ik draag voor in een acte solitaire
getuig met heel mijn lijf van groen, van gras van de lach, ginds , zo dromerig ver in een gastvrij verblijf
mijn uitgestrekte handen schilderen luchtcirkels vol zover ik maar kan reiken
sluit velden daarbij in en bosranden als kantelen van burchten opgetrokken in eiken
waarachter mijn geliefden musiceren, dansen en spreken van liefde dan wel met open ogen mij onbereikbaar doch zoet beminnen
zo speel ik vurig een rol opdat de hartstocht niet mag wijken
in het hart, zo dichtbij, van binnen
|