ik zie mijn schaduwkant zo duidelijk terug in woorden van duistere figuren
zij wonen aan de leugenkant spelen in het brein bejubelen daar hun kuren afdwalend van de rechte lijn
hun spiegelreflex herkent enkel zwart dat lijkt op een hemelse troon echter de balk in de ogen speelt hen part genoeg om de waarheid te bedekken;
het geweten lijkt doorgaans brandschoon
het onderscheidend vermogen gaat echter op in duivels vertoon van grenzenloze inktvlekken
ja, niets is mij vreemd soms ben ik, maar dan voor even, ook van mijzelf ontheemd
|