Julius V.E. Dreyfsandt zu Schlamm : Gedichten 5
05-08-2008
Hora est
de tijd staat stil zo merk ik ter zijde op doch mijn stemklank verraadt enige ergernis, vertaalt derhalve de onrust van een aanzwellend innerlijk ongemak overeenkomstig het drammerig gedreun van een horde aanstormende paarden in galop mijn eigene ongeduld staat voor kenners merkbaar in brand zeker als wachten mij tenteert gelijk de trage gang van een nog in leven zijnde slak
01-08-2008
Geborgen goud
niet dat ik je misken of wil ruilen dat zou zoeken zijn, geblinddoekt, tegen beter weten in of lijken op wisselen van spiegelende bomen wederom zoeken naar broze luchtgevulde zuilen om ze weer met tranen te vullen uit opgeblazen dromen noch is het zo dat ik mijn hart snijd uit geborgen goud dan wel mezelf bevrijd uit vermeende boeien neen, enkel afdrijven naar een leegte waar spanen ontbreken is verraad aan het licht hoe zou ik dan ooit verder moeten roeien
25-07-2008
Oude liefde
vertel niet de woorden verder die ik zwijg het zijn vermiste gedachten van toen zij zwerven alsmaar van voelen naar doen wil ze in gezouten vocht openbaren waartoe ik zo nu en dan of eigenlijk toch wel dikwijls naar neig om een verlichte schaduw alsnog met speeksel te verklaren ik zou van de berk met gewillige ranken de geaarde wortels teder kussen alsof hartstocht het smeulend vuur met droge lippen kan sussen en de bast niet de partituur zal nerven van geblakerde holle klanken luister niet naar de ogenblikken die ik zwijg ze dragen de flanken die een oude liefde erven
21-07-2008
Genadeloos
de mug zoemt over mijn blote rug pest mij als ik tracht te slapen zal ik uit bed stappen, op jacht gaan om haar bloed op de witte muur uiteen te slaan dan wel mogelijkerwijs haar restanten op te rapen of trotseer ik haar macht en denk morgen heb ik wel een zalfje dat de ergerlijke jeuk verzacht verdomme, daar is zij weer zij blijft nu nóg langer zweven zoeeeeeeeeeeeeeeeem zingt zij eentonig "gij zult mij niet krijgen" pets, zij sterft ik heb haar genadeloos afgeslacht het duurde maar even
17-07-2008
Cecile, Vrouwe van Brugge
ik dans met u, vrouwe van de avond zing de melodie die ons laat bewegen zomaar op het ritme van een ontspruitend lied dat onze beide lijven, getekend door de tijd, even in een blijde voortgang doet verweven
15-07-2008
De zwangere schaduw
schuil je even mee, wil je? hier, onder mijn vlinderstruik die roze is gesierd de takken hangen wat zwaar getopt, met hemels vocht bedekt zij schenken ons de zwangere schaduw waar een lichte geur zijn hoogtij viert en zowaar, een rijzende passie wordt verwekt ik lik de rood gezoete smaak van je lippen als langs je mond het groen wat druppels omlaag doet glijden aan dit sap willen onze tongen ritmisch nippen zal het ons, naar vluchtige hoogten leiden?
13-07-2008
De zoete wind
de zoete wind strijkt van genot de wangen in een tastend verlangen hij aait de huid met zachte hand en ik, wuivend naar meeuwen, word badend gedragen in het warme zand boven mij spant zich in azuur de hemelse weide uit, weids en sprakeloos puur in mij drijven, weliswaar bij vlagen, nog losse wolken totdat ook zij vergeten het aardse denken te vertolken
11-07-2008
Ik teken jouw figuur
ik teken jouw figuur met een gouden pen je huid verzorg ik met een verjongende crème neen, je hele lijf boetseer ik zo dat je volledig aan mijn mannelijke verwachtingen voldoet meer is er toch niet achter jouw façade ja, de duivelse macht die je eeuwig beboet hij is heerser over een onveilige haven hij heeft het vertrouwen, lang geleden, besmeurd met onuitwisbare pek opdat de dorst nimmer is te laven jouw zoute en zure vocht zal nooit weg kunnen stromen omdat het bevroren is geraakt de liefdevolle groei naar eigenwaarde is daardoor voortijdig gestaakt; het daglicht draagt boze dromen ach, het maakt niet uit wat ik vind als je, uit onmacht, jezelf niet bemint
09-07-2008
Reflectie
ik heb het wel gezien mompel ik bij tijd en wijle; zeker de wereld is groot en emoties nog eindeloos te vergaren maar waarom àlles ervaren door het afleggen van zoveel mijlen of nóg dieper navelstaren totdat alles zo duidelijk is als de ongekende dood
07-07-2008
FOTO
fotografie:Cornelia Ettl
de Mythe van Fatuma
zij, Fatuma, daagt de goden uit van achter haar gazen voile om gelijk een dolende pagode steunend op haar houten fluit als bevallige dienende bruid over haar duistere ultieme verlangens te verhalen teneinde de hemelse heerscharen in een aardse verleiding te noden zodat zij, Fatuma, hun zaad in sprekend stof zou baren waar elke willekeurige macht kan worden omgezet in haar geboden en de uitgeblusten haar tot enige opperwezen zouden verklaren zo geschiedde... met vrouwelijk geduld dat niet alleen de baarden maar zelfs hen met zalige borsten, onbelast met bevruchtende sappen, werden omhuld met eeuwige schuld; haar superbe grootsheid te aanvaarden
05-07-2008
Annabel
het is de nacht die al voor de avond het licht heeft besmeurd en in zwijgen is vermomd als ik plots, uit de verte een stem hoor roepen "kom op, Julius, geen zelfbeklag, blijven praten. ik mis de bevrijdende opening". de humor, jouw onweerstaanbare lach dat zijn toch ook vaste gewaden vandaag, Annabel is weer zo'n dag het ene been schuift dan uit bed terwijl de ander weerstand biedt en zegt, ik volg later, het kan nu even niet al heb ik weet van mijn edele dagelijkse plicht blijf ik desondanks dromen mijn blik blijft als vanzelf naar binnen gericht het is deze ochtend, Annabel, die de nacht verder draagt en de scheiding tussen slapen en ontwaken haast onweerstaanbaar langdurig vertraagt
03-07-2008
Zwijgen
hoe draai ik, blind gevlekt, een zandloper van steen als ook jouw handen niet verder kunnen reiken door bevroren gedachten die gevangen lijken in glimlachend geween en waar het zwart over en weer blijft ingekleurd het is de nacht die al voor de avond het licht heeft besmeurd en in zwijgen is vermomd
02-07-2008
Blind gevlekt
vergeet zo vaak te vragen hoe het je vergaat soms moet het dagen door de eigen kwetsbare schaduw heen waar ook nog mijn stokkende adem, onverstoorbaar, een verlammend zicht verraadt hoe draai ik, blind gevlekt, een zandloper van steen
Crème de la crème
ach, was ik maar een poweet die zich mocht scharen onder de crème de la crème zeg maar de haut culture der edele dichters begiftigd met elitaire snaren die het aangezicht van taal verstillen als het zazen in zen maar de Schepper heeft anders besloten: "Gij, Julius, zijt niet slecht maar een liefhebber gelijk een zondagschilder, wees niet onverdroten" maar mijn ego snakt zo naar roem, laat ik hem weten "ja", zegt de Meester "door die menselijke trek is een ieder bezeten"
27-06-2008
foto
park: Kienehoef Sint-Oedenrode.
26-06-2008
ik, als zuigende minnaar
ik zuig immer zacht en traag van het zoete bloed zeg maar gerust, óók liefdevol zoals dat slechts een echte minnaar doet het is echter zo, zucht de stervende vlo dat mijn tijd van heengaan is gekomen steeds meer tref ik de verzuurde mens toen ik aan jou was begonnen wist ik het zeker het chagrijn is niet meer in te tomen
spiegelende realiteit
ik zie jou staan in de piste van een lingerieboetiek als kwetsbare figurante op het wedijverend glas de verbeelding zoekend die een weg naar jezelf baant of iemand die je ooit was je draait je half om of kijkt over de schouder naar elke starende blik die je ego tracht te vangen aldoor wisselend van pose om de bevestiging te vinden in een onvertaalbaar verlangen
De glazen tijd
alhoewel overkapt en gedragen door hemel en aarde en beschut door vier sierlijke pilaren is de loper des tijds, uiterlijk gehuld in het goud der armen, op een voor mij ongekende dag opgehouden de voortschrijdende minuten langzaam opbouwend te vergaren ik zie hem zielloos staan tussen verleden van allerlei aard onderwijl denkend waarom nu afgedankt, hoe kan zijn aanwezigheid hier worden verklaard. zeker, het glazen lichaam is aan het oog onttrokken, verbrijzeld op enig moment maar waar de geijkte eeuwenlang door bewegende polsen in de schoonheid lijkt verheven is hem nu tussen willekeurige overlevenden een voorlaatste rustplaats toegekend
Heet de dood God
als ik mijn tred steeds meer in tijd en ruimte vertraag en mijn gang langs rododendrons ten einde beperk tot een van hen dan denk ik steeds minder meer is mijn omgeving nog maar een haast gedachteloze haag benader ik nu een goddelijke sfeer? als mijn adem wenst te stoppen overeenkomstig het aardse lot word ik dan opgenomen in zulke fleurige knoppen ben ik dan in de eindeloze grootsheid van de dood, is dat dan de heelheid gekend onder de naam God
zo is mijn lage land - onvoorstelbaar beweeglijk - aldoor zoekend - naar een veilige overkant -