Proficiat, maar je verstand komt wat laat, nietwaar. Vier uren te laat, raasde denkduiveltje. Kijk, wat je gedaan hebt. Trek je ogen open, stuk ongeluk. Alle kaarsen en brillen volstaan voor jou niet, uilskuiken. Betweterige rotzak. Meneer heeft geen politie nodig. Meneer voelt zich de opperste rechter. Wat meneer zelf doet, doet hij beter. Het resultaat ligt daar. De tweede keer al! Bij Gerda was er de vakbond en bij ons bieke, de euforie van Sherlock Holmes.Weet je wat je voortaan kunt doen? Zwierig mijn kloten kussen. Trek je plan, je hoort me nooit meer. Ik ben dood. Eveneens ja. Voortaan kan je stikken. Ook jij, kompaan van de duivel, moordenaarshulpje, jij arrogante hufter, jij geattitreerd shitschrijvertje, jij miserabel zielepoot. Je bent eveneens dood.
Ja, ik had Serge geholpen. Mijn afwezigheid had hem een handje toegestoken. Hem zelfs vrij spel gegeven. Rien ne va plus. Zijn gok was meer dan geslaagd. Bracht hem alle winst op. De schurk zou nu misschien wel slapen, meer dan gerust slapen zelfs. Had hij de dagboeken niet, dan verkneukelde hij zich bij de gedachte dat mijn leven zinloos was. Amen en uit. Zonder Marianne. Ik zag zijn vette buik op en neergaan door de binnenpretjes.
Hij wist verdomd goed hoe ik jankend en vloekend van razernij en onmacht, die verafschuwde crucifix zou vastgrijpen en er als een woesteling mee te keer gaan. Overal, tegen de muur, tegen de trap.
Die crucifix! Natuurlijk! Op de antieke bruidschatskist. Onder de vensterbank van Francis kamer. Twee identieke kruisbeelden. Loodzwaar. Ze flankeerden immers zijn verzameling matchboxes. Kruisbeeldenralleys mee gehouden en de jongen vaak laten winnen. Ik herinnerde me plots de bronzen stukken tot in het kleinste detail.
Gerda had de kamer van onze zoon, bij mijn weten, intact gelaten na zijn huwelijk. Dus had Serge de kamer van de Francis eveneens doorzocht. Met een beeld zijn moeder omgebracht en het andere meegenomen. Aanvankelijk met de bedoeling het te versjacheren. Tot zijn duivels brein er ander garen mee spon.
Francis zou de crucifix in de kelder beslist herkennen. Aan Vloesberghe vertellen dat beide stukken op zijn jongenskamer hadden gestaan. Een prijkte op het altaar. Kon een geschenk van Gerda zijn aan haar dierbare vriend. Adrienne had eveneens enkele beelden gekregen, was trouwens ook in een van haar dagboeken te lezen. Het tweede beeld droeg mijn vingerafdrukken en Marianne was ermee gedood. De smeerlap wou er mij opnieuw inluizen.
Goed gezien, doe maar verder, Max, hoorde ik Serge grijnzen. Je hebt inderdaad je eigen vonnis getekend, vriend. Jouw vingerafdrukken prijken op het beeld, natuurlijk denk je er niet aan die weg te wissen. Je zwalpt in pijn, verdriet en onmacht. Zelfbeklag en beslist zelfverwijt. Je had toch beter moeten weten, vriend? Zie je mij juichen? Maagdelijker dan de onbevlekte ontvangenis ben ik. Door jou gezuiverd van elke verdachtmaking.
Het kleinste kind weet dat Gerda ziekelijk jaloers was. Een hysterica, niet mijn woorden, die van je zoon. Weet ik van je schoondochter en die heb ik meer dan op mijn hand hoor. Met de hulp van een gewiekste advocaat, zal Pat mij op alle domeinen bijtreden. Zeker weten. Een kleine rondvraag in de buurt en de brave dutsen bevestigen, dat ik wekelijks twee tot drie keer je vrouw bezocht. Pastorale steun verlenen, heet dat. Vloesberghe en zijn team beseffen dat er bij Gerda meer dan een vijs goed los zat. De slaapkamer, zeg, een kluif voor gerechtpsychiaters. Ziekelijk jaloers en seksueel meer dan gefrusteerd. Ook door jou. Waanvoorstellingen had ze. Meer nog, schizofrenie: Gerda met de drie gezichten. Buitenshuis de zachte, eerbiedwaardige, hulpvaardige mevrouw Cijnens, in haar slaapkamer de fanatieke non Gerda en tegenover mij de geobsedeerde, geile hoer Marianne.