het is de nacht die al voor de avond het licht heeft besmeurd en in zwijgen is vermomd
als ik plots, uit de verte een stem hoor roepen "kom op, Julius, geen zelfbeklag, blijven praten. ik mis de bevrijdende opening". de humor, jouw onweerstaanbare lach dat zijn toch ook vaste gewaden
vandaag, Annabel is weer zo'n dag het ene been schuift dan uit bed terwijl de ander weerstand biedt en zegt, ik volg later, het kan nu even niet
al heb ik weet van mijn edele dagelijkse plicht blijf ik desondanks dromen mijn blik blijft als vanzelf naar binnen gericht
het is deze ochtend, Annabel, die de nacht verder draagt en de scheiding tussen slapen en ontwaken haast onweerstaanbaar langdurig vertraagt
waarom zou ik bescheiden zijn als ik op mijn rug de lasten draag gelijk een elk het donkere moet torsen en weet dat er een helder onomkeerbaar punt geschapen wordt, niet door mij of de mensen aan mijn zijde
nee, het is van een almacht, in een zekere schijn, niet komend uit mijn eigen vraag
die aan mij overlaat dobbelstenen te laten rollen om wel of niet met de levensadem te morsen of dromen aan te snijden
mijn voortgang kent slechts een doel waarom zou ik dan bescheiden zijn
niet dat ik hoogmoed verkies als heerser over alle wegen het is waar, het bewandelen van het eigen pad is een gegeven waarop ook ik herhaaldelijk verdwaal
en toch wel vaak de richting verlies al voelt het even als een zegen om tegendraads tegen de eigen natuur te handelen te genieten van een uitgetreden zegen en ik mijn hoed hoger zet dan normaal
zou een pauw niet mogen pronken met de schoonheid hem aangedaan mag men niet lonken naar de talenten waarmee ieder zich heeft te verstaan
vertoeven in een huis met ramen zonder uitgang naar buiten is nodeloos lijden aan jezelf
het spelen met bescheidenheid haalt mij uit de kluiten toont mij de schoonheid van het hemelgewelf kan mijn bestaan beamen en geeft de lach gelegenheid de betrekkelijkheid zich tijdelijk in de ruimte te ontsluiten
waarom zou ik bescheiden zijn als ik op mijn rug de lasten moet dragen niet komend uit mijn eigen vragen
wanneer komt een trein voorbij, hij mag ook wel even stoppen als ik spreek over een gedachte die passeert en aanzet tot enige beweging in mijn vingertoppen
of een beeld dat zich neervlijt bij mij waaruit ik zicht heb op voldoende letters die woorden kunnen bouwen uit een scheppende brij
en regels trekt over wit papier die konddoen van een rijmend of prozaïsch gebeuren
waar mogelijk ook een gevoel wordt ontmoet met navenante kleuren
in de hoop dat in alles tezamen ook iets muzikaals wordt opgewekt niet om een hekwerk te beramen maar dat de fantasie van menigeen moeiteloos kan worden opgerekt
er ontwikkelt zich weer een toekomst zo wordt dat in de volksmond genoemd
een flierefluiter uit miljoenen treft onbewust zo mogen wij gerust stellen een verleidster op bevruchting belust; hij is dan tot een langer bestaan gedoemd
tijdens rappe scheppende gebaren of een operette met een zangerig gezucht geschiedt het onvoorstelbare
het zijn, naar mijn beste weten twee mensen die op biologische wijze van elkaar zijn bezeten en veelal na de inspannende uitspatting onwillekeurig zijn opgelucht
en als onzichtbaar wordt besloten tot een hechting, gericht op meer is het voor hem voorbij met het boemelen
zo vreten zij zich nu vol tot één menselijk geheel; in het vruchtwater valt niet meer te sjoemelen
het is groeien geblazen een buik moet immers worden opgerekt tot bol
die na verloop van tijd barstensvol is gevuld met lijf en ledematen
wanneer er dan op de juiste wijze is geëchood en geteld geschiedt het grote wonder als noodgedwongen de nieuwe aanwinst het vruchtwater moet verlaten
en worden de kaartjes rondgezonden die al maanden eerder, naamloos weliswaar, bij de dorpsdrukker zijn besteld
toch denken de ouders soms even in de reeds overwonnen nachten; tjonge jonge, waar zijn we aan begonnen
het groen kijkt mij vragend aan vanaf een palet met gras, bomen en struiken
of raak ik zo intens begaan omdat de regen mij van het levende sap laat ruiken als het benevelde doek moeiteloos een compositie schetst in de stille morgen
en de samenhang van tinten woorden doet verstommen, waar alles zichzelf onvoorwaardelijk bemint en van nature in geruisloze groei lijkt geborgen
ben even bij de buren en zie het nu van dichterbij wil een keer niet naar binnen gluren wat ik normaliter doe als ik driemaal daags voorbij schrijd
mijn hond draagt daaraan toe bij hij heeft zijn geregelde behoefte eigenlijk op vaste tij
zodat ik noodgedwongen alle aanliggende huizen passeer en inhoud van het inpandige, zover niet achter vitrage verborgen, op me in laat werken en al doende veel van de bewoners leer
een buitenkans wordt mij nu zowaar geboden een interieur van korte afstand te aanschouwen en met een uitnodigend gebaar word ik door de buurvrouw ontboden zonder deze keer mij "mogge" toe te snauwen
ja, zegt zij met de sprits reeds in de mond en de thee op haar schoot ik vraag me immer af die man maakt het toch wel erg bont hij eet haast de kaas van mijn brood terwijl zijn hond mijn enige buxus een repeterende beurt geeft met zijn opdringerige herenstaf
mevrouw, u hebt weet van mijn interesse die is geheel van intellectuele aard ik trek de nodige lessen uit de opstelling naar uw keuze die middels het meubilair aantoonbaar is opgebaard
nu had ik u vanwege uw natuurlijke omvang wat meer naar het Barokke ingeschat maar weet u, bij de kapper heb ik gelezen dat Bea haar optrekje voor de toekomst omzichtig inricht in The Scandinavian stijl nu te zien in het volkenkundig museum Ikea
u loopt volledig mee in de moderne pas ook uw beeldscherm aan de wand is up to date en in omvang behorend tot de Super Class het stemt mij tot een groot genoegen bij een doorsnee Nederlander te zijn aangeland
oh, uw hond is al jaren dood gezien de urn op de vensterbank heeft hij veel te lijden gehad of liep hij al jaren mank
ja, zo'n beest zal u best missen buurvrouw Jansen heeft het met vissen opgelost toen haar kat koos voor het eeuwige en manlief het leven liet zei ze daadkrachtig, hier wordt niet meer gemauwd of met brokjes gemorst
die vaas met bloemen is dat niet in Jugendstil nee zei ze op gedempte toon dat kunstwerk is van plastic gemaakt de echte is gesneuveld toen mijn man zaliger bij het bestrijden van de spinnenwebben door de voorruit viel
ja, u zit er netjes bij anders dan ik van buiten had verwacht men blijft in het passeren toch echt een outsider u heeft smaak dat had ik al helemaal niet verwacht en ook al niet een zenuwlijder
nee, een tweede thee gaat er niet meer in de viervoeter is aan zijn ronde toe maar als ik u nu passeer weet ik zeker ik heb het met u getroffen mijn vooroordeel over u is vanaf heden, dat moet ik erkennen, veel weker
er komt eens een tijd soms eerder dan vermoed dat de grijze haren zijn geteld of op een glad hellend vlak de schaduw zich vertoont
als de vragen die het denken stelt duiden op het ongewisse in mijzelf, merk ik, dat door woorden van buiten, en slechts voor korte duur, de zucht naar schijnbare stilte wordt beloond
er komt eens een tijd dat wijsheid slechts groeit als ik de antwoorden op gemis allengs vanzelf mijd
en ik erken dat in ademen het leven bloeit maar ten einde ook, onvermijdelijk, het zekere sterven gedijt
als ikzelf mijn leven bespiegel neemt het echte weten toe zal ik steeds meer van mijzelf herkennen, worden de schellen minder snel moe
er komt eens een tijd dat kennis slechts groeit als men de antwoorden op onwetendheid niet met nog meer vragen verknoeit
het is een vrouwenkoor, ons vrouwenkoor dat onophoudelijk gilt, schreeuwt en steunt
zoals een gierende boor al draaiend zijn hoge eentonigheid kreunt
een toneel vol rode ballonnen met opgezwollen nekken het zijn sopranen met een jankend geluid
die snerpend de lucht langzaam laten vieren in een ballade van Karel de Manke zo staat op het bierviltje aangeduid
ieder familielid is opgetrommeld zelfs tot in de vierde graad "zie toch onze moeders daar musiceren" roept een zonderling vanuit het toilet "daar kunnen we weer een jaar op teren"
"die Wolfgang Kuch, de dirigent, houdt met zijn stokje wel de maat maar ik hoop dat hij vóór de stervensscène uit de opera Het Genadeschot, de zaal via de achterdeur verlaat