Inhoud blog
  • Bodifée, God en het gesteente
  • Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Zijnzoeken
    In het spoor van Heidegger zoeken naar de zin van Zijn.
    30-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Het kosmisch causale versus het humane emergente

    In het Zijn onderscheid ik twee bereiken : het strak omschreven kosmisch causale gebied tegenover het open humane emergente bereik. De mens gebruikt de kosmisch causale interacties als voetsuk, als vertrekbasis, als springplank, als trampoline voor zijn vrije buitelingen in het bereik van het humaan emergente. De overgang, de start ligt in de interpretatie van de gegeven kosmische werkelijkheid. Interpreteren is reeds emergeren. Kennen-hoe-dan-ook, hoe-dan-ook, is reeds je losmaken van de gegevenheid, van de opdringerigheid van de gegeven dingen, creëert reeds een alternatieve , parallelle wereld, en tussenwereld, een stootkussen, een frictieplaat. Kennen is de frictcieplaat, de schakelkast met talloze variatiemogelijkheden . Griet Vandermassen schetst die schakelmoglijkheden in de inleidende paginae van haar boeiend boek Darwin voor Dames, (2005, p. 9-25), en ook in de afsluitende paginae (vanaf p. 138).

    Ik onderscheid in het totale Zijn twee tegengestelde bewegingen, al zijn ze mekaars spiegelbeelden. Spiegelbeelden in de zin dat ze met elkaar verbonden zijn, echter in tegengestelde zin. En toch liggen ze , op die wijze, in elkaars verlengde.

    Hoe werkt causaliteit ? Volgens de reeds door Aristoteles onderzochte categorieën. Die categorieën vinden hun toepassing in de voorhandene wereld, in de dingen. Daar heerst de dwang en de onmiddellijkheid van de contact-causaliteit. Emergentie echter werkt volgens wat Heidegger noemde Existentialia, die geen dingmatige relaties of interacties hebben.

    Causaliteit

    Vuur brandt altijd, zuurstof vreet altijd blootgesteld metaal weg, suiker zoet de koffie en zout geeft het voedsel zijn smaak. En dat zonder acht te slaan op verzachtend of verzwarende omstandigheden. Causaliteit werkt noodzakelijk, lineair en universeel. Daarom zijn de resultaten voorreken- en voorspelbaar. Elke causa werkt enkel voor zich, gaat recht op haar doel af, zonder consideratie voor mogelijke neveneffecten. Het crashende vliegtuig vraagt niet wie er mee vliegt, of een pas gehuwd koppel mee vliegt, een zwangere vrouw, een baby van zes maand of een beroemde voetbalploeg. De gevolgen en neveneffecten zijn voor de anderen. Causae hebben dus geen respect voor individuen. Kunnen nooit ter verantwoording geroepen worden.

    Dat heeft zijn voordelen. Loodlijnen zijn overal dezelfde. Zwaartekracht werkt overal op dezelfde manier, ook als ze niet lijkt te werken. De effecten van fysica en chemie, daar kun je oprekenen. Ze draaien perfect binnen hun eigen gebied.

    Men kan niet ontkennen dat ook in de kosmische causaliteit sporen van intentionaliteit te bespeuren vallen, een tendens naar uitbreken, naar emergeren. Aanzetten tot emergeren dus.

    Trillingen wekken andere trillingen op. Omdat trillingen op elkaar inspelen, elkaar oproepen en zich als het ware aan elkaar aanbieden; daarom zien we overal, bij alle volkeren, in alle culturen muziek ontstaan.

    Emergentie

    Hier moet ik veel voorzichtiger zijn in mijn uitspraken, want dat is als dusdanig nog nauwelijks verkend. Heidegger probeert daar aandacht voor te krijgen, via zijn Existzialen. In de diepte gaan de 175 pp. van zijn Was Heisst Denken ? (1952 ) daarover.

    Emergentie kent geen noodzakelijkheid, geen lineariteit, geen universaliteit. Emergentie richt zich op individuen, hun eigenheid en hun vrijheid. Emergent handelen is uiteraard onvoorspelbaar. Het kan steeds anders! Het roer kan nog altijd driemaal om! Terwijl causae blind zijn, leunt emergentie heel erg op (voor)kennis, inzicht, beoordeling volgens eigen en vaak ad hoc criteria, weglating, vrije selectie, vrije keuze, vrij handelen volgens eigen motieven, met als gevolg verantwoordelijkheid voor de gevolgen. (Braunroth) Emergent handelen heeft dus geen grond, geen fundamentum inconcussum, nooit evidentie, nooit vaste zekerheid; het steunt enkel op redenen, op redelijkheid, op waarschijnlijkheid, op aannemelijkheid. Je bewegend in het bereik van de emergentie ‘ben je er nooit’, ben je steeds onderweg, en sta je voortdurend voor viersprongen, kun je, mag je , nee, moet je voortdurend jokers inzetten, en inschatten waar je die inzet, zonder vaste grond. Niemand verzekert je de beste keuze.

    Men kan zeggen dat het emergentiebereik de ‘zacht, kwetsbare buik’ van het Zijn is. Binnen het emergentiebereik beweeg je je voortdurend op glad ijs. Daarom dat de wetenschappen dat gebeid mijden, want er valt daar weinig roem te halen, weinig succeshits te scoren.

    Waarom bijt M. Heidegger zich dan toch zo pitbull-gewijze 175 bladzijden lang vast in Was heisst Denken?

    Waarom stelt hij zo vaak diezelfde vraag? Suiker vraagt niet wat het in de koffie moet doen. Zout ook niet. Vuur ook niet. Zuurstof nog veel minder. Die moeten nooit denken! Die krijgen nooit de eis tot denken te horen! En waarom vragen wij ons nooit af : "Waarom niet?"?

    Waarom verwonderen wij ons nooit over dat denken? Het brengt op zich geen wetenschap voort!

    Denken produceert geen levenswijsheid. Lost geen wereldraadsels op. En biedt geen energie voor onmiddellijke acties. Denken is totaal nutteloos! Zuivere luxe!

    En toch blijft M. Heidegger die vraag 175 pp. lang stellen en herhalen! Hij neemt de hele dansvloer in, hij alleen en dartelt zwierig en breeduit over de hele ruimte . Waarvoor dient dat? Waarvoor is dat nodig? Welke nood wordt hier gediend? Is het omdat we blind geworden zijn voor die brede, gladde uitnodigende dansvloer? Omdat we te onbewust genieten van de zwier die we in het denken kunnen ontplooien? Wil M. Heidegger ons weer bewust maken van het wonder van het denken, van het kunnen, mogen, moeten denken? Nochtans, alle denken, alle denken is maar voorlopig! Op zich doet het niets! Het is het ‘Vorläufigste alles vorläufiges Tuns des Menschen, …’. Voorlopig, want het hitteschild dat ons beschermt tegen de verwoestende gloed van het Absolute Zijn. Denken is een stootkussen, een buffer die alle botsingen met het absolute Zijn opvangt en afzwakt.

    Waarom ‘heisst’?

    Waarom Denken?

    Waarom ‘heisst Denken’?

    Waarom ‘ ‘Was heisst Denken?

    En ik voeg eraan toe: Waarom ‘Wer heisst uns das Denken?’

    Geen van deze vragen heeft iets vandoen met de kosmos! Met causale verbanden of interacties, zoals vuur met water, suiker met koffie, of zuurstof met metaal.

    Waarom ‘heisst’? Speelt dat in de relatie water - vuur, zout – soep, suiker – koffie? Neen! Bij deze laatsten speelt de dwingend contact-causaliteit onafwendbaar. Maar bij denken spelen geen dwang-interacties.

    Heissen is drie-polig. Iets (1) eist iets (2) van iets/iemand (3).

    Hier ligt nergens enige onmiddellijkheid, directheid, Unumgänglichkeit. De eis moet door de andere eerste gehoord worden, erkend en aanvaard worden. Daarom moet de eiser de andere als andere, als anders, als een Zelf, als een Ego kennen en beoordelen; als een andere met eigen beoordelings-, inschattings-, en uitvoeringsvermogen. Dat zit in het eisen zelf! In het eisen zit verder een vrije wrijvingsruimte, een Spielraum, een frictieplaat en schakelkast. Een tussenruimte, een ruimte van vrijheid, voor wederzijds elkaar vinden, erkennen en aanvaarden en op elkaar afstemmen!

    Men kan van vuur niet zeggen dat het iets eist van het water, noch van het water dat het iets eist van het vuur. In kosmische processen is geen ruimte voor eisen. ‘Heissen’ ligt in het emergente bereik van het bevelen, van het oproepen, van het uitnodigen, van het verleiden.

    Waarom ‘eisen’? Omdat méér gevraagd wordt dan de gesloten stimulus – response-reactie, dan de oorzaak – gevolg - reactie. Méér! Eisen reikt naar diepere zijnslagen. Eisen tast naar de Zijnsgrond. Naar onze eigen Zijnsgrond.

    ‘Heissen’ veronderstelt veelheid en verscheidenheid. Impliceert tijd, impliceert ongelijkheid. Maar dan wel een raadselachtige ongelijkheid, een ‘wandelende’ ongelijkheid. Immers, ‘heissen’ doet een meerdere tegenover een mindere, een onderdanige. Die meerder heeft echter iets ‘minder’ dan die onderdaan, eist voor zich iets meer op van de mindere, heeft iets nodig van die mindere, waarvan hij dus erkent dat die iets meer heeft dan hijzelf. Al eisend erkent de meerdere dat hij de mindere van de mindere is. Hij erkent de ‘meerderheid’ van de mindere , en dus een voor hem negatieve ongelijkheid tegenover de mindere. Raar spel van het eisen! Het ‘heissen’ maakt de meerdere tot de mindere van de mindere. En maakt van de weeromstuit van de mindere de meerdere van de meerdere: ‘admirabile commercium’!

    Wat een raadselachtig verband , wat een wonderbaarlijk heen-en-weer tussen de zijnden schuilt achter dat ‘eisen’! Het emergentiegebeuren!

    ‘Was heisst Denken?’ Toch wel opmerkelijke vraag! Naar een echt on-kosmisch gebeuren dat we te onnadenkend, te gedachteloos ‘Denken’ noemen! Denken dat zich door geen grenzen laat inkluisteren. Zelfs niet door het Niets! Zelfs niet door het onmogelijke! We kunnen rustig vierkante cirkels bedenken, roze olifanten, vliegende gebraden kippen. Denkend overtreden we lustig alle regels van de logica! Geen tegenstrijdigheid houdt ons denken tegen. Denken spot met de kosmos en zijn causale wetten. Denken wordt door geen banden ingesnoerd, door geen onvermogen verlamd. Het meest verhevene en meest sublieme laat zich net zo gemakkelijk denken als het laagste en gemeenste; het meest vanzelfsprekende en het wonderbaarlijkste of onwaarschijnlijkste. Mystici en struikrovers doen het.

    Heissen & Denken

    Op de achtergrond staan altijd veelheid en verscheidenheid van eindige zijnden. En het raadsel van het onderlinge verband tussen die vele en verschillende en eindige zijnden.

    Wat is eindigheid in feite? Of is ook dat een lang afgesabberd begrip? Eindig? Als ze toch intens op elkaar betrokken zijn, elkaar juist omwille van die eindigheid zo nodig hebben. Zijnden met een Zelf, met een Ego. Want zelfs een atoom heeft een Ego. Zo sterk zelfs dat elke geforceerde splitsing verwoestend is voor de verre omgeving.

    Wat is dan verband tussen die eindige zijnden? Wat is dan dat Ego? Want als er geen Zelf is, als er geen Ego is, dan is er ook geen eindigheid. Enkel een chaotisch, brijachtig magma zonder structuur noch articulaties. Dat zou dan Zijn zijn?

    Dus toch veelheid, toch verscheidenheid, toch eindigheid, en grenzen. Dus tòch Zelfs, tòch Ego’s. Maar wat wemelt er dan tussen die zijnden? TUSSEN? BAND? VERBONDENHEID? Dat weefwerk, dat netwerk. Dat inter-? Wat zijn de relaties tussen de zijnden. En van welke aard zijn die?

    Denken

    Hoe stevig zit denken in het Zijn? Hoe hard kan dat zich maken? Door te denken op zich bied je geen weerstand aan een instortend huis tijdens een aardbeving. Met denken voorkom je niet dat de bliksem tijden de storm inslaat. Denken op zich is komisch totaal nutteloos. Totaal zonder effect. Op zich speelt denken geen rol in de natuurcausale interacties. Noch vuur, noch zout, noch zuurstof moeten denken om effect te sorteren. Denken is je moeizaam, steeds wegzakkend je bewegen door drijfzand. Ondankbare sisyfusarbeid. Denken, waarover? In welke richting? Langs welke weg? Volgens welk kompas? Waar naartoe? Volgens welke methode?

    Echt denken ontvoert ons uit het veilige gebied van de overzichtelijke, berekenbare, zekere causale interacties en brengt ons in totale onzekerheid. Het biedt nooit een vaste grond of een vaste zekerheid. Denken is een bescherming, een middel en een doel. Denken beschermt ons als een hitteschild, want de verwoestende gloed van de Exuberante, het Absolute Zijn zou ons geen enkele kans tot bestaan geven. Hij is die Is. Hij moet zelf zijn boog, zijn regenboog met de ontspannen pees op de Aarde zetten, zelf zijn eigen effectiviteit uitschakelen om Noach een nieuwe toekomst te geven.

    Denken is ook een middel. Door het denken van het Zijn , van de kenosis, van de queeste stijgen we ver uit boven de kosmos, boven het kenotische geheel en de kenotische samenhang van de zijnden, en ontspringen we de louter lineaire, dwingende causale relaties en interacties, vinden we onszelf, ons Zelf, in de verstrengeling van de ervaren veelheid en verscheidenheid ter epifanie van de weelde van de Exuberante. Pas door de verstrengeling, de verbondenheid van onze ervaringen te denken worden we mens. Denken wijst ons ook het doel. Het wijst ons de mogelijke weg door het drijfzand, weg van de Grijns. Het zet ons op weg naar de apotheose, op de juiste weg van de queeste naar het einddoel .

    En dat al ‘heissend’, niet door contactdwang, maar uitlokkend, roepend, uitnodigend, motiverend, in alle vrijheid. Buitelend op de trampoline van de causaliteit!

    Denken op zich heeft geen kosmisch effect. Het slaat niet als een hamer, knelt niet als een tang, snijdt niet als een mes, roest niet als metaal, brandt niet als vuur, trilt niet als een snaar, beeft niet als een aardlaag. Denken heeft geen fysische noch chemische inwerking in de kosmos. Denken laat het bedachte in zijn waardigheid en fysische integriteit. Het respecteert elke zijnde in zijn of haar eigenheid en Zelf.

    Waarom wordt dit onbeduidende, nutteloze, a-kosmische denken dan toch zo dringend van ons geëist? Marmer, dat kun je betasten, testen, verkruimelen, wegen, meten, analyseren. En wat weet je dan? Alleen Michelangelo kon er een David uit bikkelen. Tussen het blok marmer uit Carrara en de David gaapt de onbepaaldheid en de onzekerheid van de creatie van een uniek kunstwerk: het emergentiebereik, de glibberige ‘zachte buik’ van het Zijn.

    30-06-2006 om 18:46 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.21. Zijn ikjes niksjes?

    21. Zijn ikjes niksjes?

    Een geleerde jezuïet, bekend classicus ook en auteur van vele schoolboeken voor de studie van de klassieke talen, beweert in een van zijn publicaties: « Maar we zijn die hoogste zelfexpressie Gods niet als ikjes, alleen als mensheid. »

    Verderop schrijft hij: « Stel dat we zouden mogen kiezen: ofwel voor eeuwig gelukkig zijn, terwijl de wereld verder reilt en zeilt zoals ze nu doet, met al haar miseries en onheilen en boosheid, ofwel voorgoed verdwijnen, maar met als goddelijke tegenprestatie dat de wereld in afzienbare tijd die wereldwijde, bevrijde mensengemeenschap wordt die God zich droomt. »

    Ik vind dat een fout gesteld dilemma.

    Gelukkig bestaan er, naast tirannieke vaste waarheden, ook vrije meningen. De eeuwige waarheden van Plato zijn verslavend, bedrukkend, en een roetsjbaan naar gruwelijk totalitarisme. Meningen maken vrij, openen toekomst en scheppen ruimte voor verantwoord menselijk handelen. Ik ben zo vrij met onze classicus over het belang van individuen, van 'ikjes', van mening te verschillen.

    Ik ben van mening dat wie het Ik, het Ego ver-niet-igt, de schepping tevens zinloos, want doelloos maakt. Wie het Ego opoffert, onthooft het hele kosmische evolutie-epos. Mag je niet stellen dat we met ons zelfbewustzijn, althans voorlopig, een eindpunt, een topprestatie bereiken van het vermogen van de materie. Weet hebben te bestaan! Weet hebben te evolueren in een bepaalde richting. Zichzelf te beleven als een autonoom, bewust wezen. Waar vind je dat elders in de schepping?

    Ik wil het belang van het Ego, van de Ikjes, via twee inrijpoorten benaderen: via het Evangelie en via een meditatie over het Ego, vanuit de evolutie.

    Vooraf wil ik erop wijzen dat onze gewaardeerde classicus deze ontsporing had kunnen vermijden, indien hij zich enkele preliminaire vragen gesteld had, en, althans embryonaal, vooraf beantwoord had.

    Met die vragen bedoel ik o.a. de volgende:

    - Waarom is er iets en niet veeleer niets.Anders gesteld: waarom is er een schepping?

    - Waarom heeft de mens een godsdienst nodig?

    - Welke rol speelt daarin de mythe?

    Dan had hij een referentiekader gehad om mens-zijn, godsdienst en mythe in een omvattender geheel te plaatsen en zo had hij deze ontsporing kunnen voorkomen.

    Visie op het Ego vanuit het Evangelie:

    Onze geleerde latinist lijkt alle 'ikjes', alle individuen op een hoopje te vegen en alle onderscheidingen tussen individuen te beschouwen als quantité négligeable.

    Hij speelt hier het lugubere spel van de kosmos die alleen zichzelf kent. Elk van ons zou enkel een exemplaar zijn van de soort, zoals kippen in de legbatterijen van de bio-industrie. Spoort dat met Jezus' visie op de mens? Vanwaar dan Jezus' bekommernis voor de marginalen, voor de uitvallers, voor drop-outs, voor de muiters? Waarom laat hij de kudde onbewaakt achter om naar een verloren schaap op zoek te gaan en het te vertroetelen? Waarom elke dag uitkijken naar de terugkeer van de verloren zoon?

    Doorslaand vind ik de kritiek impliciet vervat in de vermelding van de verantwoording van de moord op Jezus, in Joh. 11, 49 -50: « dat het nuttig voor u is, als één mens sterft voor de natie en niet het hele volk te gronde gaat. » (Vertaling: J.B. Poukens, S.J.) Hier wordt meteen het dilemma van onze classicus beantwoord. Des te pijnlijker, daar net Jezus in het Verlossingsproject als individu geofferd wordt voor de hele mensheid. In feite spreekt onze brave pater, mét de hogepriester, de veroordeling uit over Jezus. Ik meen dat vanuit het Evangelie voldoend blijkt dat je de eigenheid van de 'ikjes' niet zomaar onder de mat kunt vegen.

    Visie op het Ego vanuit een meditatie over het Ego

    Elk Ego is onvervangbaar. Elk Ego is op zijn/haar hoogsteigen wijze een 'quodammodo omnia', op zijn/haar eigen wijze de samenvatting van de hele kosmos. In de ervaring doorleeft en beleeft elk Ego de hele kosmos en brengt alle vezels, alle garens, alle lijnen tot de eenheid van een tros; tot de eenvoud van haar unieke beleving van het eigen Ego. Tot simplicitas, tot eenvoud uit de verstrooidheid. Hoeveel druiven, hoeveel dagen zon, hoeveel grond en grondstoffen zitten niet verenigd, tot eenheid verstrengeld in één slok wijn. In het genot van één slok wijn. 'Quodammodo omnia'. (Thomas en Aristoteles.) Elk uniek Ego is zo de hoogsteigen afspiegeling van de Exuberante. Wij mensen zijn het spiegelpaleis van de Exuberante. Wie zelfmoord pleegt slaat een unieke spiegel, een onvervangbare spiegel stuk. En beknot zo, bekort zo de Exuberante, ontsteelt hem/haar de aparte, onvervangbare afspiegeling, waartoe alleen de suicidaire allerindividueelst in staat was. Hij of zij vertolkt dan niet wat in het Zijn op hem of haar wacht om gezegd te worden. (M. Merleau-Ponty) En dat verheft elk individu, hoe onooglijk ook op zich, tot een alles overtreffend en alles omvattend niveau, 'quodammodo omnia'. Elke zelfmoord legt de zin het heelal in de weegschaal.

    Elk ding is ook wel de blijvende gestalte van het ineenstrengelen van de veelheid. De gestalte van het samenvloeien. Van de confluentie. Gestalte, maar dan wel zonder de doorleving en beleving van een Ego.

    29-06-2006 om 10:44 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het ontstaan van het leven? deel 2
                           Het ontstaan van het leven? 

    Deel 2

    Het leven ontstond dus in een situatie waarvan de complexiteit van de omstandigheden en hun wederzijdse beïnvloedingen niet te overzien zijn. Maar waarvan we wel kunnen beweren dat ze zich niet meer herhaald hebben. De biologie getuigt daarvan. Het paradijs sloot zich. Er zijn nooit aanwijzingen gevonden dat het leven nog eens 'uitgevonden' zou zijn. Al wat nu leeft, dankt dat leven aan die beginnende context waarin de stukjes van de puzzel van alle voorwaarden perfect in elkaar pasten, elkaar in het Zijn bevestigend, versterkend en bestendigend. Wilde het leven blijven bestaan, zichzelf continueren, dan moest het die verdwijnende omstandigheden in zichzelf inbouwen om een toekomst te hebben, deze in zich bewaren en koesterend meedragen, continueren en doorgeven aan de nakomelingen. Vandaar onze temparatuur op 37°, onze constante inzet om deshydratatie te bestrijden (« Daar drinken we enen op! »). We dragen nu continu de last om, in verzet tegen onze omgeving, dat verloren paradijs als een homeostasesfeer in en rond ons in stand te houden en continu mee te dragen willen we overleven. Als de enige veilige luchtbel waarin leven mogelijk is: warmte, vochtigheid, zuurstof, beweging, continue vluchtige contacten met de buitenwereld, aanwezigheid van enzymen en katalysatoren. En wat al niet méér? (St. L. Miller.)

    Dat zijn geen hinderlijke, weg te snijden, te negeren of te veronachtzamen toevallige omstandigheden. Zij vormen het enige paradijs waarin onze vorm van leven kon ontstaan of mogelijk was. En dit paradijs, dit verloren paradijs, moeten wij nu kunstmatig, via enorme inspanningen soms, tegen onze omgeving in, bestendigen: elk warmbloedig dier moet kunstmatig zijn interne temperatuur rond de 37° houden. Bezie de uitrusting van de astronauten maar. En de navelstreng die ze verbindt met hun cabine. Zijn die uitrusting en die ruimtecabine niet een nagebootst, kunstmatig mini-paradijs? Zelfs de strengste gevangenis moet haar kostgangers een minimum aan kunstmatig paradijs verzekeren. Alle leven blijft, als leven, afhankelijk van die zeer specifieke ontstaansomstandigheden. Het leven is onmogelijk te spenen van die oorspronkelijke paradijslijke voorwaarden. Daar kunnen we niet van los, ten minste, als we willen leven zoals we leven. Want, in het naakte, doodse universum valt niet te leven. Het leven hangt vast aan die bestaansvoorwaarden. Het leven IS het paradijs. Het Eden waarin het ontstond en waaruit het verjaagd werd. Maar dat het op eigen houtje in stand gehouden heeft. Ten koste van vele inspanningen en offers. Leven, ver boven wat het universum uit zichzelf kan leveren of presteren.

    Omstandigheden: wij willen alles sober houden, niet te gecompliceerd en overzichtelijk. We weren het te complexe. Het leven echter is pas mogelijk dankzij gecoördineerde complexiteit. In de wetenschap telt de soberste theorie. De meest economische oplossing wordt geëerd als de beste, verkozen als de juiste. Zijn echter eenvoud en soberheid geldige criteria voor de filosofie, voor de filosofie van het leven? Voor de filosofie van de heel aparte zijnsmodus van het leven? Omstandigheden zijn geen eenzaten. Geen solospelers. Ze werken steeds in groepsverband, steeds ingebed in een complexe situatie, ingepast in en ondersteund door een dicht netwerk van compensatoire interacties. Ze hitsen elkaar op. Ze verheffen elkaar, verhevigen elkaar of milderen elkaar, of remmen elkaar af. Door het samenbrengen van verschillende omstandigheden veranderen ze vaak van teken, van functie, van effect. Ze hangen aan elkaar met haken en ogen, met zuignappen. Het zijn geen rolkeien, onverschillig voor elkaar naast elkaar of voor de plaats, voor de bedding waar ze liggen. Rolkeien liggen in een rivierbedding, netjes, inert naast elkaar, na een eeuwenoude tocht tot rust gekomen, te afgerond, te glad om nog enige hinder of druk te ondervinden van het stromende, van het pushende water en zo meegesleurd te worden. Te rustige bedding. Omstandigheden bevruchten elkaar, interfereren, bekrachtigen elkaar. Ze zijn coöperanten. Rubens is niet denkbaar in een stulpje op de Molse of Drentse heide. Het leven dwingt samenhang of nabuurschap tot samenwerking.

    Leven: deels afhankelijk van en deels zelf realisator, actualisator van de eigen bestaansvoorwaarden, van de nodige zijnstransfusies. Maar ook zelf bestaand uit en in die voorwaarden. Transcendentie en Intentionaliteit ZIJN het leven. Toch stel ik dan vraag: Waarom geeft het leven de beveiligde, verzekerde bestendigheid van de elementen op om een eigen efemeer, precair bestaan na te jagen, en dat ten koste van vele, soms pijnlijke inspanningen? Een bestaan waarin het totaal op zichzelf teruggeworpen wordt, want alleen leven kan aan leven leven verzekeren en doorgeven. Maar het leven smokkelde ook het niet-zijn in het Zijn binnen!

    Naar elkaar toegekeerd staan; Zu-halten; Ver-halten? Leven roept alle voorzetsels ter hulp. Leven in, met, naar, volgens, etc. Zijn zweeft niet in de ijle lucht. Reserveerde geen chambre séparée. Ook tijd is geen theoretisch fenomeen. Omdat de mens, Dasein, omdat het leven het paradijs moet beleven en waarmaken, en moet continueren, en omdat het leven steeds ver boven zijn stand leeft en dus elk moment dreigt ten onder te gaan, daarom bestaat de tijd, als veroverd uitstel, als sursis. Tijd bestaat daarom niet meer voor rolkeien in de rivierbedding. Die hebben het gehad!

    Tijd dragen we op die manier in ons. Tijd zijn we zelf. We slepen die originele zijnsvoorwaarden als leven met ons mee. De oorspronkelijke voorwaarden om uit de doodse rolkeien-universum los te komen. Tijd is een creatie van het Dasein.

    Leven: « 'in' etwas leben, 'aus' etwas leben, 'für' etwas leben, 'mit' etwas leben, 'gegen' etwas, 'auf' etwas 'hin' leben, 'von' etwas leben » (GA, 61, p. 85,) dat koor van voorzetsels vormt één wereld, 'ein Welt'. 'Welt' beduidt hier samenhang en samenwerking, op elkaar ingesteld zijn, op elkaar ingespeeld zijn, intensieve verbondenheid en interactie.

    Newton heeft zijn wetenschap grotendeels te danken aan Ockhams scheermes. Newton bedacht een wetenschap die gebaseerd is op eeuwigheid, op doodse eeuwigheid; op absolute waarden. Beweging, eenparige gelijkmatige beweging, alsof realiteit geen veelheid en verscheidenheid kent, geen interacties of variaties toelaat. Volgens Newton is alle bewegen een onbewogen, onbetrokken, onverschillig zichzelf onverstoord voortzetten en continueren, zonder hindernissen of hinderpalen en afwijkingen. Wat een doodse en kale wereld! Bewegen als louter doel in zichzelf.

    Zijn is nooit los leverbaar. Het Zijn is steeds maar gegeven in concrete, individuele zijnden, ingepast in een situatie en een context bulkend van de omstandigheden. En dit zijnde behoort of tot de anorganische, kosmische elementen of tot de organische, levende wezens. En dit onderscheid is groot. Onoverbrugbaar of overbrugbaar groot? Daarover twijfel ik. Die zijnden zijn wel uitwisselbaar. Maar dan met inlevering van hun oorspronkelijk visum. Met inhouding van hun oorspronkelijke identiteit. Wat dood is, is dood; wat leeft, leeft, en dat enkel dank zij veel inzet. Wat anorganisch is, is anorganisch. Wat organisch is, is organisch en dat enkel dankzij veel gerichte interactie. Bij elke overgang verliest elk zijn eerste zijnsstatuut. Leven overvraagt steeds zijn Umwelt; leven is steeds een roofdier voor al wat rondom zich aanwezig is.

    Het is duidelijk dat er niet altijd levende wezens geweest zijn. Leven is een nieuwkomer. Leven verscheen, onder erg beperkende voorwaarden, in het universum. Dat is een « unerschöpfliche Schenkung ». En toch: Hans Jonas stelde dat het leven in het Zijn het Niet-zijn binnensmokkelde. Het Niets nestelen in het Zijn! Een gedurfde hypothese! En dan weer de vraag: waarom geeft het leven de verzekerde beveilige bestendigheid van de elementen op om een constant bedreigd en efemeer bestaan na te jagen? Een bestaan waarin het totaal op eigen inspanningen teruggeworpen wordt, want alleen leven kan leven verzekeren en het enige duur bezorgen. Waarom die keuze voor de tien vogels in de lucht? Voor een uiterst kwestbaar en constant bedreigd bestaan?

    Het verschijnen van het leven was voor de kosmos een schokkende gebeurtenis. Er ontstond een nieuwe zijnsorde: een totaal nieuwe organische zijnsorde. En die breekt met de anorganische. Alle leven is puur begin; en elk begin heeft een onvoorspelbare toekomst. Daaruit sproot de biodiversiteit.

    Anorganische zijnden zijn geïsoleerde, gesloten zijnden. De onverschilligheid van de rolkeien voor al wat hen omgeeft. Die liggen in elke bedding. Zonder wensen of vragen. Zonder drang of 'drive'. Zonder polariteit noch richting.

    Organische zijnden echter zijn selectief op elkaar betrokken en ontstaan uit complexe interne gerichte betrokkenheid en compensatoire interacties .

    Door leven wordt samenhang obligaat samenwerking. Symbiose. 'Naast' wordt 'naar', wordt 'met', wordt 'uit', wordt 'tegen', wordt 'naartoe', wordt 'vanwege '. Leven bespeelt creatief en vrij het hele voorzetselregister. Van alle hout pijlen makend.

    ·

    28-06-2006 om 14:46 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    De mens, tot de enkels in de klei, het hoofd in de wolken

    Vervolg

    Gisteren, 26.06.06 keek ik vooral naar de implicaties van de lijfelijkheid van ons bestaan. Met de natuurcausale relaties van dat facet zijn we voldoende vertrouwd. Te vertrouwd ? Door oorzaak =>gevolg- of stimulus => response-verbanden worden we zo nadrukkelijk omgeven dat ze ons denken bijna exclusief beheersen. Als je een klontje suiker in je koffie gooit, dan zoet dat suiker de koffie. Die interactie tussen suiker en koffie vinden we vanzelfsprekend. Daar moet geen enkele proclamatie in de vorm van : « Overwegende …, Overwegende …, Overwegende … Daarom proclameert de Algemene Vergadering …! » Dat zoeten gebeurt ‘ex opere operato’. Noch koffie noch suiker hoeven enige proclamatie van hun rechten en plichten. Dat zoeten van de koffie door suiker ligt in de gewone uitoefening van de fysisch en chemisch causale wetten.

    Tegenover het meer onzichtbare emergentie-facet staan we echter minder spontaan open. Daarom wil ik me daar vandaag even in verdiepen, en dat aan de hand van een onderzoek van de verbanden die in het citaat uit A. Houtepens boek Uit aarde, naar Gods beeld (2006) p. 343 staan.

    Houtepen vermeldt : waardigheid, rechten, plichten, meekomen, postulaat van recht, rechtspersoon, perincipieel, op grond van ons verstand en geweten. Je moet toegeven : deze verbanden hebben weinig gemeen met de dwingende causale relaties ; ze steunen niet op een fundamentum inconcussum, blaken niet van evidentia noch van gemakkelijk hard te maken zekerheden. We zouden zelfs kunnen beweren dat het emergentie-bereik de ‘zachte buik’ van het Zijn uitmaakt. Hier zijn de verbanden niet dwingend, ze werken niet ‘ex opere operato’, ze laten je echter vrij erin te stappen, ze vrij te assumeren, je er als individueel gesitueerd Zelf vrij in te engageren. Ze zijn de antipoden van de kosmische lineariteit en de contact-causale relaties.

    Pas in dit emergentie-bereik bloeit de humanitas op. Het is daarom te betreuren dat we in ons beoordelen, selecteren, beslissen en handelen te vaak eenzijdig en exclusief de kosmische interactiewijze tot model nemen en maar schoorvoetend het bereik van de emergentie, van onze humanitas betreden.

    27-06-2006 om 09:27 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    26-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    De mens, tot de enkels in de klei, het hoofd in de wolken

    Tijdens mijn zondagse theologische lectuur, nu in A. Houtepen, Uit aarde, naar Gods beeld, (2006), krijgt pagina 343 in de rechter bovenhoek XXX, omdat ik ontroerd word door volgende passage :

    «  Het is nu alsof de waardigheid en de rechten van de mens meekomen met onze geboorte, met ons blote, broze, lijfelijke bestaan als zodanig. Het lijfelijke bestaan als zodanaig maakt ons tot rechtspersoon, tot gelijkwaardige dragers van rechten, onafhankelijk van geslacht, ras, nationaliteit of bezit. Op grond van ons verstand en ons geweten hebben we tegelijk ook plichten, met name de plicht tot gedrag in een geest van broederschap. We delen dus ons bestaan van meet af aan en principieel met de anderen. »

    Zelden heb ik de extremen van het spanningsveld van de complexiteit van ons mens-zijn, van onze humaniteit zo juist, zo volledig, zo helder en toch zo beknopt geformuleerd gezien.

    De fragiele grootsheid van onze humaniteit wortelt diep in de naakte kwetsbaarheid van ons lijfelijk bestaan. ‘Uit Aarde !’

    Ik wil daarom de lijfelijkheid van ons bestaan even beklemtonen. Omdat dat lijfelijke het voetstuk is waarop de glorie van onze humaniteit zich kan verheffen. En juist dat lijfelijke voetstuk maakt ons zo kwetsbaar. Het is de tuilijn die ons verankert in de kosmos. Een wel erg strak gespannen en broze tuilijn. Door ons lichaam zitten we immers diep verankerd in de geschiedenis van de kosmos en zijn fysisch en chemisch causale interactiemodus. Dat humane lichaam biedt ons, vanuit de evolutie, tevens de mogelijkheden uit die deterministische, dwingende en inkluisterende causale relaties te emergeren, er vrij bovenuit te stijgen. Onze lijfelijkheid is, gaande de evolutie, zo complex geworden, dat ze ver uit de greep van het brute stoffelijke weggegroeid is, en de louter gesloten causale relaties ver achter zich laat. ( Griet Vandermassen, Darwin voor dames, 2005 ,p ; 138 sq. )

    Maar de tuilijn, het lichamelijke, het lijfelijke blijft het vaste voetstuk. Zonder dat lijfelijke zouden we geen mens zijn. En daarbovenop opende dit lijf ons, via onze heel aparte hersenstructuur, een poort naar een ander zijnsbereik, waar de louter causale relaties niet meer gelden. Het bereik van het emergente bestaan, waar onderscheid tussen goed en kwaad, tussen rechvaardigheid en rechteloosheid gelden, waar kunst en poëzie, waar denken en spreken, waar beschouwing en mystiek ons inschakelen in een queeste naar een eindapotheose. Het lijf brengt dat tere zijnsbereik binnen ons bereik, maar bedreigt het ook.

    De verovering van dat nieuwe zijnsbereik deed ons zo ver van de kosmos evolueren, vervreemde ons ook zo ver van de Aarde, dat deze ons niet meer als vanzelfsprekend dragen, steunen noch beschermen. De mens evolueerde in een andere dimensie en richting dan de kosmos. De kosmos volgde de mens niet toen deze uit de dwingende causale verbanden emergeerde. Ons lijfelijke bestaan, dat uitgroeide tot een allerlindividueelst en uniek gesitueerd bestaan, staat nu als individueelste Zelf bloot aan de lineaire universele causale wetten van de kosmos. De tsumani had op zijn rampentocht met geen enkele individu enig respect.

    Wel diep in de Aarde verankerd, maar niet door de Aarde beschermd, want ervan weggegroeid, ervan vervreemd. De kosmos bleef onveranderd gevangen in fysica en chemie, terwijl de mens er bovenuit emergeerde. Zo wordt ons ‘Uit aarde’ , ons lijf onze achelleshiel. Zo bestaat de mens : gekluisterd aan de Aarde, reikhalzend naar de hemelse sferen van humaniteit , naar menselijke rechtvaardigheid, naar goedheid, naar gelijkwaardigheid in verscheidenheid.

    Zò bestaan we ! Kwetsbaar in onze aardse verankering. Waarom ? Omdat onze evolutie ‘erover’ is. Omdat ze zich te ver van de Aarde verwijderde. Een brug te ver. Met onze eis als een Ego, als een Zelf erkend te worden.

    Het is nu net dat ‘erover’ dat beschermd moet worden. En dat moet door he tlijf te beschermen. Want zonder lijf geen ‘erover’. Ons lijf en ons Ego zijn als twee ossen onder hetzelfde juk gebonden. Ons lijf en ons ‘erover’ !

    26-06-2006 om 11:22 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.20. Ontstaan van het Leven

    20. Ontstaan van het Leven

    Deel 1
    Aanvankelijk bevatte ons universum alleen maar zeer eenvoudige anorganisch elementen. Deze elementen waren onverschillig voor elkaar; ze waren althans maar matig geïnteresseerd in elkaar, in zichzelf en in eigen voortbestaan. Ze lagen in hun eenvoud voldaan opgerold en opgesloten in zichzelf. Door die eenvoud leken ze het 'eeuwig leven' in zich te herbergen, het niet-zijn leek er zich geen toegang te kunnen forceren. Daardoor waren ze niet bekommerd om het eigen bestaan. Het water heeft de vis niet nodig om te duren, de vis echter kan het water niet missen om te leven. De lucht vraag niet om de vogel, de vogel daarentegen vliegt niet zonder de lucht. De grond kreunt niet om de plant of de grazer. Maar de plant zit met haar wortels diep in de grond en de grazer kan zelfs geen verdord gras missen. De enige onderlinge contacten die de anorganische elementen hebben, lijken meer op aanvaringen, op botsingen. Uit kosmische gebeurtenissen ontstaan sterren.

    In de loop van het afnemende geweld van elkaar bestormende bolides (H. Reeves) ontstaan voorwaarden en omstandigheden waarin minder agressieve elementen tot nauwere contacten met elkaar gedreven worden: omstandigheden waarin ze vaker aanleiding vinden tot anders soortige interacties. Temperatuur, vocht, zuurstof, vruchtbare wisselende interacties en contacten, relatieve rust. Onder deze omstandigheden ontstaat een nieuwe zijnsvorm: het leven. Die voorwaarden gelden nu nog voor alle concepties, en zelfs voor het uitbroeden van vele soorten eieren.

    Leven is uniek, het kent maar één aartsvader, of bakermat: eenzelfde soort van interacties, dat leidde tot leven, en wel tot een levensvorm die reproduceerbaar en herhaalbaar was, die in zich de 'wetenschap' nodig voor de herhaling van de ontstaansprocédés wist in te bouwen, ze wist te incarneren, en ze zo ook mee te geven aan de nakomelingen.

    Het is denkbaar dat heel het universum met zijn lange evolutie nodig was om de ene mogelijkheid tot het ontstaan van het aardse leven een kans te geven tot actualisatie. Om de ene mogelijkheid tot het op gang brengen van de evolutiedynamiek waaruit de mens voortkwam een kans tot realisatie te geven.

    Alleen onder speciale omstandigheden ontstond het leven. Leven was « eine Unerschöpflichkeit der Schenkung » (M. Heidegger, GA 69, p. 110). Levende zijnden zijn de meest complexe zijnden van het universum. Bij elke celdeling zijn drie miljard genen betrokken, en die delen zich in zes minuten. Dat wil zeggen dat bij elke vingerknip 100.000 elementen zich accuraat moeten splitsen en zich feilloos weer organiseren. Daarenboven is elk levend wezen erg begaan met zichzelf, met zijn eigen voortbestaan als een zelf, met het overleven en met de voortplanting van de eigen soort. Elk leven wezen is een opdracht en een doel voor zichzelf en voor de soort.

    Het ontstaan van het leven in het universum gebeurde niet zomaar, toevallig, maar onder zeer speciale, onontwijkbare voorwaarden, in een geheel van samenhangende omstandigheden die een soort van voorbestemmend paradijs vormden: de kosmos stelde zijn voorwaarden. B.v. blijkt alle leven maar mogelijk binnen de nauwelijks rekbare grenzen van +273 en +373 Kelvin. De kosmos eiste tol, maar hij garandeerde nooit een vrijgeleide.

    We mogen die omstandigheden niet zomaar meteen opruimen, met Ockhams scheermes als te hinderlijk wegsnijden. We zouden wel eens bepalende omstandigheden uit het gezichtsveld kunnen verliezen. Socrates haalde de filosofie uit de hemel naar het ondermaanse. M. Heidegger haalde het Zijn uit zijn tijdloze eeuwigheid binnen in de geschiedenis, in de tijd.

    Leven ontstond onder heel speciale omstandigheden, die zich blijkbaar later nooit meer hebben voorgedaan. R. Virchows gevleugelde oneliner blijft algemeen aanvaard: « Omnis cellula e cellula. » (Elke cel komt voort uit een andere cel.) Dat wil zeggen dat heel de onoverzienbare biodiversiteit haar oorsprong vindt in dat ene, kortstondige paradijs, dat sindsdien verloren is. Dat betekent ook dat alle leven die onmisbare initiële levensvoorwaarden, dat stichtende paradijs, in zichzelf moest inbouwen en zo meedragen om mogelijk te blijven, om te kunnen blijven leven, om te kunnen overleven. Alle leven is doorgegeven leven; alle leven is ontvangen leven.

    Is ooit het begin van iets aan te wijzen? Zonder Ockhams scheermes te hanteren althans? Een begin is nooit een punctueel te lokaliseren, maar steeds een wijdvertakt gebeuren, met vele, onnaspeurbare vaders en moeders. Een tegen de stroom oplopende delta. Zo is een kunstmatige bevruchting niet te herleiden tot het moment dat de pipet door het membraan van de eicel dringt en er de zaadcel in injecteert. Je kunt toch niet de gevers van de ei- en zaadcel wegpoetsen, noch het ziekenhuis, met alles wat dat omvat aan organisatie, noch de apparatuur, noch de dokters en hun wetenschap en de lange gang van hun opleiding, en de moeizame historische ontdekkingstocht van de natuurwetenschappen naar de nodig kennis, etc. Dat alles zit verstrengeld en samengeperst in dat simpele gebaar van het doorprikken van de wand van de eicel.

    Net zo min als Sein und Zeit ontstond tussen pen en papier, die maand maart in 1926, toen de ongeschoren M. Heidegger in die bovenkamer van die boerenwoning in het Zwarte Woud zat te schrijven. Elk begin heeft altijd vele voorafs. Wat heeft M. Heidegger 'gezien', reeds lang voor hij Brentano's boek in handen kreeg? Wàt las hij daar nadien? Wat deed hem op zijn eigen, eigenzinnige en vernieuwende manier Plato en Aristoteles herlezen, of Kant en al die andere filosofen? Wat deed hem zijn leermeester Ed. Husserl op zijn eigenzinnige en originele manier doorgronden en verstaan, dieper als deze zichzelf verstond? Welke rol spelen de universiteit van Marburg, en zijn collega's daar, met onder meer R. Bultmann, en de sfeer van neo-Kantianisme daar rondom hem, en zijn studenten, met hun vragen? En welke inbreng moeten we toebedelen aan de druk van het « publish or perish. »? Wie wijst me hier een duidelijk omschreven beginpunt aan?

    23-06-2006 om 10:17 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.19. Kosmische dimensies van het denken

    19. Kosmische dimensies van het denken

    Wij, mensen, zijn terecht zo fier over ons denkvermogen. Door ons denken steken we al wat bestaat de loef af."Wij zijn de enigen die kunnen denken."En soms flitst het door onze hersenen:"En in heel het universum."

    Toch vraag ik me vaak af wat kennen, wat denken op kosmisch niveau te betekenen heeft. Is die uitzonderlijke gave geen ijdel speeltje, mooi voor de universiteit, mooi voor"Blokken", of"Quitte ou double". Maar overigens zonder enige consequentie voor de kosmos. Heeft dat denken, die wetenschap enige kosmische dimensie? Heeft dat kosmische evolutie-epos dan een muis gebaard?

    Ons denken in de bres van het Zijn, dat weten, dat kan toch niet neutraal zijn en zonder consequenties blijven. Bij nader inzien vraag ik me af of wij denkend niet een oneigenlijk gebruik van onze hersenen maken? Zijn ze door de evolutie voor dat denken wel ontwikkeld? Bergson stelde als onderscheidende kenmerken voor ons intellect, tegenover instinct: onzekerheid, weifelen, onbepaaldheid, afstandelijkheid, terwijl instinct geen twijfel kent, geen afstand, en trefzeker handelt, toeslaat of uitvoert.

    In de buurt van Genève wroet diep onder de jonge Alpen een 'mol' aan een cirkelvormige tunnel van 27 km. Dat kost miljarden. Waarom geven we die miljarden uit aan dat LHC-project om voorbij het subatomaire te kunnen kijken?

    En waarom investeren we miljarden in ruimtereizen om voorbij Big Bang te kunnen gluren? (Cf. De Standaard van vr. 23.05.03, p. 33, St. Stroeyens) En waarom spannen de knapste koppen van de hele wereld zich in om onze wereld te interpreteren? Waarom ontwikkelen ze in dat denken een zò weidse en zò omvattende intersubjectiviteit.

    Welke rol neemt sinds Thales van Milete de rationele, wetenschappelijke interpretatie van de kosmos over van de voorhistorische mythische interpretatie? (Cf. W. Heisenberg en Fr. Nietzsche.) Zei niet reeds Teilhard de Chardin dat van nu af aan de mens zijn evolutie bewust, wetens en willens in handen kan en moet nemen? Dat hij vanaf nu zijn eigen evolutie moet sturen. Laat de gedurfde speculaties en beschouwingen van A. N. Whitehead nog buiten beschouwing.

    Dat bewuste sturen van de eigen evolutie heeft kosmische consequenties en effecten. Wetenschap is beslist geen ijdele, kosmos-neutrale Spielerei. Het belang van de wetenschap beperkt zich niet tot het onmiddellijke menselijke nut of profijt. De effecten reiken verder dan het onmiddellijke Hier en Nu-voordeel. Verder dan het van-de-hand-in-de-tand-profijt.

    Wetenschap en filosofie hebben een meer dan kosmische taak in het Zijn. Ze zijn geen toevallige epifenomenen of bijverschijnselen van de beperktheid en de gespletenheid van het Zijn en de zijnden.

    Weten, denken en taal, dat zijn de directe gevolgen van de Riss in het Zijn, van de spleet, van de bres in het Zijn. Ze zijn het directe gevolg van het feit dat het Zijn dat ons uit de zijnden overal rondom ons overrompelend tegemoet treedt, niet met zich zelf monolithisch samenvalt. Toe-val?

    Denkend en kennend voeren we twee tegengestelde bewegingen uit. Aan de ene kant isoleren we verschijnselen, elementen, wetten uit een geheel, uit een horizont. Aan de ander kant brengen we deze geïsoleerde elementen weer samen, coördineren we ze en engageren we ze in nieuwe, nog onbestaande, nog onvermoede verbanden, samenhangen en interacties, die geen enkel element uit zichzelf zou volbrengen. We sturen ze, we richten ze, we dwingen ze boven hun normale, eigenlijke vermogen uit te presteren. En vaak maken we er een creatief maar 'oneigenlijk' gebruik van, zoals kinderen met hun speelgoed doen. We manipuleren zo kosmische elementen, kosmische krachten, kosmische wetten, kosmische processen op on-kosmische wijze en met on-kosmische gevolgen. Is dat geen vorm van transcendentie? En de kosmos zou uit zich zelf niet tot die nieuwe verbanden, die nieuwe coördinaties, die nieuwe interacties, die nieuwe processen komen. De kosmos stuurt geen Voyager de ruimte in. De kosmos graaft geen LHC van 27 km om subatomaire deeltjes te isoleren en op te sporen. Door onze kennis kunnen we de kosmos dwingen zijn eigen wetten in te zetten voor activiteiten die hij zelf uit zichzelf niet op het getouw zou zetten of zou volbrengen. De kosmos vervaardigde geen waterstofbom!

    Onze kennis brengt ontwikkelingen op gang waar de kosmos niet uit zichzelf aan toe komt, maar waar hij dan verder wel noodgedwongen aan meewerkt.

    Menselijke kennis heeft kosmische consequenties en dimensies. Ons menselijk kennen is een groeifactor in het kosmische gebeuren. Onze kennis van de kosmos maakt ons verantwoordelijk voor de toekomst van die kosmos, omdat we de gevolgen van ons handelen voor de kosmos kennen.

    En we hebben het dan niet over de milieu-effecten van de industrie, over de aantasting van de ozonlaag, over het in een kosmische flits leegroven van gedurende miljoenen jaren opgespaarde petroleum in de ondergrond, over het broeikaseffect en de opwarming van de aarde en het smelten van de ijskappen aan de polen, over de aantasting van de regenwouden of het uitsterven van zovele soorten planten en dieren. En ook niet over de gevolgen van nucleaire rampen, over de indamming van de Nijl, de Zambezie, of de Yang Tse, over het graven van het Suez kanaal of Panamakanaal. Zonder de mens zou ook het paard 10.000 jaar geleden in Amerika uitgestorven zijn. En zonder onze medische kennis zouden we niet zo massaal de limiet van de een miljard vijfhonderd miljoen hartkloppingen, waarop elk warmbloedig levend wezen recht lijkt te hebben, ver achter ons laten. Binnen de limieten ons door de kosmische wetmatigheden gesteld haalt een mens een leeftijd van hooguit 33 jaar. Onze menselijke kennis brengt in de kosmos ontwikkelingen op gang waar de kosmos niet uit zichzelf aan toe komt.

    Menselijke kennis heeft kosmische consequenties en dimensies. Ons menselijk kennen is een kosmische gebeuren. Tevens overvragen we de kosmos. Hoelang blijft deze kosmos overvraagd zonder kosmische gevolgen? We weten wat het broeikaseffect veroorzaakt. We weten wat de gevolgen zijn. Dat maakt ons ethisch verantwoordelijk voor deze gevolgen. We weten dat er maar één Aarde bestaat. En dat we door de toepassing van onze technologische kennis dit unieke juweel in het universum in gevaar brengen.

    Ons denken heeft dan wel duidelijk kosmische consequenties. We zijn dan, door onze kennis, voor die consequenties dan ook totaal verantwoordelijk. Vaarwel cocoon-ethiek! Welkom kosmische ethiek!

    ·

    15-06-2006 om 17:17 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (1)
    13-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Noodlot en Toeval ?

    Na het beluisteren van het gesprek dat Jean-Pièrre Rondas had met Jos de Mul, begon ik met veel verwachtingen aan de lectuur van De Domesticatie van het noodlot. Je weet vooraf dat je zult moeten zoeken naar korrels graan tussen veel kaf, want zo’n auteur moet zijn bladzijden halen, net als een renner op training zijn kilometers af moet malen. Veel geleerdheid en belezenheid worden geëtaleerd. Je hoopt toch wat graantjes te kunnen meepikken. Je struikelt al meteen over de behandeling van de begrippen noodlot en toeval. Bestaat noodlot ? Bestaat toeval ? Obligaat worden de Grieken erbij gehaald. En de Romeinen. Ik vrees dat J. de Mul zo niet echt in de diepte graaft. Lezen kan iedereen.

    Kent een steen noodlot ? Bestaat er voor een basaltzuil toeval ?

    J. de Mul zoekt verheldering in de El Al ramp in de Bijlmer van 04.10.1992. Al wat bij die vliegtuigramp gebeurde, verliep strikt binnen de lineaire kosmisch-causale wetten van de fysica en de chemie. Dat zijn universele, noodzakelijke wetten. Al wat gebeurde is nadien exact na te rekenen volgens die wetten. Niks noodlot noch toeval.

    Noodlot en toeval komen pas in beeld met willekeur, met onvoorspelbaarheid, met ‘het kon ook anders’ . Met andere woorden, - en dat heeft J. de Mul goed gezien - als de vrije wil vooraan op de bühne plaats neemt. Als de scène vanuit en rond die vrije wil geregisseerd wordt. Als er een Zelf, als er een Ego’s in het spel komen. Zelfs, Ego’s die niet geabsorbeerd worden, niet gevat zitten, niet vastgemuurd zitten in de onverbiddelijke kosmische causaliteit.

    Die Zelfs, die Ego’s opereren niet onder de dwang van die lineaire kosmische wetten. En voor hen kan toen het noodlot toevallig toeslaan. Geen enkele kosmische wet deed de slachtoffers van de ramp van 04.10.1992 op dat moment op die plaats zijn. Hun agenda werd niet ingevuld noch door de fysica noch door de chemie. Zij hadden een andere agenda. Een vrije agenda.

    En als die beide agenda’s kruisen, dan kan noodlot toeslaan, dan kan een ontmoeting toeal worden.

    De mens opereert wel met behulp van de kosmische causaliteit; zij dient hem wel tot voetstuk.

    Net zoals een mooie gotische kerk alle eigenschappen van materialen en alle wetten van de zwaartekracht moet respecteren. Maar de mens wendde die wetten vrij aan, manipuleerde ze om een mooi gebouw op te richten ! Maar zij bepaalden niet zijn agenda.

    Ik stel daarbij twee interactiegebieden tegenover elkaar, of beter in elkaars verlengde : het gebied van de natuurnoodzakelijke causale interacties waaruit een gebied van vrije humane interacties emergeert.

    Die ogenschijnlijke tegenstelling tussen gesloten causale interacties en humane vrij emergerende interacties is geen heruitgave van een verdoken en verfoeilijk dualisme. Neen !

    We zien het noodlot pas toeslaan als de kosmos je eigen humane emergerende interacties met de kosmos de pas afsnijdt, en als die kosmos zijn eigen blinde, brutale wetten ‘unumgänglich’ opdringt. Als de kosmos je geen ruimte laat tot eigen initiatief, tot een eigen visie op en een eigen interpretatie van wat gebeurt of te gebeuren staat. Als noch kennis, noch inzicht, noch oordeel, noch selectie je enige ruimte voor eigen beslissingen open aat of voor eigen initiatief, voor vrije beslissingen die leiden tot vrije handelingen.

    In het noodlot wordt je Zelf op zij gezet ! Dat Zelf is dan uitgerangeerd. Er is dan geen ruimte voor enige vorm van emergeren. Vrij ben je als je, voor viersprongen staande, vrij kunt beslissen welke richting je uitgaat ; of als je in gezelschap van jokers, zelf kiest waarvoor je ze inzet. Als je onvoorspelbaar moogt presteren. Een eigen inzicht kunt ontwerpen; een eigen interpretatie mogelijk blijft en zinvol ; als je zelf kunt selecteren volgens zelf gekozen criteria en zelf kunt kiezen wat je zelf belangrijk of te verwaarlozen vindt en wat in je eigen levensproject past ; als je op vrije basis kunt beslissen en vrij volgens je eigen motieven tot handelen over kunt gaan.

    13-06-2006 om 14:30 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    DENKEN IS REIKHALZEND RUKKEN AAN DE TUILIJN

    Denken en voorlopigheid, dat zijn twee zussen !

    Denken loopt nooit in een steegje dood. Alle echten bezinnende denken is voorlopig, want het heeft net de grens overgestoken en verkent een niemandsland. Echte denken verlegt de grenzen. Het ontgrenst alle grenzen. Bezonnen denken is transcenderend, emergerend denken. Ontginnend denken. Verkennend, explorerend en baanbrekend denken. Ver van elk fundamentum inconcussum, ver van elke evidentia die je alleen maar het zwijgen kan opleggen. Het echte denken verlaat het ‘besloten hofken’ van de louter causale relaties.
    Denken kent geen termina, geen eindpunten. Denken ont-kent alle termina, alle grenzen. Zelfs de natuurwetenschapper overschrijdt grenzen, al steunt hij daarbij wel op vaststaande krachten, op streng causale relaties en onwrikbare kosmische wetten. De natuurwetenschapper probeert hypotheses uit en , Newton ten spijt (Hypotheses non fingo !), fingeert hij eerst zijn hypotheses. Ook de echt natuurwetenschapper ont-grenst al denkend zijn terrein.

    Alle denken is ervaringvoorbereidend. Ervaren en denken zijn dus geen tegengestelden ! Ze liggen in elkaars verlengde. Ze bestuiven elkaar wederzijds.

    Denken wordt te vaak zonder onderscheid en te exclusief in het hoekje van het causale denken geduwd.

    Dat is het denkend volgens de lijnen van de logica, van de methode, van de kosmische krachten, binnen het carcan van de causaliteit.

    Je hebt het causale denken dat naar het begin kijkt, naar het ontstaan, naar de oorzaken terugkijkt. En dat daar verstrikt blijft zitten in causale relaties.

    Het echte denken gaat aan die dwingende causale relaties voorbij.

    Descartes had echt wat gezien : cogito ergo sum. Dat was een belangrijk inzicht. Hij had begrepen dat het echte denken door de oppervlakte, door de schors heen boorde, voorbij de onmiddellijke gegevens trok en er doorheen zag , en zo bij het Sein aanbelandde. Hij interpreteerde dit inzicht echter fout, en werkte het ook fout uit. Hij had duidelijk gezien dat er twee werelden waren, de wereld van de res extensa, waar de causale relaties een hele mechanica beheersten, en daarnaast de wereld van de geest.

    Pas al denkend kom je los van de kosmos en zijn ‘unumgängliche’ lineairteit. Pas al denkend kun je humaan emergeren. Pas al denkend kun je plannen maken, ontwerpen, mogelijkheden zien. Al denkend mogelijkheden zien is niet zien-wat-nog-niet-is, maar is , doorstotend naar het Sein, daarin de weelde vermoeden en er naar reiken. De echte beloofde rijkdom van het Sein in het vizier krijgen.

    Denken is reikhalzend uitkijken naar weelde van het Zijn.

    10-06-2006 om 12:29 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    DENKEN IS REIKHALZEN RUKKEN AAN DE TUILIJN

    Denken en voorlopigheid, dat zijn twee zussen !

    Denken loopt nooit in een steegje dood. Alle echten bezinnende denken is voorlopig, want het heeft net de grens overgestoken en verkent een niemandsland. Echte denken verlegt de grenzen. Het ontgrenst alle grenzen. Bezonnen denken is transcenderend, emergerend denken. Ontginnend denken. Verkennend, explorerend en baanbrekend denken. Ver van elk fundamentum inconcussum, ver van elke evidentia die je alleen maar het zwijgen kan opleggen. Het echte denken verlaat het ‘besloten hofken’ van de louter causale relaties.
    Denken kent geen termina, geen eindpunten. Denken ont-kent alle termina, alle grenzen. Zelfs de natuurwetenschapper overschrijdt grenzen, al steunt hij daarbij wel op vaststaande krachten, op streng causale relaties en onwrikbare kosmische wetten. De natuurwetenschapper probeert hypotheses uit en , Newton ten spijt (Hypotheses non fingo !), fingeert hij eerst zijn hypotheses. Ook de echt natuurwetenschapper ont-grenst al denkend zijn terrein.

    Alle denken is ervaringvoorbereidend. Ervaren en denken zijn dus geen tegengestelden ! Ze liggen in elkaars verlengde. Ze bestuiven elkaar wederzijds.

    Denken wordt te vaak zonder onderscheid en te exclusief in het hoekje van het causale denken geduwd.

    Dat is het denkend volgens de lijnen van de logica, van de methode, van de kosmische krachten, binnen het carcan van de causaliteit.

    Je hebt het causale denken dat naar het begin kijkt, naar het ontstaan, naar de oorzaken terugkijkt. En dat daar verstrikt blijft zitten in causale relaties.

    Het echte denken gaat aan die dwingende causale relaties voorbij.

    Descartes had echt wat gezien : cogito ergo sum. Dat was een belangrijk inzicht. Hij had begrepen dat het echte denken door de oppervlakte, door de schors heen boorde, voorbij de onmiddellijke gegevens trok en er doorheen zag , en zo bij het Sein aanbelandde. Hij interpreteerde dit inzicht echter fout, en werkte het ook fout uit. Hij had duidelijk gezien dat er twee werelden waren, de wereld van de res extensa, waar de causale relaties een hele mechanica beheersten, en daarnaast de wereld van de geest.

    Pas al denkend kom je los van de kosmos en zijn ‘unumgängliche’ lineairteit. Pas al denkend kun je humaan emergeren. Pas al denkend kun je plannen maken, ontwerpen, mogelijkheden zien. Al denkend mogelijkheden zien is niet zien-wat-nog-niet-is, maar is , doorstotend naar het Sein, daarin de weelde vermoeden en er naar reiken. De echte beloofde rijkdom van het Sein in het vizier krijgen.

    Denken is reikhalzend uitkijken naar weelde van het Zijn.

    10-06-2006 om 11:53 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    DENKEN IS REIKHALZEN RUKKEN AAN DE TUILIJN

    Denken en voorlopigheid, dat zijn twee zussen !

    Denken loopt nooit in een steegje dood. Alle echten bezinnende denken is voorlopig, want het heeft net de grens overgestoken en verkent een niemandsland. Echte denken verlegt de grenzen. Het ontgrenst alle grenzen. Bezonnen denken is transcenderend, emergerend denken. Ontginnend denken. Verkennend, explorerend en baanbrekend denken. Ver van elk fundamentum inconcussum, ver van elke evidentia die je alleen maar het zwijgen kan opleggen. Het echte denken verlaat het ‘besloten hofken’ van de louter causale relaties.
    Denken kent geen termina, geen eindpunten. Denken ont-kent alle termina, alle grenzen. Zelfs de natuurwetenschapper overschrijdt grenzen, al steunt hij daarbij wel op vaststaande krachten, op streng causale relaties en onwrikbare kosmische wetten. De natuurwetenschapper probeert hypotheses uit en , Newton ten spijt (Hypotheses non fingo !), fingeert hij eerst zijn hypotheses. Ook de echt natuurwetenschapper ont-grenst al denkend zijn terrein.

    Alle denken is ervaringvoorbereidend. Ervaren en denken zijn dus geen tegengestelden ! Ze liggen in elkaars verlengde. Ze bestuiven elkaar wederzijds.

    Denken wordt te vaak zonder onderscheid en te exclusief in het hoekje van het causale denken geduwd.

    Dat is het denkend volgens de lijnen van de logica, van de methode, van de kosmische krachten, binnen het carcan van de causaliteit.

    Je hebt het causale denken dat naar het begin kijkt, naar het ontstaan, naar de oorzaken terugkijkt. En dat daar verstrikt blijft zitten in causale relaties.

    Het echte denken gaat aan die dwingende causale relaties voorbij.

    Descartes had echt wat gezien : cogito ergo sum. Dat was een belangrijk inzicht. Hij had begrepen dat het echte denken door de oppervlakte, door de schors heen boorde, voorbij de onmiddellijke gegevens trok en er doorheen zag , en zo bij het Sein aanbelandde. Hij interpreteerde dit inzicht echter fout, en werkte het ook fout uit. Hij had duidelijk gezien dat er twee werelden waren, de wereld van de res extensa, waar de causale relaties een hele mechanica beheersten, en daarnaast de wereld van de geest.

    Pas al denkend kom je los van de kosmos en zijn ‘unumgängliche’ lineairteit. Pas al denkend kun je humaan emergeren. Pas al denkend kun je plannen maken, ontwerpen, mogelijkheden zien. Al denkend mogelijkheden zien is niet zien-wat-nog-niet-is, maar is , doorstotend naar het Sein, daarin de weelde vermoeden en er naar reiken. De echte beloofde rijkdom van het Sein in het vizier krijgen.

    Denken is reikhalzend uitkijken naar weelde van het Zijn.

    10-06-2006 om 11:53 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

                 Zijn  -  Tijd  -  Openheid  -  Mens


    Ik blijf me vastbijten in Heideggers visie op tijd. Ik vrees mijn tanden er op stuk te zullen bijten! Hij is afgrondelijk diep!

    Ik lees ook in commentaren. Maar die dansen om de hete brij heen! Net zoals ze zijn twee andere hoofdwerken niet durven aante pakken! Beiträge zur Philosophie van 1936 en Besinnung van 1937. Over Beiträge vond ik een bundel commentaren, maar die sluipen als een loerende poes allemaal op veilige afstand rond de kern, rond de gloed van het vuur.

    Heidegger gaat ervan uit dat je niet tot inzicht in Sein komt , zonder inzicht in Zeit. Zeit zou de toegang tot Sein verzekeren en mogelijk maken. Waarom? Omdat Sein zò compact is, zo'n gloed uitstraalt, dat de mens erdoor vernietigd wordt. Dat is dan mijn benadering. Guardini schreef ooit: ( Ik citeer uit het hoofd! ) "Ik weet niet of ik wel door God geschapen wil worden!" Straffe uitspraak van een zo intelligent en toch diep gelovig priester, jezuïet nog wel.

    Zijn is onbereikbaar zonder Offenheit! Zonder Erschlossenheit. En die Erschlossenheit hoort niet exclusief toe aan Dasein, aan de mens! Erschlossenheit, Offenheit hoort ook bij de 'Dinge'! Hoort ook bij de 'Welt'. Bij 'Vorhandenes'.

    Het is echter wel pas Dasein , pas de mens, die deze Offenheit echt open doet gaan, doet open bloeien. Die de epifanie realiteit doet worden. De 'Dinge' gaan maar open door de mens. Door ingreep van de mens. 'Ingreep'? Neen , door respect van de mens. De 'Dinge' kunnen maar emergeren door de mens. Pas door de mens wordt koper een klaroen of een stuk boom een viool.!

    Alleen de mens heeft oog voor de vele viersprongen, en kan selecties en keuzes maken op basis van inzicht. Alleen de mens weet hoe met jokers om te gaan. Alleen hij weet waar, hoe en voor welk doel die jokers in te zetten. Op zich 'draaien' de 'Dinge' binnen hun blinde causale verbanden compact en doelloos rond, cirkelen ze van begin naar resultaat, dat weer begin wordt, en weer resultaat, ad infinitum.

    Heidegger zegt: " Zeit gibt es nicht ohne den Menschen."

    Sein is het resultaat van synergie! Van een samenwerking. Het komt van twee kanten.

    Maar alleen Dasein ziet mogelijkheden.

    Alleen Dasein kan zien wat nog-niet-is.

    Alleen Dasein kan vooruitlopen, Vorlaufen, kan plannen maken, kan het eigen einde voorzien.

    Alleen Dasein ontsluit de monolithische compactheid van het Zijn.

    Alleen de mens slaat vlietend water uit de vaste rots!

    Alleen de mens omvademt begin en einde, verleden en toekomst in het heden.

    Zonder de mens zou de tijd enkel Nu, Nu, Nu, Nu,…..zijn: een zinloze, inhoudsloze opeenvolging van 'Jetzts'.

    Een lege 'Reihe'. Geen 'Gang'. Geen queeste. Geen Graaltocht. Nooit Aufbau. Geen groei.

    Alleen de mens reikt uit, kan uitreiken naar de apotheose van de Exuberante.

    Ook in zijn Da, in zijn ‘wereldse’ component staat de mens open, emergeert hij, ontsnapte hij, ontstijgt hij de ‘Dinge’, het ‘Vorhandene’. Da, als Welt, is pas open door Dasein.

    In de ‘Dinge’ Sein epifaneren is de hoogste vorm van emergeren. Is de hoogste transcendentie.

    Dasein heeft in het heden maar een verleden met mogelijkheden vanuit een toekomst.

    In Zur Sache des Denkens, p. 17, lees je "Zeit gibt es nicht ohne den Menschen." En meteen vraagt Heidegger: "Doch was meint dieses ‘nicht ohne’?" Ook ‘Zeit’ is het resultaat van synergie! Het komt van twee kanten! Van Dasein én zijn Welt. EN, UND. Dat woordje, waar heel Sein und Zeit om draait, waar Zeit und Sein om draait. Dasein én Welt. Welt én Dasein. Dasein als openend Dasein en zijn Wel. Welt als ‘weltende’ Welt en Dasein. Omdat beide om elkaars openheid smeken. Omdat beide elkaar, wederzijds en wederkerig, ogivaal, openheid aanbieden, en die van elkaar aanvaarden.

    En zichzelf pas vinden in elkaars aanvaarde openheid, en wòrden. Groeien. Open bloeien. Zichzelf als Zelf , in hun eigen eigenheid, in hun Zelf, pas in elkaars geschonken en aanvaarde openheid vinden.

    Zelf in/door de openheid naar de andere. ‘Nicht ohne’!

    "Ist der Mensch der Geber der Zeit, oder ihr Empfänger?" "Nur Mensch sein kann."

    Alleen in het door Zeit afgeschermde, opengewerkte en verdunde Sein kunnen we als mens bestaand. Alleen in de tot 3-polige (Verleden, Toekomst, Heden ) eenheid opengewerkte tijd kan de mens het Sein affronteren zonder erdoor te worden verzengd. Alleen als door de tijd de monolithische compactheid van het Sein opengewerkt is, opgeklopt, en luchtig gemaakt, is het voor de mens draaglijk, leefbaar en ‘ in te ademen’.

    Alleen als Sein door Zeit tot Zeit-Spiel-Raum aus-gelegt is, alleen als Sein als ‘dreifällig lichtendes Reichen’ op veilige afstand van Dasein gehouden wordt, pas dan kan Dasein bestaan. Alleen dan kan de mens pas mens zijn. Dan krijgt hij adem-, levens- en bestaansruimte. Alleen in de openheid.

    Dat mysterieuze Reichen dat niet raakt, dat enkel vanop afstand aanreikt, aanbiedt. Een wederzijds, wederkerig, ogivaal reiken, in respect voor elkaars Zelf. Geen dwingende, ingrijpende, opdringerige contact-causaliteit!

    Hoe indringend, hoe ‘compact’ zegt Heidegger het : "Die eigentliche Zeit ist die ihr dreifältig lichtendes Reichen einigende Nähe von Anwesen aus der Gegenwart, Gewesenheit und Zukunft."

    Nähe: wel in elkaars nabijheid, respectvol in elkaars buurt! Als het liefdespaar in de doorschijnende stolp van Jeroen Bosch’ Tuin der lusten! Wel binnen elkaars Zijnsbereik, binnen re-spectvolle nabijheid.

    Een nabijheid die ruimte biedt en laat. Een beschermende ruimte, een groei-ruimte als een schoot. Nabijheid die op afstand blijft, eerbiedige afstand; wel een uitnodigende, verlokkende , roepende, bemoedigende nabijheid op afstand.

    ‘Verweigerend-vorenthaltende Nähe’. Geen contact-causaliteit. Geen dwang, geen oppressie. Maar evenwel toch ‘bestimmende’ nabijheid. Geen onverschillige, maar mede-bepalende, mede-stichtende nabijheid. Ogivaal. ‘Kein Gemächte’ . Geen fabrikaten!

    ‘Anwesen aus’: in het snijpunt van drie licht stralende bundels, die elkaar niet uitschakelen of afschaffen, maar elkaar bevestigen, versterken, en tot volle ontplooiing laten komen.

    Pas in dit ontspannen , in dit opengewerkte Zijn, in dit door Offenheit luchtig gemaakte Sein kan de mens bestaan en leven!

    Voorlopig houd ik het hierbij.

    09-06-2006 om 14:06 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

                    Een denker is een rugzaktoerist

    Vandaag ben ik maar weer eens in M. Heideggers Zur Sache des Denkens gedoken. De eerste 25 pp. onder de titel Zeit und Sein, zijn afgrondelijk diep! Dat is een voordracht van januari 1962 en zou de uitwerking zijn van het deel van Sein und Zeit, dat hij in 1927 niet publiceerde en zou verbrand hebben. Ik lees het voor de zoveelste keer!

    Vandaag blijf ik ander half uur hangen bij p 1 & 2. Je kunt je niet voorstellen hoe secuur M. Heidegger zijn inzichten formuleerde! Zelfs de terzijdes. En juist daarin verraadt hij zich nog het meest! In dat 'en passant' gezegde.

    In het begin denkt hij na over wat denken is, waartoe denken dient, wat denken inhoudt, hoe het werkt, welke middelen het aanwendt en welke resultaten het oplevert.

    Om daarover iets te kunnen zeggen, vraagt hij zich af hoe we naar een schilderij van Paul Klee kijken, hoe wel een gedicht van Georg Trakl lezen of een mathematisch-fysische uiteenzetting van Werner Heisenberg.

    Telkens sluit hij dat voorbeeld af met het refreintje dat we telkens : "jeden Anspruch auf unmittelbare Verständlichkeit preisgeben." Iedereen aanvaardt grif dat afzien van onmiddellijk begrip voor poëzie, voor schilderkunst, voor natuurwetenschappelijke uiteenzettingen. Daartegenover vinden we dat het filosofische denken voor iedereen onmiddellijk en zo maar bereikbaar is en moet zijn! Dat daar onmiddellijke inzichten en levenswijsheden onmiddellijk voor het oprapen liggen.

    Ik vind dat M. Heideggers visie dicht aanleunt bij de Tao: voorbij onze woorden, voorbij ons spreken, voorbij taal, voorbij kennen en weten, voorbij denken ligt een gebied waarvoor wij 'ni voile ni barque' (Littré ) hebben. Iets dat ons totaal ontsnapt, dat we nooit in de greep krijgen of zullen krijgen. Iets dat we nauwelijks kunnen vermoeden, waar we naar kunnen verlangen, naar kunnen hunkeren, maar dat zoals de einder, wijkt bij elke benadering. Door elke benadering. Het schilderij, het gedicht, de beschouwing verwijzen naar iets dat daar voorbij ligt. Ze zijn zelf , alleen, allenig, op zichzelf, niets; ze hebben zelf geen inhoud, zijn louter verwijzing. Het zijn weg-wijzers. Door-verwijzers. Ze zetten ons op weg naar een onbestemd gebied.

    Ze trekken onze aandacht, geven aanzetten, leggen merkstenen, vlondertjes, waar je over moet stappen. Maar de oversteek moeten we zelf voltrekken! En ook het zien dat het maar verwijzers zijn, moeten we zelf voltrekken. Die oversteek is riskant en zonder zekerheid noch grond. Zelfs de hulpmiddelen zijn maar van betwijfelbaar allooi, met onvoorspelbare uitkomst. Grassprietjes waaraan we een vol vertrouwen moeten aan op hangen. De overkant valt amper te vermoeden. We moeten wel zelf de weg-wijzer ontcijferen.

    Heidegger zegt dat de luisteraars naar Aussagesätzen moeten 'zugehören, weil es gilt, Unvergängliches, aber Vorläufiges zu denken."

    Dat is dus denken!

    Je overleveren aan krakkemikkige middelen ( géén feilloos werkende oorzaken! ). Maar het 'moet': Unumgängliches, al blijft het resultaat maar 'Vorläufiges'. Opvallend dat de laatste woorden van zijn voordracht tot het publiek luiden: 'Er had nur in Aussagesätzen gesprochen."

    Er volgt een verslag van een seminarie over deze voordracht , en dat verslag sluit af met een citaat van H. E. Nossach: " Man müsse da sein, sagte er, wenn man angerufen werde, .. "

    Denken: wat een riskante, onzekere, en toch zijns-noodzakelijke bezigheid!

    Het denken reikt voorbij alle hulpmiddelen. Reikt tot in de buurt van het enige echte, noodzakelijke.

    Tot nabij het Unumgängliche;

    Maar het blijft 'Vorläufiges'.

    Met ontoereikende middelen.

    Op basis van door-verwijzingen.

    Je moet de wegwijzer wel zien, en dan zelf interpreteren!

    Dat subtiele spel van zien en interpreteren! Van krijgen en zelf realiseren.

    Dat citaat van Nossach heb ik afgebroken, en gaat verder: " doch selbst anrufen, das sei das Verkehrteste, was man tun könne."

    Denken blijft een riskante onderneming! Een klontje suiker verdwijnt onontkoombaar in de koffie. Daar komt geen denken bij te pas. Daar is geen uitweg mogelijk, geen wijkende einder, geen weg ernaast of erover!

    We mogen ons op schilderijen , op gedichten, op theorieën niet blind staren. Ze zijn HET niet. We moeten er voorbij proberen te kijken! Tao!

    De weg die niet te volgen is! ( P. de Martelaere )

    De wegwijzers achter ons laten, onze schepen achter ons verbranden, het onbekende tegemoet.

    Voorbij taal en weten.

    M. Heidegger denkt totaal buiten elk natuurcausaal verband! Denken is geen causaal proces, met vast verloop en vooraf vastgelegde uitkomst, Ge-volg-en. Denken verloopt totaal anders. Blijft in het ongewisse. Zonder bewijzen, zonder dwingende argumenten, zonder logica, zonder strenge methodes, zonder routines of afspraken of geplogenheden. Geen evidentie, geen gronden, geen steunpunten, geen fundamentum inconcussum.

    Denken is grabbelen naar houvast, ronddraaiend en meegesleurd naar het hart van de maalstroom.

    M. Heidegger geeft zijn gehoor dan ook vooraf een 'Wink': "Es gilt, nicht eine Reihe von Aussagesätzen anzuhören, sondern dem Gang des Zeigens zu folgen."

    Heidegger noemde zijn boeken ook : "Geen Werken, maar Wegen".

    Denken is op weg zijn, onder weg zijn. Homo viator.

    Een denker is een pover uitgeruste rugzaktoerist.

    Heidegger zegt zelfs nog scherper: "Aussagesätzen" zijn ‘Hindernisse’, die ‘zu überwinden sein’, want op zich ‘unzureichend’ . Hij besluit zijn voordracht met de bedenking: ze zullen zeggen: "Er hat nur im Aussagesätzen gesprochen!" p.25.

    Hoe vaak voelen we ons zo, zonder stevige houvast? Welke zekerheid? Hoe ver voorbij de gegeven feiten moeten we zelf denken, enkel steunend op onszelf. Rugzaktoerist in eigen ziel!

    03-06-2006 om 15:22 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (2 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

                    Een denker is een rugzaktoerist

    Vandaag ben ik maar weer eens in M. Heideggers Zur Sache des Denkens gedoken. De eerste 25 pp. onder de titel Zeit und Sein, zijn afgrondelijk diep! Dat is een voordracht van januari 1962 en zou de uitwerking zijn van het deel van Sein und Zeit, dat hij in 1927 niet publiceerde en zou verbrand hebben. Ik lees het voor de zoveelste keer!

    Vandaag blijf ik ander half uur hangen bij p 1 & 2. Je kunt je niet voorstellen hoe secuur M. Heidegger zijn inzichten formuleerde! Zelfs de terzijdes. En juist daarin verraadt hij zich nog het meest! In dat 'en passant' gezegde.

    In het begin denkt hij na over wat denken is, waartoe denken dient, wat denken inhoudt, hoe het werkt, welke middelen het aanwendt en welke resultaten het oplevert.

    Om daarover iets te kunnen zeggen, vraagt hij zich af hoe we naar een schilderij van Paul Klee kijken, hoe wel een gedicht van Georg Trakl lezen of een mathematisch-fysische uiteenzetting van Werner Heisenberg.

    Telkens sluit hij dat voorbeeld af met het refreintje dat we telkens : "jeden Anspruch auf unmittelbare Verständlichkeit preisgeben." Iedereen aanvaardt grif dat afzien van onmiddellijk begrip voor poëzie, voor schilderkunst, voor natuurwetenschappelijke uiteenzettingen. Daartegenover vinden we dat het filosofische denken voor iedereen onmiddellijk en zo maar bereikbaar is en moet zijn! Dat daar onmiddellijke inzichten en levenswijsheden onmiddellijk voor het oprapen liggen.

    Ik vind dat M. Heideggers visie dicht aanleunt bij de Tao: voorbij onze woorden, voorbij ons spreken, voorbij taal, voorbij kennen en weten, voorbij denken ligt een gebied waarvoor wij 'ni voile ni barque' (Littré ) hebben. Iets dat ons totaal ontsnapt, dat we nooit in de greep krijgen of zullen krijgen. Iets dat we nauwelijks kunnen vermoeden, waar we naar kunnen verlangen, naar kunnen hunkeren, maar dat zoals de einder, wijkt bij elke benadering. Door elke benadering. Het schilderij, het gedicht, de beschouwing verwijzen naar iets dat daar voorbij ligt. Ze zijn zelf , alleen, allenig, op zichzelf, niets; ze hebben zelf geen inhoud, zijn louter verwijzing. Het zijn weg-wijzers. Door-verwijzers. Ze zetten ons op weg naar een onbestemd gebied.

    Ze trekken onze aandacht, geven aanzetten, leggen merkstenen, vlondertjes, waar je over moet stappen. Maar de oversteek moeten we zelf voltrekken! En ook het zien dat het maar verwijzers zijn, moeten we zelf voltrekken. Die oversteek is riskant en zonder zekerheid noch grond. Zelfs de hulpmiddelen zijn maar van betwijfelbaar allooi, met onvoorspelbare uitkomst. Grassprietjes waaraan we een vol vertrouwen moeten aan op hangen. De overkant valt amper te vermoeden. We moeten wel zelf de weg-wijzer ontcijferen.

    Heidegger zegt dat de luisteraars naar Aussagesätzen moeten 'zugehören, weil es gilt, Unvergängliches, aber Vorläufiges zu denken."

    Dat is dus denken!

    Je overleveren aan krakkemikkige middelen ( géén feilloos werkende oorzaken! ). Maar het 'moet': Unumgängliches, al blijft het resultaat maar 'Vorläufiges'. Opvallend dat de laatste woorden van zijn voordracht tot het publiek luiden: 'Er had nur in Aussagesätzen gesprochen."

    Er volgt een verslag van een seminarie over deze voordracht , en dat verslag sluit af met een citaat van H. E. Nossach: " Man müsse da sein, sagte er, wenn man angerufen werde, .. "

    Denken: wat een riskante, onzekere, en toch zijns-noodzakelijke bezigheid!

    Het denken reikt voorbij alle hulpmiddelen. Reikt tot in de buurt van het enige echte, noodzakelijke.

    Tot nabij het Unumgängliche;

    Maar het blijft 'Vorläufiges'.

    Met ontoereikende middelen.

    Op basis van door-verwijzingen.

    Je moet de wegwijzer wel zien, en dan zelf interpreteren!

    Dat subtiele spel van zien en interpreteren! Van krijgen en zelf realiseren.

    Dat citaat van Nossach heb ik afgebroken, en gaat verder: " doch selbst anrufen, das sei das Verkehrteste, was man tun könne."

    Denken blijft een riskante onderneming! Een klontje suiker verdwijnt onontkoombaar in de koffie. Daar komt geen denken bij te pas. Daar is geen uitweg mogelijk, geen wijkende einder, geen weg ernaast of erover!

    We mogen ons op schilderijen , op gedichten, op theorieën niet blind staren. Ze zijn HET niet. We moeten er voorbij proberen te kijken! Tao!

    De weg die niet te volgen is! ( P. de Martelaere )

    De wegwijzers achter ons laten, onze schepen achter ons verbranden, het onbekende tegemoet.

    Voorbij taal en weten.

    M. Heidegger denkt totaal buiten elk natuurcausaal verband! Denken is geen causaal proces, met vast verloop en vooraf vastgelegde uitkomst, Ge-volg-en. Denken verloopt totaal anders. Blijft in het ongewisse. Zonder bewijzen, zonder dwingende argumenten, zonder logica, zonder strenge methodes, zonder routines of afspraken of geplogenheden. Geen evidentie, geen gronden, geen steunpunten, geen fundamentum inconcussum.

    Denken is grabbelen naar houvast, ronddraaiend en meegesleurd naar het hart van de maalstroom.

    M. Heidegger geeft zijn gehoor dan ook vooraf een 'Wink': "Es gilt, nicht eine Reihe von Aussagesätzen anzuhören, sondern dem Gang des Zeigens zu folgen."

    Heidegger noemde zijn boeken ook : "Geen Werken, maar Wegen".

    Denken is op weg zijn, onder weg zijn. Homo viator.

    Een denker is een pover uitgeruste rugzaktoerist.

    Heidegger zegt zelfs nog scherper: "Aussagesätzen" zijn ‘Hindernisse’, die ‘zu überwinden sein’, want op zich ‘unzureichend’ . Hij besluit zijn voordracht met de bedenking: ze zullen zeggen: "Er hat nur im Aussagesätzen gesprochen!" p.25.

    Hoe vaak voelen we ons zo, zonder stevige houvast? Welke zekerheid? Hoe ver voorbij de gegeven feiten moeten we zelf denken, enkel steunend op onszelf. Rugzaktoerist in eigen ziel!

    03-06-2006 om 15:16 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

                    Een denker is een rugzaktoerist

    Vandaag ben ik maar weer eens in M. Heideggers Zur Sache des Denkens gedoken. De eerste 25 pp. onder de titel Zeit und Sein, zijn afgrondelijk diep! Dat is een voordracht van januari 1962 en zou de uitwerking zijn van het deel van Sein und Zeit, dat hij in 1927 niet publiceerde en zou verbrand hebben. Ik lees het voor de zoveelste keer!

    Vandaag blijf ik ander half uur hangen bij p 1 & 2. Je kunt je niet voorstellen hoe secuur M. Heidegger zijn inzichten formuleerde! Zelfs de terzijdes. En juist daarin verraadt hij zich nog het meest! In dat 'en passant' gezegde.

    In het begin denkt hij na over wat denken is, waartoe denken dient, wat denken inhoudt, hoe het werkt, welke middelen het aanwendt en welke resultaten het oplevert.

    Om daarover iets te kunnen zeggen, vraagt hij zich af hoe we naar een schilderij van Paul Klee kijken, hoe wel een gedicht van Georg Trakl lezen of een mathematisch-fysische uiteenzetting van Werner Heisenberg.

    Telkens sluit hij dat voorbeeld af met het refreintje dat we telkens : "jeden Anspruch auf unmittelbare Verständlichkeit preisgeben." Iedereen aanvaardt grif dat afzien van onmiddellijk begrip voor poëzie, voor schilderkunst, voor natuurwetenschappelijke uiteenzettingen. Daartegenover vinden we dat het filosofische denken voor iedereen onmiddellijk en zo maar bereikbaar is en moet zijn! Dat daar onmiddellijke inzichten en levenswijsheden onmiddellijk voor het oprapen liggen.

    Ik vind dat M. Heideggers visie dicht aanleunt bij de Tao: voorbij onze woorden, voorbij ons spreken, voorbij taal, voorbij kennen en weten, voorbij denken ligt een gebied waarvoor wij 'ni voile ni barque' (Littré ) hebben. Iets dat ons totaal ontsnapt, dat we nooit in de greep krijgen of zullen krijgen. Iets dat we nauwelijks kunnen vermoeden, waar we naar kunnen verlangen, naar kunnen hunkeren, maar dat zoals de einder, wijkt bij elke benadering. Door elke benadering. Het schilderij, het gedicht, de beschouwing verwijzen naar iets dat daar voorbij ligt. Ze zijn zelf , alleen, allenig, op zichzelf, niets; ze hebben zelf geen inhoud, zijn louter verwijzing. Het zijn weg-wijzers. Door-verwijzers. Ze zetten ons op weg naar een onbestemd gebied.

    Ze trekken onze aandacht, geven aanzetten, leggen merkstenen, vlondertjes, waar je over moet stappen. Maar de oversteek moeten we zelf voltrekken! En ook het zien dat het maar verwijzers zijn, moeten we zelf voltrekken. Die oversteek is riskant en zonder zekerheid noch grond. Zelfs de hulpmiddelen zijn maar van betwijfelbaar allooi, met onvoorspelbare uitkomst. Grassprietjes waaraan we een vol vertrouwen moeten aan op hangen. De overkant valt amper te vermoeden. We moeten wel zelf de weg-wijzer ontcijferen.

    Heidegger zegt dat de luisteraars naar Aussagesätzen moeten 'zugehören, weil es gilt, Unvergängliches, aber Vorläufiges zu denken."

    Dat is dus denken!

    Je overleveren aan krakkemikkige middelen ( géén feilloos werkende oorzaken! ). Maar het 'moet': Unumgängliches, al blijft het resultaat maar 'Vorläufiges'. Opvallend dat de laatste woorden van zijn voordracht tot het publiek luiden: 'Er had nur in Aussagesätzen gesprochen."

    Er volgt een verslag van een seminarie over deze voordracht , en dat verslag sluit af met een citaat van H. E. Nossach: " Man müsse da sein, sagte er, wenn man angerufen werde, .. "

    Denken: wat een riskante, onzekere, en toch zijns-noodzakelijke bezigheid!

    Het denken reikt voorbij alle hulpmiddelen. Reikt tot in de buurt van het enige echte, noodzakelijke.

    Tot nabij het Unumgängliche;

    Maar het blijft 'Vorläufiges'.

    Met ontoereikende middelen.

    Op basis van door-verwijzingen.

    Je moet de wegwijzer wel zien, en dan zelf interpreteren!

    Dat subtiele spel van zien en interpreteren! Van krijgen en zelf realiseren.

    Dat citaat van Nossach heb ik afgebroken, en gaat verder: " doch selbst anrufen, das sei das Verkehrteste, was man tun könne."

    Denken blijft een riskante onderneming! Een klontje suiker verdwijnt onontkoombaar in de koffie. Daar komt geen denken bij te pas. Daar is geen uitweg mogelijk, geen wijkende einder, geen weg ernaast of erover!

    We mogen ons op schilderijen , op gedichten, op theorieën niet blind staren. Ze zijn HET niet. We moeten er voorbij proberen te kijken! Tao!

    De weg die niet te volgen is! ( P. de Martelaere )

    De wegwijzers achter ons laten, onze schepen achter ons verbranden, het onbekende tegemoet.

    Voorbij taal en weten.

    M. Heidegger denkt totaal buiten elk natuurcausaal verband! Denken is geen causaal proces, met vast verloop en vooraf vastgelegde uitkomst, Ge-volg-en. Denken verloopt totaal anders. Blijft in het ongewisse. Zonder bewijzen, zonder dwingende argumenten, zonder logica, zonder strenge methodes, zonder routines of afspraken of geplogenheden. Geen evidentie, geen gronden, geen steunpunten, geen fundamentum inconcussum.

    Denken is grabbelen naar houvast, ronddraaiend en meegesleurd naar het hart van de maalstroom.

    M. Heidegger geeft zijn gehoor dan ook vooraf een 'Wink': "Es gilt, nicht eine Reihe von Aussagesätzen anzuhören, sondern dem Gang des Zeigens zu folgen."

    Heidegger noemde zijn boeken ook : "Geen Werken, maar Wegen".

    Denken is op weg zijn, onder weg zijn. Homo viator.

    Een denker is een pover uitgeruste rugzaktoerist.

    Heidegger zegt zelfs nog scherper: "Aussagesätzen" zijn ‘Hindernisse’, die ‘zu überwinden sein’, want op zich ‘unzureichend’ . Hij besluit zijn voordracht met de bedenking: ze zullen zeggen: "Er hat nur im Aussagesätzen gesprochen!" p.25.

    Hoe vaak voelen we ons zo, zonder stevige houvast? Welke zekerheid? Hoe ver voorbij de gegeven feiten moeten we zelf denken, enkel steunend op onszelf. Rugzaktoerist in eigen ziel!

    03-06-2006 om 15:16 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

                    Een denker is een rugzaktoerist

    Vandaag ben ik maar weer eens in M. Heideggers Zur Sache des Denkens gedoken. De eerste 25 pp. onder de titel Zeit und Sein, zijn afgrondelijk diep! Dat is een voordracht van januari 1962 en zou de uitwerking zijn van het deel van Sein und Zeit, dat hij in 1927 niet publiceerde en zou verbrand hebben. Ik lees het voor de zoveelste keer!

    Vandaag blijf ik ander half uur hangen bij p 1 & 2. Je kunt je niet voorstellen hoe secuur M. Heidegger zijn inzichten formuleerde! Zelfs de terzijdes. En juist daarin verraadt hij zich nog het meest! In dat 'en passant' gezegde.

    In het begin denkt hij na over wat denken is, waartoe denken dient, wat denken inhoudt, hoe het werkt, welke middelen het aanwendt en welke resultaten het oplevert.

    Om daarover iets te kunnen zeggen, vraagt hij zich af hoe we naar een schilderij van Paul Klee kijken, hoe wel een gedicht van Georg Trakl lezen of een mathematisch-fysische uiteenzetting van Werner Heisenberg.

    Telkens sluit hij dat voorbeeld af met het refreintje dat we telkens : "jeden Anspruch auf unmittelbare Verständlichkeit preisgeben." Iedereen aanvaardt grif dat afzien van onmiddellijk begrip voor poëzie, voor schilderkunst, voor natuurwetenschappelijke uiteenzettingen. Daartegenover vinden we dat het filosofische denken voor iedereen onmiddellijk en zo maar bereikbaar is en moet zijn! Dat daar onmiddellijke inzichten en levenswijsheden onmiddellijk voor het oprapen liggen.

    Ik vind dat M. Heideggers visie dicht aanleunt bij de Tao: voorbij onze woorden, voorbij ons spreken, voorbij taal, voorbij kennen en weten, voorbij denken ligt een gebied waarvoor wij 'ni voile ni barque' (Littré ) hebben. Iets dat ons totaal ontsnapt, dat we nooit in de greep krijgen of zullen krijgen. Iets dat we nauwelijks kunnen vermoeden, waar we naar kunnen verlangen, naar kunnen hunkeren, maar dat zoals de einder, wijkt bij elke benadering. Door elke benadering. Het schilderij, het gedicht, de beschouwing verwijzen naar iets dat daar voorbij ligt. Ze zijn zelf , alleen, allenig, op zichzelf, niets; ze hebben zelf geen inhoud, zijn louter verwijzing. Het zijn weg-wijzers. Door-verwijzers. Ze zetten ons op weg naar een onbestemd gebied.

    Ze trekken onze aandacht, geven aanzetten, leggen merkstenen, vlondertjes, waar je over moet stappen. Maar de oversteek moeten we zelf voltrekken! En ook het zien dat het maar verwijzers zijn, moeten we zelf voltrekken. Die oversteek is riskant en zonder zekerheid noch grond. Zelfs de hulpmiddelen zijn maar van betwijfelbaar allooi, met onvoorspelbare uitkomst. Grassprietjes waaraan we een vol vertrouwen moeten aan op hangen. De overkant valt amper te vermoeden. We moeten wel zelf de weg-wijzer ontcijferen.

    Heidegger zegt dat de luisteraars naar Aussagesätzen moeten 'zugehören, weil es gilt, Unvergängliches, aber Vorläufiges zu denken."

    Dat is dus denken!

    Je overleveren aan krakkemikkige middelen ( géén feilloos werkende oorzaken! ). Maar het 'moet': Unumgängliches, al blijft het resultaat maar 'Vorläufiges'. Opvallend dat de laatste woorden van zijn voordracht tot het publiek luiden: 'Er had nur in Aussagesätzen gesprochen."

    Er volgt een verslag van een seminarie over deze voordracht , en dat verslag sluit af met een citaat van H. E. Nossach: " Man müsse da sein, sagte er, wenn man angerufen werde, .. "

    Denken: wat een riskante, onzekere, en toch zijns-noodzakelijke bezigheid!

    Het denken reikt voorbij alle hulpmiddelen. Reikt tot in de buurt van het enige echte, noodzakelijke.

    Tot nabij het Unumgängliche;

    Maar het blijft 'Vorläufiges'.

    Met ontoereikende middelen.

    Op basis van door-verwijzingen.

    Je moet de wegwijzer wel zien, en dan zelf interpreteren!

    Dat subtiele spel van zien en interpreteren! Van krijgen en zelf realiseren.

    Dat citaat van Nossach heb ik afgebroken, en gaat verder: " doch selbst anrufen, das sei das Verkehrteste, was man tun könne."

    Denken blijft een riskante onderneming! Een klontje suiker verdwijnt onontkoombaar in de koffie. Daar komt geen denken bij te pas. Daar is geen uitweg mogelijk, geen wijkende einder, geen weg ernaast of erover!

    We mogen ons op schilderijen , op gedichten, op theorieën niet blind staren. Ze zijn HET niet. We moeten er voorbij proberen te kijken! Tao!

    De weg die niet te volgen is! ( P. de Martelaere )

    De wegwijzers achter ons laten, onze schepen achter ons verbranden, het onbekende tegemoet.

    Voorbij taal en weten.

    M. Heidegger denkt totaal buiten elk natuurcausaal verband! Denken is geen causaal proces, met vast verloop en vooraf vastgelegde uitkomst, Ge-volg-en. Denken verloopt totaal anders. Blijft in het ongewisse. Zonder bewijzen, zonder dwingende argumenten, zonder logica, zonder strenge methodes, zonder routines of afspraken of geplogenheden. Geen evidentie, geen gronden, geen steunpunten, geen fundamentum inconcussum.

    Denken is grabbelen naar houvast, ronddraaiend en meegesleurd naar het hart van de maalstroom.

    M. Heidegger geeft zijn gehoor dan ook vooraf een 'Wink': "Es gilt, nicht eine Reihe von Aussagesätzen anzuhören, sondern dem Gang des Zeigens zu folgen."

    Heidegger noemde zijn boeken ook : "Geen Werken, maar Wegen".

    Denken is op weg zijn, onder weg zijn. Homo viator.

    Een denker is een pover uitgeruste rugzaktoerist.

    Heidegger zegt zelfs nog scherper: "Aussagesätzen" zijn ‘Hindernisse’, die ‘zu überwinden sein’, want op zich ‘unzureichend’ . Hij besluit zijn voordracht met de bedenking: ze zullen zeggen: "Er hat nur im Aussagesätzen gesprochen!" p.25.

    Hoe vaak voelen we ons zo, zonder stevige houvast? Welke zekerheid? Hoe ver voorbij de gegeven feiten moeten we zelf denken, enkel steunend op onszelf. Rugzaktoerist in eigen ziel!

    03-06-2006 om 15:16 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    29-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Taal ern kennis, vervolg & slot

                  TAAL en KENNIS
    Vervolg en slot


    Bestaat er een metafysica van het kennen, van het weten, van het talige leven? Dat is in elk geval een enigmatisch Zijn, zo hoorden we de jonge Martin Heidegger reeds beweren.

    Er is wel dat fameuze eerste zinnetje van Aristoteles in zijn Metafysica Alfa:

    « Alle mensen streven van nature naar kennis. » (Thomas a Kempis citeert die zin letterlijk, zonder verwijzing, als eerste zin van het tweede hoofdstuk van zijn Navolging van Christus, als een aanloop naar een lange tirade tegen de verwaandheid van de wetenschap!) En wat te denken van die rake oneliner van Parmenides

    « Waarnemen en Zijn zijn identiek. »

    Wat 'n stellingen. Wat 'n durf. Wat 'n inzichten. En wat 'n stellingen vol tegenstellingen. Je hebt aan de ene kant de onbuigzame, harde-lijn-wereld van de deterministische kosmos, van de natuur die geen Ego's kent, herkent noch waardeert, en geen aanziens des persoons heeft. Een kosmos met enkel onderkoelde universalia die zonder enige zweem van empathie particulariteiten tot pulp vermalen. Onverbiddelijk, onbewogen, onbeweegbaar voert de natuur met brute kracht haar eigen wetten uit. De natuur kent geen voorkeuren. Geen onderscheid, geen verschil. Niets mag boven het maaiveld uitsteken. Ze volgt zelfvoldaan en blindelings alleen haar eigen wetten en niets dan die wetten. Zonder enig respijt walst 'Moeder' Natuur over elke uitzondering op de universele regels. Elke vorm van streven is een laagtebod, de slappe houding van een loser. Wie enkel maar streeft, is verloren voor hij begint, wordt vermalen in het globale kosmische gebeuren.

    Daartegenover staat het kennen. Dat lijkt wel het Zijn in z'n slapste statuut. Kennen lijkt het gekende een schimmig parallel bestaan op afstand te bezorgen. Lijkt een soort morganatisch huwelijk te orchestreren tussen het gekende en het echte Zijn. Kennis beweegt zich in de bressen in het bolwerk van het Zijn. Kennis is een vrijplaats, een speelplaats. Daar is ruimte voor overleg, voor vragen, voor onzekerheid: 'To be or not to be?', voor een parallel of virtueel bestaan; voor planning met ruimte voor afwijzing of aanvaarding, voor beslissingen of verwerpingen. In het kennen, in het weten, in het inzien ontstijgen we de concrete gebondenheid aan de kosmos, aan de individuele, factische Sein. In kennis krijgen Zelf, Ego, Sein een hogere, virtueel-reële zijnsmodus die je vrij laat, die je laat kiezen tussen aanvaarden en verwerpen. Er is geen fysische dwang, geen onontkoombare 'kosmische' contactcausaliteit. In die virtueel-reële ruimte verliest het noodlot, verliest het factische, verliest het sterven zijn angel. De virtueel-reële zijnsmodus maakt het harde 'kosmische' week, kneedbaar, manipuleerbaar, handelbaar en beschikbaar. De virtueel-reële zijnsmodus transponeert de keiharde 'kosmische' zijnsmodus tot een humane zijnsmodus waarin speelruimte ontstaat voor vrijheid, voor individualiteit van het Ego, bevrijdt het Ego uit de greep van het universele. Dit virtueel-reële leidt daarom een frêle en kwetsbaar bestaan. Het moet daarom door de gemeenschap gedragen en beschermd worden; in tradities, in rituelen, in gemeenschappelijke visies, in een taal, in instituties, in een cultuur, in folklore bewaard en vertroeteld worden.

    Ik wil uit dit laatste lijstje van voorbeelden de taal naar voren halen. Welk speciaal zijnde is de taal? Is taal een vaste substantie of een flux? Welk speciaal zijnsstatuut heeft taal? En wat betekent het voor de mens dat hij taal heeft, dat hij met taal kan denken en via taal kan communiceren? Kan de mens humaan mens zijn zonder taal? Kan hij humaan leven zonder taal? Het zijn vele vragen, waarop ik steeds weer weifelend naar antwoorden tast.

    Wat betekent iets te weten? Wat voegt kennis toe aan de kenner of aan dat wat gekend wordt? Wat voor iets is wetenschap over iets naast het reële fenomeen zelf. Wat veranderden de wetten van Newton aan de kosmos toen hij deze opschreef?

    Mag ik me die vragen stellen? Zijn deze vragen absurd? Mogelijk. Toch heb ik behoefte aan een antwoord op die mogelijks absurde vraag. Ik kom er via M. Heideggers beschouwingen in §44 van SuZ (over de wetten van Newton) niet uit. Wat is de zijnsmodus van het bekende? Van het 'be-taal-de'? Van het bedachte? Wat betekent, op zijnsniveau, DENKEN? Welke ruimte geeft het bedachte, tegenover dat waarover gedacht wordt?

    Mag ik voor deze vermetele onderneming een intro bedelen bij en een beroep doen op een andere filosoof? Ik vond mijn visie bevestigd in volgende beschouwing van Corn. Verhoeven bij het vijfde fragment van Heraclitus. Hij schrijft: « In misschien iets te moderne termen gezegd: de logos kan overtuigend en zelfs min of meer gebiedend zijn, omdat hij als het ware van subjectieve smetten gezuiverd is: hij is een instantie, of een aanzet daartoe, buiten het 'ik' waaruit het 'ik' weggefilterd of waarbinnen het minimale proporties heeft aangenomen. »

    Denken 'universaliseert', decontextualiseert, abstraheert. Dat weten we al eeuwen. Maar dat universaliseren gebeurt dan niet op de 'kosmische' wijze. Het is een universaliseren dat niet deterministisch, 'natuurlijk' ('fusei') werkt, bindend aan de kosmos, maar dat bevrijdend werkt. Dat ruimte laat voor afwijkingen, voor muiterijen, voor strikt individuele interpretaties en toepassingen. Hoe dat uit te leggen? Mag ik daartoe een gedurfde, eigenzinnige, vergelijking maken. Mag ik denken vergelijken met het alfabet of met geld? (Het kan ook met muziek en muzieknoten. Maar dat is voor mij te onbekend terrein.)

    Alle menselijk kennen is een transponeren van zintuiglijke waarnemingen. Denken voltrekt een zijnstranspositie op dat wat waargenomen werd, op de waarneming. Die steeds concreet, singulier gesitueerd is. Door het kennen wordt het waargenomene op een hoger/ander zijnsniveau of zijnsmodus getild, losgewrikt uit de kleverige, ('poisseux' zegt Sartre) te haperige, altijd particuliere, individuele concreetheid. Geen cirkel bereikt de perfectie van de ideale, gedachte cirkel, dat wist Plato reeds. Het ideële hinkt nooit. Vergelijkingen echter wel!

    Nu de vergelijking met het alfabet of de euro. Het alfabet is niet gebonden aan een taal. Het is in se in alle talen toepasbaar, wordt door geen concrete taal gehinderd. Het alfabet is zo algemeen, zo universeel, zo neutraal dat het voor elke taal geschikt is. Want op het niveau van het alfabet wordt taal tot neutrale en universele elementen herleid: losse klanken. Op dat niveau zijn alle talen gelijk. (Zoals muziek opgebouwd wordt uit neutrale, inhoudsloze trillingen.) Hetzelfde geldt ook voor de euro: hij is, binnen de EU, aan geen enkel land gebonden. Hij kan voor alle producten of diensten in alle aangesloten landen voor alle aankopen door iedereen gebruikt worden, omdat hij tot zijn meest abstracte functie herleid is: het pure ruilen. Ruilen, zonder te blijven haperen aan allerlei hinderlijke concrete accidentia. De euro is het 'verzilverd' ruilen. Los van de concreetheid, van de broosheid, van het volumineuze of andere hinderende aspecten van alle andere mogelijke ruilmiddelen, los van weegschalen of maten. Deze manier van beschouwen geldt ook voor het kennen of het denken. In het denken of door het kennen wordt het waargenomene getransponeerd tot puur kennis, tot pure beschouwing, los van de kosmische zwaartekracht of enig ander determinisme. Tot een andere zijnsmodus. Tot een zijnsmodus waarin zelfs niets verhindert het 'Niets' te denken.

    Is enige vorm van geloof mogelijk zonder taal? Zegt Augustinus niet: « fides ex auditu »? Wat impliceert dit gevleugelde gezegde? « Fides ex auditu »: het geloof komt dus niet uit de brute ervaring, uit de overrompelende aanvaring met de opdringerige realiteit. Neen. « Ex auditu »: geloof komt uit de gemeenschap, geput uit de miljarden overgeleverde, geoogste ('engrangées'), verwerkte, geordende, in mythen tot aanvaardbare samenhang gestructureerde, tot netwerken geweven en zo bruikbaar gemaakte ervaringen van de gemeenschap. Dit alles gebeurde in en via taal. Via taal werd die rijkdom aan ervaringen ooit getransponeerd in de zijnsmodus van het 'kennen', en kreeg in de taal een bewarende en overdraagbare gestalte. Deze tot inzichten getransponeerde ervaringen (aanvaringen met de kosmos) van miljoenen anderen kunnen via taal aan de nu levenden ter lering aangeboden worden:«ex auditu».

    Voltrekt begrijpen dan de tegengestelde proces? « Comprendere c'est se rapporter au particulier qui seul existe, par la connaissance qui est toujours connaissance de l'universel. (Im. Levinas, Entre nous, 1991, p. 17) Dat is niet niks. We stapelen via taal en via in taal verwerkte ervaringsinzichten van de gemeenschap bovenop onze actuele ervaringen, en zo ontstaat een « excès ». Een tekst van P. Aulagnier die J. Greisch (p. 217) citeert in zijn commentaar bij SuZ, heeft indruk op me gemaakt. Door ons denken, door onze kennis, door taal ontstaat een: « excès de sens, excès d'excitation, excès de frustration, mais aussi bien excès de gratification ou excès de protection. »

    In dit excès, in dit méér ontspringt de bron van alle humaniteit, bloeit alle cultuur op. Maar dit leidt me voorlopig te ver.
    Slot

    29-05-2006 om 11:47 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.


    Maakt VERSTAAN van ZIJN  gruyèrekaas of mousse?

    Ik ben ook maar een zoekende, een tastende. Meestal wel dankbaar en soms toch eigengereid aan het handje van Heidegger ! Soms voorgelicht, soms verblind door zijn inzichten. Laatst kreeg ik een mail en vond er inspirerende inzichten. Inzichten die om explicitering of uitdieping vroegen. Ik ben dan na die mail in Heideggers GA 24, Die Grundprobleme der Phänomenologie, een SS van 1927, gedoken, en heb de belangrijkste passages van p. 375 tot 415 herlezen en herlezen en herlezen ! Wat ben ik een gelukkig mens dat ik elke dag mijn portie Heidegger kan lezen, en herlezen ! Wat een luxe, dat ik me kan permitteren dagelijks Heidegger te lezen! Ik moet niets! Mij drijft geen publicatie, geen conferentie! Ik moet niets bewijzen, heb geen status op te houden, ik heb de tijd voor me! Ik kan nadenken, en nog eens nadenken, met zelf tegenspreken en 'reconsider', en kladjes vol kriebelen. En weer over nieuw beginnen. En halve inzichten opschrijven, invallen noteren, zonder me te moeten inhouden in de formuleringen. ( Philosophie en négligé! ) Heidegger kun je blijven lezen. Je komt er nooit helemaal uit. Er blijven steeds zaken in het duister of het vage. Bij elke nieuwe lectuur ontdek je nieuwe inzichten of verbanden die je over het hoofd zag. Ik probeer in deze beschouwingen mijn groeiende inzichten vorm te geven.

    *** ****

    ***

    Dasein klopt compact Zijn op tot luchtig schuim !

    Mensen zij als bomen; ze staan met hun wortels diep in de grond verankerd en strekken hun takken zo hoog mogelijk ten hemel. De wortels zijn diep onder de grond onzichtbaar actief op hetlocale minerale niveau. De takken reiken met al hun bladeren naar de zon om kosmische stof op te vangen, kosmische stof die het wonder van de chlorofyl mogelijk maakt. Zo geniet elke boom, hoe immobiel en plaatsgebonden ook van kosmische dimensies. Zo verrijkt en dilateert delocaal gebonden boom zich tot kosmische dimensies. Maar deze boom blijft, hoe kosmisch vertakt ook, strikt binnen de krijtlijnen waarbinnen fysica en chemie hemlaten groeien.

    Heidegger onderscheidt vrij scherp twee zijnsmodi: het Zijn van de natuurcausale relaties en het Daseinszijn, het humane Zijn.

    Hans Jonas beweerde dat hetleven het Niets in het Zijn binnenloodste. Het Daseinloodst net zo in het Zijn onbekende, totaal nieuwe factoren en dimensies binnen. Factoren die, gezien vanuit het natuurcausale Zijn aan de rafelrand van het Zijnlijken te staan, zich op te houden in de zachte berm.

    Het Dasein echter voegt aan het natuurcausale Zijn eigenschappen, mogelijkheden en dimensies toe die het Zijn intern, constitutief veranderen, en ook zijn effectiviteit naar buiten een grondige beurt geven. Dasein voegt aan het Zijn activiteiten toe die ver buiten het bereik van de natuurcausaleliggen: kennen en inzicht, oordelen, selecteren, beslissen, handelen, verbinden, creëren. Via Dasein komt Zijnlos van zichzelf, breekt hetlos uit zijn monolithische compactheid.

    Dasein verschaft het Zijn humane eigenschappen en interactiemogelijkheden. Maakt Zijn fundamenteel vrij tegenover zichzelf ! Vrij van alle natuurcausale banden.

    Via kennis en inzicht treedt Zijn buiten het strenge eenrichtingsverkeer van het oorzaak-gevolg verband. Kennis is er in alle maten en gewichten, in allerlei vormen en voorkomens; via kennis bekleden we de dingen met een diversiteit van aspecten en interpretaties. ( Cfr Heideggers beroemde beschrijving van zijn katheder ) Kennen is een vorm van contact tussen zijnden die niets gemeen heeft met het fysische contact. Door iets of iemand te kennen wordt de fysische integriteit van de bekende niet aangetast; kennen respecteert immers de eigenheid, het Zelf van het bekende. In het kennen blijven beide polen in hun Zelf gerespecteerd en in hun eigenheid bewaard.

    Elk inzicht biedt een zo rijke gamma aan interpretatiemogelijkheden aan dat ze aan een oordeel onderworpen moeten worden. Die veelheid aan inzichten schuift het Dasein voortdurend viersprongen voor de voeten, biedt het voordurend jokers aan: welke weg moet ik opgaan, waar zal ik op inzetten? Wel beschikt het natuurcausale denken niet over die vrijheid, want het is door strengelogica en methode geharnast en in toom gehouden. Dichters zijn de professionele zieners en hebben speciaal voor de vrijheid van deze viersprongen en jokers aandacht.

    Daarom moet we voortdurend in de aangeboden diversiteit aan aspecten en interpretatie-mogelijkheden selecteren. Men kan zich wijden aan het verzamelen van sigarenbandjes of aan de verzorging van melaatsen. Voor deze selectie bestaan geen natuurcausale criteria noch dwingende gronden. We moeten beslissen zonder gronden ! We oordelen wel op basis van redelijkheid, van zelf bedachte redenen. Maar nooit op basis van dwang. Beslissen is niet het huisslaafje van de oorzakelijkheid.

    Zo komt Dasein los te staan van het Zijn. Van zijn eigen Zijn.

    Van suiker en koffie worden noch kennis, noch inzicht, noch oordeel, noch selectie, noch beslissing vereist over wat ze te doen staat. Suiker lost op in de koffie. Punt. Noch viersprong, noch joker te bespeuren !

    Het Dasein staat los van het Zijn en los in het Zijn.

    Zo los dat het er zelf voor moet gààn: ‘geht um sein Sein’. Want tussen Dasein en Zijn heerst een vrijblijven, vrijlatend en zelfs vrijmakend Verstehen.

    Verstehen respecteert de eigenheid van de verstaander en van het verstane. Verstehen is een brandgang tussen het verschroeiende Absolute Zijn en het contingente, efemere Dasein.

    Wat maakt dit respecterend en vrijmakend contact tussen Absolute Zijn en contigente zijnde mogelijk? Zeitlichkeit ! Zeitlichkeit is speelruimte. Tijd smokkelt viersprongen en jokers in het natuurcausale Zijn binnen. Waarom? Omdat Zeitlichkeit Zijn uiteenlegt in Ekstases. Tijd rekt het monolithische, compacte Zijn op tot drie ekstases: hunkerend naar de Toekomst, puttend uit het Verleden, interagerend met de aanwezige dingen in het Heden. Daartussen heersen telkens vrije, vloeiende overbruggingen. Elke ekstase staat op haar eigen wijze open naar haar eigen gapende en steeds wijkende horizon. Vroeger ! Later !

    In deze bladzijden van GA 24 staat niets over natuurcausale verbanden ! Niets ! Alles draait rond de begrippen: Verstehen, Möglichkeit, Seinkönnen, Entwerfen, etc. Hier is sprake van totaal andere verbanden tussen de zijnden dan causale verbanden. Centraal staat hier voor mij het begrip Verstehen. Al beweert Heidegger op p; 389 van GA 24: « Die Zeitlichkeit ist die Bedingung der Möglichkeit von Seinsverständnis überhaupt. » Voor mij hangen Zeitlichkeit en Verstehen innig samen en ik zie nog niet duidelijk en scherp de eigenheid van elk: de lijn die hen scheidt blijft voor mij rafelig.

    Mag ik proberen dit alles aan een concreet voorbeeld duidelijk te maken, aan een begrip dat voor Heidegger centraal is: het begrip Zeug, gereedschap. Waarschijnlijk deed Heidegger reeds heel jong in de schrijnwerkerij van zijn vader de ervaringen op die aan de basis van dit inzicht liggen.

    Waarom staan de zijnden uit en naar elkaar gericht, open naar/voor elkaar? Uit de drift tot zelfbehoud ! Uit een weet-hebben van, een Ahnung van de volheid van het Zijn. En toch blijft het voor mij een mysterie waarom al de zijnden zo intens Umgang met elkaar hebben, met elkaar voortdurend in interferentie, in interactietreden treden. Waarom zijn ze uit op die continue en wederzijdse zelfbevestiging en circulaire zijnstransfusie? Zit daar geen zijns-gemeenschap achter? Bij Dasein staat in die Umgang met de zijnden Zeug, gereedschap als interface. Heidegger zegt dat Dasein Zeug ‘als sein eigenen Gemächte versteht’. ( GA 24, 414 ) Gereedschap als het eigen maaksel van Dasein! In dat ‘Gemächte’ schuikt een deel van het mysterie van de zijnstransfusies, vermoed ik. Is dat ‘Gemächte’ geen kleine kosmos, een kosmsos gereducerd tot het niveau en de dimensies van het Dasein? Een weinig verderop heeft Heidegger het over Zugzusammenhang. Die Zeugzusammenhang verbindt Dasein en de wereld. Vanuit het eigen zijnstekort en het onvermogen van Dasein uit eigen cru dit tekort, die zijnsschuld aan te zuiveren, richt het Dasein zich tot de dingen van de wereld. Het onvermogen van het Dasein tegenover de overmacht van de wereld !

    Welke hulp kan of wil de wereld leveren? Of moet Dasein die noodzakelijke aanvulling met list of geweld aan de wereld ontfutselen? We hebben voor ons contact met de wereld specifieke zintuigen. Voldoen die? Zijn we tevreden met de hulp die onze zintuigen uit de wereld aanleveren? Dekt die hulp onze noden en onze wensen? Neen ! Al staat de mens uit onvermogen tegenover de overmacht van de dingen van de wereld, toch treedt de mens niet als een boterhond slaafs in de natuurcausale tredmolen. Want, wat de wereld bruut, en vrac, aanbiedt, past ons niet. Voldoet ons niet. Het voldoet ons niet om te zijn, noch om ons wat-zijn, noch om ons dat-zijn. Daarom bewerken we de wereld. Daarom maken we gereedschappen. Uit wat de wereld ons bruut aanlevert, halen we naar voren wat ons past, wat we wensen. En dat door kennis, door inzicht, door oordeel, door beslissingen die tot interacties leiden. We grijpen in de elementen in en in hun natuurcausale-processen.

    We kunnen dus beweren dat Zeug kennis vooronderstelt, kennis van de dingen van de wereld en van onszelf. In het gebruik van gereedschap treden we uit onszelf naar de wereld vanuit kennis van de eigen grenzen. Door/in die kennis van de eigen grenzen overstijgen we die grenzen. We kennen, erkennen en aanvaarden die grenzen. Mét het aanvaarden betwisten we, verwerpen we en overschrijden we onze grenzen. Kennis houdt in dat we niet opgesloten zitten in ons zelf, noch in de grenzen van ons zo-zijn, noch in onze ruimtelijke, noch temporale grenzen. Kennis zet ons vrij ! Dieren kennen geen grenzen. Ze zijn hun grenzen. Ze vallen samen met hun Zijn.

    Zo doet gereedschap de humanitas blijken. Gerei is een blikopener. Kennis speelt dilaterend in op tijd en Zijn. Via kennis en gereedschap breekt Dasein het monolithische, compacte Zijn open, dilateert het, klopt het op als wit van een ei !

    Op de volgende bladzijde zegt Heidegger dat Verstehen = Bewendenlassen. Dat Bewenden is een intrigerend begrip ! Wenden, niet vast zitten in/aan één richting. Wel als een weerhaan met alle winden kunnen meedraaien, maar vanuit een vast centrum !Gebruik van gereedschap maakt je vrij, zet je los, bevrijdt je uit de natuurcausale relaties, uit het eenrichtingsverkeer van oorzaak naar gevolg. Bewenden is extravert, kijkt naar buiten, heeft oog voor de veelheid en verscheidenheid van de dingen van de wereld. Tevens heeft Bewenden oog voor samenhang in/aan een centrum: de zijnswil, de overlevingswil.

    Kennis geeft de toekomst een heden, het verleden een toekomst en plaatst beide in dat heden in de interactie !

    24-05-2006 om 09:39 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.18. Taal en Kennis, deel 1

    18. Taal en Kennis

    Deel 1
    Wie zou soms niet zo vrij als een vogel over de tuinen van zijn buurt willen vliegen en lukraak landen op een hoog dakterras of in de kruin van een hoge beuk? Wie benijdt dan niet de luchtige bewegingsvrijheid van de vogels? En bij die gedachten voel je je beide voeten diep wegzinken in de klei: wij zijn zo aardegebonden. Je komt daarvan pas met één been seffens los, en dan nog strikt om beurten. Je kijkt dan wat meewarig naar de beuk achteraan in de tuin, die daar onbeweeglijk al veertig jaar storm en wind, regen en zon, hitte en vrieskou onbewogen staat te trotseren. Je geniet van het kleine verschil. Je beschikt nog over enige bewegingsruimte. En, er is nog een verschil. De vogel vliegt vrij rond, maar weet niet beter. De beuk staat pal, maar weet ook niet beter. Alleen jij kijkt naar die twee en jij hebt daar zo je bedenkingen bij: hoe stevig heeft de zwaartekracht van de kosmos ons in haar greep? Hoe vrij is onze relatie tot die kosmos? Dat vliegtuig hoog boven je dat naar Zaventem daalt, voedt je gedachten. Wat hebben we toch een opmerkelijke relatie met de kosmos!

    Vooral onze relatie met onze kosmos geeft ons te denken. Een relatie met tegenstrijdige, ja zelfs ondoorgrondelijke aspecten. Aan de ene kant zijn wij pure delen van de kosmos, zijn we onlosmakelijk met de kosmos verbonden We zijn samengesteld uit kosmische stof, uit stardust, uit dezelfde elementen die zich al vrij vlug na Big Bang ontwikkelden uit de eerste eenvoudige waterstof- en heliumatomen. Waterstof, kalk, magnesium, noem maar op: het zit allemaal in ons. Wij kunnen niet zonder het alomtegenwoordige water, niet zonder het agressieve zuurstof, niet zonder de vruchten van de humus, niet zonder de warmte en koestering van de zon. En zelfs zonder de miljarden sterrenstelsels in het heelal zou ons zonnestelsel (dat ministerieel verplichte enkelvoud is gewoon lachwekkend.) reeds lang afgekoeld zijn en ineengeschrompeld. Ons een detail van die onverbiddelijke kosmos noemen zou ons een te grote eer aandoen.

    Aan de ander kant staan wij vrij in die dwingeland van een kosmos, overstijgen we hem zelfs, dwingen wij hem tot prestaties waartoe hij uit zichzelf niet in staat geacht wordt. We staan als vrije mensen in die kosmos. We zijn vrij in ons denken, in ons handelen, in onze cultuur, in onze wetenschap. We hanteren en combineren vrij en eigenzinnig de materialen die de kosmos ons aanbiedt. Die vrijheid krijgt het duidelijkst gestalte in onze politiek, in onze taal, in onze poëzie, in de kunsten en in ons denken. Dat vrij zijn, die vrije interacties met de kosmos staan haaks op de drammerige, dwingende, universalistische en deterministische wetten van de kosmos. Daarin zit het contrast tussen het particuliere, dat steeds gebukt gaat onder een zwaar component 'kosmos', waarbij allerlei 'vreemde' wetten, regels, eisen, invloeden, afmetingen, volumes, massa's, gewichten dwingende en bepalende rollen spelen.

    Ver voorbij ons autonome leven op onze kosmos schittert nog het mysterieuze ZIJN, het alles doordesemende ZIJN. En hoe kun je aan metafysica doen zonder in het kielzog van de mystiek gezogen te worden? Zonder verwonderd te staan bij het mysterie dat ons hier en nu doet Zijn, doet leven, doet handelen: de Exuberante. Zonder het hoofd te buigen voor onze relatie met het mysterie van de Exuberante?

    Het is moeilijk een veilige houvast te ervaren als je aan de ene kant op de Wetterspitze staat, omgeven door die machtige, massale bergtoppen of als je naar de eeuwig klotsende golven van de oceaan aan je voeten staart en de logge duinenmassa's achter je weet en dan denkt aan de onooglijk kleine cel en haar duizenden metabolismeactiviteiten. Binnen dat omvattende, dragende Zijn sta je overrompeld door de verscheidenheid en de veelheid van de zijnden en van hun zijnsmodi. Aan de ene kant vind je de harde, onverbiddelijke kosmos, waarin we leven, die ons omvat en die ons draagt. En aan de andere kant vind je de mens. Die mens blijkt een heel speciale, humane zijnsmodus te hebben. Hij lijkt een ongrijpbaar, onvatbaar, ondefinieerbaar fenomeen.

    En daarbovenop de relaties, de interacties tussen mens en kosmos. En de relaties tussen mens-en-kosmos-samen met de omvattende, de dragende Exuberante. Wat primeert: het vluchtige bewonderen of het blijvende bewonderde?

    Binnen deze relaties intrigeert me dat ongrijpbare, die ondefinieerbare zijnsvalentie van de taal, van de kennis, van ons denken, van de wetenschap en de cultuur. Wat is denken? Wat is kennis? Wat is wetenschap? Wat is kunst? Wat is cultuur? Zegt Martin Heidegger niet: « Im Grunde ist die Seinsart dessen (das Sein der Sprache) [...] völlig rätselhaft. » (GA 21, p. 151) Dit mysterieuze efemere weven tussen de vaste substanties!

    Al die vragen over de zijnsmodus van taal en kennis stel ik me tegen de achtergrond van een kosmos die onverzettelijk en onverstoorbaar zijn eigenzinnige gang door de millennia gaat. Welke zijnsvalentie, welke zijnsdensiteit, welke zijnsmodus hebben die humane creaties? Wat betekent de 'vrijheid' van de mens? Is vrijheid een 'datum', een vaste substantie? Wat is die speelruimte waarin de vrijheid tot het bestaan komt? Getuigt niet elke bibliotheek ervan dat we in onze kosmos op een speelweide zo grenzeloos als de poesta vrij mogen spelen?

    Daarmee verbonden intrigeren me de interacties tussen deze zijnsmodi (inter-) en binnen elke zijnsmodus (intra-). De tijdeloosheid en de onafwendbaarheid van het blinde, kosmische, universeel-lineaire interageren tussen de elementen staat in scherp contrast met het humane handelen dat het individu ontziet. Vuur vraagt zich niet af aan welk kunstwerk het vreet. Een rechtsafslaande vrachtwagen kijkt niet uit wie in de dode hoek fietst. Een landbouwtrekker rijdt onverstoorbaar achteruit ook al zit een nietsvermoedende kleuter achter het wiel te spelen. Een fatale vliegtuigpanne loopt niet de passagierslijst langs om te zien hoeveel koppeltjes op hun huwelijksreis in de fauteuils verstrengeld zitten. Van mensen echter verwacht men dat ze in hun interageren respect tonen voor het Ego van elk individu en rekening houden met elks kwetsbaarheid. Mensen interageren niet volgens een streng, blind causaal patroon. Hun reageren op elkaar speelt zich af in een vrije ruimte met 'speling' in elke beslissing: een frictie-ruimte, een koppeling die wel of niet wil 'pakken'. Een spijker drijf je met een hamer onverbiddelijk, onontwijkbaar in een balk. Maar de betekenis van deze tekst vraagt van de lezer dat hij of zij hem aandachtig leest, hem aanvaardt, hem interpreteert, de boodschap er in tot zijne of de hare maakt, hem in zijn reeds bestaande inzichten en kennisbestanden integreert. Of dat zal lukken, dat hangt van zeer veel imponderabilia af. Verstaan dreun je er bij niemand in als een spijker in het hout. Daarom zijn schrijven en lezen altijd een waagstuk, en vraagt elke exegese zoveel studie, en leiden ernstige teksten nooit tot een definitieve interpretatie. Elk leest eigenzinnig zijn eigen M. Heidegger. Zijn persoonlijke Plato. Zijn visie op de wereld en het Zijn in Aristoteles' teksten. Zoals vroeger elk de nu bijna totaal verdwenen Marx op zijn manier interpreteerde. En dat MOET zo. Geen G. Steiner mag ons komen decreteren hoe wij die auteurs moeten/mogen interpreteren. Net zoals poëzie, of andere kunstvormen.

    Is die frictieruimte, die vrije speel- en experimenteerruimte in het Zijn niet enigmatisch? Daarom, omwille van die 'speel'-ruimte, is filosofie altijd nodig. Echte filosofie kent geen één-op-één. Geen 'more geometrico'. Daarom ook kan ieder zijn mening blijven hebben, want meningen zijn vrij, in een vrije frictieruime.

    Een geboorte is net de overgang van de kosmische zijnsmodus naar de humane. Zolang een vrucht in de moeder schoot groeit, groeit ze volgens de duistere universele wetten van de biologie van de mensensoort, zoals de blinde evolutie die vastlegde. Pas na de geboorte treedt een andere vorm van interacties in werking. Dan begint het vrije spel van de opvoeding, die per cultuur, per volk, per stand, zelfs per gezin verschilt.

    Opvoeden speelt zich helemaal af in die vrije humane 'frictieruimte', maar gedragen door de kosmische zijnsmodus.

    In de speeltuin van Taal & Kennis probeer ik nu een toepassing van mijn visie, voorzichtig zoals een kat die naar warm water tast om de alertheid van haar afkeer van het water te testen.

    ***

    23-05-2006 om 12:54 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (6 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    22-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lezen, deel twee

    BETEKENIS

    Lezen, deel twee
    Teksten zijn dus tot ervaring getransponeerde aanvaringen met de onverbiddelijke wetmatigheden van de kosmos. Daarvoor wordt het brutaal opgedrongen contact met de harde concrete realiteit getransponeerd tot betekenis. Door de gerealiseerde betekenis wordt de aanvaring persoonlijk doorleefde en beleefde ervaring.

    Dàt een tekst aan een betekenis gestalte geeft en dus om interpretatie vraagt, dat is precies de betekenisopenheid, die de tekst tot tekst maakt. De betekenaar betekent niets buiten zijn vermogen tot betekenisgeving.

    En waar blijft dan, naast de tekst, de concrete, tastbare werkelijkheid? Wat gebeurt b.v. met een bloederige, slijmerige geboorte? (Cfr. Tertul-lianus, in M. Henry,Incarnation,2000,p.22) Ze werd betekenis. De harde realiteit werd getransponeerd tot betekenis. Ze werd getransponeerd tot maagdelijke geboorte. Zo krijgt een geboorte een nieuw zijnsstatuut aangemeten, ver boven het hinderlijke lichamelijke gebeuren uit.

    Die betekenis maakt het gesitueerde, concrete gebeuren gelijkelijk, voor iedereen, altijd en overal beschikbaar en inzetbaar.

    Tekst vervangt de concrete realiteit op een nieuw, een hoger zijnsniveau. Tekst tilt de concrete, aan Hic et Nunc gekluisterde, vluchtige realiteit op een bestendig, universeel en duurzaam betekenisniveau. Zo werkt tekst mee aan de epifanie. Ten slotte, verwijst elke tekst naar de Exuberante. Taal dwingt de concrete, singuliere kosmische realiteit een universele rol te spelen. De twee universalismes raken elkaar, sluiten de cirkel, de kring: het universalisme van de kosmische wetten en het universalisme van de betekenis die ver boven de klitterige, eng gesitueerde, concrete realiteit uitstijgt.

    VOORVERSTAAN

    Men beweert: geen tekstbegrip zonder voorverstaan. Mijn bange vraag dan: kun je nog uit dat voorverstaan treden? Dat kun je net zo min, vrees ik, als de vis uit het water op het droge kan springen. Die vis heeft ook geen weet van water voor hij op de kar van de visboer ligt. Voorverstaan is geen lege huls. Geen chaotische opeenhoping van vroeger verzamelde ervaringen, inzichten of betekenissen en inzichten. Geen mand vol glibberige, krioelende slangenlijven onoverzichtelijk door elkaar kluwend. De echte vraag is: wat doet de nieuwe lectuur, wat doet de nieuwe tekst met deze thesaurus, deze gemeenschappelijke en innerlijk samenhangende schat aan inzichten, aan transposities van de taalgemeenschap? De gemeenschap heeft reeds lang alles voor ons netjes gecatalogeerd en beladen met valenties, met attracties of aversies. Laatst zei ik tegen een kleinzoontje van vijf: « Hoor eens hoe mooi die vrouw viool speelt . » « Dat kan toch niet, alleen kinderen kunnen spelen! » was zijn zelfverzekerde repliek. Hij had de hele gamma van gebruiksmogelijkheden van het woord 'spelen' nog niet aangeleerd. Wie over dat voorverstaan wat nadenkt, raakt verstrikt in een onontwarbaar kluwen van vragen .

    Het schrijfproces tòònt, demonstreert het transponeringsproces, incarneert de gang van het proces. Je ziet het fenomeen zich in fases voltrekken. Textuur: naast het kale alfabet spelen vele zichtbare en geïnterpreteerde signalen een rol in de tekst. De verschijningsvorm van een krant verschilt van die van een roman. Een dichtbundel heeft meestal minder om het lijf dan een bestseller. Je kunt je post sorteren zonder een letter te lezen, louter op basis van de uiterlijke verschijning van de stukken. En de wijze van lezen wordt bepaald vòòr het lezen aanvangt.

    Wat zijn wij toch gelukkig met onze Bijbel! Dat is niet één boek, uit één geut geschreven door één auteur opgebouwd rond één idee, rond één centrale gedachte over God, mens, maatschappij, kosmos en de interacties daartussen. De Bijbel bevat een waaier van kerngedachten over die verschillende thema's. Er werd geen moeite gedaan om erg ver uiteen liggende visies op elkaar af te stemmen, onder één noemer of op één lijn te brengen: de gesofistikeerde Jezus Ben Sirah vind je er naast de vrome Psalmen . Leve het verschil! Leve de verscheidenheid! Leve de pluraliteit! De Koran is spijtig genoeg maar één boek, bevat maar één visie van maar één ziener . De Koran is nadrukkelijk benauwd, ingeëngd tot één visie, en ohwee wie daar een duimbreed van afwijkt . De Bijbel is een hele en variatierijke bibliotheek . Een bibliotheek die je door haar grote verscheidenheid dwingt tot een eigen interpretatie, tot eigen keuzes en tot een zelfbepaling. Die je uitnodigt uit die grote dispariteit aan gerapporteerde inzichten en transposities van aanvarings-ervaringen je eigen samenhangende visie bijeen te lezen. De verscheidenheid van de Bijbel respecteert niet alleen de eigenheid en de originaliteit van elke lezer; de Bijbel roept hem op, nodigt hem uit tot zelfbevestiging en bevestigt deze.

    ·

    22-05-2006 om 15:07 geschreven door Ramulus

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 23/07-29/07 2007
  • 30/04-06/05 2007
  • 02/04-08/04 2007
  • 05/02-11/02 2007
  • 29/01-04/02 2007
  • 18/12-24/12 2006
  • 06/11-12/11 2006
  • 02/10-08/10 2006
  • 04/09-10/09 2006
  • 07/08-13/08 2006
  • 31/07-06/08 2006
  • 24/07-30/07 2006
  • 10/07-16/07 2006
  • 03/07-09/07 2006
  • 26/06-02/07 2006
  • 19/06-25/06 2006
  • 12/06-18/06 2006
  • 05/06-11/06 2006
  • 29/05-04/06 2006
  • 22/05-28/05 2006
  • 15/05-21/05 2006
  • 08/05-14/05 2006
  • 01/05-07/05 2006
  • 24/04-30/04 2006
  • 17/04-23/04 2006
  • 10/04-16/04 2006
  • 03/04-09/04 2006
  • 27/03-02/04 2006
  • 20/03-26/03 2006
  • 13/03-19/03 2006
  • 06/03-12/03 2006
  • 27/02-05/03 2006
  • 20/02-26/02 2006
  • 13/02-19/02 2006
  • 06/02-12/02 2006
  • 30/01-05/02 2006

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek
  • Heidegger

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!