden aangerand door iemand die zij kennen en vertrouwden. Bij een onderzoek bleek dat 84 procent van de slachtoffers hun aanrander kende en dat 57 procent van de verkrachtingen gebeurde bij afspraakjes.Eén op de zeven gehuwde vrouwen wordt verkracht door haar eigen man.Verkrachtingen zijn gewelddadig en emotioneel traumatisch, of de aanrander nu een vreemde is, de echtgenoot of iemand met wie men een avondje uitgaat.
Mythe : Er is alleen sprake van verkrachting als een vrouw erna sporen van verzet vertoont, zoals blauwe plekken.
Feit : Weinig vrouwen vertonen zichtbare sporen van verzet zoals blauwe plekken of snijwonden, of zij zich nu lichamelijk hebben verzet of niet.
Mythe : Het slachtoffer van een verkrachting is zelf medeschuldig tenzij zij actief weerstand biedt.
Feit : Verkrachting vindt per definitie plaats wanneer er geweld of bedreiging met geweld wordt aangewend om tegen iemands wil seksuele penetratie van enigerlei aard te bereiken.Juist het gebruik van geweld tegen een onwillig slachtoffer maakt de verkrachter tot een verkrachter.Een slachtoffer van verkrachting is dan ook niet schuldig aan hoererij.Net als een slachtoffer van incest kan zij door de duidelijke macht die iemand anders over haar had, gedwongen zijn geweest zich aan een daad te onderwerpen die zij niet wilde.Als een vrouw uit angst of verwarring gedwongen was toe te geven aan een verkrachter, wil dat niet zeggen dat zij toestemde in de daad. Toestemming is gebaseerd op keuze zonder bedreiging en is actief, niet passief.
Mythe : Verkrachting is een daad voortvloeiend uit hartstocht.
Feit : Verkrachting is een daad van geweld. Mannen verkrachten niet alleen om de seks maar ook om zich de baas over een ander te voelen.
Mythe : Een vrouw kan een man dusdanig tantaliseren of verleiden dat hij zijn seksuele driften niet langer kan beheersen.
Feit : Bij mannen die verkrachten is de geslachtsdrift niet sterker dan bij andere mannen. Een derde van alle verkrachters was juist niet in staat de seksuele daad te volbrengen. In de meeste gevallen is een verkrachting gepland, niet iets wat spontaan opkomt. Zowel verkrachters die bekenden voor de slachtoffers zijn als onbekende verkrachters laten hun prooi gewoonlijk in een val lopen, bij onbekendendoor het slachtoffer te volgen totdat zij alleen is, de bekenden door een situatie te creëren waarin zij geïsoleerd is.
Mythe : Vrouwen liegen over verkrachting om zich op een man te wreken of omdat zij zich schuldig voelen na het bedrijven van seks.
Feit : Valse aangiften komen bij verkrachting net zoveel voor als bij enig ander geweldsmisdrijf: 2 procent. Daar staat tegenover dat onderzoekers het erover eens zijn dat er veel te weinig aangifte wordt gedaan van verkrachting.
Mythe : Een vrouw kan om verkrachting vragen door uitdagende kleding te dragen, alcohol te gebruiken, een man voor haar te laten betalen of mee te gaan naar zijn huis.
Feit: Dat een vrouw onverstandig, naïef of onwetend is, wil niet zeggen dat zij het verdient verkracht te worden. Verkrachters dragen de algehele verantwoordelijkheid voor de verkrachting.
Hebt u dit goed gelezen ?
"Mythe : Het slachtoffer van een verkrachting is zelf medeschuldig tenzij zij actief weerstand biedt."
Dus, wat het Genootschap heeft gepredikt gedurende vele jaren is niets meer dan een mythe. !
Of ook nog : Juist het gebruik van geweld tegen een onwillig slachtoffer maakt de aanrander tot een verkrachter.Een slachtoffer van verkrachting is dan ook niet schuldig aan hoererij.
Dit betekent stilzwijgend dat de verklaring van 15 juni 1983 waar stond : Een man of een vrouw die met geweldwordt verkracht is niet schuldig aan porneia. nu wordt,"Een man of een vrouw die wordt verkracht is niet schuldig aan porneia.
Deze plotselinge verandering van mening houdt weinig rekening met de gevoelens van de vrouwen die tijdens de jaren 1960-1970zwaar mishandeld zijn geweest, in het bijzonder in Afrika.
Iedereen die de geschiedenis van de Getuigen van Jehovah kent, weet hoe verschrikkelijk de talloze verkrachtingen van vrouwen uit Malawi en Mozambique waren.
Omdat ze gehoorzaamd hebben aan de leiding van de Watch Tower, zijn er velen die gestorven zijn, velen afschuwelijk verminkt, er zijn er die levende invaliden zijn. Toen waren ze jonge meisjes... wachtend op de nieuwe wereld.
Toppunt van de grap, ze hebben zich opgeofferd voor een mythe.
Tegenwoordig, zijn ze meer dan vijftig jaar oud en sleuren ze hun miserie met zich mee in de straten van Lilongwe en Maputo.
Men had hen gezegd, vergeet het niet :Indien u niet schreeuwt, indien u zich niet verdedigt, zul je hoereersters zijn, zul je uitgesloten worden en geen eeuwig leven krijgen.
De auteurbenadrukt dat deze uiteenzetting
indien ze zich tot de Afrikaanse vrouwen richt
die hebben geleden onder de brutale verkrachtingen, ook werd bedacht ten behoeve van alle vrouwen uit de hele wereld die dergelijke behandelingen hebben ondergaan.
Zie ook eleuthera.aggelia.beof het artikel in het Frans bij www.aggelia.be
Als we het verhaal goed lezen, wordt duidelijk dat niet alles wat Hagar betreft, negatief was.Wat lijkt op toegeven aan Saras haat, heeft ook een keerzijde.Geloven is een zienswijze, waarbij je ook oog moet krijgen voor de keerzijde.Het verhaal zegt alleen niet met zoveel woorden dat het er juist om gaat ook Ismaëltot een groot volk te maken, maar het laat de ware bedoeling ook in kleine details zien.
Zo wordt gezegd dat Abraham Hagar voedsel meegeeft en haar wegzendt.Het woord dat in de Hebreeuwse tekst voor wegzenden wordt gebruikt, kan betekenen: je vrouw wegsturen-verstoting en vernedering; maar het kan ook betekenen: je slaaf de vrijheid geven.
Hagar zou in het tentenkamp van Abraham altijd slavin gebleven zijn; sociaal, de mindere dus.
Zo zou ze ook levenslang slavin van haar eigen haat en machtsstrijd zijn gebleven.Als ze bij Abraham weggaat, wordt ze van dat alles vrij en kan ze haar energie voor betere dingen gebruiken.
Dat Hagar wordt weggezonden, lijkt een keus vóór de één en tegen de ander, maar het is in wezen de enige manier om beiden recht te doen. Hetis een pijnlijke vorm van rechtvaardigheid.
Maar zo ziet Hagar het niet.We lezen:Ze ging heen en dwaalde door de woestijn van Berschéba.De woestijn is in de Bijbel altijd het beeld van onze ervaringen van ontheemding, vervreemding en verdorring.Woestijn is de verbeelding van ziekte, eenzaamheid en depressie, maar ook van haat en hardheid.De woestijn verbeeldt alles wat het leven ontkent.De woestijn roept het beeld op van veel lijden, ook van veel onnodig lijden.Het lijden van Hagar en haar zoon is onnodig.Door de woestijn lopen karavaanwegen, waarlangs op aanvaardbare afstand waterputten gegraven zijn.De putten zijn door het zand bedekt, maar woestijnbewoners als Abraham en Hagar weten ze te vinden.Daarom kan AbrahamHagar ook gerust op reis sturen: ze zal niet van dorst omkomen als ze de weg naar de vrijheid gaat!
Maar Hagar gaat niet weg.ZE DRAAIT ROND IN CIRKELS.DAT GEBEURT ALS WE ONSZELF TOT MIDDELPUNT MAKEN.WE DRAAIEN ROND IN CIRKELS, ZONDER VERDER TE KOMEN, OMDAT WE VASTZITTEN IN WROK, HAAT OF ZELFMEDELIJDEN.
DAN STAREN WE ONS BLIND OP HET ONRECHT DAT ONS WERD AANGEDAAN EN ZEGGEN: WAAROM MOET MIJ DAT OVERKOMEN? ZO KIJKEND, ONTDEKKEN WE NOOIT DE KEERZIJDE.WE ZIEN NIET DE MOGELIJKHEDEN OM DOOR ONRECHT EN ELLENDE HEEN EEN WEG TE VINDEN NAAR IETS BETERS.
Hagar staart zich blind en loopt zich dood.Als het water op is, werpt zij haar kind onder een struik, gaat op een afstand zitten en zegt:Ik kan het sterven van het kind niet aanzien. Hagar voelt zich zielig en mokt, omdat ze door Saras schuld nu ook nog opgescheept zit met een stervend kind!Als ik haar gedrag (dat van Hagar)afkeur, sta ik onontkoombaar voor de vraag of ik er niet iets van mezelf in herken.Als iemand in het ziekenhuis ligt, ga ik er dan heen of zeg ik dat ik het niet kan opbrengen al die ellende te zien?Als mijn partner of mijn kind ziek is, klaag ik dan misschien, dat het zo lastig voor mij is?Hagar zit alleen om zichzelf te huilen!
Dan roept Gods engel vanuit de hemel.Bij zon mededeling kun je uw verbeelding de vrije loop laten.Maar veel beelden zijn beelden voor de ervaring dat je door God wordt aangesproken.Het woord dat we met engel vertalen, betekent boodschapper.Als de bijbel over een engel vertelt, gaat het er dan ook steeds om dat een boodschap van God doorbreekt, die een mens oog geeft voor de keerzijde van de dingen en de gebeurtenissen.Dat kan gebeuren doordat een Bijbelwoord of een lied ons ineens aanspreken, maar het kan ook een opmerking zijn van zomaar iemand, een boek dat ik lees, een film die ik zie.Gods boodschappen komen op allerlei manieren op me af, en ik zou er blind voor zijn als ik ga zitten wachten op een witte, hemelse gestalte.
Zo dringt de boodschap van Gods bevrijding tot Hagar door.Die boodschap luidt niet:Hagar,Ik heb je horen huilen, maar:Ik heb de stem van de jongengehoord.God geeft Hagar een boodschap omdat haar kind huilt.Dat God ons nog aanspreekt, kon wel eens alleen zijn, omdat de tranen van anderen gedroogd moeten worden.Hagars tranen zijn blinde tranen van woede en egoïsme en zulke tranen vinden geen antwoord. Als ik zo huil, ben ik voor dat antwoord ook niet ontvankelijk.God opent Hagar de ogen, doordat ze oog krijgt voor het leed van de ander.
Ze weet zich geroepen weer naar haar kind terug te gaan en het in de armen te nemen.Pas als ze dat doet en geen tijd meer heeft voor zelfmedelijden, krijgt ze weer zicht en beseft ze dat Sara haar niet kan laten doodlopen, Abraham haar niet wil verraden en God haar de dood in de woestijn niet wil aandoen.
De aandacht voor de ander geeft mij pas echt zicht op mijn eigen situatie.Bij Hagar breekt het besef door, dat ze in staat is de woestijn door te gaan.Op het moment waarop ze beseft geen afstand van haar kind te mogen nemen, verandert de woestijn van een doodlopende weg in een weg naar de vrijheid.Hagar ziet een waterput.Dat is heel gênant.In haar blinde zelfmedelijden heeft ze haar kind vlak naast een waterput neergegooid om van dorst te sterven!Nu ze weer oog voor hem heeft, weet ze ook weer van die verborgen putten langs de woestijnwegen.Daarin ligt het wonder van dit verhaal.God tovert geen putten in de woestijn.Hij zou dat natuurlijk kunnen, zoals met zovele wonderen. Maar God geeft mij oog voor de ander en daarmee oog voor de putten die er in de woestijn van mijn leven zijn.
Dat ik oog voor de ander krijg en zicht op de keerzijde van het leven, dat is de kern van het Bijbelse wonder.Op zon wonder zitten we te wachten.Want haat en zelfrechtvaardiging van alle partijen, maakt dat er eindeloos cirkels gedraaid worden - uitzichtloze situaties - als in Ierland, Baskenland, Irak en Israël zijn daar voorbeelden van.Er is in deze wereld woestijn te over; er is alle reden tot tranen.Maar er is geen reden dood te lopen in zelfbeklag en zelfrechtvaardiging.Geloven betekent dat ik me de blinde tranen laat afnemen door oog te krijgen voor de ander.Dan ontdek ik soms wegen en bronnen, onderbestoven onder de oppervlakte van onze woestijnen.Geloven is volhardend zoeken naar wegen in de woestijn, naar levensbronnen.
Een universiteitsprofessor besloot op zekere dag zijn studenten uit te dagen. Hij vroeg: Heeft God alles geschapen wat bestaat?
Een gelovige student antwoordde:"Inderdaad, ja".
"Alles?"vroeg de professor.
"Ja, alles", was (na enige aarzeling) het antwoord van de student.
"In dat geval heeft God ook het kwaad geschapen, Correct?"
"Aangezien het kwaad bestaat", zei de professor.
Hier had de student geen antwoord op en hij zweeg dan maar.
De professor was in zijn nopjes dat hij de gelegenheid had gegrepen om nog maar eens aan te tonen dat geloof enkel een mythe was.
Plots stak een andere student zijn hand op en vroeg: "mag ik u een vraag stellen, professor?"
"Natuurlijk" antwoordde deze.
"Bestaat de koude?"
"Natuurlijk", antwoordde de professor. "Heb jij nooit de koude gevoeld?"
"In feite bestaat de koude niet, meneer.Volgens de studies van de fysica is koude de totale en volledige afwezigheid van warmte.Een voorwerp kan alleen bestudeerd worden wanneer het energie heeft en afgeeft en het is de warmte van een voorwerp dat zijn energie doorgeeft.
Zonder warmte zijn de voorwerpen inert (traag), niet in staat te reageren.Maar koude bestaat niet.We scheppen die term koude om de afwezigheid van warmte uit te leggen."
"En duisternis?"vervolgde de student.
"Die bestaat", wierp de professor op.
"U heeft het opnieuw mis voor, meneer, duisternis is gewoon de totale afwezigheid van licht. U kan licht en helderheid bestuderen maar niet de duisternis.
Het prisma van Nichols toont de variëteit van verschillende kleuren waarin het licht kan uiteenvallen volgens de lengte van de golven.
Duisternis is de term die wij geschapen hebben om de totale afwezigheid van licht uit te leggen."
En tenslotte vroeg de student: "en het kwaad, meneer, bestaat het kwaad?
God schiep het kwaad niet.Het kwaad is de afwezigheid van God in de harten van de mensen, het is de afwezigheid van liefde, menselijkheid en geloof.Hun afwezigheid leidt tot het kwaad".
Nu was het de beurt aan de professor om de stilte te bewaren
Nadat de 'Bijbelonderzoekers', zoals Jehovah's Getuigen zich oorspronkelijk noemden, ongeveer 30 jaar lang een gematigde houding hadden aangenomen tegenover uitvallers, verscheen in 1904 het boek The New Creation, waarin de gedachte werd geïntroduceerd dat het noodzakelijk was "passende stappen te ondernemen om niet toe te laten dat de gemeente in moreel opzicht verdorven" zou worden. Op basis van bijbelgedeelten als Matthéüs 18:15-17 "vonden er af en toe kerkverhoren plaats waarin de bewijzen voor kwaaddoen in ernstige gevallen aan de gehele gemeente werden voorgelegd" (jv, 186 § 4).
Vanaf ongeveer 1944 (in Nederland in 1949) werd via De Wachttoren aangekondigd dat "in het licht van de gehele bijbel" dergelijke kwesties vanaf dat moment achter gesloten deuren zouden worden behandeld "door verantwoordelijke broeders aan wie het opzicht in de gemeente was toevertrouwd". De doeleinden van de te volgen procedures waren: "(1) de organisatie rein te houden en (2) de kwaaddoener te doordringen van de noodzaak van oprecht berouw, met de bedoeling herstel voor hem te bewerken" (jv, 187).
In deze sectie zal het gebruik van uitsluiting nader onder de loep worden genomen. Er volgen 6 delen:
1.De formele procedure, dwz. wat gebeurt er eigenlijk bij de behandeling van een uitsluitingzaak?
JV : 'Jehovah's Getuigen -verkondigers van Gods Koninkrijk' - geschiedenis van de organisatie zoals het WTG het beschrijft.
SCF - In Search of Christian Freedom - R. Franz
'Pay attention' : 'Pay Attention to Yourselves and All of the Flock' (vertrouwelijk ouderlingen instructie boek)
1. De formele procedure
Het meesterwerk van Kafka, Het proces begint met de zin: "Iemand moest Josef K. belasterd hebben, want zonder dat hij iets kwaads gedaan had, werd hij op een ochtend gearresteerd." De onmacht van de beklaagde Josef K., het gevoel dat het proces iets is wat je overkomt in plaats van waarop je door bepaalde stappen te doen invloed kan uitoefenen, komt wonderwel overeen met de ervaring van de beklaagden in een rechterlijke aangelegenheid bij Jehovahs Getuigen.
De Wachttoren 15 september 1992, blz. 12
Hieronder volgt een opsomming van de opeenvolgende stappen binnen de uitsluitingsprocedure:
1) Allereerst dient een Jehovahs Getuige getuige te zijn geweest van het feit dat een andere Jehovahs Getuige een zonde heeft begaan die uiteindelijk tot uitsluiting kan leiden.
2)Deze persoon dient eerst de overtreder persoonlijk te benaderen en hem of haar te
overreden zijn of haar zonde bij de ouderlingen bekend te maken. Wanneer de overtreder te kennen geeft daar geen aanleiding toe te zien, dient de getuige een termijn te stellen (vaak ongeveer een week) waarin de overtreder alsnog zijn of haar zonde kenbaar kan maken. Heeft de persoon in kwestie dat na die periode nog niet gedaan, zal de getuige de ouderlingen benaderen en hen op de hoogte stellen van de daad waarvan hij of zij getuige is geweest.
3)Wanneer de overtreder de aanklacht ontkent, is het noodzakelijk dat er minimaal twee getuigen zijn van de overtreding. Is er slechts één getuige en ontkent de beklaagde de aanklacht, wordt de zaak geseponeerd. (Het is dan woord tegen woord).
4) Wanneer er sprake is van een kwestie waarop uiteindelijk uitsluiting kan staan en de aanklacht gegrond is bevonden (ofwel doordat de beklaagde zijn schuld heeft bekend ofwel doordat er twee of meer getuigen zijn gevonden van het ten laste gelegde), wordt er een rechterlijk comité gevormd inclusief het toewijzen van een voorzitter. In een enkel geval geeft de beklaagde al op dit moment aan veel berouw te hebben en kan men van verdere strafvervolging afzien, vooral bijvoorbeeld wanneer de beklaagde nog maar kort Getuige is. De procedure blijft dan beperkt tot een berisping met eventuele restricties.
Na het vormen van het rechterlijk comité krijgt de beklaagde een uitnodiging om te verschijnen voor dit comité; meestal heeft dit verhoor plaats in de Koninkrijkszaal.
De zitting verloopt als volgt:
1.de voorzitter opent met een schriftuurlijke gedachte
2.de beklaagde krijgt de gelegenheid een persoonlijk standpunt tot uitdrukking te brengen
3.wanneer de beklaagde geen bekentenis heeft afgelegd, wordt hij op de hoogte gesteld van de aard van de aanklacht
4.getuigen worden gehoord, de beklaagde mag ook getuigen à charge naar voren brengen; nadat zij gehoord zijn, dienen de getuigen te vertrekken
5.de ouderlingen stellen vast wat de precieze aanklacht is, welke bewijzen ervoor zijn en wat de houding van de beklaagde is
6.wanneer de schuld in de ogen van de ouderlingen vaststaat, gaan zij ertoe over de beklaagde te "vermanen" (dit kan plaatsvinden in aanwezigheid van de getuigen)
7.hierna vergadert het rechterlijk comité over de vraag of tot uitsluiting dient te worden overgegaan of niet
5) Indien tot uitsluiting wordt overgegaan, wordt deze beslissing mondeling aan de beklaagde meegedeeld. Bovendien wordt de beklaagde verteld dat hij of zij de mogelijkheid in beroep te gaan. Hij of zij dient dit binnen 7 dagen schriftelijk te melden aan het rechterlijk comité.
6)Wanneer beroep wordt aangetekend, dient de voorzitter van het rechterlijk comité contact op te nemen met de kringopziener. Deze stelt dan een beroepscomité samen, meestal ouderlingen uit omringende gemeenten. Voor een herbeschouwing van de zaak ontvangt de beklaagde weer een uitnodiging.
7) In aanwezigheid van het oorspronkelijke rechterlijke comité én het beroepscomité vindt er nogmaals een verhoor plaats, meestal in de Koninkrijkszaal. De procedure is gelijk aan de bovenstaande (punt 4).
8) Na het verhoor vergadert het beroepscomité over de vraag of tot uitsluiting dient te worden overgegaan of niet.
9)Indien tot uitsluiting wordt overgegaan heeft de beklaagde de mogelijkheid in beroep te gaan. Hij of zij dient dit binnen 7 dagen schriftelijk te melden aan te tekenen bij het bijkantoor van het Wachttoren Genootschap. Het Wachttoren Genootschap reageert schriftelijk op het beroep.
2. Wat zegt de bijbel?
Het is duidelijk dat kerkdiscipline of kerktucht vanaf de eerste jaren van het Christendom tot de gebruiken ervan behoorde. Aangezien de meeste democratische landen een strikte scheiding van kerk en staat hanteren, staat ook het recht van Jehovahs Getuigen op het hanteren van de uitsluitingclausule niet ter discussie. De vragen waar het nu op aankomt, zijn: Wat zegt de bijbel precies wanneer het gaat om gemeentelijke sancties? Is de uitleg zoals die wordt gepresenteerd in De Wachttoren gebaseerd op deugdelijke argumenten?
Wetticisme Het eerste bezwaar heeft betrekking op het zware beroep op de Mozaïsche Wet bij bijvoorbeeld de meldplicht (als een Jehovahs Getuige een andere Getuige iets ziet doen waarop uitsluiting staat, is hij op straffe zelf uitgesloten te worden verplicht dit aan de ouderlingen te melden) en andere wettische elementen. Zoals bij veel andere leerstellingen van het Wachttoren Genootschap ontbreekt ook hierbij inzicht in de dynamiek van de bijbel: daar waar de nieuwtestamentische bijbelschrijvers zelf nadruk leggen op de overgang van de Wet naar het hart, van de letter naar de geest (zoals bijvoorbeeld in 2 Korinthiërs 3:6), publiceert het Wachttoren Genootschap hoofdstukken vol instructies aan ouderlingen hoe zij bij welk soort overtreding dienen te handelen, waarbij de aard van de bewoordingen van de instructies sterk doen denken aan juridische handboeken (beklaagde, getuigen, beroep, bekentenis, bewijsmateriaal, enz.)
Het waren vooral de Farizeeën die minachtend met personen van een andere nationaliteit of belastinginners omgingen! Het was juist een verwijt van hun kant aan Jezus adres dat hij hun gebruik daarin niet volgde, blijkens bijvoorbeeld Markus 2:15-16:
"Later gebeurde het dat hij in zijn huis aan tafel aanlag, en vele belastinginners en zondaars lagen met Jezus en zijn discipelen aan, want zij waren met velen en zij gingen hem volgen. Toen de schriftgeleerden der Farizeeën echter zagen dat hij met de zondaars en belastinginners at, zeiden zij voorts tot zijn discipelen: Eet hij met de belastinginners en zondaars?wij benadrukken
Het is ondenkbaar dat Jezus een houding die hij veroordeelde, tegelijkertijd zou gebruiken als model voor zijn volgelingen. Daarnaast was dit geen instructie van formalistische aard, want Jezus gebruikt in zijn zin de tweede persoon enkelvoud: "dan zij hij u {enkelvoud, dwz voor degene die het persoonlijke geschil heeft met de beklaagde, niet voor de hele gemeente} net als ". Ook uit de context blijkt dat de instructie persoonlijke geschillen betrof. De kern van het betoog behelst overigens vergeving, geen procedurele instructies (zie vanaf vers 10-14 en 18-35).
2 Johannes 9-11 Deze schriftplaatsen worden als basis gebruikt voor de regel dat zelfs "een eenvoudig Hallo" tegen een uitgeslotene verboden is (zie De Wachttoren 1 december 1981, p. 19 en 15 juli 1985, p. 31). De onderbouwing gaat voorbij aan de werkelijke betekenis van zowel de groet als de strekking van het schriftgedeelte. In t kort gezegd, betekent de groet zoals die door Johannes wordt vermeld meer dan "een eenvoudig Hallo"; het duidt op instemming met de gekozen levenswandel en zelfs een wens van succes daarin. Vanzelfsprekend kan een Christen een dergelijke instemming niet uiten tegenover iemand die een antichrist wordt genoemd (iemand die de komst van Jezus Christus in het vlees niet [meer] belijdt). De zinsnede "een ieder die vooruitdringt en niet blijft in de leer van de Christus" wordt door het Wachttoren Genootschap vaak aangehaald als precedent voor het uitsluiten van afvalligen, dwz degenen die de leer van het Genootschap niet volledig accepteren als volledige waarheid. Wanneer dit echter in de context wordt geplaatst, zien we dat dit niet deugdelijk is. Allereerst gaat het om de leer van de Christus, niet de leer van een of andere religieuze organisatie. Daarnaast gaat de passage over het mijden van de antichrist: degene die de komst van Jezus Christus in het vlees niet belijdt. Wanneer het gaat om andere, zelfs fundamentele leringen, van de vroege gemeente, zien we dat er veel ruimte voor persoonlijke interpretatie was en geen gecentraliseerde toetssteen van waarheid (zie bijvoorbeeld Romeinen 14).
1Korinthiërs 5:9-11 Hoewel hier een duidelijke aanwijzing voor mijden wordt gegeven, leidt de toepassing van het Wachttoren Genootschap tot een gecompliceerde, formalistische uitoefening van wettelijke autoriteit. Paulus duidt op een overheersende eigenschap van "iemand, een broeder genoemd", die een hoereerder is, een dronkaard is, een afperser is, enzovoort. Iemand die een keer dronken is, is nog geen dronkaard. De woorden van Paulus leggen een verband met een levenswijze, geen eenmalige daad. Wanneer deze eigenschappen kenmerkend zijn voor "iemand, een broeder genoemd", zou het zelfs vanzelfsprekend zijn dat we geen intieme omgang zouden willen hebben met een dergelijk persoon. Er worden echter geen instructies verschaft voor verhoren, restricties, comités, enz.
3. De 'rechtsgang'
Naast de leerstellige haken en ogen zijn er bovendien nog bezwaren van andere aard aan de uitsluitingpraktijk van het Wachttoren Genootschap.
Inconsequenties Het verloop van de volledige uitsluitingsprocedure is niet transparant. De gang van zaken speelt zich af achter gesloten deuren. In een bespreking in Ontwaakt! over de bronnen van ons recht staat(22 mei 1981, p. 17):
Aangezien de plaatselijke rechtbank bij de stadspoort zetelde, viel er niet aan te twijfelen dat de behandeling van de zaak openbaar was! (Deut. 16:18-20) Ongetwijfeld vormde de openbare behandeling voor de rechters een hulp om hen te manen tot voorzichtigheid en rechtvaardigheid, eigenschappen die soms verdwijnen wanneer een oppermachtig gerechtshof hoorzittingen in het geheim en achter gesloten deuren mag houden. Wat valt er over de getuigen te zeggen? In bijbelse tijden werd er van getuigen verlangd dat zij hun verklaring in het openbaar aflegden. Om deze reden werden zij gewaarschuwd zich in hun getuigenverklaring niet door de druk van de publieke opinie te laten beïnvloeden en af te wijken met de grote massa om het recht te buigen.
De Wachttoren 15 mei 1993 blz.21
Terwijl het Wachttoren Genootschap voor veel wetten en juridische procedures een beroep doet op de Mozaïsche Wet, handelt het in dit opzicht volledig tegengesteld aan de hier gepresenteerde principes (zie Spreuken 20:10 over meten met twee maten). Ouderlingen krijgen de specifieke instructie: "observers are not permitted" [Vert.: waarnemers zijn niet toegestaan] ("Pay attention", p. 109). Ook het feit dat de rechters hun mededelingen mondeling mogen doen, maar de beschuldigde verplicht wordt schriftelijk beroep aan te tekenen, is een uiting van de minachting voor de positie van de beschuldigde. Let ook eens op de instructie die in het handboek voor ouderlingen wordt gegeven voor het geval waarin een beroepscomité het oneens is met het oorspronkelijke comité:
When this occurs, the individual should not be given any indication of the conclusions of the appeal committee. Simply tell the person that the decision is pending. [Vert.: Wanneer dit het geval is, dient aan de persoon geen enkele aanwijzing gegeven te worden inzake de conclusies van het beroepscomité. Vertel de persoon eenvoudig dat de beslissing hangende is.]("Pay attention", p. 127).
In de inleiding werd reeds opgemerkt dat voor de jaren 40 er kerkverhoren plaatsvonden in plaats van verhoren achter gesloten deuren. Welke reden wordt gegeven door het Wachttoren Genootschap voor de nieuwe procedure?:
"Jaren later werd in The Watchtower van 15 mei 1944 (Nederlands: 15 april 1949) de kwestie opnieuw besproken in het licht van de gehele bijbel en werd aangetoond dat dergelijke gemeenteaangelegenheden behandeld dienden te worden door verantwoordelijke broeders aan wie het opzicht in de gemeente was toevertrouwd (1 Kor. 5:1-13; vergelijk Deuteronomium 21:18-21)." (jv 187)
Wat zegt "het licht van de gehele bijbel"? Voor het gemak kunnen we ons beperken tot de schriftplaatsen die het Wachttoren Genootschap zelf aanvoert.
1 Korinthiërs 5:1-13: Er wordt hier met geen woord gerept over verantwoordelijke broeders, integendeel, deze brief was gericht aan de gemeente in zijn geheel (zie 1:2) en de vermaning niet langer in het gezelschap te verkeren van personen die afkeurenswaardig gedrag beoefenen gold een ieder. Er komen geen procedurele kwesties ter sprake.
Deuteronomium 21:18-12: de rechtspraak in het oude Israël werd in Ontwaakt! juist aangehaald om voor openbaarheid te pleiten (zie boven)!
De informatie over de procedures bij een comitézaak zijn niet bij alle Jehovahs Getuigen bekend; alleen ouderlingen krijgen hierin inzage. Dit plaatst de beklaagde in een nadelige positie, want hij weet niet wat zijn rechten zijn noch wat hij of zij nog allemaal kan verwachten. En ouderlingen zijn niet verplicht de beklaagde op zijn rechten te wijzen, blijkens bijvoorbeeld de volgende instructie inzake de laatste beroepsmogelijkheid :
When the disfellowshipping is upheld by the appeal committee, there is no further right to appeal. However, if an individual persists in believing a serious error in judgment has occurred, the appeal committee should inform him that he may submit his allegations in writing to the appeal committee within seven days for transmittal to the branch office. (Pay Attention to Yourselves and All the Flock, blz. 127) [Vert.: Wanneer de uitsluiting gehandhaafd blijft door het beroepscomité, is er geen verdere beroepsmogelijkheid. Wanneer de persoon echter blijft volhouden dat er een ernstige beoordelingsfout is gemaakt, dient het beroepscomité hem erover in te lichten dat hij zijn aantijgingen binnen zeven dagen in geschreven vorm bij het beroepscomité mag indienen zodat deze kunnen worden overgedragen aan het bijkantoor.] {Accentuering toegevoegd}.
Alleen wanneer de beschuldigde "blijft volhouden dat er een ernstige beoordelingsfout is gemaakt," hoeft hij over een verdere beroepsmogelijkheid te worden ingelicht. Merk bovendien op dat er dan wordt gesproken over "aantijgingen". Het Wachttoren Genootschap maakt daarmee direct duidelijk hoe men de bezwaren beschouwt die een beklaagde naar voren brengt
4. De uiterste consequentie: een praktijkvoorbeeld
De uiteindelijke maatstaf of er tot uitsluiting wordt overgegaan of niet is volgens Jehovahs Getuigen of de overtreder berouw heeft van zijn dwaling of niet. Ongeacht de aanleiding van de uitsluiting wordt van Getuigen geëist dat zij zich onderwerpen aan de uitspraak van het rechterlijk comité en na bekendmaking van de uitsluiting dienen zij de uitgeslotene volledig te mijden (zelfs geen eenvoudig "Hallo" meer tot hem of haar te richten). Om te bekijken tot welke kromme situaties dit kan leiden, volgt hier een voorbeeld van twee comitézaken: eentje waarbij de overtreder, A, geen berouw heeft en dus wordt uitgesloten en eentje waarbij de overtreder, B, wel berouw heeft en dus als broeder beschouwd en behandeld dient te worden.
A is 56 jaar oud, werd gedoopt toen hij 19 was en werd 3 jaar geleden aangesteld als dienaar in de bediening. Hij leerde de waarheid kennen via een collega, X. Deze vriend hielp A in de moeilijke periode waarin hij werd verstoten door zijn familie, die zijn lectuur en vergaderingkleren verbrandde en zijn velddiensttas in stukken scheurde. De vader van A dreigde zelfs met geweld; dit was het moment waarop de ouders van X (die geen Getuigen waren) aan A aanboden dat hij (tijdelijk) bij hen in huis mocht komen wonen. De troost die X en zijn familie bood aan A maakte het verlies van zijn vleselijke familie bijna goed. De familieband van gezin X was dan ook zeer groot. De vleselijke zuster van X was ook een Getuige, maar deze woonde niet meer thuis. Na enige tijd, A woonde toen al lange tijd elders, werd de zus van X uitgesloten, want ze woonde ongehuwd samen. X bleef echter contact met haar houden, ook na de artikelen in De Wachttoren van december 1981 (waarin werd uiteengezet dat hierop uitsluiting staat). Hierop werd ook X uitgesloten en hierop A verbrak zijn contact met X. Jaren later vernam A toevallig dat X aan een ernstige, pijnlijke ziekte leed en waarschijnlijk nog maar enkele maanden te leven had. A deed moeite het adres van X te achterhalen en ging hem opzoeken. In het ziekenhuis waar X was opgenomen, vond een hartelijke hereniging plaats van twee oude vrienden. Er werden herinneringen opgehaald, fotos van kinderen en kleinkinderen uitgewisseld en wat men zoal doet bij dergelijke gelegenheden; de waarheid of de uitsluiting van X kwamen niet ter sprake. Enkele weken na dit bezoek overleed X, waarop A zijn begrafenis bijwoonde. Weer enkele weken later kreeg A bezoek van twee ouderlingen en werd hem gevraagd of hij nog contacten onderhield met X. A reageerde verbaasd, maar vertelde hen van zijn bezoek in het ziekenhuis en de begrafenis. De ouderlingen waren van het bezoek in het ziekenhuis op de hoogte, want een verpleegster, toevalligerwijs een vleselijke zus van een van de bezoekende ouderlingen, had A daar gezien en herkend als een van de gemeenteleden van haar broer. Zij wist ook dat X een uitgeslotene was, want hij had zo nu en dan de Gedachtenisviering bijgewoond. De ouderlingen vroegen A of hij ervan op de hoogte was dat X was uitgesloten. A bevestigde dit, waarop de ouderlingen vroegen waarom hij dan vriendschappelijke omgang met zo iemand had gezocht. A wees de ouderlingen erop dat zij toch wisten van de achtergrond van de relatie van A en X. De ouderlingen vestigden herhaaldelijk de aandacht op de reden waarom Jehovahs Getuigen uitgeslotenen moeten mijden en het gezelschap ging uiteen. Wéér later kreeg A de uitnodiging te verschijnen voor een rechterlijk comité. De aanklacht was uiteraard: vriendschappelijke omgang met uitgeslotenen. A hield vol dat in dit geval toch geen sprake kon zijn van rein houden van de organisatie. De ouderlingen hielden vol dat de richtlijnen van het Genootschap leidend waren. De partijen bleven recht tegenover elkaar staan, totdat A werd uitgesloten. Hij ging in beroep, maar ook door het beroepscomité werd hij uitgesloten. Eén van de leden van het beroepscomité merkte nog op dat loyaliteit "makkelijk [is] totdat we denken dat we een uitzondering hebben gevonden en die uitzondering zijn we dan zelf".
B is 47 jaar, werd gedoopt toen hij 22 was en werd 15 jaar geleden aangesteld als ouderling. B is getrouwd en heeft 3 kinderen: 2 dochters van 20 en 18 en 1 zoon van 14. Zijn openbare lezingen en lezingen op kringen en congressen werden zeer gewaardeerd en gaven altijd gespreksstof vanwege de diepgaande behandeling van interessante punten. Hij diende regelmatig in rechterlijke comités, beroepscomités en was assistent-vergaderingopziener bij de voorgaande zes districtscongressen. Van zijn ervaring in het hogere management van het bedrijfsleven werd dankbaar gebruikt gemaakt door het Wachttoren Genootschap. Plotseling werd B echter ontheven als ouderling en het viel iedereen op dat hij geen antwoorden meer gaf op de vergaderingen. B bleef echter dezelfde hartelijke persoon als hij altijd was in de persoonlijke sfeer, dus veel Getuigen bleven hem benaderen voor raad op het geestelijke vlak en advies op het meer materiële (B deed vaak belastingaangiften voor ouderen in de gemeente). Maar wat was nu gebeurd? Maanden hiervoor was zuster Y naar de ouderlingen was gegaan met de beschuldiging dat B haar tijdens het samenwerken in de velddienst (nota bene!) tegen haar wil had betast. B ontkende dit echter en aangezien er geen verdere getuigen waren, werd met de aanklacht niets gedaan. Op de een of andere manier lekte dit uit en plotseling waren er meerdere zusters die naar de ouderlingen kwamen met soortgelijke beschuldigingen die soms wel 8 jaar of langer post factum werden ingediend! De ouderlingen waren vooral geschokt doordat een zuster, de moeder van twee jonge broertjes, B zelfs beschuldigde van homoseksuele handelingen met haar 4 en 6-jarige zoontjes. De bom barstte toen de jongste dochter van B aangifte deed bij de politie van seksuele mishandeling door haar vader. Dit brak ook B en hij nam contact op met zijn collega-ouderlingen. Hij legde onder tranen een volledige bekentenis af en vertelde dat hij zijn vergrijpen eerder had ontkend vanwege een diepe schaamte omtrent de dingen die hij had gedaan. Tijdens de erop volgende comitézaak constateerden de ouderlingen een diep en oprecht berouw bij B. Hoewel hij op restricties werd gesteld, werd het niet noodzakelijk geacht B uit de gemeenschap te sluiten.
Stel dat u bij A en B in de gemeente zou zitten en u zou weten van de aanleiding en achtergrond van beide gevallen? Zou u dan net zo reageren als wanneer u alleen maar die ene mededeling op de dienstvergadering zou hebben meegekregen, namelijk dat "A uit de christelijke gemeente is gesloten"?
5. Invloed op de getroffenen
De uitvoering van de procedures in kwestie hebben grote gevolgen voor degenen die erdoor worden getroffen. In het midden van de jaren 80 bijvoorbeeld woonde er een uitgesloten vrouw in Massachusetts, terwijl haar moeder, die in Maine woonde (ongeveer 300 kilometer noordoostelijk) ernstig ziek werd en stierf. Ondanks dat de Getuigenfamilie van de dochter en de ouderlingen het adres van deze dochter wisten, stelden zij haar niet op de hoogte van haar moeders ziekte, haar overlijden en de begrafenis. Zij vernam er pas van op het moment dat haar moeder reeds begraven was. Ze vertelt dat de diepe zielspijn om op deze manier de kans te worden ontnomen haar stervende moeder te zien of om een kans te hebben haar liefde tot uitdrukking te brengen, of te trachten tot uitdrukking te brengen, gewoonweg niet wilde overgaan (SCF, 351).
De macht van de uitsluitingregeling is groot, want het negeren van een bekendgemaakte uitsluiting door een Jehovahs Getuige, kan leiden tot zelf uitgesloten worden. Dit geldt sinds 1981 ook voor omgang met familieleden die uitstijgt boven familieverplichtingen. Neem het geval van Annette Stuart, een (in 1987) 77 jaar oude grootmoeder in West Brookfield, Massachusetts, die reeds vele jaren Getuige was. De kleindochter van deze vrouw was 14 toe zij zich, op aanmoediging van haar moeder, liet dopen. Drie jaar later liet het meisje weten dat de druk die op haar geplaatst werd als Getuige, haar teveel was geworden. De ouderlingen werden bijeengeroepen, maar ze bleef volhouden dat ze niet van plan was de vergaderingen nog verder te bezoeken. De ouderlingen beslisten dat aangezien zij zichzelf had uitgesloten, zij geen andere keuze hadden dan haar uit te sluiten. Deze gebeurtenissen vonden plaats vóór 1981, dus "de familie was tenminste intact". Maar in 1981 veranderde het beleid. Annette schreef:
Mijn kleindochter was nu afgesneden van haar familie en verwanten. Ik kon haar niet uit huis zetten. Ze had ons nu meer dan ooit nodig! Haar moeder eerbiedigde de nieuwe regel. Ze had niets meer te maken met haar dochter of met mij. Dat was uiteraard haar eigen keuze. Twee ouderlingen kwamen bij mij thuis en gaven me de keuze. Ze waren van mening dat aangezien mijn man geen JG was zij geen recht hadden mijn kleindochter te verbieden bij mij thuis te komen. Mijn man had dat al eerder doen uitkomen tegenover de ouderlingen. De ouderlingen vertelden me dat ik uit de kamer moest lopen als mijn kleindochter op bezoek kwam. Ik zou niet aan dezelfde tafel mogen eten als zij bleef eten met mijn man. In mijn ogen was wat zij vroegen liefdeloos, onmenselijk en onchristelijk. Ik vertelde ze dat ik niet kon doen wat zij vroegen. Ik herinner me dat ik op dat moment bitter moest huilen. Zij stonden daar als versteend, zonder enig medegevoel.
Op 73-jarige leeftijd, na dertig jaar verbonden te zijn geweest, werd de grootmoeder van het meisje nu ook uitgesloten. Haar echtgenoot, die nooit Getuige was geweest, zag dat zijn familie plotseling van hem werd afgenomen. Hij schreef naar het hoofdbureau van het Wachttoren Genootschap voor hulp, maar de beslissing van de ouderlingen bleef gehandhaafd. Mevrouw Stuart schrijft:
Mijn dochter, zoon, kleinkinderen, achterkleinkinderen ik heb deze geliefde personen al vier jaar niet gezien! Mijn zoon en dochter leven in dezelfde stad als wij Mijn zonde was dat ik mijn uitgesloten kleindochter in huis ontving.
Hoe kan zon actie worden gerechtvaardigd op basis van de bewering dat het bijdraagt aan het rein houden van de organisatie? (In Search of Christian Freedom, 347, 348).
6. Conclusies en slotopmerkingen
De uitsluitingregel is een machtig wapen om gehoorzaamheid af te dwingen. Het Wachttoren Genootschap aarzelt niet het in te zetten wanneer ideeën worden geuit die afwijken van de leer van De Wachttoren. De toepassing ervan is echter niet gebaseerd op een zuivere interpretatie van schriftuurlijke argumenten :
1.de essentie van de overgang van de Mozaïsche Wet naar de onverdiende goedheid van God wordt gemist door een wettische interpretatie als die van de uitsluitingregel
2.in Matthéüs 18 sprak Jezus niet over gemeentelijke procedures, maar over oplossingen van persoonlijke conflicten.
3.2 Johannes gaat over de antichrist en de erin genoemde groet omvat niet een eenvoudig "Hallo" maar betekent een instemmen met iemands afvallige handelwijze "die de komst van Christus in het vlees niet belijdt" en zelfs de wens dat de persoon daarin succes zal hebben
4.1 Korinthiërs 5geeft te kennen dat er sprake kan zijn van kenmerkende eigenschappen van een persoon die ertoe leiden dat iemand ertoe beslist iemand niet meer in huis te ontvangen, maar er is geen sprake van wettelijke stappen op basis van één daad waarbij bewijzen, getuigen, beroepszaken en dergelijke aan de orde komen
Terwijl het Wachttoren Genootschap erkent dat rechtspraak openbaar moet zijn als ze voorzichtig en rechtvaardig wil blijven en men daar zelfs schriftuurlijke precedenten voor aanvoert, heeft men in "het licht van de hele bijbel" voor de eigen rechtspraak de procedure beperkt tot een proces achter gesloten deuren.
De persoonlijke pijn die deze onschriftuurlijke en onredelijke organisatorische regeling teweegbrengt, is niet te beschrijven. Ondanks dat dienen alle Jehovahs Getuigen zich er aan te houden, anders wacht henzelf een wisse uitsluiting.
Slotopmerkingen Zal de uitsluitingregel ooit worden gewijzigd? Waarschijnlijk wel. In het streven naar erkenning door de gevestigde orde zal het Wachttoren Genootschap hier en daar door de knieën moeten. Over deze regeling zijn al parlementaire vragen gesteld, bijvoorbeeld in Canada. Uiteindelijk zal het Wachttoren Genootschap eieren voor zijn geld kiezen en tot publicatie van nieuw licht in deze kwestie overgaan. De vraag is hoe lang dit nog op zich zal laten wachten
Gedurende de oorlog 1914-1918 hebben invloedrijke leden van de Watch Tower een nogal twijfelachtig gedrag aan de dag gelegd wat de "christelijke neutraliteit" betreft.
Het Genootschap erkent dit en spreekt zelfs van een collectieve verantwoordelijkheid waarin ze medeschuldig was aan het in die tijd vergoten bloed. (zie noot 1).
We lezen in het boek : "s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij" uitgegeven in het Engels in 1975 en in het Nederlands in1976 (pagina 185 §13) :
"In de Eerste Wereldoorlog (1914-1918 G.T.) verrichtten sommigen van het overblijfsel van het geestelijke Israël non-combattante dienst in het leger van hun land en maakten zich aldus medeschuldig aan het in de oorlog vergoten bloed. "
Daarom hebben sommigen zich afgescheiden van de organisatie, gechoqueerd vanwege het gedrag van de verantwoordelijken (die Rutherford en de zeven leden van Bethel te Brooklyn vervingen die toen in de gevangenis zaten).
Diegenen die zich aldus afscheidden namen de naam "Standfasters" aan, t.t.z. "Degenen die stand houden".
In de Wachttoren van 15 juli 1989 (pag. 21-28), vertelt Karl Klein, één van de leden van het Besturend Lichaam zijn ervaringen en beschrijft hij de situatie zoals ze zich voordeed in deze oorlogsperiode.
Hij vertelt dat hijzelf klaar stond om zich aan te sluiten bij de "Standfasters", maar ook waarom hij uiteindelijk verbonden bleef bij de "Bijbelstudenten", vooral door aandringen van zijn moeder.
Heel eigenaardig, maar Karl Klein geeft toe dat "Degenen die stand hielden" het juiste inzicht hadden in de kwestie van neutraliteit.
"Kort na mijn doop in 1918 werd mijn loyaliteit jegens mijn mede-Bijbelonderzoekers op de proef gesteld. De Eerste Wereldoorlog woedde, en hoewel de vooraanstaande broeders ten onrechte gevangen waren gezet wegens de oorlogskwestie, zagen degenen die destijds de leiding hadden, niet volledig in dat christelijke neutraliteit noodzakelijk was. Enkelen die het strijdpunt duidelijk inzagen, namen aanstoot en scheidden zich van de Bijbelonderzoekers af. Zij noemden zich Standvastigen en zij waarschuwden mij dat als ik bij de Bijbelonderzoekers bleef, ik het voorrecht om tot de kleine kudde" van Jezus gezalfde volgelingen te behoren, zou verspelen (Lukas 12:32). Hoewel moeder zich nog niet had opgedragen, was zij degene die mij hielp de juiste beslissing te nemen. Ik kon mij niet voorstellen dat ik degenen in de steek zou laten van wie ik zoveel had geleerd, en daarom besloot ik aan de zijde van de Bijbelonderzoekers te blijven".
In de "Wachttoren " van 15 maart 1996 (pag.17 en 18) spreekt de "getrouwe en beleidvolle slaaf" waarschijnlijk over mensen zoals die "Standfasters", alhoewel ze hen niet bij name noemt.
De organisatie verwijt sommigen dat ze de gelederen van Gods dienstknechten hebben verlaten voordat ze "nieuw licht" kregen aangaande het probleem dat hen toen bezighield.
Ze hadden natuurlijk ongelijk omdat ze niet geduldig hadden afgewacht.
"Wat zullen wij doen ? Er aanstoot aan nemen en de organisatie verlaten? Dat hebben sommigen gedaan toen De Wachttoren vele jaren geleden het nieuwe verbond toepaste op personen die tijdens het Millennium op aarde zouden leven. Anderen namen aanstoot aan wat De Wachttoren eens over de kwestie inzake neutraliteit zei. Indien degenen die over deze kwesties struikelden loyaal aan de organisatie en hun broeders en zusters waren geweest, zouden zij op Jehovah hebben gewacht om deze aangelegenheden te verduidelijken, hetgeen hij op zijn bestemde tijd heeft gedaan. Bijgevolg houdt loyaliteit in dat wij geduldig wachten totdat de getrouwe en beleidvolle slaaf een verder begrip publiceert."
Laten we tussen haakjes vermelden dat de "Standfasters" hadden moeten wachten ( meer dan 20 jaar) om een" verder begrip" over neutraliteit te krijgen.
Nog steeds in het boek "s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij",lezen we aldus: (zie noot 2)
"Maar in 1939, het jaar waarin de Tweede Wereldoorlog uitbrak, verklaarden het overblijfsel van het geestelijke Israël en de grote schare" met schapen te vergelijken metgezellen, ongeacht welke nationaliteit zij hadden, dat zij in alle conflicten van deze wereld absoluut neutraal zouden blijven. Hun standpunt werd in het artikel Neutraliteit" in The Watchtower van 1 november 1939 (Nederlandse oorlogsuitgave van eind maart 1945) uiteengezet."
We weten wel dat het Genootschap heel dikwijls de totale verantwoordelijkheid van de geestelijken ter sprake brengt, wat bloedschuld betreft.
Bijvoorbeeld, in het boek "Gods duizendjarig Koninkrijk nabij" gepubliceerd in het Engels in 1973 en in het Nederlands in 1974 op de pagina 380 §38 zegt ze het volgende: (zie noot 3)
"De voorzegde mens der wetteloosheid" is een samengestelde persoon, de gehele religieuze geestelijkheid van de zogenaamde christelijke" kerk. Natuurlijk treft de schuld voor datgene wat één prominent lid van deze klerikale mens der wetteloosheid" doet, ook alle overige leden van de klasse der geestelijken omdat zij hetzij ermee instemmen of er niet tegen protesteren of zich erbij neerleggen en een deel van de clerus blijven. Zij zijn allen medeverantwoordelijk voor en medeschuldig aan datgene wat een lid van de klasse der geestelijken op een vertegenwoordigende wijze doet, zoals wanneer hij voor de hele groep spreekt of handelt."
In de "Ontwaakt !" van 8 september 1987 worden de aanhangers van de christenheid uitgenodigd om zo vlug mogelijk de valse religie te verlaten om te ontsnappen aan een collectief oordeel :
"Zult u zelf iets doen als uw kerk in gebreke blijft ? Als u, na een eerlijk onderzoek, reden hebt om ontevreden te zijn over wat u ziet, doe dan meer dan alleen maar klagen. In een commentaar op Karl Barths verklaring dat een kerk is wat haar leden zijn, kwam een journalist tot de volgende logische conclusie: Kerkleden ... zijn verantwoordelijk voor wat de kerk zegt en doet." Vraag uzelf dus af : Ben ik bereid de medeverantwoordelijkheid te dragen voor alles wat de kerk zegt en doet? Kan ik er werkelijk trots op zijn alle leden ervan tot mijn geestelijke broeders te mogen rekenen ?
Zie bij het beschouwen van deze vragen niet de belangrijkheid over het hoofd van Openbaring 18: 4, 8. Betreffende het wereldrijk van valse religie dat God mishaagt, staat daar het volgende geschreven: "Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen deel hebt aan hare zonden, en opdat gij niet iets ontvangt van hare plagen. [want] hare plagen [zullen] op één dag komen, namelijk dood, rouw en honger; met vuur zal zij verbrand worden; want sterk is God de Heer, die haar oordeelt.
Misschien gelooft u oprecht dat uw kerk niets heeft uit te staan met de valse religie die God naar hij zegt spoedig zal vernietigen. Maar uw leven hangt ervan af of u daar voor 100 procent zeker van bent. Bent u dat ? Valse religie heeft geen toekomst, en degenen die haar ondersteunen evenmin. Ware religie zal voor altijd blijven bestaan, te samen met degenen die ze beoefenen. Maak dienovereenkomstig een keus".
De tegenstrijdigheid is duidelijk. Ze maakt deel uit van de manier van handelen zoals de Watch Tower regelmatig dubbelspraak hanteert terwijl ze met zon elegantie en raffinement, een betere zaak waardig, manipuleert.
Aan de ene kant erkent het Genootschap dat ze gedurende de Eerste Wereldoorlog bloedschuld had, vanwege de slechte houding van de (interim) regeerders uit die tijd.
Maar in dit geval maakt ze geen melding van het feit dat wat de leiders hadden gedaan, een weerslag had op anderen.
Ze verwijt aan sommigen, waaronder de "Standfasters" de organisatie te hebben verlaten, alhoewel ze de juiste zienswijze hadden.
"Doe dan meer dan alleen maar klagen" lazen we zojuist"
Aan de andere kant worden de gelovigen van de christenheid uitgenodigd om "het wereldomvattende stelsel van valse religie" zo vlug mogelijk te ontvluchten.
Zodus, met een onverdroten logica die eigen is aan de Watch Tower concludeert ze :
· Indien er verkeerde dingen intern gebeuren, dan is het goed om te blijven en te wachten. Door te blijven krijg je de zegen van Jehovah.
· Indien men bemerkt dat verkeerde dingen geschieden bij de christenheid, dan is het beter om zonder te aarzelen eruit te gaan. Door erbij te blijven, zul je vernietigd worden.
Noot 1 : Wanneer het Genootschap haar fouten toegeeft, dan is het niet uit bezorgdheid om te bekennen of vanwege spijt, maar omdat zon "zonde" in de kaart speelt van sommige "profetische interpretaties" die in haar voordeel zijn.
Noot 2 : Deze zin volgt onmiddellijk op deze van bij het begin ( want ze deelden in de verantwoordelijkheid van bloedschuld gedurende deze oorlog).
Noot 3 : De keuze van dit boek is gewettigd want het komt uit dezelfde tijd als het aangehaalde werk : "s Mensen redding uit wereldbenauwdheid nabij."
zie ook eleuthera.aggelia.be of in het Frans www.aggelia.be