het is een vrouwenkoor, ons vrouwenkoor dat onophoudelijk gilt, schreeuwt en steunt
zoals een gierende boor al draaiend zijn hoge eentonigheid kreunt
een toneel vol rode ballonnen met opgezwollen nekken het zijn sopranen met een jankend geluid
die snerpend de lucht langzaam laten vieren in een ballade van Karel de Manke zo staat op het bierviltje aangeduid
ieder familielid is opgetrommeld zelfs tot in de vierde graad "zie toch onze moeders daar musiceren" roept een zonderling vanuit het toilet "daar kunnen we weer een jaar op teren"
"die Wolfgang Kuch, de dirigent, houdt met zijn stokje wel de maat maar ik hoop dat hij vóór de stervensscène uit de opera Het Genadeschot, de zaal via de achterdeur verlaat
het blijft alsmaar afwachten of er na morgen nog een verleden is kan het onbekende wel verbeelden het ongekende verzachten met gedachten aan een almachtige kracht mijzelf overgeven
maar als puntje bij paaltje komt blijft het hopen en verwachten het beste dat we dagelijks kunnen beleven (ik heb de leegte er maar niet bij opgesomd)
alhoewel, het inhoudsloos vegeteren zoals bij licht de ogen openen in het donker de leden weer toe en tegen de nacht de dag de rug toekeren, behoort tot het potverteren
drink ik, eet ik en word als vanzelf moe als ik wat kuier, mijn manier van lopen, in afwijking van het huidige jachtig gedoe maar toch is het een eenvoudige wijze om gisteren aan een komende dag te knopen
het blijft alsmaar afwachten of er na morgen nog een verleden is iets dat bijdraagt aan een voldaan gevoel ik zou niet weten wat ik daarmee bedoel
maar het nu al invullen van een mogelijk gemis ligt niet voor de hand, ook al is het mogelijk therapeutisch aantrekkelijk en cool daarom schrijf ik maar wat dingen bij elkaar en benoem het als een lichtgewicht bestaansgedicht
het gaat erom dat ik heden op een of andere manier het vreemde lot van het bestaan toelicht
*
ik verhaal van drie erwtjes op een bord nuttig ze met mes en vork een voor een slik ik ze in en als ze zijn verorberd heb ik in het kort verteld hoe ik in de voorgaande coupletten u allen zo teder bemin
als machteloze gedachten luider roepen dan mijn lippen bewegen en mijn oor even niet aan het gevoel van de wind wil raken
is de stilte nog het meest genegen mij te doen verwijlen in de overgave aan verloren tijd, opzoek naar onkreukbaar waken
het is dan niet zo dat ik me verberg om weerstand te vermijden soms geraakt de ziel in trance, wordt zij overvallen door een overdaad aan klanken;
als het aardse carillon, onvoorspelbaar, zijn klokken luidt en mij naar de doolhof begeleidt dat is gevuld met grijze mistbanken en waaraan verdwazing wordt toegedicht
dan toch is het enkel de eenzaamheid, vaak zo van donkerte beticht, waarin het pad naar buiten wordt voorbereid en meestentijds, een ochtend de ijzige nacht afsluit
ik ben meer dan het gevoel dat jij me geeft jouw woorden dreigen, zijn gericht op open wonden doch met eigen onmachtig speeksel doorzeefd
avec toi, la basse opinion mourit en même temps
nog steeds de strenge vroege akkoorden, aldoor onderweg, waar op het voortschrijdend pad het genot zelden bekoorde; een kinderziel is met verwarring beklad
avec toi, la basse opinion mourit en même temps
door buitenlijfse krachten lijkt nog steeds het vel gespannen, een milde glimlach is naar het verste eiland binnenin jezelf verbannen
avec toi, la basse opinion mourit en même temps
wat is nog in staat aangegroeid eelt te verzachten opdat het lukt jezelf te achten en waar stilaan het krampachtige je verlaat