'PATATI PATATA
Een ontroerend verhaal over een liefdevolle relatie tussen dochter en haar dementerende moeder

The Breast Cancer Site
Klik deze site elke dag aan en help borstonderzoek betaalbaar houden

Archief per maand
  • 04-2010
  • 12-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 02-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008


    Feel good in TITI's elektronisch kletscafé waar het leven gezien wordt door een Oiljsterse vrouwenbril...en feel je niet good, dan retour à domicile!

    31-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De lectuur vangt aan!


    Wellustelingen....

    episode...

    70...


    Maar onderaan al die oude jaargangen van Knack, Trends en Elsevier. Koord rond, knopen en buiten. Komaan, de eerste jaargang. Neen, een halve was al voldoende zwaar.

    Ik tilde het pak uit de kast en zag opeens tegen de muurwand, rechtopstaand drie dunne schriftjes. Drie volledige tafels van vermenigvuldiging op twee groene en een vuil roze kaft.Ik jubelde het uit.

     

    Dat waren ze, haar dagboeken! Ik herkende ze meteen. Ik had er Gerda een paar keer mee betrapt in de keuken. Niet te geloven. Ik had ze gevonden. Mijn slaaploze nachten, mijn nachtmerries, haar judaspenningen. Mijn Vloesberghe-fobie! Gerda’s gezwets. Kermits Sisyphustales.

     

    Ze stonden daar. Mijn wettelijke onschuld, daar gewoon tegen de muurwand. Mijn handen trilden.

    Verbranden ga ik jullie, bij Marianne in de tuin. In de verste hoek van de tuin. Ik had ze. Eindelijk! Ze stonden daar voor het grijpen! Jongens, jongens, zelden had ik me zo opgelucht gevoeld en voldaan geweten.

     

    Ik belde meteen Marianne. Ze slaakte gedempte juichkreetjes:

    ‘Vanavond beginnen wij met champagne…in bad! En de rest, on verra!”

    Ik zweefde al even ongeremd als zij. Ik deed de voordeur op slot. Installeerde me in het salon en begon te bladeren. Dag en datum stonden zorgvuldig genoteerd. Zelfs de naam van de heilige van die dag had ze niet vergeten. Benieuwd wat me nu zou geopenbaard worden. Devote saus over een schotel overspel. Goddelijke banbliksem over wellust.

    En ik las.:

     

    Het ging in het begin inderdaad uitsluitend over mij en haar. Over mij en mijn hoer. Sporadisch over Francis en Pat. Met zijnoten over Serge en haar kerkvriendinnen. Over hun parochiale werken en intense godsvrucht.

    Nooit of nooit, zo schreef ze, zou ze het mij kunnen vergeven dat ik een minnares had. Dat ik me dag na dag dieper in de hellegloed waagde en mijn lichaamsdelen bevuilde aan dat schepsel.

    Mijn dood en het levend verbranden van die heks mocht zij niet wensen. Doch ze deed het en met volle graagte. Vroeg dan de Heer duizendvoudig om vergiffenis. Ze wou zelfs weten of ze even smerig, bevlekt was als ik, omdat zij zo’n slechte gedachten koesterde. Ze zou haar biecht gaan spreken bij Serge en zien wat hij ervan dacht!

     

    Ze begreep niet dat God haar urenlange smeekbeden niet aanhoorde en mij niet op het juiste pad terugbracht. God had al meer zondaars op de goeie weg gezet. Maar of er daar hoerenlopers bij waren, dat had Serge niet verteld. Zij zou het hem vragen.

    Ik las hoe Gerda ooit toch echt verliefd op mij was geweest. Hoe ik haar lichaam had doen zinderen van verlangen!  Niet te geloven! Ik?  Haar verlangens opgewekt? Ik zou niet weten wanneer, maar nu kwam de kat op de koord!



    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    30-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De confrontatie
    Wellustelingen....

    episode...

    69...


     

    Het regende nog steeds. De week voordien hadden we een bakhete zondag met 28 graden Celcius gehad. Nu was het kil. Onaangenaam, grijs en nat. Het bleef maar druppelen. En daarna, onze typische drache nationale!

     

    Ik besloot tot een laatste zoektocht in de villa. Ik moèst de dagboeken vinden. Ze waren er. Dat stond voor mij als een paal boven water. Maar waar, waar?

    Lukte het niet, dan zou ik de achterbank en de koffer van de wagen volladen met de meest dringende rest van mijn persoonlijke zaken. Mijn pc en Epson, mijn fototoestellen. Enkele van mijn dierbare klassiekers, die ik nu en dan graag herlas. Mijn collectie cd’s, de gereedschapskist van vader (puur jeugdsentiment), mijn broodvormen en de twee zakken bloem! Natuurlijk enkele foto’s van Francis, zeker die met mijn ouders. Nog enkele kistjes Medoc, enkele flessen Graves, de resterende vijf flessen uitzonderlijke Sauternes. De verhuis van Stan en Laurel wou ik eerst met Marianne bespreken. For every problem there is a solution, ook voor mijn kippen.

     

    First things first: mijn tenen. De sok plakte aan de nagels door het gestold bloed. Ik kon beide tenen vrij goed bewegen. Het viel in feite nog mee. Overwegend dank zij de kwaliteit van Church. “Even verzorgen en misschien morgen bij de dokter langs.

     

    Ik besloot eerst naar Marianne’s woning te rijden. Ze had me een huissleutel gegeven. Fijn, veilig gevoel. Ik had nu eindelijk een echte thuis. Ik drukte het nummer van Darcy in en gaf haar een kort relaas van de uitvaartparty. Haar collega was ziek gemeld. Het zou vanavond wat later worden, verontschuldigde ze zich.

    ‘In dat geval blijf ik hier nog wat verder zoeken, lieveke.”

    ‘Wanneer ga je daar nu eindelijk mee stoppen, Max? Je hebt je al suf gezocht en het levert niets op. Rond halfzeven ben ik thuis. Wat krijgt venteke straks?’

     

    Haar stem kreeg weer dat heterig zwoele, die bedwelmende hypnose. Als een drug van geraffineerde sensualiteit. Met speelse tederheid en vol belofte:

    ‘Aspergeroomsoepje met enkele grijze garnalen, lamskroon met flageolets en gepersileerde krieltjes, een flesje Margaux of een Bourgogne. Nadien, als hij nog zin heeft, huisbereide kiwisorbet. Een nadien, nadien, al de rest. Je t’aime, mon trésor. Ik verlang naar jou, lieverd, naar onze dagen, onze nachten samen. Amote!’

     

    Wat kon me dat rotweer schelen! Wat die moord,  Vloesberghe, Pat en de dagboeken! Marianne was er en bleef er voortaan voor mij. Iedere minuut van ons leven. Wij waren samen. Tot het einde. Tot onze laatste zucht.

    Héla, vriend, ontnuchterde denkduiveltje. Flippen is voor vanavond. Ga liever zoeken! Kermit gaat beslist nog deze week op pad om een deel van de inboelel hier te verkopen. Ze is loops, ze heeft geld geroken!  

    Natuurlijk moest ik de realiteit onder ogen zien en ja, Pat zou Francis wel weten te bewerken, om zo snel mogelijk het een en ander te liquideren.

    Op de stoepen van mijn buren stonden dozen en samengebonden pakken papier.

    Hoogstwaarschijnlijk morgen ophaling. Ik had stapels liggen en besloot die methodisch weg te werken. Eerst in de hal. Te beginnen met de grote muurkast. Speciaal ingebouwd met legplanken en bovenaan een ruimte voor koffers en reistassen.

    Massa’s knipsels lagen er. Ooit had ik ze beslist belangrijk gevonden, doch nooit meer naar omgekeken. De buitenlandse bladen waarin ik de voorbije jaren een bijdrage had kunnen plaatsen. Al die Sterns, Spiegels en Vrij Nederlanden. Ik kon het echt niet over mijn hart krijgen ze zomaar weg te doen, ijdeltuit die ik was.



    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De pens afdraaien en bedrog
    Wellustelingen....

    episode...

    68...



    Pat veerde recht. Ik wou haar doorlaten en… aauw! Ik hoorde mijn uitroep van pijn. Kon net een vloek bedwingen. Het koor zweeg enkele ogenblikken. Ik zag eventjes niets meer. Alleen witte en zwarte stipjes. De pijn was scherp. De teef had met haar naaldhak de neus van mijn schoen bijna doorboord. Als dit geen teenfractuur was!

     Ze keerde terug, nam haar plaats in en fluisterde gniffelend:

    ‘Troost je. Dit is maar het begin!’

    De zwarte karavaan trok in drie rijen langzaam voorbij. Keerde terug van het altaar en trachtte een glimp van die brullende idioot vooraan op te vangen.

     

    Niet mee inzitten, vriend, fluisterde denkduiveltje. Je hebt een valabel excuus om er meteen als de bliksem vandoor te gaan. Maar  zie jij wat ik zie. Die zes rieten mandjes propvol biljetten. Begrijp je nu die schone cadeau van Serge met zijn gratis dienst! ’t Is hier vollen bak! Het tienvoudige heeft hij verdiend ! Een pastoor en gratis? Dat kan in Columbia of in de Marollen.  Maar hier niet!

     

    Mijn tenen bleven kloppen, doch de grote pijn verdween langzaam. Bij het verlaten van de kerk alweer prijs: een  witte stamp tegen het middenrif. Kermit :

    ‘Je was beter niet gekomen.’

    ‘Ik doe wat ik moét doen.’

    ‘Je gaat toch niet mee naar het kerkhof? Doe mij dat niet aan! Heb je de mensen al zien staren? Je moet geen schriftgeleerde zijn om te weten wat ze denken!’

    ‘Ik betaal, dus ik bepaal. Bek dicht, jij!’

    ‘Ssstt!’ mompelde Francis.

     

    Eindelijk, eindelijk was de ceremonie van de teraardebestelling voorbij. Eefje, Fred en Karel zochten mij op. Eefje was, zoals altijd, overbezorgd. De baas zou beter meteen naar die voet laten uitkijken. Karel had via via mijn pensioenaanvraag vernomen. Iedereen op de redactie, de oude garde toch, was er het hart van in. Ook in de drukkerij was er enige commotie ontstaan. Ze hadden allen begrip voor mijn situatie. Maar het kwam te onverwacht en te hard aan. Fredje nam mijn beide handen. Zijn eerlijke ogen werden vochtig. Ik wist dat zijn hersenen koortsachtig de juiste woorden zochten:

     

    ‘Chef, we gaan u missen. Maar ge moet u dat niet zo aantrekken. Wij slaan er ons door. Voor u is het allemaal veel erger. Sedert die…dag zijt ge geen minuut uit ons hoofd geweest. Dju toch, dat iemand zoals gij zoiets moet tegenkomen! Een mens zou van veel minder zot worden. Chef, nog iets, hadden wij geweten dat wij bloemen mochten meebrengen, we zouden het gedaan hebben. Eefje is rond geweest, wij hebben dat geld gestort, hoor!’

    Ik had geen flauw idee waar hij het over had. Eefje begreep mijn verbazing niet en verduidelijkte:

    ‘Meneer Cijnens, op de rouwbrief stond toch duidelijk vermeld: noch bloemen, noch kronen. U, enfin, de familie wou  liever een storting voor de sociale werken van de stichting  van mevrouw.’

    Wat had Pat opnieuw bekokstoofd? Waarom had niemand, ook Francis niet, mij hierover ingelicht?

    ‘Een kleine vijfhonderd euro hebben wij rondgehaald. Iedereen heeft gegeven voor u, chef, en ons Eefje heeft dat allemaal gearangeerd, nietwaar, kind?

     

    Hoe fier Fredje ook was, dit zinde me echt niet. Dit stonk naar geldklopperij. Terug in de wagen, eiste

    ‘Wat is hier gaande, Patricia?’ vroeg hij sec.

    De berispende toon en het gebruik van haar volledige voornaam – ze had er een afschuw aan- ontketende een witte woede:

    ‘Merci, ik zal me nog eens inzetten voor jullie familie! Jij te lui om je poten uit te steken en hij dààr te laks om zijn smoel open te doen. Ik heb de benen vanonder mijn lijf gelopen voor je moeder, de schaamte van mijn leven opgelopen. Serge, Adrienne en ik, we hebben ons pens afgedraaid en nu stank voor dank. Loop alle twee naar de duivel! De pot op, verdomme!’

    Francis richtte zich heel kalm tot de chauffeur en bood zijn excuses aan voor het gedrag van zijn echtgenote. De jongeman kende blijkbaar het klappen van de zweep. Knipoogde naar mij en concentreerde zich verder op het verkeer. Pat had gelijk.

     

    Ze had inderdaad haar pens afgedraaid! 

    In het restaurant zo’n zeventig, mogelijk tachtig personen. Zeven kelners. Aperitief naar keuze, van champagne tot frisdranken. Ik kon mezelf om de oren slaan dat ik mijn schoondochter carte blanche had gegeven.

    Pat had stoom afgelaten en haar make-up in orde gebracht. Ze acteerde geweldig als leading lady van deze rouwparty: een en al bescheiden drukte, een verhaaltje hier, een teder gebaar daar. Ze introduceerde hààr priester, Adrienne en Madeleine aan iedereen. Serge imponeerde met zijn Latijnse uitspraken. Kermit genoot. Dit was lifestyle op z’n best.

     

    Ik ging aan tafel naast Francis zitten. Hij zag er even afwezig-verveeld uit als ik. Vanavond zou er in Keerbergen hartig gepraat worden over de  stichting van Gerda. Dat wist ik. Mijn zoon zat met haar fonds in zijn maag, ik met haar dagboeken.

     

    Na het voorgerecht stapte ik op. Koel groetend. Zonder handjes te drukken of blabla. Het was me allemaal te veel.





    Wordt vervolgd



    Reageer (0)

    28-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De uitvaart
    Wellustelingen....

    episode...

    66...


    Mijn zoekttocht staakte toen de stoffelijke resten van Gerda werden vrijgegeven. Mijn lege woning werd omgebouwd tot rouwhuis. Bedrijvencentrum voor de organisatie van begrafenissen. Hoofdkwartier van de organisatoren van een méér dan plechtige uitvaartceremonie. Alle rolluiken naar beneden en vanonder tot boven lichten aan. Kermit kikkerde ervan op. Zij, Adrienne, Madeleine en Serge namen de touwtjes in handen. Francis en ik lieten begaan.

     

    De redacteur van de vierhonderd aankondigingen, driehonderd prentjes en misblaadjes was Serge. Madeleine en Adrienne, ceremoniemeesteressen en bloemendecoratrices. De rest van hun club verdeelden de taken: stoelenzetsters, altaarversiersters en familiekelderoppoetsters.

     

    Pat trommelde telefonisch haar tennisclubleden, fitnessdametjes en vermoedelijk de helft van Keerbergen op. Schreef en herschreef haar deelnemerslijsten. Besprak alle details met een fotograaf. Stond in voor de catering. Regelde vervoer met zwarte Mercedessen. Zocht samen met Serge koor en muziek uit. Wou per se dat Francis en ik een speciaal en identiek pak huurden. Mijn ‘dat zie je van hier’ ontketende de zoveelste golf van verwijten en ik trok mij terug in mijn werkkamer.

     

    Gerda werd niet zomaar begraven. Je zou haast denken dat ze als bruid aan haar god werd geschonken.

    Toen ik vernam dat Pat een kist ter waarde van 2485 euro had besteld, heb ik de geldkraan dichtgedraaid. Deze absurde schone schijn zou me anders een fortuin kosten!

     

    Ik wou bij Marianne zijn. Weg van deze comedia d’ell’arte en ik kon verdomme geen kant uit. Stel dat iemand toevallig iets zou vinden. De “bevelhebbers” snuffelden natuurlijk niet in mijn kasten en laden, maar zowel Pat als Adrienne waren meesterlijk in hun rol en comandeerden voortdurend Ingrid, onze poetsvrouw, en haar opruimingsspatrouille.

     

    Serge was geflankeerd door twee collega’s. De organist speelde heel zachtjes Bach. Een zevenkoppig koor stond perfect uitgedost in gelid. Serge deed zijn apostel inderdaad de ontroerendste eer aan. Dit had ik van hem niet verwacht. Of toch?

    Zijn dames hadden hun beste beentje voorgezet. Hun allerbeste. Het kleine kerkje blonk. Het zilverwerk schitterde en het koper glansde. De tapijten gestofzuigd. De witte fresia’s verspreidden hun heerlijke geur. Gerda’s neus zou krullen, haar ogen stralen, moest het nog kunnen.

     

    Maar ze lag daar koninklijk opgebaard in haar gesculpteerde voleiken kist van 2485 euro, midden een zee van bloemen: “Aan onze diepbetreurde moeder”, “Van uw rouwende vriendin Adrienne”, “Aan de engel der Zieken”, “Voor onze zuster in geloof”. Bloemen van Darcy en ook van de uitgeverij. Zelfs van het gemeentebestuur. Van het personeel van Francis. Ook van enkelen van zijn klanten.

     

    Ik stond voor de kist. Gerda lag erin en ze stond er eveneens naast.

    Ze droeg een te grote zwarte hoed, die scheef zat op haar hoofd. Ik zag een stukje benige neus en een bevroren grimas boven de te kleine ingetrokken kin. De foto was een vergroting, volledig gedisproportioneerd. Genomen op de trouwdag van Francis, bij het verlaten van de kerk. En ik was eruit weggewerkt. Een grotesk beeld. Gelukt als flauwe grap, doch vandaag totaal ongepast.

     

    Adrienne plaatste ons zoals het hoorde. Francis, Pat en mij rechts van de kist. Zij en de clubgenoten links. De klok luidde en de rampentoeristen en kijklustigen schuifelden binnen. Het handjes schudden begon en de ogen spraken boekdelen.

    Ogen als laserstralen. Spottende ogen. Triomfantelijke ogen. Nederige ogen. Niet-goed-wetende-waarheen-te-kijken ogen. Ogen vol warmte en medeleven van Eefje, Fredje en Karel. Ogen vol minachting. Ogen met begeerte, want weduwenaar met villa, poen en dik pensioen. Wufte, zwaar opgemaakte ogen. Verveelde ogen. Lensogen. Bespiedende ogen. Hautain blikkende ogen. Vermoeide ogen. Bierogen. Bijziende ogen, serpentenogen en troostende ogen. De ijzige ogen van Simonne  en de spleetogen van haar wormvormig aanhangsel. De bonvivant-ogen van Gerard.

     

    De komst van Serge maakte een einde aan de parade. Een priester die mij verloste in de ware zin van het woord! Bedankt Serge. Adrienne commandeerde met handgebaren. Tot mijn verwondering begreep ik alles.

    De kleine kerk zag, letterlijk en figuurlijk, zwart van het volk. Hier en daar een stipje grijs en bruin. Met één uitzondering: Pat in koninklijk wit. Zeer modieus. Heel zelfverzekerd. Witte kousen, witte schoenen, witte handschoenen. Solarium gebruind, zwaar opgemaakt gezicht. Felrode lippen, hoog opgestoken donker haar. Daarover een hoofddoek in ragfijn  wit kantwerk, kunstig gedrapeerd over de schouders. Evita van Brabant.

     

    Ze plaatste zich tussen Francis en mij en stak onmiddelllijk sissend van wal:

     ‘Je moest door de grond zinken van schaamte, schoft. Nog geen bloem voor ma. Je mocht zeker niet van madam Dries. Francis is er het hart van in. Je gaat het een en ander meemaken vandaag en morgen. Wacht maar.’

    Ik hield me zo afstandelijk mogelijk. Ik stond naast een kist met daarin een hol lichaam, dat in feite nooit enig warm contact met mij had gehad. Het enige bindmiddel was Francis geweest. Toen hoorde ik de zacht-zalvende stem van Serge:

     

    ‘We zijn hier allen om een diepbedroefde familie bij te staan. Doch vooral om een laatste en passende hulde te brengen aan de ons zeer dierbare Gerarda, Maria, Martha Vanbesien. Een vrouw, veel te goed en te braaf voor deze duistere wereld, die met de dag meer en meer geregeerd wordt door duivelse machtswellustigen. Een vrouw die leefde naar Gods woord. Een vrouw die uitverkoren was. Een kind van god.

    Ze heeft me ooit toevertrouwd dat ze in haar jeugd één grote droom had: de bruid van de Heer te mogen worden. Tussen droom en daad staat de uiteindelijke bestemming, dierbare parochianen. En God had Gerda voorbestemd om een liefhebbende en trouwe echtgenote te worden. Vooral een voorbeeldige moeder. Een moeder die de christelijke waarden aan haar zoon wist door te geven.

    Haar andere roeping beleefde zij hier in dit Huis van God, samen met haar vriendinnen. Samen beoefenden ze hier de deugden van zelfverloochening, naastenliefde en vertrouwen in de goedheid van elke mens. Ook vergiffenis schenken aan die medemens. Verdraagzaamheid tonen en begrip opbrengen voor het anders-zijn van elkeen.Het zou kunnen dat juist dit begrip en haar gekende hulpvaardigheid Gerda noodlottig werden. Ik vrees dat we de ware toedracht misschien nooit gaan kennen. Maar in elk gebed zullen wij, haar vriendinnen en ik, steeds onze geliefde zuster gedenken. Mag ik u daarom allen, beminde parochianen, vrienden en kennissen, uitnodigen om samen met het koor zingend te bidden, de tekst op pagina drie “De poorten gaan open, een ziel wordt verwacht.’

     

    Ik zag Francis voorzichtig in een broekzak tastten. Hij vouwde een biljet van 100 euro zo klein mogelijk op. Pat had twee briefjes van 50 heel demonstratief in de hand. Wat kregen we nu!  Die mis hier was toch gratis had Serge gezegd.

    Een lijkdrager, getraind in bedroefd kijken, kwam naast mij staan en stak discreet zijn rechterhand uit richting voet altaar, waar Serge en zijn collega’s hun opwachting maakten. Ik had geen flauw idee wat hij bedoelde.


    Wordt vervolgd



    Reageer (1)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zoektocht tussen demonen


    Wellustelingen....

    episode...

    65...


     

    Die late namiddag, na mijn uitzonderlijk lang bezoek aan mijn ouders, toefde ik alweer tot valavond in de villa. Dat zonderling geworden grafhuis vol spoken.

    Ze waarden er rond, die flemende, aanbiddende, zingende, zalvende, lovende en kruiperige dwaasspoken.  Ze zaten verscholen in de muf-bestofte hoeken, waar schapulieren, paternosters, snoeren en bedevaartssouvenirs bengelden. Ze giechelden me toe vanop de bidbanken, doorheen de glazen stolpen, tussen de zware, vergulde bijbels, waarvoor binnenkort misschien antiquairs zouden vechten. Ze fluisterden gedempt met bidlippen uit missalen en relikwieën allerhande. Ze kropen uit de kelken. Klommen op monstranzen.

     

    Ze waren een wereld op zichzelf. Bedreigend en belachelijk terzelfdertijd. Ik bleef er verstomd naar staren. Saters, een Jeroen Bosch waardig. Dat Francis hier nooit op gereageerd had? Dat hij zijn moeder had toegelaten er dagelijks in te leven!

    Hij had Gerda destijds een hysterica genoemd. Een veel te klein woord voor die extreme fobie. Deze kamer getuigde van waanzin, van pure krankzinnigheid. Jaren geleden had ik  de inrichting ervan reeds zo bespottelijk stom en pijnlijk belachelijk gevonden. Zelfs als normaal aanvaard dat Gerda slaapmiddelen moest gebruiken. Om rust te vinden tussen die sinistere decoratie had een mens inderdaad meer dan een sterk roesmiddel nodig.

     

    Het deed me kokhalzen. Vooral dat bed. Nooit eerder gezien. Kwam dat ook uit haar ouderlijke woning? Een echt nonnenbed.  Smal, hoog, totaal versleten beddengoed erop. Eronder een geaderde stenen nachtpot. De sponde versierd - nou ja, versierd!- met lange palmtakken en witte geknoopte koorden. Ik stikte. De ramen moesten open.

     

    Buiten donderde het. Gerda had me blijkbaar vanuit haar hemel gezien. Ik had haar gebedsoord onteerd. Ze protesteerde.

    Ik begon systematisch haar kapel te doorzoeken. De politie had dit vóór mij natuurlijk zorgvuldiger gedaan. Ik echter wist wat er precies moest gezocht worden. Ik kamde alles uit. Zangboeken, gebedenboeken. Keek tussen de bijbels. Doorzocht laden van linnen- en kleerkast, nachtkastjes. Keerde zelfs het versleten matras om. Het stonk, was vol met bruinige kringen. Gerda, zo kieskeurig, zo overdreven hygiënisch in  keuken en badkamer, sliep op een oud, doorlegen matras bevlekt met nonnenzeik, miljaar!

     

    Ik keek aandachtig in elke doos. In  schoenendozen. In oude hoedendozen, niets. Geen schriftjes, Helemaal niets.

    Ik zag in een waas mijn schoondochter. Themis met puitenogen. Ijzig en vulgair. Wrekend en vonnissend uit het niets te voorschijn tredend. Hoorde haar sissen:

    ‘Je zal ze niet vinden, jij , al weet je dat ze bestaan, die dagboeken! Want ik heb ze! Gerda gaf ze mij als bewijs na die aanrijding. Ja, ik breng jou voor het gerecht, Max Cijnens, welke schande dit voor je zoon en vooral voor mezelf ook inhoudt. Hangen zal je, moordenaar!’

    Hoorde ik een schelle, echoënde spotlach? Sloeg mijn verbeelding  helemaal op hol? Ik vermande me. Kermit verdween. De kamer werd opnieuw een sombere kapel. Zonder demonen. Zonder enig geheim prijs te geven.

     

    Als ik morgen opnieuw kwam zoeken? In de kamer, die Francis vroeger had betrokken? In de logeerkamer, op de twee zolders, in de keuken? Maar wat als ik terug met lege handen dit huis verliet. Wat als de schriftjes werkelijk verdwenen waren? Wat als ze in het bezit van Pat bleken? Er keerde iets om in mijn binnenste.

    Natuurlijk zou ik zwijgen tegenover Marianne. Ik mocht haar niet met mijn onrust besmetten. Ik moest doorbijten. Hardnekkig en geduldig blijven zoeken. Dag na dag.



    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    27-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hongerende lippen
    Wellustelingen....

    episode...

    64...

     

    Wat ik ook zei, mijn argumenten hielpen niet. Dit stomme interview raakte Marianne nog dieper dan ze wou toegeven. Het bleef eigenlijk ook wat in mij nazinderen, ondanks mijn luchtig afwimpelen.


    Ik kende die rakkers door en door. Was er zelf ook eentje geweest! Wat hing er de volgende dagen nog allemaal boven mijn hoofd? Indien ze weet kregen van Marianne, dan was het hek van de dam en zou er pas gesmuld worden!

    Ik betaalde de rekening. Marianne moest naar kantoor. We zwegen in de wagen. Voor ons was zwijgen soms duidelijker dan spreken. Ik verdrong alle narigheden.


    Ik wou me nog slechts vastklampen aan de gedachte, dat ik van nu af aan bij mijn vrouw kon zijn als heer des huizes. Dat ik van vandaag en alle volgende dagen, weken, maanden en jaren altijd bij haar zou zijn. Wij reden de parking van Darcy op. Ik had iets met die parking. Ik hield van het oerlelijke graffiti, een prettig decor voor een bekend intermezzo. Ik hoefde er niet op te wachten. Het kwam er meteen: Marianne in haar weelderigste overgave!


    Haar zoveelste heruitgave van onze eerste kus. Heel teder, alsof onze lippen mekaar nauwelijks beroerden. Seconden en seconden lang. Dan crescendo tempo. Tot die jubelende explosie van twee brandende monden, twee hongerende tongen, die vochten, sneuvelden en herleefden.

    Ons meesterschap bekroond met een voldane en wellustige onderdanigheid. Dankbaarheid. Liefde.

    ‘Kun jij kussen!’ zei ik zachtjes, bewonderend.

    ‘Correctie! Kunnen wij kussen, lieverd!’ verbeterde ze, verleidelijk monkelend, en  overompelde me opnieuw.


    Dit wordt voor ons beslist nooit een gewoonte, hoe vaak ook, wist ik. Een gewoonte laat immers niet elke keer dat zalig geluksgevoel na.

    “Vòòr ik naar de villa rijd, ga ik eerst bij mijn ouders langs. ’t Is al vijf dagen geleden dat ze me gezien hebben. Moeder maakt zich onmiddelllijk zorgen. Trouwens ik wil zelf vertellen wat er gebeurd is, stel dat ze een of andere krant onder  ogen krijgen.’

    ‘Vergeet niet aan de verantwoordelijke te vragen de eerstvolgende dagen alle kranten en magazines ver van je ouders te houden. Geen opgeklopte sensatie voor die oude sukkels. Weet je, lieverd, ik kijk er echt naar uit om over enkele maanden met je ouders kennis te maken. Denk je dat ze me zullen accepteren? Misschien nemen ze het me kwalijk dat…’

    ‘Je kwalijk nemen dat ik van je hou? Jij, mijn bron van geluk! Kindje toch, mijn moeder zal je zo dankbaar zijn. Bij elk afscheid  vraagt ze naar jou. Vader blijft in de kamer, maar moeder loopt met mij mee tot aan de wagen. Dan wil ze alles weten. Waar we gegeten hebben. Welke jurken je draagt. Welke bloemen ik je heb gestuurd. Je favoriete crèmekleurige handtas, die heeft zij uitgekozen en de bijhorende zijden foulard. Ze was in alle staten. Gans de Louisalaan hebben we gedaan. Haar benen mochten dan vierentachtig zijn, haar ogen schitterenden als van een twintiger. Je had haar aan het werk moeten zien in die winkel! Zo kieskeurig! Ik heb daar op z’n minst anderhalf uur op een stoeltje gezeten en zij maar ratelen over de elegantie van haar knappe schoondochter, over de mode die zij soms zo ordinair vindt. Mijn moeder heeft geen Röntgenogen, maar echografische ogen. Elk deeltje van mij wordt telkens weer gescand, de kleinste storing gededecteerd. Mijn moeder is gewoon fantastisch, Marianne. Ik verlang er zo naar je te kunnen voorstellen. Tot straks, lieveling, werk je niet te pletter. Morgen komt er nog een dag.’



    Wordt vervolgd


     

    Reageer (0)

    26-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Allemaal kletskonten
    Wellustelingen....

    episode...

    63...


    Ik dronk het glas fruitsap leeg, wenkte de kelner. Inmiddels had Marianne de krant opengeslagen en ik hoorde haar op fluistertoon, wat jachtig en boos lezen:

    ‘Adrienne Uytterbroeck, buurvrouw en boezemvriendin van het slachtoffer, is zwaar geschokt door dit drama. Ook zij begrijpt echt niet  hoe een dergelijke laffe moord in de zo stille en rustige laan kon plaatsvinden! Mevrouw Uytterbroeck, evenals andere bewoners, zijn ervan overtuigd dat deze daad verband houdt met de golf van inbraken de voorbije drie maanden. De schrik zit er bij de omwonenden goed in. Het slachtoffer stond bekend als een warme, fijngevoelige en vooral diepgelovige dame, ten zeerste bekommerd om het lot van bejaarden en zieken in de parochie. Max Cijnens, echtgenoot van het slachtoffer en hoofdredacteur van “Jool’s”, was uitgerekend die avond blijven overnachten in een Brussels hotel. Omwille van een late vergadering op de krant. Volgens onze bronnen werd de heer Cijnens echter omstreeks middernacht nog gesignaleerd in een nachtclub aan de Adolphe Maxlaan.

    Ook zou hij eergisteren bij aankomst aan zijn woning meteen door de federale recherche zijn opgeleid voor verder verhoor. Bij het ter perse gaan werd de aanhouding van Max Cijnens niet bevestigd, doch ook niet ontkend. Het onderzoek zal de eerstvolgende uren meer duidelijkheid moeten brengen.’

    Mevrouw Uytterbroeck verklaarde dat Max Cijnens in de omgeving bekend staat als een hoffelijke, doch weinig spraakzame man, die uitsluitend leeft voor zijn werk. Ze vermoedt dat de relatie tussen de echtgenoten daardoor zeer bekoeld was, vooral de laatste jaren. Ze verklaarde ons o.m.:

     

    ‘Gerda, mijn vriendin, dacht dat er iets anders aan de hand was. Enfin ze dacht dat niet, ze was er zeker van. Ze had er de bewijzen voor, zei ze, en haar schoondochter ook. Maar meer zeg ik daar niet over, meneer, ik weet wanneer ik moet zwijgen, God is mijn getuige. Daarbij, het is al erg genoeg zo. Maar ik mag wel zeggen dat Gerda, niet wilde scheiden. Haar man wou dat wel, maar Gerda zei altijd ‘over mijn lijk’. Nu is het zover, hé, meneer. Ze is nu een lijk. God hebbe haar ziel. Maar ik ben zo goed als zeker dat Max daar voor niets tussen zit. Neen, zoiets, een moord, nee dat zie ik niet. Langs een andere kant, al ziet ge een mens, ge kent hem  niet en een woord te veel is vlug gevallen, nietwaar? Van het ene komt het andere.’

     

    ‘Marianne, hou op, ik verdraag die prietpraat niet!’

    Ik hoorde en zag Adrienne op de drempel van haar afbladderend huis ‘Groene Rust” staan. Met borstel en stofdoek. Op eender welk uur van de dag stond Adrienne op uitkijk, te doen alsof met haar stofdoek. Een voorbijganger, een auto, niets of niemand ontsnapte aan haar haviksogen. Bij regenweer een schim achter de gordijnen. Adrienne zag en wist alles. Haar parochiale ziekenzorg was een dekmantel om bij iedereen binnen te dringen. Kwestie van de weetjes van de ene over te brengen als nieuws voor anderen.

    De weetjes van haar boezemvriendin stonden nu in de krant. Profijtig gekozen woorden, uitgesproken met  haar  bijna onhoorbaar fluisterende  kerkstem en er zorg voor dragend niks verkeerds te zeggen en toch alles te onthullen. Gerda in duplicaat. Uitgerekend in dit sensatieblad!

     

    Marianne was ontzettend verontwaardigd:

    ‘Max, dit kan je niet zo laten. Je gaat daar toch iets tegen doen, hoop ik?’

    ‘Maar kindje toch! Nog een drietal dagen en geen haan die er nog over  kraait. Dat is de tol die je man moet dragen door zijn functie. Voor de concurrentie ben ik momenteel een beetje bekende, maa  vooral beruchte Vlaming, een BV-er. Ik sta nu volop in de belanstelling. De lezers willen meer en dat soort kranten zorgt ervoor, dat zij zo goed mogelijk ingewijd worden in de duistere kanten van mijn leven. Wie interesseert er zich  voor dat ik alle dagen mijn kippen voeder, mijn belastingen stipt betaal en geen zware voet heb? Vandaag worden we bejubeld, morgen gevierendeeld en geradbraakt. De mensen hebben blijkbaar zoiets nodig om zin te geven aan hun leven en hun gesprekken te kruiden. Dus blijven ze die onzin kopen.

    Bij Gerda was zingeving religie, bij de andere bloemkolen kweken en bij die jongens hier en hun publiek is dat mijn oersaai echtelijk leven uitspitten. Wachtkamers van huisdokters liggen vol met die prullaria. Neem de gesprekken bij dameskappers en in de patisseries. Denk je dat de wereldproblemen daar aan bod komen? Soudan?  Kernafval? Zelfs het hilarische Brussel-Halle-Vilvoorde, dat toch al ruim dertig jaar één grote politieke klucht is? Nee, geen ideale disgestief tussen roomsoezen en javannais.

    Laat morgen een verzwegen kind van Boudewijn uit een of andere adellijke kast vallen. Dagen nachtwerk geblazen bij ons en elders, geloof me. Trouwens, Laken wordt opnieuw te kakken gezet, door de buitenechtelijke dochter van de koning. Ze heeft verdorie gelijk dat ze het hypocriete gedoe aan de kaak stelt. Albert heeft  het lef niet  om te zeggen ‘Et alors!’. Het Hof zal zwijgen in alle talen. Doen ze altijd als ze niets kunnen weerleggen.

     

    Om en bij de dertig jaar geleden, in de periode van hun echtelijke moeilijkheden, werden door ons foto’s gepubliceerd. Dolce Paola aan het dollen met haar vriendje, de zogenaamde compte de Mun. Ik meen mij te herinneren dat het ergens  op Sardinië was. Een halfmiljoen oude franken hebben wij toen betaald voor die prinselijke tongkussen. Twaalfduizendvijfhonderd euro! Laken heeft nooit gereageerd.

    Toen ik correspondent van Bildzeitung was en braafjes verslag uitbracht over overstromingen rond de streek van Ruisbroek, waar Boudewijn en zijn gezelschap werden bekogeld met modder en aardkluiten, zijn de poppen echter aan het dansen gegaan, ja! Bildzeitung, ook sensatiegericht,  veranderde de kluiten in stenen en blokletterde: “Steine für den  Belgischen König!”. Resultaat: bericht onjuist, dus reactie van het Hof en ik kop van Jut. 

    Weet je, Marianne, de kletskont, de commère van weleer, haar domein was de straat. Wel die  goeie ouwe babbelkous is grotendeels vervangen door dit soort publicaties, hun domein is de wereld en Vlaanderen in het bijzonder. Niets meer en niets minder!’


    Wordt vervolgd


    Reageer (1)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Herboren worden en toch...
    Wellustelingen....

    episode...

    62...


     

    Ik werd een andere man toen ik een halfuurtje later bij Marianne kwam. Ik maakte mezelf wijs dat zij en ik ons als herboren waanden en we reden naar Les Arcades. Marianne genoot van de moules Saint Tropez,  de lamsfilets en de geflambeerde flensjes. We gekscheerden. Raakten licht beneveld. We wilden vergeten. Tomeloos opgaan in de roes.

     

    Ook later in de hotelkamer, met de open ramen op de lawaaierige doorgang van de Koninginnegalerij. Onze naakte drift uitschreeuwend en alle paradijzen veroverend zoals die allereerste keer bij Céline, op mijn verjaardag.

    We wilden echter te veel. De gewone spontaniteit ontbrak. Net alsof we het mariannen en maxen verleerd hadden! Twee stuntelige debutanten waren we. Overdreven passioneel doend met het besef dat er dubbel bedrog werd gepleegd. Om de smart en de angst te verbergen.

    Marianne had  haar werkuren geswitcht en we sliepen tot tien uur. We voelden ons, ondanks alle wriemelende en verpestende beslommeringen, rustiger. Vonden onze glimlach terug en gingen ontbijten op het terras van de Mokafé, verderop in de galerij.

     

    Youssouf bracht ons de Nederlandstalige kranten. Marianne’s blik viel meteen op een loktitel van een populair sensatieblad.

    “Potverdomme! Die hypocriete kaloten, moet je horen , Max!’

    Ik had haar nog nooit zo verontwaardigd horen tieren. Ze bonkte met de vuist op de zitbank en Moka, de grijsgestreepte, luie huiskater sprong blazend  weg. De stem van Marianne sneed als een gescherpt mes:

    ‘ Moord op mevrouw Cijnens blijft mysterie! Gaat echtgenoot-journalist wel vrij uit? Lees het exclusief interview met boezemvriendin van slachtoffer op pagina drie! Dat is straf! Waar halen ze het vandaan?’

    ‘Och, die pulpkrant!’

    Ik schokschouderde erom. Die jongens kende ik wel. Nieuws brengen in een opgejutte, ronkende en kleurrijke verpakking. Sensatiebubbels. Zoveel mogelijk bedrukt papier verkopen om de laagste gevoelens te bevredigen. Tja, de pot moest  de ketel niets verwijten. Ik had er destijds met “De Klapper” ook vlijtig aan meegewerkt, al was het  mij meer te doen geweest om gossip uit film- en showwereld.

     

    Dat de concurrenten van onze uitgeverij nu de hoofdredacteur van een blad, dat hen jaren van jaloersheid had doen knarsetanden, met dankbare graagte op de korrel namen, was zo logisch als wat. Met beleefde modder gooien, maar eerst de handschoenen aan.

    ‘Ik wil dat flauw gezever niet horen, schat, kom we gaan door!’

    Wordt vervolgd


    Reageer (1)

    24-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schatten rond de bedstee
    Wellustelingen....

    episode...

    61...


    ‘Wanneer zie ik je, venteke?’

    ‘Mocht het alleen van mij afhangen, dan kwam ik meteen naar jou toe en ging nooit meer weg, schat.’

    Ze reageerde niet, vroeg abrupt:

    ‘Iets gevonden, Max?’

    ‘Nee…Marianne, luister, ik ben doodop. Niks geslapen, nog niks gegeten. Ik zit onder stof en webben. Ik voel me vies, vuil. Ik wil in bad en dan een stevig maal. Naar de Queen Anne ga ik niet meer. Naar dat hotel aan de basiliek evenmin. In dit kot blijf ik evenmin, so what baby?’

     

    Ik had het kort, wellicht wat te scherp-snijdend gevraagd. Ze weifelde even en zei dan zachtjes:

    ‘Oké, ik heb het begrepen. Neem mee wat voorlopig nodig is. Ik verwacht je over een tweetal uurtjes. De stevige maaltijd zal op tafel staan. Is mijn maatje eindelijk tevreden?’

    ‘Zoetje, ik wil echt niet dat jij je nu uitslooft voor mij. Trek iets leuks aan. Ik kom je oppikken. Zet mijn spullen af en dan we gaan uit eten. We hebben het beiden echt nodig eens onder normale mensen te zijn. Ik wil menselijke warmte en gezelligheid. Ik bel nu meteen naar Les Arcades, in ‘t Beenhouwersstraatje. Wees gerust geen toeristische plekpleister. Sylvia en Danny da’s daar één brok hartelijkheid en de keuken valt meer dan mee. Wordt het te laat, geen probleem. We kunnen er zeker blijven overnachten. Hun hotelletje is vlak naast en ik breng je ’s morgens naar kantoor. Tot straks, je t’aime!’

     

    Ik douchte haastig. Rende naar mijn kamer. Greep een en ander bijeen. Kieperde alles in een reistas en sjokte naar beneden. De terrasdeur en keukendeur op nachtslot en weg. Minute papillon!  Wat wou denkduiveltje dit keer? Wie zijn we vergeten? vroeg hij.  Stan en Laurel! Vooruit, de tuin in, eieren rapen en beestjes voederen. Bied je excuses aan, kippen hebben vriendschap nodig of ze leggen niet meer!

     

    Regenmantel aan, revolver en kogels in de diepe zakken (mocht ik zeker niet vergeten!) en de tuin in. De eerste doffe tonen van de Brabançonne! Wie nu weer? Marianne toch niet om te zeggen dat het feest uiteindelijk niet doorging!

    ‘Saepe pax periculosior bello fuit!’

    Serge! Die onnozelaar!

    ‘Arme vriend, vaak was vrede gevaarlijker dan oorlog. Hoe gaat het met jou, Max? Heb je je evenwicht al wat teruggevonden? ’

    ‘Ik heb geen tijd en ik val om van vermoeidheid.’

    ‘Ik ben reeds een hele dag in gedachten bij jou, mijn vriend. Ik kom pas terug van de politie. Ik heb er Madeleine en Adrienne heen gereden. Ze zijn net als ik ondervraagd.’

    ‘Serge, maak het kort. Ik moet weg…’

    ‘Ja, Francis verwacht je. Hij heeft vernomen dat Gerda’s stoffelijke resten maandag worden vrijgegeven. Hij gaat je dus bellen over de plechtige teraardebesteling. Luister, waarde vriend, ik wil je nog iets zeggen…’

    ‘Kan het wat vlugger, ja?’

    ‘Max, verbreek de verbinding niet. Scheep me ook niet af. Ik sprak met inspecteur Vloesberghe.’

    ‘En jij hebt die man heel wat kunnen vertellen!’ schampte ik  boosaardig.


    ‘Nuttige zaken, Max, echt nuttige zaken.  Je kan me misschien niet lijden, maar ik ben geen charlatan en nog minder een schijnheilige. Volgens wat Francis me zegde, zou het mogelijk zijn dat een en ander uit Gerda’s kamer werd ontvreemd.’

    ‘Kerkbazaar!’

    ‘Vergis je niet, waarde vriend. Je beseft het misschien niet. In Gerda’s kamer is een fortuin verzameld!’


    De antieke bidstoelen, de kerkboeken uit de veertiende eeuw, de gouden en zilveren monstransen, de wassen madonna’s onder stolp, de polychrome heiligenbeelden! Serge wist er verdorie  meer van dan ik!

    ‘De “kamerende” zielenherder, weer iets nieuws!’

    ‘Spectemur agendo, Max, beoordeel ons naar onze daden. Die kamer was een bezinningsoord voor onze gebedsgroep. Vooral Adrienne heeft aan de inspecteur een vrij behoorlijke beschrijving van de inboedel kunnen geven. Niet alles, maar toch heel wat. Wij blijven er allen bij, dat een of andere bende de woning is binnengedrongen. Ondanks mijn vele waarschuwingen bleef die brave Gerda geloven aan de innerlijke goedheid van elke mens… Max, ik wil het in feite hebben over de teraardebestelling van Gerda, wij moeten…’

    ‘Serge, wij moeten juist niets. Valt er iets te regelen, doe het dan met Francis. Oké? Salut.’


    Eindelijk van die kwal verlost! Een fortuin  aan kerkbazaar op haar kamer? Francis had daar beslist ook geen idee van. Als iemand het kon weten, dan was het die pastoor en niemand anders. Ik moest dringend de verzekeringsmakelaar contacteren, de raad van Vloesberghe opvolgen, de troep van Gerda en andere waardevolle voorwerpen laten opslaan.

    Onbewoonde villa’s nodigen  uit tot inbraak.

     

    Ben je gek, riep denkduiveltje. Die gasten van de belastingen weten je ook wonen, hoor! Nooit gehoord van een aangifte nalatenschap!  Het kan goed zijn dat die witte brigade een gedetailleerde plaatsbeschrijving heeft opgesteld. Wat als de belastingen het in hun hoofd krijgen om te neuzen in die dossiers? Overleg eerst met je zoon. Hij is gewiekst genoeg. Weet hij het niet, dat hij zijn netwerken optrommelt. Morgen overleg met hem. En nu, hop, naar Marianne.


    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zoektocht
    Wellustelingen....

    episode...

    60...


    Het huis stond er zoals ik het nooit tevoren had willen zien. Beeld uit een mistiggrijze waternevel. Zo op het eerst zicht al jaren onbewoond. Koud. Ongezellig. Afstotend. Potdicht. Stilte alom. Niet eens een verre nieuwgierige burenblik. Een spookhuis. Nooit het mijne geweest. Een graf van een huis.

     

    Ik ging onzeker naar binnen. Als kwam ik niet in een bekende ommuurde veiligheid, maar op vijandig gebied. Met hier en daar loerende flikken. Er was natuurlijk niemand.

     

    Mijn ogen gingen direct naar de trap. Dààr had ze gelegen. Waren er nog bloedsporen, andere sporen? Hadden ze een krijttekening van het corpus aangebracht, zoals in een film steeds ziet?

    Trek het je verdomme niet aan, suggereerde denkduiveltje. Ik hoop dat je tenminste weet waarvoor je gekomen bent! Vooruit eerst naar boven! Kledij en ondergoed, sokken niet vergeten, scheergerief, tandenborstel, aftershave en je shampoo tegen schilfers. Je kleerborstel! Nee, Marianne heeft dat niet. Jonge vrouwen gebruiken meestal zo’n kleefspullen en jij gaat je daar blauw aan ergeren. Komaan,  automatische piloot inschakelen en dan wegwezen. Nee, stop, vriend, eerst zoeken. Goed zoeken!

     

    Ik trok mijn klamme overjas uit en daalde meteen af naar de kelder, de rommelkelder. Daar, in de uiterste webbenhoek, tussen een drietal oude tuinstoelen, een manke tafel en een kleurloos versleten zonnescherm stond vaders gereedschapskist. Een ruime, houten, logge bak. Proppensvol met allerhande oud en nutteloos alaam. Ik wist zelfs niet of er iets uit verdwenen was.

    Nerveus maakte ik de kist leeg. De browning FN lag er nog, helemaal onderaan. Eerst zorgvuldig verpakt in grauw papier en daarna in een beschermende vilten doek, het doosje met kogels erbij. Dàt had de politie dus over het hoofd gezien! Ik nam de browning en de kogels mee.  Gooide de kist daarop weer vol en startte nauwgezet mijn verder kelderonderzoek.

     

    Vastbesloten het huis van onder tot boven onder de loep te nemen. Gerda’s schriftjes moesten ergens liggen. Die zekerheid had ik voor honderd procent. Maar waar?

    Ik zag twee grote ijzeren reiskoffers, die nooit voor enige vakantie hadden gediend. Ze waren nog door Francis gevuld met tekenboeken, stripverhalen, schoolagenda’s, cursussen, stapels statistieken, fotoalbums van de Vanbesiens, schoolrapporten en eindwerken.

    Heel die bestofte rimram doornemen vergde ruim twee volle uren en bracht niets op. Het deed me wel mijmeren over een tijd dat ik hoopte mijn zoon, op wie ik destijds zo trots was geweest, nog eens te kunnen waarderen als mijn evenbeeld.

    Ik was hem stilaan kwijtgeraakt. Voornamelijk door Gerda’s toedoen. Nu bleef Pat tussen hem en mij. Pat, met al haar heimelijke gifpijlen naar mij, de schuld en de boete die ze me blijvend wou opleggen.

     

    Ik kreeg het opnieuw moeilijk, doorzocht niettemin de drie overige kleinere kelderruimten, vond niets en klom vermoeid de trap op, onder het stof en de spinnendraden.

    Genoeg voor vandaag. Dit huis was immers nog altijd het mijne. Ik kon morgen en overmorgen verder rustig de tijd nemen om voort te zoeken. Ik had een fles St. Estephe meegenomen. Ontkurkte ze, nam een stevig glas en belde Marianne.


    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    23-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tweede ondervraging
    Wellustelingen....

    episode...

    58...

    Ik reed weg om elf uur. Het motregende. Een motregen die dra overging in een bestendige, kille neerslag. Ondanks het telefoontje van mijn vrouw daalde mijn stemming onder nul toen ik bij het politiegebouw parkeerde. Een huid van leer was ik, een in boeien geslagen geest, die allesbehalve normaal functionneerde. De mokerslagen kwamen evenwel terug: de dagboeken, de revolver, de uitspraken van Pat. Van haar hing zoveel af…en van Francis! Wat als Vloesberghe merkte -en dat merkte zo’n ervaren man zeker- dat ik een kwelnacht achter de rug had? Dat ik misschien iets te verbergen had? Dat ik opeens ontzettend nerveus, bang, paniekerig geworden was?

    Inspecteur Vloesberghe ontving me zeker niet koel, eerder minzaam, correct.

     

    ‘Dag, meneer Cijnens, gaat u toch zitten. Niet zo’n beste nacht gehad, zo te zien? U mag uw huis betreden, onze mensen zijn klaar. Wat het vrijgeven van het lichaam van uw echtgenote betreft, daar heb ik nog geen uitsluitsel over. Ik vermoed begin volgende week.”

    Ik vroeg benepen, trachtte kalm te spreken:

    ‘Inspecteur, zijn  uw mensen …hebben uw mensen al enig spoor gevonden?’

    ‘Het onderzoek is  pas gestart, meneer Cijnens, u moet geduld hebben’

    ‘Het wapen, inspecteur, …mag ik alstublieft weten wat er precies met Gerda is gebeurd?’

    ‘Schedelfractuur, aangebracht door een stomp, zwaar voorwerp en een tweede fractuur aan de schedel. Doordat het slachtoffer vermoedelijk van de trap is geduwd of gevallen. Afgaande op de rigor mortis hebben de feiten zich voorgedaan tussen acht en twaalf uur. Vertel eens, meneer Cijnens, hebt u dinsdagochtend vòòr uw vertrek naar kantoor, een woordenwisseling gehad met uw echtgenote?’

    ‘Ik zag haar ’s morgens vrijwel nooit. We ontbeten nooit samen.Gerda ging altijd naar de vroegmis. Vóór zij terugkwam, was ik al weg naar de redactie. In de weekends trok ze zich terug in haar kapel. Wij liepen elkaar zo weinig mogelijk voor de voeten.’

     

    ‘Haar kapel? U bedoelt haar kamer, meneer Cijnens?’

    ‘U hebt die toch gezien? Bij mij is het op z’n minst al vijftien jaar geleden geleden. Na haar galblaasoperatie. Die kamer stond toen al overvol. Je kon er amper in bewegen. Heiligen beelden, zelfs onder haar bed. Bidbanken, kerkstoelen, wassen beelden onder stolpen. Allemaal onverkochte exemplaren uit de winkel van haar ouders en veel legaten van haar familie. Niemand mocht in die kamer. Niet eens de poetsvrouw . Alleen haar bidgenoten en mijn zoon uiteraard.’

    ‘Beschikt u over foto’s van de kunstvoorwerpen in die kamer?’

    ‘Geen idee, nee. Tenware dat Francis…Nee, ik denk het niet.’

     

    ‘Hoe is de verhouding met uw zoon, meneer Cijnens?’

    ‘Goed. Bijzonder goed zou ik zeggen.’

    ‘En met uw schoondochter?’

    Plots was ik op mijn hoede. Kwamen nu de strikvragen? Zou hij de schriftjes te berde brengen? Werd ik binnen het kwartier naar een cel gebracht?

    Ik slikte moeizaam, bracht niettemin toch een perfect gelukte, ontspannen glimlach rond de mond en gaf eerlijk toe:

    ‘Met Pat heb ik nooit goed kunnen opschieten, meneer Vloesberghe. Geen makkie en natuurlijk schandalig ontzet over mijn relatie met een veel jongere vrouw. Pat is ervan overtuigd dat mijn vriendin alleen mijn geld op het oog heeft.’

     

    ‘Ik heb met haar al gesproken. Zo, het kan dat we u nog nodig  hebben. Ik weet u wel te bereiken. U kan beschikken, meneer Cijnens.”

    ‘Inspecteur, voor de goede gang van zaken, dit nog: na de begrafenis zal ik bij mevrouw Dries, mijn vriendin, intrekken. Mijn huis is…ik moet overleg plegen met mijn zoon, maar dat huis, neen, ik kan daar niet langer wonen.’

    Vloesberghe knikte en noteerde iets op de documenten. Ik liep naar de deur.

    ‘Meneer Cijnens, momentje nog…’

    Daar gaan wij! Columbo in Wemmel, altijd op het allerlaatste ogenblik de allerlaatste maar beslissende vraag. Ik verstijfde maar denkduiveltje kalmeerde me: doe niet onnozel, vriend. Een type van zo’n kaliber vergelijken met een Amerikaanse  tv-kierewiet!

    ‘…ik raad u echt aan om een en ander van de inboedel in bewaring te geven vooraleer u bij mevrouw Dries intrekt. En absoluut de kunstvoorwerpen laten fotograferen en zeer duidelijk omschrijven. Uw makelaar kan u daarbij adviseren.’

     

    God, mijn Heer, heb dank, heb duizendmaal dank, zou Gerda zeggen. Ik hoorde het haar roepen vanuit haar hemel bij een bord rijstpap. Dat was dan opgelost! Geen dagboeken gevonden, geen revolver! Voorlopig blijkbaar niets bezwarends tegen mij ontdekt! Wat zouden ze ook! Er was niets tegen mij te vinden. Ik had nergens enige schuld aan. Ik moest alleen Pat vòòr zijn

     

    Ik belde Marianne. Deed het relaas van het verhoor. Ze slaakte keer op keer een zucht van opluchting.

    ‘God zij dank, sorry voor die uitdrukking, Max’, zei ze ‘maar er valt me een zware steen van het hart. De dagboeken en die revolver… Jongen, jongen, hadden ze die gevonden!’

    ‘En ze zijn er nog, dat weet ik zeker. Ik moet ze vinden lieveke. Ik ben onderweg naar het huis. Ik bel je straks nog. Daag! Kusje.’

    ‘En nu naar de villa’, zei ik resoluut tegen mezelf, ‘mijn zoekactie start!’



    Wordt  vervolgd


    Reageer (0)

    22-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Blijvende angst
    Wellustelingen....

    episode...

    59...


     

     

    MIJN ANGST

     

     

     Ik hield halt bij een taveerne. Sanitaire stop eerder en gulzige dorst naar schuimend abdijbier. Ik wou tevens Francis bellen.

    Hij was de vorige avond laat ontboden. Pat had er vanmorgen om negen uur moeten zijn. Hij grijnsde dat zijn vrouw paniekeerde tot en met. Net een bange wezel. Kalmeerpillen moeten slikken. Gedaan grote mond!  Ze dacht dat Vloesberghe ook haar zou verdenken. Zij bezat immers een sleutel en er was geen slot geforceerd. Dus…! Helemaal over haar toeren.

    ‘Ondanks al de miserie deed het deugd haar zo te zien, pa.”

    Tiens, zijn vrouw totaal van de kaart en Francis had binnenpretjes!

     

    Kalmer en ernstiger ging hij verder:

    ‘Pa, je weet die magistraat, enfin een clubgenoot van mij, uiteraard mag niets lekken uit het onderzoek, maar omdat het om mijn moeder gaat… Wel ze denken aan iemand uit de directe omgeving. Vloesberghe sluit echt niemand uit. Ook familie niet, terwijl onze alibi’s nochtans kloppen als een bus, denk ik toch!’

    Het moordwapen was nog niet gevonden, ging hij verder, wel hadden ze een en ander meegenomen.

    Ik hield mijn hart vast en wou weten wat ze precies hadden meegenomen.

    Francis wist het niet:

     

    ‘Ze zijn nog steeds bezig met buurtbewoners en  vriendinnen van ma te ondervragen. Tot de melkboer en de postbode toe. Ik moet stoppen, pa. Ik hoor geroffel boven. Pat ligt al een paar uur in bed met barstende hoofdpijn. De naweeën van de ondervraging. Ik heb haar vanmorgen nochtans duidelijk gezegd: wees kalm, antwoord kort en precies op al de vragen. Zeg niets méér!’

    Dat “niets meer” bleef hangen. Werd even een drukkende hand rond mijn hals.

     

    Wat bedoelde Francis? Mocht ik het beschouwen als een van zijn onderduims dubbelzinnige vingerwijzingen? Me doen inzien dat hij wèl op de hoogte was van de dagboeken, maar Pat op het hart had gedrukt haar mond te houden? Wou hij me schrik aanjagen?

     

    Nee, ik stelde me alleen wat voor. Domme inbeelding, natuurlijk. Misschien geloofde Pat niet eens aan het bestaan van die dagboeken. Had ze die nooit gezien en veronderstelde dat Gerda, in een wrekende driftbui, het haar zomaar  op de mouw had gespeld.

    Ik vroeg, gespeeld koel:

    ‘Zou er wat gestolen zijn?’

    ‘Vloesberghe is met mij vannacht naar de villa gereden. De mensen van het labo waren er nog. Ik denk niet dat er iets verdwenen is, maar ja, er staat zo waanzinnig veel in de kamer van ma. Een of twee stukken minder, geen mens die het merkt. Ik heb hem verwezen naar Madeleine en vooral Adrienne. Ze zaten daar soms uren samen te bidden of whatever. Er was wel wanorde in de kamer. Enkele laden opengetrokken. De kleerkast  open en wat papieren op het parket. Kan zowel door de belager als door ma gedaan zijn.”

    ‘Ik blijf erbij dat het die bende moet zijn geweest, Francis.Een of ander smoesje en Gerda zal die gasten binnen gelaten hebben, goedgelovig als ze was.’

     

    Francis wou weten of ik die namiddag nog naar de redactie ging. Als er iets was dat me nu hartgrondig tegenstond, dan was het wel de redactie. Maar hoe dan ook, morgen of  begin volgende week, moest ik erheen. Ik wou met de raad van bestuur gaan praten en met Gerard van personeelszaken: pensioen aanvragen en al mijn verlofdagen opnemen (en dat waren er een heel pak!). Vooral trachten een minnelijke schikking te bekomen. Simonne zou dit nu misschien met veel plezier in overweging nemen. En dan salut en de kost! Max de hoofdredacteur was verleden tijd.

    Ik, eens de stoere, steeds zelfverzekerde criticaster en betweter; nu een bange zwalper, verpest door vragen met klemmende antwoorden. Schuldig zonder echt schuldig te zijn, gekweld door zelflast.

    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De droom
    Wellustelingen....

    episode...

    57...


    Zij stond voor mij, in de opening van de terrasdeur. De vleermuismouwen van haar zwarte lange jurk wapperend in de wind. De felroodgelakte wijsvinger van haar knokige hand bezwerend in de hoogte:

     ‘De sloor is tweemaal vermoord. De eerste keer  was voor haar de ergste keer. Ik wist het van die dagboeken. Ma had het mij verteld. ‘Als er iets me mij gebeurt,’ zei ze,’ zorg dat ze nadien in de juiste handen komen.’ Jij zwijn, je hebt haar leven meer dan kapot gemaakt. Daar ga je voor boeten. Ik zweer het op haar hoofd. Francis kan me niet tegenhouden. Iedereen, hoor je, iedereen  zal het weten. En overal waar je je poten nog zet, zal ik zorgen dat ze je met de vinger wijzen. Ploert, misdadiger, ’t Is te hopen dat de ogen van haar dáár  tijdig  opengaan.’

     

    Marianne zat stijf-deftig in mijn chesterfieldzetel. Deemoedig met gebogen hoofd.

    ‘Het kan je eveneens overkomen, meisje. Nog enkele jaren, als het nieuwe eraf is, volgt jouw beurt. Hij kan dan eentje zoeken van achttien, vijftien of nog jonger. Een kind verkrachten  komt zeker nog op zijn palmares!’

    Pat had er jaren op gewacht, nu triomfeerde ze. Ze was duidelijk buiten zichzelf van woede.

     

    Francis liep er bij als een witte geestesverschijning. Zijn ogen staalhard. Vol afschuw en dan weer intriest. Hij zei telkens opnieuw, verdrietig en  gesmoord:

    ‘Pa, dit moeten meemaken! Ik wil het niet aannemen. Maar het staat zwart op wit. Ik weet niet hoe het met ons verder moet.’

    Marianne met een blik vol misprijzen, betraand, helemaal van streek:

    ‘Ik kan me niet voorstellen, Max, dat uitgerekend iemand zoals jij dit heeft gedaan!’

    Ze herhaalde die woorden keer op keer. Zweeg plots. Hoofschuddend, de rest van haar gedachten  begravend. Keek weg van mij als wou ze mijn beeld voor immer verdringen.

    ‘Niet doen, mijn alles, niet doen. Iedereen maar jij niet…jij nooit’’, huilde ik rauw, opbrandend van ellende.

     

    De telefoon op het nachttafeltje rinkelde onophoudend:

    ’Goede morgen, meneer Cijnens. Het is half negen. Ontbijt wordt geserveerd in de  Felicien Rops-zaal, eerste verdieping.’

    Ontbijt? Half negen? Ik was klam van het zweet. Beukende hoofdpijn en maagzuur. De brabançonne op mijn gsm:

    ‘Heeft mijn venteke wat kunnen rusten?’

     

    Die heerlijke, warme, bedwelmende stem van mijn Marianne. Mijn geweldige vrouw, mijn godenkind, mijn beste medicijn. Alleen haar stem en alle ballast, alle vragen, alle zorgen vielen van mij af. Vooral de bittere herinnering aan die afschuwelijke nachtmerrie.

    Reageer (1)

    21-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Obsessies

    Wellustelingen....

    episode...

    56...



    Haar maatje kon de slaap  niet vatten.

    Die dagboeken, altijd maar die dagboeken. Het werd echt een obsessie! Morgenvroeg eerst Francis opbellen  Hij had voldoende contacten bij de magistratuur. Een ervaren raadsman aanduiden kon bijgevolg geen probleem zijn. Hij zal willen weten waarom! Op die vraag zou ik het antwoord uiteraard schuldig moeten blijven. Want wat als Francis hoorde van de dagboeken? Via Pat of Vloesberghe ! Via zijn clubvriend-magistraat! De raad van Marianne opvolgen moest ik. Voet bij stek houden dat het een vuige leugen van Gerda was. Liegen om mijn eigen vel te redden, vooral om mijn zoon niet te verliezen?

     

    Definitief misschien! Ik was altijd open en oprecht tegenover hem geweest. Als er iemand is, die weet dat zijn vader geen leugenaar is, dan toch Francis zeker! Er was zijn moeder door mijn zogezegd toedoen destijds helemaal niets overkomen. Ze kon daarover vertellen en schrijven wat ze wou. Basta!

     

    Gerda overdreef altijd en in alle toonaarden, fenomenaal zelfs en met één welbepaald doel: mij pesten. Maar liegen deed Gerda nooit opzettelijk. Ook dat wist Francis. Anderzijds, het regende hevig die avond en die schoft van een pastoor had er een handje van weg om zijn oude, versteende zielenpoten alles en nog wat wijs te maken.

    Niemand wist precies wat er in zijn kerk ’s avonds gebeurde. Denkduiveltje had het me die bewuste avond eveneens gesuggereerd: ’t zou hem niks verbazen dat die kwezels daar voodoo-popjes naaien. Spelden prikken in mijn hoofd en teelballen en in Marianne’s borsten en snoezepoezeke. Als het in Haïti en op de Caraïben werkt, waarom hier dan niet? Onder ons gezegd, vriend, je hebt de voorbije weken al enkele keren geslapjanust! Met dat volk weet je maar nooit en met zo’n weer rijd je liever wat trager. Gas terugnemen. Nu! Let op met je gemanoeuvreer.

     

    Natuurlijk is het zo gebeurd: ik plots in de war, de aandacht verslapt en een verkeerde stuurbeweging, slechts één. Ach, ik moest mezelf niets wijsmaken. In een vlaag van domheid, verzopen van afkeer en wilde haat, had ik Gerda die bewuste avond werkelijk  willen doodrijden.

    Zomaar een demonische flits was het geweest. Dezelfde flits, die juridisch omschreven wordt als “zinsverbijstering of psychisch emotioneel totaal ontredderd, zodat de dader zich in die minuten geen rekenschap geeft van wat hij doet”. Diezelfde flits, die reeds duizenden mannen vóór mij, verstandige zelfs rustige mensen, jaren in de cel had doen belanden.

     

    Had ik niet op het allerlaatste moment het stuur omgegooid, Gerda was niet te ontwijken geweest. Misschien niet gedood, maar toch zwaar gewond. Gehandicapt voor het leven. De bedoeling was er geweest. Ik verscheen daarom hoe dan ook voor mijn rechters.

     Dat zou erger zijn dan een cel. Vrij in een ontwijkende, zwijgende, beschuldigende kleine wereld. De wereld van Francis, Pat en mezelf. En ja, ook van Marianne.

    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    20-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brief aan de koning


    Sire,

     

    Ik heb net uw toespraak beluisterd. Mijn hart rechtuit gesproken, het was dit jaar geen vette. Ik begrijp het hoor, wat moet een mens  op de duur blijven vertellen om serieus over te komen? Daarbij de voorbije maanden is het geen karot geweest, ze hebben u weten wonen daar in Laken, de verkozenen des volks! Langs de andere kant, wij gewone mensen, wij mogen vlakaf zeggen wat er op onze lever ligt. Niet dat het veel uitdoet, maar het lucht op. U kan dit  niet. Dat is nu eenmaal inherent aan een  job waarin een mens  met handen en voeten gebonden ligt. Het kan alle dagen geen kermis zijn, zou mijn grootmoeder zeggen, dus troost u en onder ons gezegd, Sire,  uw job heeft u financieel geen windeieren gelegd. Kan iedereen niet zeggen, nietwaar?

     

    Om terug te komen op uw speech, gezien de situatie kan er moeilijk sprake zijn  van een “feestrede”, wat u nu voorgeschoteld kreeg…het heeft geen naam: herhaling van herhaling, een zomeruitzending van de VRT gelijk. Natuurlijk hebt u aan uw broer veel te danken, maar u moet niet overdrijven, Sire. Als koning heeft hij destijds grondwettelijk gezien meer dan een keer schuine schaats gereden. Trouwens inzake mensenrechten had hij ten tijde van Lumumba niet meer dan een ferme klomp boter op zijn hoofd?

     

    Waarover u had moeten spreken? Tja  waarover, sire? Ik zie u daar als koning echt niet bezig over borrelnootjes, vette vissen in uw pan en cactussen in een mansbroeken. Onnozelheid uitsmeren bij gebrek logica en kunde, dat is de taal van de heren en dames die u begeleiden en ons besturen, zouden moeten besturen. Wetstraatees heet dat in het Noorden. In het Zuiden ging het eerst over een parfum de crisette om te eindigen in “impasse totale”. Grove woorden en hard roepen doen enkel mensen die kennis en kunde ontberen, mensen die precies daardoor bang zijn. Ja, ik kan het weten, Sire, deed ik vroeger toen ik nog met de wagen reed. Altijd in mijn achteruitspiegel kijken en op iedereen foeteren, behalve op mezelf tot uiteindelijk mijn frank viel.

     

    Iets dat langer heeft geduurd dan 400 dagen, reken maar! Toen ik mijn rijbewijs haalde, Sire, de lol kon voor mij niet op. Op gejubel onthaald, applaus alom bij familie en vrienden. Maar niet bij mijn vader. Weggelachen en gehekeld hebben wij zijn waarschuwende wijsvinger. Doch mijn oude krokodil wist beter. Hij kende mij door en door, vooral mijn gebrek aan bepaalde  capaciteiten. Maar ja, jong en oeverloos ambitieus zijnde, wie luistert dan naar wijze raad? Neen, ik heb ik mij echter niet te pletter gereden. Gelukkig maar! Een mens moet zijn beperking erkennen en consequent handelen en dat komt met de jaren van verstand. Bij de ene wat later dan bij de andere.

     

    Daarom, Sire, als een dezer dagen of nachten, de premier voor de zoveelste keer bij u langst komt, stuur iedereen weg, neem hem apart, in Laken hebben ze toch enkele anti-chambres, nietwaar? Vertel hem dat u, als behoeder van dit landje,  meent dat een schoenmaker het best bij zijn leest dient te blijven ttz dat hij als binnenschipper het best aardig deed, maar op de lange vaart schiet hij serieus te kort.

     

    En wat uw speech betreft, Sire, het moet mij van het hart. Ik heb er maar een woord voor: schandalig! Een pleidooi houden om de armoede tegen te gaan. Er ons op wijzen dat één Belg op zeven onder de armoedegrens leeft, dat terwijl u amper een paar weken geleden geen kik gaf toen uw dotatie met een flink pak duizenden euros aan de levensstandaard werd aangepast. Foei, Sire, foei ja. Ik ben beschaamd in uw plaats.

     

    Titipoes

    Reageer (6)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hersenpinsels in moelijke uren
    Wellustelingen....

    episode...

    55...


    De dagboeken van Gerda! Merde!Merde!Merde!

     

    Ze waren er, ik wist het. Enkele jaren geleden, toen ze weet had van mijn verhouding, was zij er ijverig aan begonnen. In ongebruikte schriftjes van Francis, de tijd van zijn basisschool. Gerda hield alles van haar zoon bij. Zorgvuldig in kartonnen dozen en gedateerd. Onbenullige dingen als vergeelde herinneringen aan hem.

     

    Enkele keren had ik haar in de keuken naarstig zien pennen, jachtig het schriftje dichtklappend of wegbrengend, zo gauw ik naderbij kwam. Een paar keer had ik haar zelfs verrast bij haar vlijtig gedoe. Toen ik, toch even over haar schouder gluurde en een hulde bracht aan haar kalligrafie, was ze kregelig uit haar krammen geschoten:

    ‘Welja, ik houd dagboeken bij. En dan? Heeft meneer daar problemen mee? Iedereen doet wat hij graag doet. De ene gebruikt zijn lijf en de andere zijn pen!’

     

    Dus de vermeende aanrijding had zij hoogstwaarschijnlijk ook  in geuren en kleuren opgetekend. Verkeerd opgeschroefd. In dat venijnig, katholiek taaltje van haar. Ze zal zich beslist beschreven hebben als bebloed in de greppel liggend, huisdokter erbij en een week bed houden.

    Ik wist waartoe zij in staat was… was geweest. Aangenomen dat ze in haar schriften eerlijk en zonder enige overdrijving had weergegeven wat er die avond gebeurd was, dan zou ik er nog bekakt vanaf komen. Die Vloesberghe zou me geenszins het vermoeden van twijfel gunnen. Het werd haar  woord tegen het mijne. En vooral haar opgetekend relaas.

    Francis, ik moet straks Francis bellen. Alleen zijn stem horen, dat was voldoende.

     

    Niet doen, vriend, niet doen. In het beste geval slaapt hij nu en in het slechtste geval is het wapengekletter in Keerbergen. Als zij verneemt dat jij aan de telefoon bent, is het Rozenoorlog. Temporiseren, vriend, de gemoederen bedaren. Jaag haar niet op stang, ze weet te veel. Denk aan de dagboeken, gesteld dat die nog niet gevonden zijn! Denkduiveltje had gelijk.

     

    Nu zat ik op de wc-pot te trillen. Kotsziek. Wat als zij haar dreiging uitvoerde en de politie inlichtte over de schriftjes? Vloesberghe zou de ganse inboedel uitkammen. Hij zou ze vinden! En ik zou hangen. Zeker en vast voor de raadkamer moeten verschijnen en op z’n minst een maand voorarrest doen, zoniet langer, tot de zaak opgelost was.

     

    Ik moet een advocaat hebben, misschien morgen al, indien de dagboeken vannacht gevonden worden. Een pleiter à la Vermassen of genre Van Eeckhoudt.

    Het was drie uur in de ochtend toen ik ging douchen. Daarna belde ik Marianne. Ze nam onmiddellijk op:

    ‘Je kan zeker ook niet slapen, venteke?

    Ik vertelde haar van de dagboeken, mijn angsten voor Pats verklaringen. Het bracht haar van de wijs. Ze kon niet meteen gevat reageren. Wie wel, als je zo-even verneemt dat je minnaar, uit liefde voor jou, tot zo’n daden in staat zou zijn? Ze stamelde hakkelend:

    ‘Max, het is toch niet omdat het in dat boekje zou staan…allez, dat kan toch van a tot z verzonnen zijn. Gerda haatte je nog meer dan jij haar. Vrouwen zijn dan tot waanzinnige dingen in staat. De politie weet dat. Die is ook niet van gisteren!’

    ‘Het kan een bewijsstuk vormen, zolang de zaak niet is opgelost en wie weet wanneer! Marianne, ik kan gearresteerd worden! Lieveke, hou daar rekening mee. Ik ken iets van wetgeving en deze zaak stinkt langs alle kanten. Marianne, godverdomme, Mariane, de revolver! Ook dat nog!’

    ‘Welke revolver, Max? Je hebt toch geen wapens in huis!’ riep ze hoog verschrikt uit.

     

    ‘De revolver van mijn vader. In zijn gereedschapskist in één van de kelders. Die revolver moet daar nog in liggen samen met de kogels. Ik ben er zeker van. Ik kon het niet over mijn hart krijgen ervan te scheiden. Dus heb ik…’

    ‘Van die revolver?’

    ‘Maar neen, lieveke, van die kist, de gereedschapskist.van mijn vader.Het huis werd volledig leeggemaakt door een opkoper. Maar de foto’s en nog wat andere dingen heb ik behouden als herinnering. Zeker die kist. Het is een museumstuk voor mij. Vader heeft die kist zelf gemaakt en ik mocht helpen. Die zit volgepropt met ouwe troep, nagels, verfborstels, tuingerief, een kleine handzaag en allerhande ander alaam..De revolver ligt onderin.

    Vader was ontroerd toen ik hem vertelde dat ik zijn gereedschap had meegenomen. Alles schiet me nu te binnen. Er zitten zeker en vast ook oude hamers in de kist en Gerda is met een zwaar voorwerp….Ze vinden dat, Marianne, ze vinden alles!’

    ‘Venteke, stop! Ten eerste, Gerda is niet neergeschoten, dus die revolver speelt geen rol. Ten tweede, hoelang is het geleden dat jij die kist hebt opengemaakt. Vijf, zes, zeven jaar? Ja! Die speurders zien dat meteen. Enfin, Max, jij als journalist, zo’n klinkklare  onzin. Jij kruipt nu onder de wol. Je hebt nog enkele moeilijke uren. Geloof me, morgen zie je alles vanuit een duidelijker perspectief.  Slaap nu, maatje van mij.’

     


    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    19-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De dagboeken!!!

    Wellustelingen....

    episode...

    54...

    Ik nam een hotelkamer in de buurt van de basiliek. Thuis? Was er nog een thuis? Verdomme nee! Nee! Dat woord “thuis” kwam me opeens zo dwaas voor. Mijn villaatje was nimmer een thuis geweest. Mijn enige ware thuis was bij Marianne. Bij haar. In haar. Overal en altijd met haar.

    Voor ik naar mijn kamer liftte, dronk ik een dubbele cognac aan de bar.  Nog steeds wou het er bij mij niet in dat Gerda dood was. Vermoord! Waarom? Door wie?

     

    Die twee priemende vragen kwamen steeds bonkend terug. Waarom waren Francis en ik reeds zo doortastend aan de tand gevoeld? Misschien was dit de normale gang van zaken? Wat dacht, wat vermoedde die inspecteur? Dat ik schuldig was of nog erger: mijn zoon?! Te absurd om maar één ogenblik serieus  te nemen.

     

    Ze hadden  Madeleine en Adrienne ook al ondervraagd. Adrienne, de flamboyante kroniek van de parochie en trouwste hartsvriendin van Gerda!  Als die babbelmolen tegenover de politie herhaalde wat Gerda, in huilerige buien, de voorbije jaren allemaal over mij uitgekraamd had!

    Mijn onbeschaamde goddeloosheid, mijn hemelschreeuwend overspel, onze haatspuwende ruzies, misschien de vermeende aanrijding en wat nog allemaal meer! Goeie genade, ik mocht er niet aan denken! Adrienne zou het met bravoure en plezier driedubbel uitwrijven en er, samen met Madeleine en dat handvol versufte bidsters, de gewenste glans op poetsen.

     

    En Serge, die lijkbidder! Zijn ondervraging?

    Op zich niet zo erg, tenware…Nee, hij zou dat verzonnen (of echt verhaal?) over Marianne niet oprakelen. Gebonden door het biechtgeheim. Maar moest die verdomde klootzak het wèl doen, al was het maar om mij in de problemen te brengen, ik zou hem eigenhandig villen.

     

    Nee, vriend, dat doet die priester nooit. Daarvoor is hij te intelligent, daar was denkduiveltje weer met zijn boerenlogica. De reden? De aanleiding is er niet meer. Die ligt nu in het mortuarium. Morgen of overmorgen reeds ingevroren.

    Gerda, Gerda !Hoe dom, beklagenswaardig, naïef en hatelijk ik je ook vond, wat is er toch met jou gebeurd? Ze hebben je de schedel ingeslagen? En waarom? Voor wat? Voor wie?

     

    Ik ging op het bed liggen. Verborg het hoofd in de handen. Als schaamde ik me diep om de man, die nu sarrend te voorschijn kwam. Ik hoefde me niet beter voor te doen dan ik was, hypocriet!

    De meppen die we elkaar hadden toegediend! Weken geleden, in een ijle flits weliswaar, mijn manoeuvre om haar de weg af te rijden! Was dat geen moordpoging met voorbedachte rade geweest? Moest Vloesberghe dit te weten komen, dan lag ik er. Dan werd ik zonder pardon meteen opgesloten.

     

    Ja, vriend, bromde denkduiveltje verpletterend, je zit in lelijke papieren. Hoe siste Kermit dat ook weer: als er met ma iets gebeurt, zal ik zorgen dat haar dagboeken in de juiste handen komen. Gerda heeft bljkbaar alles genoteerd over mijn fameuze ijle flits, dus…voorzien is de boodschap en serieus opletten de daad. Als er nog tijd overblijft!

    Ik moest een noodlottige aanval van kolieken onderdrukken. Rende naar de badkamer. Zat in dor gekreun te hijgen en te drukken. De grote pijn bleef weg. Maar ik bleef zitten, klein-verslagen op de pot. Zwetend en beroerd. Leeg opgesloten in mezelf.

    De dagboeken van Gerda! Merde!Merde!Merde!

    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    18-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zalfpot
    Wellustelingen....

    episode...

    53...


    Marianne! Ik moest naar haar toe. Ik had haar meer dan ooit nodig. Op het ogenblik dat de motor van mijn Audi aansloeg, zong mijn mobieltje:

    ‘Bieke, eindelijk…

    “Tempore lenitum est vulnus meum. Max, de tijd heeft mijn wonden geheeld…Vriend, mijn arme vriend, dit is verschikkelijk.’

    Serge, of all people!  Ik wou mijn lief en kreeg een pastoor!

    Zijn slome, zo zalvende stem lispelde voort:

    ‘Oswald, de wijkagent, is bij mij geweest. Adrienne en ik waren aan het bidden voor het zielenheil van je vrouw. Die door en door brave, godvruchtige Gerda, en jij, mijn vriend, wat jij nu toch  moet meemaken! Ik kom meteen naar jou toe.’

    ‘Blijf weg. Ik wil niemand zien’, blafte ik terug.

    ‘Max, ik ben er voor jou. Gerda zou het gewild hebben. Je hebt alle steun nodig. Neen, niet als priester, dat weet ik. Ik kom als vriend mijn wanhopige broeder helpen. Ik kàn je helpen, Max. Leun op mijn sterkte. Ik ben er meer dan ooit voor jou. Salus ubi multa consilia. Ja, men gaat veilig als men steunt op veler raad.’

    ‘Serge, laat mij godverdomme met rust. Blijf in je kot. Ik ben kapot en ik moet dringend weg.’

    ‘ O, tempora, o mores! O tijden, o zeden! Het gaat niet goed met jou, Max, in hemelsnaam, man, weiger toch geen hulp. Zeker de mijne niet. Heb je al enig nieuws van de politie? Is er een inbraak geweest en Gerda… wat hebben ze met haar…’

     

    Ik schakelde mijn mobieltje uit en riep onmiddellijk Marianne op.

    ‘Max, venteke, hoe…’

    ‘Lieveke, ze hebben haar vermoord. Ze is dood,’ steunde ik schor. ‘Verschrikkelijk, Marianne! Onderaan de trap lag ze…Neen, ik heb alleen haar voet gezien. Francis heeft haar gevonden. Hij is er erg aan toe.’

    ‘Wie, Max, wie?’

    ‘Ik...niemand weet het. Ze onderzoeken thuis alles. Van kelder tot zolder. Ze zijn  nog bezig… ik heb de inspecteur ook maar over ons verteld. Schrik dus niet als ze morgenvroeg bij jou aanbellen. Francis en ik moeten in de voormiddag terug naar Wemmel voor verdere ondervraging.’

     

    Marianne reageerde niet.

    Ook haar wereld stortte in. Pijn en onzetting. Het niet begrijpen en niet kunnen aanvaarden verlamden ons. Ik voelde het vooral in haar  ontdaan stilzwijgen. Ik begreep dat schuldgevoel. Vooral ten overstaan van mijn zoon. Een wassende realiteit was  het voor ons alletwee.

     ‘Bieke, ik weet niet waarheen. Ik mag voorlopig niet in mijn huis. Ik wil daar trouwens niet meer blijven. Kan ik naar jou toe? Eén enkele nacht maar. Ik wil bij jou zijn, Marianne. Ik heb je nodig. Alsjeblief!’

    ‘Venteke,  mijn maatje toch. Ik heb ook zo’n behoefte aan jou.  Maar nu bij mij komen? Dat is niet verstandig. Je zoon, Max, wat indien hij het verneemt? Zijn moeder pas…dood en jij nu al naar mij! Ik vind dat niet kunnen, lieverd. Weinig respectvol tegenover Francis. Akkoord?’

    ‘Marianne, laat me niet in steek. Alsjeblief.’

    ‘Lieverd, ik laat je niet in steek. Wees toch  redelijk, Max. Het enige wat je nu nodig hebt, is rust en nog eens rust. Morgen heb je een bijzonder zware dag voor de boeg.’

     ‘Ik ga niet naar de Queen Anne. De flikken zullen daar ook iedereen ondervragen. En daarbij…de redactie is er vlak tegenover. De moord staat morgenvroeg in alle bladen…De collega’s, de vrienden..Nee, Marianne, ik kan niet terug.”

    ‘Luister, schat. Zelfs indien dat politiegedoe nog een poos doorgaat, is er geen probleem. Na Gerda’s begrafenis trek je onmiddellijk bij mij in.Voorgoed, baby, voor altijd. A deal?’

    ‘In orde ‘, zuchtte ik gelaten.




    Wordt vervolgd

     



    Reageer (0)

    17-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kikker in de tuin
    Wellustelingen....

    episode...

    52...


    Bij mijn huis stonden nog verschillende auto’s, ook de lichte vrachtwagen van de labodiensten. Zou het moordwapen al gevonden zijn? Waren er sporen , belangrijke sporen? Bij elke inbraak vindt men toch iets tastbaars?

    Voor mijn part mochten ze gerust de hele nacht doorwerken. Ik mocht niet binnen, maar wou ook niet binnen.

     

    In de laan stond de Honda van Pat. Ik zag haar bij Francis in de wagen. Het raampje open. Lichtje binnenin brandde. Er werd, zo te zien en te horen, nogal gediscussieerd. Ze bemerkten mij niet. Maar ik hoorde  haar stem schetteren:

     ‘Je bent niet goed wijs zeker. Als ik neen zeg, is het neen  en daarmee amen en uit. Je ma draait zich om in haar… zak. Een soort zak, ja,  Adrienne heeft haar zien buitendragen. Eerst vermoord en dan uit je eigen huis gedragen worden in een zak! Adrienne zal het niet verder vertellen. Maar stel, dat iemand die ons kent, dat gezien heeft al is het donker. Reeds drie uur zit ik bij de buren op jou te wachten. Plezant is anders. Al mijn afspraken, ook voor volgende week, alles afgezegd. Heb je er al aan gedacht wat je gaat vertellen op kantoor en aan je zakenrelaties? Wanneer kunnen we die begrafenis arrangeren? Ook dat valt op mijn nek.’

     ‘…als Gerda’s stoffelijke resten worden vrijgegeven. Niet eerder. Gaat het, jongen?’

     

    Ik negeerde mijn schoondochter. Francis kwam uit de auto. Hij zag er beroerd uit. Leek op enkele uren tijd tien jaar ouder.Hij legde de armen op het dak van de wagen. Huilde en kreunde. Voorzichtig nam ik zijn bril weg,  droogde zijn gezicht met mijn zakdoek en veegde zijn neus schoon.

    Mijn zoon leed en ik met hem, door hem. Het deed me goed thans voor hem te kunnen zorgen. Gerda, de politie, iedereen zelfs Marianne, alles moest wijken. Mijn jongen had mij nodig.

     

    Hij draaide zich om en liet zijn groot lichaam onbewust langs het koetswerk glijden. Ging op de kiezelstenen zitten. Ik nam plaats naast hem. Zijn handen waren ijskoud. Ik wreef ze warm. Bracht zijn bloedcirculatie op gang. Hij liet begaan. Net zoals vijfendertig jaar geleden. In de tuin van dit huis. Zijn handjes verkleumd door de sneeuw. Hij snikte gesmoord:

     

    ‘Pa, ik zie ma overal en altijd liggen. Ik kan haar beeld niet verdringen, pa. Daar onderaan de trap. Ik kon haar niet helpen. Ik kon niet bewegen, pa. Ik heb niets kunnen doen. Ik stond daar maar. De politie, die man, die wou alles weten. Maar ik wist niks, pa. Niets meer.’

    ‘Rustig, jongen, rustig. Pa is bij jou, rustig’.

    ‘Het schijnt dat ik de dokter heb gebeld. Ook dat weet ik niet meer. Plots waren die agenten er. Dat kan ik mij herinneren. En koffie in de keuken. Daarna heb ik ma niet meer gezien. Ze namen me mee… En jij, pa, heb jij haar nog gezien?’

    Zijn stem klonk zo wanhopig.

    ‘Nee, jongen, ik ook niet, je pa ook niet’, fluisterde ik.

     

    Had ik Gerda maar gevonden! Mijn namiddag met Marianne, mijn wild gestoei moest mijn zoon duur betalen. Zijn moeder dood aantreffen is verschrikkelijk. Zijn moeder vermoord, met bloedende schedel, da’s een trauma voor heel het  leven. Nooit meer goed te maken en zeker niet door mij.

    Het portier van de wagen  werd geopend. Haastige stappen op krassend kiezel.

    ‘Zeg, duurt het hier nog lang? Ik wil naar huis. ’t Is koud. Ik moet dringend naar toilet en mag niet binnen. Heb je dat al ooit geweten, ons huis en ik kan daar niet naar de wc! Francis, wat zijn dat voor toeren? Sta op, zeg ik! Op die vuile stenen met je nieuwste Boss-kostuum. Weeral droogkuis! Wat ik met die familie beleef, het heeft geen naam!’

    Ik hielp mijn zoon overeind. Wreef in het donker over zijn rug en zitvlak. Kermit was in alle staten en mijn zoon een wrak. Dat die sukkel opgescheept zat met zo’n  rotwijf!

    ‘Pa, blijft bij ons logeren, vannacht toch. Morgen zien we wel verder. En jij, Pat, als je moet plassen vooraleer we doorgaan, in de tuin. En bespaar ons verder je commentaar. Begrepen!’

     

    Dat is gesproken! Hij komt er door, je zoon, maar nog altijd veel te braaf. Benieuwd hoe het spook van de opera hierop zal reageren, lispelde denkduiveltje.

    Pat sprong tussen ons beiden. Haar handen tegen de buik van Francis.

    ‘Ah, neen. Ik onder één dak met die…met die daar! Geen sprake van! Wil jij bij hem blijven, doe wat je niet laten kan, maar niet in mijn huis. Niet in mijn kamers en niet aan mijn tafel! Nu niet, nooit niet. Begrepen! Dat hij gaat waar hij zijn geld deponneert. Ons geld. Dat zij hem binnenpakt. Ik ben weg, ik blijf hier geen minuut langer. Wat is het? Mee met mij of met hem?’

     Mijn handen jeukten om Pat een pandoering van jewelste te geven. Francis hoefde niet te beslissen. Ik hakte de knoop  door:

    ‘Ga naar huis, jongen. Maak je geen zorgen om mij. Ik zie je morgenvroeg wel.”

    Hij aarzelde.

    ‘ Zeg, is’t nog voor vandaag of wat?’

    De snauwende stem van Pat  bracht mijn zoon in een ongekende staat van vertwijfeling en verlegenheid. Besefte dat kreng wel hoe haar man, hoe mijn zoon, eraan toe was?

    ‘Ga door, baas, maak het niet erger. Ik red me wel. Rij voorzichtig! Beloofd?’

     

    Ik huiverde bij de gedachte dat hij juist deze nacht met zo’n serpent moest doorbrengen. Nog jaren met haar moest verder leven. Wat een calvarieberg!

    Zevenendertig jaar had mijn miserabel huwelijksleven geduurd en het eindigde nu op een wijze, die elke verbeelding tart. Mensonterend.  Gruwelijk. Weerzinwekkend! De schoften! Zelfs Gerda verdiende dat niet. Niemand trouwens.

    En weten dat mijn zoon dit beeld voor altijd meedraagt, wellicht nooit zal vergeten! En ik evenmin: de hartverscheurende, klagende pijn in zijn ogen, daareven bij de wagen.

     

    Ik speelde met de gedachte hem over een kwartiertje toch nog eens te bellen, zijn fysieke ontreddering, gekoppeld aan het gemekker van dat  oliedom, arrogant en irritant wijf, verontrustte mij. Jawel, vriend, hij is in hetzelfde bedje ziek als jij, toen. Op een andere manier, maar ’t komt op ‘t zelfde neer, liet denkduiveltje opmerken. Heeft hij geen ballen, we zullen er hem een paar aannaaien! Mijn specialiteit. Remember? Wat Francis nodig heeft, is een tweede Marianne en die ligt niet voor het rapen, nietwaar?

    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    16-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De ondervraging


    Wellustelingen....

    episode...

    51...


    Ik stond tegenover de inspecteur van de recherche. Hij stelde zich voor als Vloesberghe. Een gezapige vijftiger; klassieke outfit, fijn metalen brilletje en eerder aangename stem.

    ‘Zo, meneer Cijnens, gaat u zitten. Zal ik koffie laten brengen?’

    ‘Neen. Wat wil u precies weten?’ vroeg ik, me kil voelend als een zombie.

    ‘U weet dat uw echtgenote overleden is in verdachte omstandigheden. Ik heb hier…’

     

    Hij bladerde door wat papieren, vervolgde zonder op te kijken:

    ‘Vermoedelijk overleden tussen zeven en elf uur vanmorgen. Het onderzoek is nog volop bezig. De eerste gegevens wijzen in de richting van een zware schedelfractuur door een slag met een zwaar, stomp voorwerp’.

    Ik onderdrukte een huivering. Vloesberghe merkte het. Fronste lichtjes de wenkbrauwen en vroeg losjes:

    ‘U was vannacht niet thuis, meneer?’

    Ik beet terug, stom-hulpeloos als was daar opeens de ijskoude adem van een levenslange veroordeling. Belachelijk. Maar toch een bange vorm van verdediging:

     

    ‘Ik heb Gerda niet omgebracht. Ik ben geen moordenaar. Gisteren werd het te laat en ik was te moe. In zo’n geval verblijf ik soms in  het hotel tegenover de redactie.”

    ‘Naam van het hotel, meneer Cijnens?”

    ‘De Queen Anne. Ik heb me laten inchecken omstreeks middernacht. Vakbondsvergadering en nadien met de mannen nog wat nagepraat en enkele biertjes gedronken in de pizzeria, enfin dat café op de hoek.’

     

    ‘En uw wagen?’

    ‘Mijn wagen? Op de parking achter het hotel. De krant huurt daar parkeerruimte. Mijn wagen staat er altijd. U kunt dat natrekken, hoor!’

    ‘Vanochtend bent u meteen naar kantoor gegaan?’

    ‘Ik denk omstreeks halfnegen. Misschien negen uur. Ik ben vrij laat ontwaakt. De wekelijkse redactievergadering begint om tien uur stipt. Ik heb geen ontbijt genomen in het hotel. Doe ik nooit. Iedereen in het hotel kan dit bevestigen. Vraag het aan Renzo en het kamermeisje, een kleine mollige halfbloed. Renzo is de portier. Renzo kan u precies vertellen hoe laat het was.  Zoiets noteren ze toch? Ik onderteken alleen  een formulier en ze sturen de rekeningen door naar de krant, einde maand.’

     ‘Goed, meneer Cijnens, goed. Dat gebeurt. U bent dinsdagmorgen alleen naar uw kantoor gereden? ‘

    ‘Ik rijd ’s morgens altijd alleen van huis weg! Ik zou niet weten wie ik…

     

    Bon, open en bloot nu…’

    Ik haalde diep adem. Kreeg mijn jagende zenuwen ietwat onder controle en voegde er zo beheerst mogelijk aan toe:

    ‘Meneer Vloesberghe, ik heb met deze hele afschuwelijk zaak niets te maken. U moet uw job doen, weet ik. U moet dus mijn levenswijze, tijdsgebruik en weet ik veel nagaan. Laat me daarom meteen zeggen wat ik te zeggen heb… U komt het vandaag of morgen toch te weten…’

    Vloesberghe bleef me bedaard, bijna goedmoedig-vaderlijk aankijken:

    “Mijn huwelijk is… was allesbehalve schitterend. Mijn relatie met Gerda kan moeilijk normaal genoemd worden. Ik ben atheïst, zij is… was religieus geobsedeerd. Sinds vier jaar heb ik een vaste vriendin. Hier is haar adreskaartje. Ik wou scheiden, Gerda niet. Ruzies waren in ons huis schering en inslag. Al jaren. Lang vòòr ik Marianne ontmoette. Iedereen weet het, mijn zoon, zijn vrouw, Serge Dafflon, haar pastoor en huisvriend. Van Gerda bedoel ik. Zeker niet van mij. Beslist ook enkele van haar kerkvriendinnen zijn op de hoogte. Wat wilt u nog meer weten? Financiële problemen zijn er niet. Ik stort elke maand  zestienhonderd euro op Gerda’s rekening. De algemene vaste kosten, verwarming, verzekeringen, allemaal te mijnen laste. Ze mocht voor mijn part  het huis met alles d’erop en d’eraan behouden. Ik was zelfs bereid een afstandsverklaring af te leggen, een en ander te regelen  bij de notaris. Wat wenst u nog? Namen van collega’s, van die vakbondsverantwoordelijken misschien? U vraagt die aan de personeelsdienst, ik ken die heren niet zo goed. Kom, vraag maar!’

     

    ‘Er is volstrekt geen reden om u op te winden, meneer Cijnens.’

    ‘Dit wil ik eerst en vooral nog kwijt: de voorbije maanden zijn er in onze buurt enkele inbraken geweest. Vermoedelijk een bende. U hebt daar toch weet van, hoop ik? Stel dat die terug zijn? En Gerda heeft hen op heterdaad betrapt? Is er veel gestolen in mijn huis? Zijn er sporen van  inbraak?’

     

    ‘Dat moeten we allemaal uitmaken. Wees gerust, we houden u op de hoogte. In de loop van morgenvoormiddag ontvang ik alle uitgebreide verslagen en nemen wij contact met de onderzoeksrechter. We zien dan wel. Ik verwacht u morgenvoormiddag hier terug, halftwaalf. Een agent brengt u thans weg. U weet dat u de woning niet mag betreden. Hoogstwaarschijnlijk kunnen wij morgen hiervoor fiat geven. Tot dan, meneer Cijnens.’

    Vloesberghe stond op. De zakelijk, maar innemende voorkomenheid van een heer van stand. Zijn handdruk voelde echt troostend aan of stelde ik me dat voor?


    Wordt vervolgd


    Reageer (1)

    15-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het onderzoek start
    Wellustelingen....

    episode...

    50...


    Het Onderzoek

     

     

    Beste lezer, begrijp dan ook mijn verslagenheid, geloof me, zelfs mijn ongeveinsde schokkende ontzetting toen ik, uitgerekend op de eerste verjaardag van Walters overlijden, door de politie werd gebeld en wat later vernam dat Gerda thuis was vermoord.

    Ik was er kapot van. Over moorden lees je in de krant, op tv vallen de lijken haast iedere avond bij bosjes. Maar als je er persoonlijk wordt mee geconfronteerd, word je meer dan behoorlijk dooreengeschud.

    De aanblik van dat politiegedoe bij mijn huis. Al die zwijgende drukte van naarstige mensen in uniform of in burger. De witte labowerkers, de zachte nerveuze gesprekken, mijn ogen, die hulpeloos Francis zochten (niet wetend dat de lokale politie hem reeds voor ondervraging naar het comissariaat had afgevoerd), mijn opvang door die sociale assistent. Zijn voorzichtige en toch keiharde mededeling over Gerda…

     

    Weet u hoe dat aanvoelt? Als een figurant in een crimi. Alles om me heen was fictie. Onwezenlijk. Wel feilloos geënsceneerd. Maar niettemin goedkope fake tot en met.

    Je vergist je, vriend, grimde denkduiveltje boosaardig. Het is allemaal cool-realisme en jij bent het centrale punt. Het gaat ècht om jou. Om Gerda’s dood. Ze willen nu van jou horen wat jij ermee te maken hebt. O, o stil, je hebt er natuurlijk niks mee te zien. Maar ik denk dat ze jou verdachte numer één vinden. Je weet toch dat 85 percent van de  moorden gebeuren door familie of vrienden of door daders, die rechtstreeks contact hebben met de omgeving van het slachtoffer! Je zoon zit in hetzelfde schuitje, vergeet het niet. Hij heeft haar ontdekt!

     

    Ik kreeg het heel benauwd. Keek zoekend rond. De slachtofferhulpman, die moet ik hebben. Waar hangt die uit ? Ik heb hem nodig. Al die vraagtekens. Een agent kwam naar mij toe:

    ‘Meneer Cijnens, wil me alstubieft volgen? Een inspecteur van de federale recherche zal u in onze burelen ondervragen. Dat is de normale procedure, hoor. Ik breng u wel terug.’

    Ik volgde hem. Voelde me nog steeds in bevreemdende trance. Trachtte me kloek, zelfs een beetje hautain-onverschillig te houden. Het lukte niet.

    We reden weg. Een paar villa’s verder merkte ik Adrienne op. Gerda’s clubgenote, vriendin en notoire kletskous, omringd, in haar verwilderde tuin, door een handvol vrouwen. Stil, nieuwsgierig. Hand voor de mond.

     

    Verdomme, Gerda vermoord!  Ik kon me er niets bij voorstellen. Dit was te absurd. Neergestoken? Gewurgd? Vergiftigd. Toch niet neergeschoten?

    Twee maanden eerder waren er inbraken geweest in de omgeving. Bij de Dufours en mevrouw De Pril. Bejaarde mensen. Geen geweldpleging toen. Nu wel. Moord zelfs.

    Waarom was Gerda zo stom geweest om naar beneden te gaan? Ze had telefoon in haar kapel. Eén toets indrukken en ze had Francis  gealarmeerd. Maar  ja, die zou   haar mischien  niet geloofd  hebben. Hij zou haar gesust hebben. Francis, altijd rationeel nooit emotioneel. Ze kon toch… het alarm!

    Iemand moet toch het alarm gehoord hebben? Een mens betaalt zich blauw aan zo’n ding en dan! Neen, het alarm was niet ingesteld. Dat was mijn werk, elke avond. En ja, ook ik had het de laatste weken diverse keren vergeten. Gerda onthield trouwens geen codes Zij had ze nochtans meteen bij de hand, op de bodem van het handschonenvakje in de hal of op de onderzijde van de waterverwarmer, in onuitwisbare stift.

     

    Zou ze zwaar mishandeld zijn? Verkracht en voor dood achtergelaten? Leegbloedend? Ik moet die man straks vertellen van de inbraken. Niet vergeten, Max, absoluut niet vergeten. Die bende was terug en natuurlijk had Gerda zich verzet. Gerda vreesde niets en niemand, behalve haar god. Propere god! Zie je nu, onnozel schaap, hoe goed hij je beschermd heeft. Je mag hem proficiat wensen!  Je bent dood, vermoord!

    De vragen werden in mijn hoofd afgevuurd aan een tempo dat niet bij te houden was  De agent-chauffeur gaf steeds hetzelfde antwoord:

    ‘Het onderzoek is pas gestart, meneer. De wetsdokter en het laboteam zijn nog bezig.’

    Waarom was ik ’s avonds niet direct naar huis gegaan, vroeg ik me verder af. Waarom blijven praten met de gasten van de vakbond? Om de gemoederen van die mannen te bedaren? Er gingen toch koppen vallen. In mijn huis hoefden verdomme geen koppen meer te vallen. Dààr lag een lijk. Gerda!

     

    Marianne, ik moet Marianne bellen! Mijn gsm, waar is mijn gsm? Vergeten in de kamer. Shit, shit.

    Moderato, vriend, moderato, kalmeerde denkduiveltje. Je mobieltje ligt veilig in je wagen. Je mag haar trouwens niet bellen. Procedure. Geen contacten. Wat zou je haar vertellen? Dat je in een auto zit en nog niks weet?

    Eerst horen wat die man van de recherche te vertellen en te vragen heeft. Als je straks thuis bent, kan je Marianne…Neen, dat gaat niet.  Die flikken zitten beslist nog uren in je kot bezig. Die geven het huis niet meteen vrij. Naar Keerbergen? Bij Kermit de Kikker? Ze zal je met plezier zien komen!

    Denkduiveltje had opnieuw gelijk.

     

    Straks bel ik Marianne. Ik heb haar nodig. Bij haar kan ik tot rust komen Rust! Nooit vermoed dat dit woord voor mij zo belangrijk-kostbaar zou zijn. Rust!  Zal ik je ondertussen wat bezighouden, vroeg denkduiveltje? Akkoord, het is een grote rotzooi en de volgende weken zal het voor jou niet van de poes zijn. Maar…je bent er vanaf! Ervan verlost! Oké, het is smerig van mij en het is  niet bepaald passend het te zeggen. Maar weg is weg en opgeruimd staat netjes! De weg is vrij. Had je vorige week niet gedacht, hé, toen je haar naar de keel wou vliegen? Had ik of wie ook je toen verteld dat ze dood zou zijn, je had niet alleen jezelf op champagne getrakteerd, een tournée générale zat erin. Neen, je moet  kalm blijven. Je zal al je verstand en energie nog bikkelhard nodig hebben. Maar aan één woord denken: VRIJ! Die mannen in ’t blauw  lossen het allemaal op. Geloof me, die van de gerechtelijke zijn geen uilen. De onderzoekrechters van Brussel, die hebben al andere waters doorzwommen dan jouw vijvertje. Een paar weken geleden heb je er een artikel aan gewijd. Over die gangster, die bullebak, en zijn brigade vetbetaalde advocaten. Ze hebben meer dan bakzeil gehaald bij die doortastende onderzoeksrechter. Voilà, je bent er.

     

    Wordt vervolgd



    Reageer (0)

    14-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Boterbriefjes..


    Wellustelingen....

    episode...

    49...


    Kort daarop overleed haar vader.

    Zonder harteloos te lijken, schrijf ik toch dat het een goede oplossing was voor hem en vooral voor Marianne.

    Walter had naar het einde toe palliatieve zorg nodig. Marianne had onbetaald verlof opgenomen. Zij was de uitputting nabij. Het enige wat ik kon doen, was financieel bijspringen en toeschouwer blijven op afstand. Ze liet Walter cremeren.

    Het werd een sobere, stille plechtigheid, opnieuw zonder mij. Zoals zij het wenste.

    De drukte na het overlijden van Walter luwde . Doch de daaropvolgende weken verliep ons enig contact meestal s‘avonds. Over de telefoon.Ik had er alle begrip voor. Wou haar helpen, maar mocht niet.

     

    Alleen Jenneke mocht een en ander voor haar doen. Soms ook haar buren. Alleen mensen, die Walter hadden meegemaakt. Mensen met wie ze herinneringen deelde. Mensen die geen vragen stelden. Mensen die precies wisten wat uit Walters leven ingepakt moest worden om te bewaren. Mensen die zonder veel vragen wegbrachten wat plots overbodig geworden was.

     

    Marianne  bleef het moeilijk hebben.

    Constant vermoeid. Haar bioritme totaal ontspoord. Afkicken van de jarenlange zorgen. Niemand meer in huis. Een huis nu plots meer dan veel te groot voor haar alleen. Het zou logisch geweest zijn, had zij haar woning nu voor mij opengesteld.

     

    Af en toe een bezoek, zo hoopte ik. Een enkel keertje blijven overnachten, samen kokkerellen en tuinieren. Langzaam bouwen aan onze droom. Wennen aan een leven samen. Een huwelijksleven liefst. Ze wou niet. Haar man, haar minnaar bij haar thuis, mocht voorlopig nog niet.

    Ik begreep haar tegenstrijdigheid niet. Niemand, zelfs Gerda noch Francis, kon ons de weg versperren. Marianne was eindelijk vrij en ik meer dan beschikbaar.  Slechts één jaar vroeg ze. Voor mij  365 heel lange dagen.

    ‘Een jaar en dan alles, Max, alles.’

    ‘Ook een huwelijk?’ vroeg ik.

    ‘Ja, ook dat, Max, doch zolang Gerda er is..’

    Ik drong niet verder aan. Ik kreeg meer en meer de overtuiging dat het uiteindelijk wel goed zou komen. Onze wekelijkse lange namiddagen bleven intact. Ik grinnikte tegen mijn spiegelbeeld, dat ik er nog nooit zo fit en jeugdig had uitgezien. Een waarheid als een koe trouwens.

    Ik kon niet gelukkiger zijn.

     

    Mijn kapitaal had ik nog niet volledig terug van Francis. Nog een viertal maanden schatte hij. Daarover hoefde ik mij geen zorgen  te maken. Mijn enig probleem was en bleef Gerda. De verzuring van mijn leven door die helleveeg, Onmogelijk te beschrijven! Scheiden zou ze nooit, de tang.  Dat stond als een paal boven water.

    Wat dan met Marianne en mij? Gewoon bij haar intrekken? Een nieuw samengesteld gezinnetje vormen, zonder de zekerheden te kunnen  bieden, die ik voor Marianne wou? Voor onze relatie zou het weinig uitmaken. Integendeel! Stel echter dat er mij iets overkwam?  Per slot van rekening, hoe weinig het ook voor ons uitmaakte, het leeftijdsverschil van vijfentwintig jaar bleef een feit. Een samenlevingsconract?  Neen, liever een boterbriefje met alle wettelijke zekerheden vandien en de bekroning van onze liefde eveneens gelegaliseerd.



    Wordt vervolgd


    Reageer (1)

    13-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hitlersnork..tje
    Wellustelingen....

    episode...

    48...


    ‘Wat bedoel je?’

    ‘Prop je glossy vol met schijnsprookjes over de film- en showwereld, Breng gerust tranerige stories over hedendaagse relatieproblemen. Publiceer grietjes met Hitlersnorkutten, maar zwijg over…’

    ‘Hitlersnorkutten? Jongens, Marianne, wat een terminologie!’

    ‘Komt van jou. Synoniem voor mijn bikinilijn, vorige zomer. Zwijg over items, die voor zo’n shitblad te hoog gegrepen zijn.’

    ‘Marianne, verdomme, let op je woorden!’

    ‘Heb ik soms geen gelijk? Jij verdient er lang niet slecht mee. Maar geef verdorie toe, dat ding van jou is niet veel beter dan drek. Wel gepast voor de raszuivere blokker, de randdebiel als lezer. Je weet dat goed genoeg. Daar hangt de spiegel. Durf je, Max,  eerlijk zijn tegenover jezelf en tegenover mij?’


    ‘Breek mijn mond niet open, Marianne.’

    ‘Daar gaan we!Wat bedoel je  nu weer?

    ‘Niks’

    ‘Zie je, te laks! Veel te laks, broekschijter’

    ‘Vroeger, vóór mij, je verleden…’

    ‘Mijn verleden! Jouw obsessie zeker! Hoe vaak moet ik…ziekelijk, dat is het, ziekelijk jaloers. Leeftijdsgebonden zeker? ‘

    ‘Marianne, kalmeer, ik moet je…’

    ‘Je moet  me juist niks, manneke’, kaatste ze bijzonder geërgerd terug. ‘Wat is er mis met mijn verleden? Ik was niet zuster Gerda Dolorosa hoor!  Een geluk voor jou toch? Of had je me liever op een van haar bidstoelen gezien, met een monstrans tussen de benen. Luister, Max, het moet gedaan zijn. Ik ben het meer dan kotsbeu. Er scheelt iets met jou, al maanden. Soms herken ik je werkelijk niet. Ik verlies mijn man, beetje bij beetje. Die andere man in jou, die onstellende jaloersheid, nee, dat  hoef ik niet… Ik maak me zorgen, lieverd. Plotse humeursveranderingen zonder eigenlijke aanleiding. Soms ben je  zo afwezig. Even plots dan weer lief, superlief zelfs. Bij het vrijen heb je al enkele keren problemen gehad. Denk niet dat ik dit een ramp vind, helemaal niet. Stress kan vernietigend werken… En je hebt veel stress, venteke, op de redactie en vooral thuis en met je zoon, met je ouders misschien ook. Ik zit daar voor een flink stuk tussen. Denk je niet dat je… dat we…aan een …enfin, dat wij samen met een of andere geneesheer-specialist moeten praten?’

     ‘Zoetje, toch, wat jij nu denkt!’

     

    Ik nam haar in mijn armen, een hoopje ellende. Haar tenger lijfje schokte:

    ‘Ik kan het niet meer aan, lieverd, al die de toestanden. Je vrouw, je zoon,  thuis… En dan raak ik mijn liefste vriend, mijn maatje, misschien ook nog kwijt.’

     

    En zeggen dat ik op het punt had gestaan haar die toestanden van pastoor Serge voor de voeten te werpen. Stel dat het leugens waren? En het waren beslist leugens. Zeker weten. Dit verdiende ze niet.

     

    Ik keek naar mijn maatje, naar het lief puinhoopje in mijn armen.

    Ik kuste zachtjes haar wangen droog. Maakte het weer goed. Nam me heilig voor nooit meer ruzie met haar te maken en me zeker, nooit meer, enig woord te laten ontsnappen over wat me kwaadwillig op de mouw was gespeld.


    Wordt vervolgd


    Reageer (0)

    12-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onbegrip alom
    Wellustelingen....

    episode...

    47...


    Nou ja ruzie, eerder een miniruzie, om een artikel dat ik in “Jool’s” had gepubliceerd. Daarin had een van mijn reporters enkele kopstukken van het Vlaams Blok, sorry, nu Vlaams Belang, te lang laten doordrammen over het gevaar van Islamitisch  fundamentalisme en de problematiek met de allochtone bevolking in het Antwerpse.

     

    ‘Marianne, zanik zo niet. Je kan met die gasten over geen ander thema ernstig praten. Ga je de sociale of econmische toer op, dan beginnen ze met hun traditioneel gebleir over de geldstroom naar Wallonië. Het is een zweeppartij en het blijft er een. Is het mijn schuld dat één op drie Antwerpenaren in het stemhokje zo debiel is? En vergeet niet dat die partij erkend is, dus hebben ze recht van spreken. Bovendien, hoe je het draait of keert, ze kaarten serieuze maatschappelijke problemen aan’, reageerde ik snibbig.

     

    ‘…en geven de verkeerde oplossingen. Zo is het gemakkelijk aan politiek doen! Aankaarten, roepen en tieren en als ze van  hout geen pijlen meer weten te maken, de rangen sluiten en samen de Kamer uit. Wij maar belastingsgeld afdragen voor zo’n vijgen! Verantwoordelijkheid dragen ze niet. Willen ze in se wellicht niet. Maar incasseren, geen probleem! Eigen zak eerst. Geldt voor tachtig percent van alle Kamershoppers trouwens!’

    ‘Waarover moet de pers dan met hen praten? Over de sterilisatieprocedure voor zwerfkatten in Vlaanderen?’ reageerde ik snibbig.

     

    ‘Max, dat soort van pluchezitters, die arrivisten ondermijnen onze instellingen.Weet je wat het grote gevaar is in onze grootsteden? De blanke onderbuik van de maatschappij en die  wordt met de dag logger,  en dommer…’

     

    ‘Liefje, de situatie in Antwerpen is desastreus, explosief zelfs. De eerste generatie gastarbeiders durfde geen kik geven. Niemand bekommerde zich om hen. Alleen werken telde.  Wij hadden daar trouwens geen ervaring mee. Ons “roemrijk” koloniaal verleden zat anders ineen. De jongeren spreken nu wel onze taal. Ze zien al de mogelijkheden van onze jeugd, alles wat voor hen niet toegankelijk is, onmogelijk zelfs. Nogal wiedes dat die generatie haatdragend is. Voeg daarbij hun willekeurig geïnterpreteerde islam, die bij elke hetze gebruikt wordt. Denk je echt dat alle problemen aan de mediaklok worden gehangen? De politie en ‘t Schoon Verdiep laten het achterste van hun tong niet zien. Gentlemen’s agreements tussen politiek en pers zijn geen fictie maar keiharde feiten. Stel je voor dat een van de federale vogels de bevolking nog zo’n 35 jaar geduld vraagt? Wat we op z’n minst nodig hebben om een en ander in evenwicht te brengen. België staat dan op z’n kop! Kindje toch, godsdiensten blijven dé ellende van de wereld. Zeg, vanwaar al die interessante uitspraken over de blanke onderbuik en  zwarte salonjonkers! Jij die nooit aan politiek doet?’

     

    Marianne onderbrak me nogal opgewonden:

    ‘Kindje toch, kindje toch. Hou op! Weet je wat vader zei: eens zwart, altijd zwart en …hun zaad blijft eveneens zwart. Trouwens die overlopers bewijzen het. De rechtsrukkers! En jij stuurt daar een broekje van twintig jaar op af. ‘

    ‘De reporter in kwestie heeft jouw leeftijd, Marianne, en is bovendien vrij ervaren in die materie!”

    ‘Ervaren? Heb je dat artikel wel behoorlijk gelezen? Nu we degelijke, gedreven journalisten hard nodig hebben, zit zelfs een Walter Zinsen thuis, zijn memoires aan het herkauwen. Wie weet.’

     

    ‘Ik heb een veel beter idee. Marianne Dries politiek verslaggeefster van “Jool’s”. Met je historische  background,  je vlotte snedige taal, want je allez is allang temps passé en vooral je look! Marianne, wat een materiaal, zeg!’

    Marianne bleef kalm en ging rustig verder:

    ‘Jij bent  te laks, te gemakzuchtig, Max, te veel onderbuikjournalistiek. Als je die shit van jou nog journalistiek kan noemen! Al die truttige BV’tjes en hun truttig gebazel! Hoe minder talent hoe meer gefakte depressies, hoe meer foute vriendjes en hoe meer rotzooi!’

    ‘Die truttige BV’s zijn producten, Marianne. Ze beantwoorden aan een marktvraag. Wat de markt vraagt bieden wij. Doen wij het niet, dan zijn er morgen anderen. Een uitgeverij is geen liefdadigheidsinstelling, da’s keiharde business. Zo’n BV-productje is maar lokaal en tijdelijk. Neem de spots weg en je neemt hun voetstuk weg. Brood en spelen in de antieke tijden zijn heden ten dage hamburgers en Big Brother. Het begon met blonde beenhouwersvrouwen en geflipte idioten, die een taaltje spreken, waar geen zinnig mens aan uit raakt. Maar wat een bereik in Vlaanderen! Schot in de roos! Gat in de markt. Goudmijn voor de reclameontvangsten. Hoe leger de doos, hoe meer ze opbrengt. Het principe is  simpel hoor!’

     ‘Jij spreekt over de kijkzoo, Max,  maar de mondige burgers …’

    ‘Mondige burger?Die bestaat alleen in politieke verkiezingspraatjes. Komt die mondige burger buiten dan is het in de witte marsen of in protest tegen botvinkenvangsten. Samen sterk, mijn oor! Vooral de drang om ergens bij te horen is het, te doen zoals de anderen. Het kijkvee ziet en luistert naar boerende en schetenlatende macho’s, naar  vloekende vrouwen met persweeën  en het pluimvee gaat op stap.

     

    ‘We hadden het over politiek in je blaadje, Max!’

    ‘Politiek? Van hetzelfde laken een broek, Marianne. Kindje, de mensen willen sensatie. Ze willen idioten zien hongeren, mekaar rot verwensen en groggy slaan op afgelegen eilanden. Ze willen volwassenen  zien rondlopen in luiers en met fopspeen in de mond. Ze willen een goedkoop hoertje horen vertellen over de bizarre seksfantasieën van haar klanten advocaten, priesters, bedrijfsleiders en artsen. Ze willen gegeneerd worden door het vertoon van anderen en tevreden gaan slapen omdat zij o, toch zo normaal zijn.’

    ‘Dus, Max, blijf bij wat je doet. Tracht niet te zijn wat je niet kan!'


    Wordt vervolgd









     

    Reageer (0)

    11-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kwestie van interpretatie
    Wellustelingen....

    episode...

    46...


    Het bliksemend vuurwerk spatte vernietigend open, toen zij, onaangemeld en Eefje wegduwend  als een draak van een furie  in mijn bureau verscheen:

    “Nu weet ik wat je zinnens bent. Ons onterven! Alles voor die teef, hé? Stuk ongeluk! Al dat geld, ons geld, ons vermogen nog wel! Maar Francis en ik gaan daar een stokje voor steken. Wij laten dat niet gebeuren. Geen cent, hoor je, geen cent, krijg je. Jij…verseksualiseerde bok…’

    “Seksueel geobsedeerde bok, is correcter, Pat. Je kunt wel spreken  over de versekualisering van de maatschappij, van de media, van …”

    ‘… en je elf percent intrest hang ik voortaan liever aan mijn eigen gat. Ouwe vuile viezerik. Zie hem daar zitten met z’n onschuldige toot! Je bent zeker je smerige stoot van enkele weken geleden vergeten? Maar ik niet, hoor manneke, onthoud dat maar! Ik bijlange niet.’’

    ‘Ik heb niet the foggiest idea, maar jij gaat me dat nu vertellen, nietwaar?’

     Ha, meneer, weet het niet meer? Gebeurt het misschien regelmatig dat je ma wil omverrijden als ze ’s avonds van de kerk komt? Je wilt ervan af maar weet niet hoe. Ma heeft me alles verteld en meer nog… Ze heeft alles genoteerd in haar dagboek. Da’s schrikken, hé?  Mocht er met ma iets gebeuren, dan zal deze hier zorgen dat haar dagboeken in de juiste handen komen. Hoor je het, schoft dat je daar zit. Doe die lach van je smoel.’

     

    Haar té grote mond samengeperst in één bruine lipstickstreep, haar bolle ogen uitpuildend op maximum vielen haast uit de kassen. De ziekte van Graves-Basedow plus een uitzinnige kolere, echt geen fraai zicht mijn schoondochter, puitenogen Pat. Ik bleef zo kalm mogelijk, dacht in eerste instantie aan het personeel en schrok, eerlijk gezegd, van mijn reactie:

    ‘Kwoeaak, kwoeaak, kwoeaak,’ riep ik haar met grove spot toe.

     

    Ai, niet netjes, vriend, berispte denkduiveltje. Ook niet netjes, maar wel pijnlijk was de hete koffie, die mijn ogen en neus schroeide, mijn hemd en jas besmeurde. Ik sprong recht en duwde haar met beide handen door de openstaande deur:

    ‘ Buiten jij !’

    Ze kieperde de lege mok door de middengang van de redactie, keerde zich naar mij, spuwde en ging met opgeheven hoofd weg.

    Verdomde Francis! Opnieuw zijn belofte gebroken. Ik had beter moeten weten! Hij had me verraden, afgeschreven en de reactie van zijn vrouw was daarvan het ultieme bewijs.

    “Nee, pa, echt niet. Je moet me geloven… ze was aan het douchen toen ik met Atlanta belde…Nee, pa, ik sluit niet zoals jij de deur van mijn bureau…Wist ik veel dat ze in de traphal bleef luisteren!’


    Het telefoongesprek met Francis deed me goed.

    Mijn zoon had woord gehouden. Gewoon een samenloop van omstandigheden. Een vrij lang zakelijk gesprek met zijn collega uit Atlanta, goeie vriend bovendien. Op het einde, net toen hij mijn verzoek aan het vertalen was, moest Pat op kousenvoeten de trap af zijn gekomen. Natuurlijk begreep ik hem.  Haar kennis van het Engels  is peanuts, maar de woorden ‘My dad …one hundredfifty thousand to start …his money ’ begreep ze wél. Meer was niet nodig, wist ik, om haar oren te laten klepperen.

     

    ‘Pa, wat kon ik zeggen’, vroeg hij me drie dagen later, toen hij me kwam opzoeken in de cafetaria van het bedrijf, ‘je had haar moeten zien, ze steigerde. Ik bespaar je haar emotioneel woordgebruik, maar…’

    Met horten en stoten vernam ik het relaas van  het uitslaand betoog, dat Pat op z’n minst een halfuur had volgehouden. Eerlijk gezegd, ik vond het zelfs grappig hoe Francis zijn woorden wikte en woog om het jargon van een woeste Pat om te zetten  in zijn typisch geaffecteerd koel-zakelijk Nederlands.
     
     

    Ik zag het plaatje in Keerbergen zò voor mij, Pat  briesend:

    “Je denkt dat ik niet weet waarover dit gaat? Ik heb alles begrepen, hoor. De smeerlap moet zijn geld terug hebben. Voor wie? Voor zijn hoer, ja! En wij dan? Hoeveel is het? Hoeveel, hoor je mij. Bel meteen terug en zeg dat dit spel niet doorgaat. Sta daar niet zo onnozel, slappeling. Hem laten rotzooien met ons vermogen! Ha, de hoerenloper wil met ons geld  zijn vuil betalen. Maar die vlieger gaat niet op, lang niet. Niet met mij!”.

     

    Ik kende mijn zoon, dus ook zijn reactie. Bewegingsloos, haar niet afremmend. Alsof hij haar verwilderd gekrijs goedkeurde en het niet verhelpen kon dat ik mijn geld terugvroeg. Alsof hij, net als zij, het grote slachtoffer was. En ik het loeder dat aan banden moest worden gelegd.

     

    Ben je het al vergeten? Vraag het hem! Ik wist echt niet waarop denkduiveltje doelde. Die elf procent aan de puit haar gat, dommerik! Natuurlijk!

    ‘Francis  tijdens de monoloog van …je eega in mijn kantoor, had ze het over mijn elf  procent intrest, die ze voortaan liever aan haar …garderobe wou spenderen. Elf  procent intrest, Francis?’

    Drie, vier seconden stilte. Las ik verbazing in zijn ogen?

    ‘Ach, pa, een vrouw die in alle staten is, kraamt er alles en nog wat uit. En, mag ik er je op wijzen dat je imitatie van een…enfin, dat dierengeluid, bijzonder kwetsend was gelet op haar oogafwijking. Bijzonderlijk pijnlijk, uiterst onkies, pa. Normaal toch dat ze…raaskalt?’

    ‘Mag ik er je ook op wijzen dat mijn imitatie van… dat dierengeluid, nadien gebeurde, ná de vermelding van die elf percent ?’

    ‘Luister, pa. Je weet toch dat ik bepaalde beheerskosten niet kan uitsluiten. Je betaalt geen instap, geen uitstap zoals anderen. Je geniet uitzonderlijk voordelige voorwaarden. Ik zou niet weten wat ik nog meer voor jou kan doen. Kijk, tegen Kerst is het grootse deel van je kapitaal vrij. Informeer je gerust elders, hoor. No problem at all!’

     

    Dat geld toch, terwijl het sop de kool niet waard was. Discussie afgesloten. Francis zweeg verder in alle talen, maar hield me toch nu en dan op de hoogte van zijn verhandelingen.

    Pat zag ik niet meer. Wel hield ze haar wekelijks bezoek op dinsdag aan. Francis kwam gewoontegetrouw elke woensdag bij Gerda. En ik had mijn passionele vrijages met Marianne, mijn stilaan weer veilig gemetseld geluk met haar.

     

    Onze etentjes nu en dan, onze concert- en theaterbezoeken, ook onze eerste ruzie.

     

    Wordt vervolgd



     

    Reageer (0)

    10-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Alle baten helpen...


    Blote billen in de Kerkbanken…







    De christelijke naturistensite Gan Eden en naturistenpark Flevo-Natuur in het Nederlandse Zeewolde houden op zondag 28 september een blote kerkdienst. Door het grote succes van de eerste editie eind juni, hebben zij besloten er een vervolg aan te geven.

    De geestelijke die de dienst leidt, is gekleed. De kerkgangers nemen wel allemaal naakt plaats in het gebedshuis. Het idee kwam van Ilse Visser van Flevo-Natuur. Die organiseerde het Christen Naturisten Weekend voor Gan Eden in juni op het park en vond de kerkdienst wel een gepaste afsluiter.

    Luchtige dienst

    Daar kwamen zo'n tachtig naturisten op af. "Het was een niet al te zware dienst, maar met veel muziek en zang", vertelt Visser. De pastor die de dienst leidde kwam van het Bisdom Utrecht. Visser: "Zij zei gelijk ja, had er helemaal geen moeite mee."

    Het was de eerste keer dat er een naakte kerkdienst werd gehouden in Nederland. Voor de tweede editie wordt nog gezocht naar een geestelijke. "Ik weet namelijk niet of de pastor van de vorige keer nu weer kan. Maar dat komt wel goed, ik verwacht geen problemen met het vinden van iemand."


    Alle baten helpen om de ontkerkelijking tegen te gaan



    Reageer (1)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Schoondochter en kwelgeest

    Wellustelingen....

    episode...

    45...


    Pat van den Bruele (in tegenstelling tot de gegevens op haar identiteitskaart altijd  op z’n Hollands geschreven met kleine v en d, spelling was trouwens niet bepaald haar sterkte) was al geruime tijd met Francis getrouwd. Mijn schoondochter en ik, wij mochten elkaar niet. We dulden elkaar. Ik uit respect voor mijn zoon. Zij uit respect voor de status van mijn zoon.

     

    Ze mocht, zoals men zegt, wel gezien worden. Maar wat mij betreft,  liever op afstand.

    Pat was hyperslank, altijd perfect gekleed en feilloos opgemaakt. Gedesigned zoals haar interieur en verstandelijk even minimalistisch als haar pas gerenoveerde zitkamer.

     

    Een gesprek met Pat was een aaneenschakeling van geselecteerde rubrieken uit lifestyle-magazines. Vond ik. Maar pa moest Pat niet onderschatten, beweerde Francis, mensen verschillen nu eenmaal en hun interessedomeinen eveneens. Bovendien was Pat goed geïnformeerd. Prijs-kwaliteitanalyses? Pat maakte ze. Niet tussen Carrefour en Delhaize, maar tussen exclusieve beautyfarms in België en Nederland. Koud kunstje, tot de eurocent na en zonder machientje.

     

    Neen, ik mocht Pat niet. Ze had iets glibberigs. De waterige blik in die te zwaar opgemaakte uitpuilende ogen weerspiegelde achterdocht, schijnheiligheid en koele berekening. Koele berekening lag beslist aan de basis van hun huwelijk.

    En niet alleen bij haar! Wie was ik om mijn zoon daarop te wijzen!

    Ze konden ogenschijnlijk samen bijzonder goed opschieten. Ze bewonderden en bewierookten elkaar voortdurend. Ze waren altijd samen. In de auto, op de tenniscourts van Woluwe, op restaurant samen met Gerda en mij of met haar ouders. Samen stoeien of samen ietwat verhit en verward uit de wagen of zijn kamer komen, samen tortelduiven. Nooit gezien!

     

    Eugène, mijn oom,  87 lentes en womanizer avant la lettre had het ook meteen door:

    ‘Elle n’est pas douée, doe angt niks oen. Des fesses tristes, quel horreur !  Dau infirmière de l’année passée, gruute klas, moar da joenk doe, kiekebisj !’

    Waarschijnlijk had het uiterlijk vertoon van de Van Den Bruele’s Francis verblind en had hij zich voorgesteld met Pat een stapje in de Brusselse beau monde te zetten, kwestie zijn imago nog wat meer op te poetsen. Haar ouders hadden carrières om U tegen te zeggen, snoefde hij. Vader, grote Piet op het toenmalige ministerie van Financiën en ma kaderpositie bij de Nationale Bank.

     

    Bij onze eerste kennismaking vertelde vader me echter met weinig enthousiasme over zijn klerkloopbaan bij  Financiën en moeder Van Den Bruele had met veel zwier en plezier haar job als adjuct-chef van de sanitaire ploeg bij de Nationale Bank vaarwel gezegd! Maar ze hadden poen en een prachtig ingerichte villa. Volgens mij: een gouden kooi  met daarin twee straatmussen en een veelkleurige kwetterende parkiet.

    Een hele tijd later vernamen we, dat de villa  in Keerbergen slechts een deel was van de nalatenschap van een oud-tante en dat er dus nog veel meer te erven was geweest.

     

    Mijn antipathie voor Pat was duidelijk wederkerig. Ik verborg die nog achter afstandse onverschilligheid. Zij niet. Liet geen kans voorbijgaan om me te kleineren, cynisch proestend om dat strontblaadje, waarvan ik de leiding had, om door dik en dun Gerda te verdedigen (al keurde zij zonder  er expliciet iets over te zeggen haar religieus fanatisme niet goed). Koos natuurlijk uitdagend stelling tegen mij toen Marianne op de proppen kwam en was, in feite nog een stuk radicaler en brutaler dan Gerda zelf. Iedere dinsdag kwam zij op bezoek om haar schoonmoeder nog vileiner tegen mij op te hitsen.


    De weinige keren dat ik haar moest dulden, begon ze er steeds over. Een zinnig mens zoals zij kon niet aannemen, dat een oude, tamelijk verstandige man niet inzag aan het lijntje te worden gehouden door zo’n sujet. Dat ik met mijn ogen wijdopen in het ongeluk liep. Een chance , dat er nog geen kinderen waren met  zo’n onwaardige opa. Ik onteerde de familie. Was zelfs niet waard pa of vader genoemd te worden.


    Wordt vervolgd

    Reageer (0)

    09-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Promoties

    En dan…?




    Twee politietoplui hebben hun secretaresse een schitterende promotie gegeven. Met een diploma lager middelbaar naar een functie op universitair niveau… het kan. Self-made, autodidact nooit van gehoord? Akkoord afgaande op hun verschijningen zien de twee dames er niet meteen Vlerickwaardig uit, doch schijn bedriegt. Probleem is dat ze in openbare diensten zitten en al wie daar klust wordt blijkbaar afgemeten op officiële diploma’s en de dames bezitten zo’n papieren niet. Een niets promotie via een Thia Hellebautsprong, heet dat. De Decker sleurt er zelfs Mata Hari-toestanden bij. Is zijn lijstmaatje Ulla niet via tal van houdgrepen en kushi gurumas met haar poepje op het pluche terechtgekomen waardoor ze nu het vijfvoudige van voorheen verdient? Voor een zitje in de Kamers hoef je niet noodzakelijk een certifikaatje, voor een zitje hogerop bij de uitvoerders der wetten …hoho maar!

     

    Tatami of matras, what’s in a word! Ik heb in mijn jarenlange loopbaan meer dan een Thia Hellebautjump in bedrijven gezien. Tientallen zelfs en van heel, heel dichtbij. Natuurlijk ik spreek over privébedrijven. Privébedrijven draaien grotendeels op privékapitaal. In se steekt een bedrijfsleider zijn geld waar hij wil: in brains of tussen een stel zonnebankgebruinde benen. Bij de top van de politie vallen dergelijke activiteiten onder de post “ Imago Adviseuse”, in privébedrijven eveneens onder “ Personeelskosten, zoniet Algemene of onvoorziene Kosten of PR activiteiten”.

     

    In privébedrijven kan je na verloop van tijd en met de juiste knowhow dergelijke figuren gemakkelijk counteren met een perfect uitgevoerde sliding tackle. Titipoes heeft er verschillende uitgevoerd. Officieel met het oog op het behoud van efficiëntie, niveau en werktempo binnen de afdeling, officieus omdat bepaalde vormen van “samenwerking” na een tijdje serieus op mijn koordekens begonnen te werken. Jaloezie? Bijlange niet. Maar door het bijna dagelijkse Lewinskystandje van een  hoogpotige collega met mijn baas, mijn correspondentie niet tijdig ondertekend krijgen, daardoor mijn avondtrein niet halen…niet met mij!

     

    Laten wij aub niet altijd de heren de schuld geven. Geld gekoppeld aan macht scheidt voor tal van vrouwen een bijzonder afrodisiatisch geurtje af, waardoor kikkervisjes of dikkopjes hongerig worden zoals haaien. Plaats een absolute Adonis in hun midden en je hebt te maken met een school piranha’s

     

    Zo kreeg ik rond mijn vijftigste een nieuwe directeur. Een Harvardboy, klaargestoomd in de kweekvijver van de multinational. Hij kwam lachend op mij af. Geen “Mannen weten waarom” typetje eerder een “ Fleur du Male” model. Een en al glamoureuze charme: zongebleekte zijige manen, bronskleurig fluwelen huidje, nonchalant sportieve stap, driedelig maatpak Oger…een droom van een man. Een bijna twee meter hoge kruising tussen looks van Redford en de oogverblindende zwierigheid van Gere in hun beste tijd. Perfect viertalig ervoer ik later, alleen zijn familienaam verraadde zijn roots, want Dick was zo on-Hollands als wat. Een brokkenmaker wist ik meteen. En brokken heeft hij gemaakt. Water en bloed heb ik gezweet om de kantoorgemoederen te bedaren, om de meest stupide twisten te beslechten. Bijna een dankgebed gepreveld toen hij promoveerde naar een Engelse business unit. Geloof me, samen met mij, een handvol topkaders. Voor hen werd het opnieuw business as usual. Want hoe we het draaien of keren, de wereld zit nu eenmaal zo in mekaar: vroeg of laat is bijna alles en bijna iedereen toch te koop.

     

     

    Reageer (3)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Absolute geheimhoudingen
    Wellustelingen....

    episode...

    44...

    Enkele dagen later sprak ik met Francis af in de stijlvolle bar van het Metropolehotel. Maître Joseph zorgde voor een discreet hoekje. Het was in de late namiddag. Francis kwam met tegenzin, kon ik zo uit zijn houding opmaken. Hij scheen vermoeid. Vermoedelijk verwachtte hij dat ik steun en begrip zou zoeken voor mijn verdere relatie met Marianne. Hij vergiste zich. Ik wou de totaal andere toer op, ook al hield het wel verband met haar.

    ‘Ook een coupe?’

    ‘Nee, pa, gewoon plat water. Ik heb niet veel tijd. Was ik niet in de buurt geweest dan …’

    ‘Oké, ik zal het kort houden. Ook ik moet nog een stuk doorwerken.’

     

    De ober bracht de dranken met toemaatjes van zwarte olijven, nootjes en kaasblokjes. Francis tastte meteen toe. Weeral niets of toch weinig gegeten deze middag, vreesde ik. De kookkunst van zijn eega kennende vond ik het niet abnormaal dat hij er zo lusteloos en bleekjes bijliep.

     

    ‘Francis, dit moet strikt tussen ons blijven. Ik wil niet dat je weer je mond voorbij praat en je vrouw direct gaat klikken.’

    Hij keek bedrukt.

    ‘Sorry, pa. Dat was ongewild mijn stomme schuld. Maar vroeg of laat zou alles toch uitgelekt zijn!’

    ‘Misschien wel, ja. Maar dit is strikt vertrouwelijk. Begrepen?’

    ‘Ja.’

    ‘Luister. Ik heb gemerkt dat je moeder in mijn werkkamer snuffelt. In mijn financiële dossiers, ook in mijn bankuittreksels…Ik wil niet dat Gerda nog iets weet van mijn geld. Ik heb bij jou een stevig bedrag uitstaan.’

    ‘Je persoonlijke vermogen, ook het geld van de verkoop van opa’s huis aan dat secretaresje van jou. Hoe zat dat weer in mekaar, die overeenkomst met mijn grootouders? Eerlang ben je ook nog de vereffening van je levensverzekering te verwachten, niet?’

    ‘Nog enkele maanden! Zo’n tien miljoen oude franken, dat is 250.000 euro.”

     

    ‘Gevoegd bij je uitstaand vermogen maakt dat een anderhalfmiljoen miljoen euro plus, waaran een deel met gekapitaliseerde intresten. Niet slecht geboerd.’

    ‘Daar gaat het nu om. Ik wil niet dat je moeder daarvan nog iets weet. Zeker niet over het geld van die levensverzekering!’

    ‘Och, ma trekt zich daar echt niets van aan. Ze heeft haar eigen kapitaaltje…’

    ‘Waar ik niets van wil, maar zij krijgt evenmin iets van het mijne. Later, komt het jou toe en niet haar. Geen cent mag naar dat obscure clubje van Serge gaan!”

     

    ‘Dat gebeurt niet, pa. Toe, zeg, ma is niet zo gek!’

    ‘Francis, ik houd met alles rekening. Met alles! Je moeder schudde nooit mijn portefeuille leeg. Neusde nooit in mijn uittreksels. Nu doet ze het wel. Enfin, ik vermoed het.’

    ‘Pa, je geld is safe bij mij. Wat stel je dan voor?’

    ‘Ik herhaal: je moeder mag geen sikkepit weten van mijn persoonlijk vermogen. Daarom dit: jij stort al mijn geld terug…’

    ‘Dat gaat zomaar niet. Binnen een goed halfjaar misschien en telkens in schijven. Je vermogen is voor het grootste deel in het buitenland belegd’

     

    ‘Oké, in schijven dan. Van het ogenblik dat ik het volledige bedrag hebzoeken we een andere formule. Iets met een driemaandelijkse of halfjaarlijkse intrest .Wil ik om de een of andere reden mijn geld gedeeltelijk terug, dan geef je het me. Ik hoef daarvoor geen papierwinkel. Ik heb alle vertrouwen in jou. Zo eenvoudig is dat!’

    ‘Ik begrijp het nut van die transactie niet. Het hoeft toch niet…’

     

    ‘Geen commentaar, Francis, doen, ja?’.

    ‘ Zoals je wil, maar ik garandeer op die wijze niet de hoge intresten, die je nu geniet.’

    ‘So what!’’

    ‘Tja, vermits jij erop staat, pa. Ik zal mijn best doen. Wees niet wrevelig omdat het enkele maanden in beslag zal nemen.’

    ‘Ik heb geduld, Francis.Ik heb alle geduld van de wereld, jongen.’

     

    Hij keek me bevreemdend onderzoekend aan, terwijl hij rechtstond en me de hand toestak. Ik raadde wat hij dacht: die wil zijn poen aan zijn lief geven, maar dat laat ik niet toe, nooit.

    ‘Francis!’

    ‘Geen woord tegen Pat. Akkoord?’

    “Ik zweer het op mijn scoutszieltje, pa.’

     

    Zijn scoutszieltje! Jij gemelijk ventje! Ik was zojuist heel oprecht en openhartig geweest en met dat ene woord wist hij me terug de boom in te jagen.

     

    Zijn scoutsleven! Nog zo’n streek van Gerda. Het duurde amper twee kampen. Een beenbreuk in Bouillon en een ernstige voedselvergiftiging ergens in de Kempen. Nadien nam hij deel aan vakantiekampen onder toezicht van mijn mutualiteit. Gedaan met haar scouts.

     

    Van de Metropole wandelde ik terug naar de redactie. Het was een schitterende dag. Wolkenloze ijlblauwe lucht. Weldoende temperatuur. Ideale vochtigheidsgraad. Nu en dan een zacht briesje. Geen te druk verkeer. Geen overvolle terrasjes. Een paar straatmuzikanten. Een ruige kerel zong een Ierse ballade.

    Een koppel op leeftijd waagde een dansje. Ik applaudiseerde. Het dametje dankte. Heerlijk die lachkuiltjes rond de felrood gestifte mond. Ik herkende Marianne in haar. En ik was haar partner op de Brusselse Grote Markt. Terwijl ik mijmerend bij een verkeerslicht wachtte, snorde Pat in haar auto voorbij.

    Reageer (0)

    08-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Money, money altijd money...
    Wellustelingen....

    episode...

    43...


    Met al dat geflikflooi rond een afgeschreven en herkerkte paus werkte Gerda me nog feller op de zenuwen dan ooit. 

    Bovendien vermoedde ik dat zij in mijn privézaken snuffelde. In mijn werkkamer duldde ik haar niet. Niet zij, maar ik zorgde ervoor dat documenten, dossiers, tijdschriften en boeken netjes geordend bleven. En dus merkte ik meteen dat zelfs een papierklem of een balpen niet of verkeerd op de gewone plaats lag.

     

    Ik vermoedde dat ze vooral in mijn financiële gegevens zocht. Die bewaarde ik op een bijzondere plaats in een farde. Ik wist tevens dat zij in mijn portefeuille keek. Adreskaartjes, zelfs bankkaarten zaten in verkeerde vakjes.

    Van dan af deed ik telkens de deur van mijn werkkamer
    op slot. Zonder enige tegenspraak te verwachten, zei ik:

    ‘Van nu af aan geef ik je elke maand huishoudgeld. Trek er je plan mee. Voor mij hoef je niets meer te doen. Op alle gebied ieder voor zich.!’

    ‘Dat neem ik niet, schoft’ ,en boos dreigend, ‘jouw geld is ook het mijne. Of wil je het allemaal aan die hoer hangen?’

    ‘We hebben reeds een afzonderlijke bankrekening, dus…’

    ‘En de volmacht die ik je vroeger heb gegeven?’

    ‘Wordt vernietigd. Je doet volledig je zin met je geld. Van mij hoef je buiten die alimentatie niets meer te verwachten. Verstaan?’

    ‘Een bagatel!’

    ‘Zestienhonderd euro is ruim voldoende voor een heremiet zoals jij. De vaste kosten blijven voor mijn rekening. Zijn er bijzondere uitgaven, dan kan daarover gesproken worden.’

     ‘God, ons Heer, als Francis dit hoort!’

    ‘Je vertelt hem wat je wil. Dat doe je toch al. Over geld wil ik nu zwijgen. Ja?’

     

    Ze siste als een slang in het nauw. Maar haar ogen leken in triomf te baden.

    Hoe Gerda nadien tegenover onze zoon haar nood klaagde weet ik niet. Francis sprak er niet over. Ik evenmin. Sinds ik hem over Marianne had verteld, kwam hij niet zoveel meer langs. Alleen de woensdagnamiddag bleef zijn vast bezoek.

     ‘Om ma wat te troosten in de lege uren’,zoals hij het noemde.

    Dat ze dan over mij zeurde en haar dodelijkste gifwapens gebruikte, stelde ik me goed voor. Het kon me niet schelen. Of toch wel en eigenlijk meer dan ik wou toegeven.

     

    Laat me eerlijk zijn, waarde lezer, het deerde me verdomme wel. Ik werd er me beetje bij beetje van bewust, dat haar houding en dat voortdurend geweeklaag over mijn’ smeerlapperijen met dat wijf’, mijn zoon van mij hielpen vervreemden.

    Ik heb het u al verteld, erg close waren we in feite nooit geweest. Francis bepaalde de grenzen.

    Maar nu werd hij radicaal afstands. Een soort elastisch muurtje, dat niets doorliet. Zelfs geen inviterende glimlach terugkaatste.

    Goed, als hij definitief de kant van zijn moeder koos, was dat zijn zaak. Voor mezelf had ik duidelijk uitgemaakt wat mijn keuze was. En ook die was definitief.

     
    Wordt vervolgd

    Reageer (0)

    07-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Van Monthy Pyton naar het vaticaan...
    Wellustelingen....

    episode...

    42...

    Terug naar het leven van alle dag.

    Mijn stemming ging in die dagen op en af. Ik kon van een namiddag mariannen thuis komen in een soort trance van opstandige neerslachtigheid. Mocht dan geen verkeerd woord horen van Gerda of ik ontplofte tegen haar als een granaat. Hakkend in vlees en gevoel. Dan weer arriveerde ik met een jongensachtige air. Studentikoos neuriënd of à la Monty Python  zingend van de bright side of life.


    En precies op zo’n late namiddag had ik in de hal nauwelijks mijn jas uitgetrokken of Gerda dook  waanzinnig furieus uit de keuken op.

    ‘Vermaledijde’, gilde ze, ‘de heilige vader is stervende. De poorten van de hemel gaan open voor hem! Zwijg! Zwijg!’

    Als ik terugdenk aan de dagen, die de dood van Johannes Paulus II voorafgingen, jongens, jongens!

    En hoe ze te keer ging toen ik me liet ontsnappen:

    ‘Voor wie het bestaan op aarde een paradijs werd, lijkt jouw hiernamaals een lege doos!’

    Had ze toen een dolk gehad, ze had het ding zonder pardon in mijn borst geploft.

    Meestal zat Gerda die week in verdoofde aanbidding roerloos geknield op haar bidbank ( een 17de eeuws prachtstuk, geërfd van haar ouders).

    Nooit eerder een gigantischer megashow gezien dan die pauselijke semi-comateuze toestand. Nooit eerder genoot het Vaticaan een zo magistraal georchestreerde wereldwijde mediabelangstelling. Roomse marketing op topniveau, zo welgekomen voor het wegebbend katholicisme in West-Europa, en… snoepreisjes voor het journaille.

    En Gerda, samen met die duizenden andere misleide zielen, maar naarstig bidden en smeken. Gekluisterd aan paternoster, missaal, bidbank of televisie ( die dagen nog katholieker dan de paus zelf!). En tranen omdat zijne heiligheid nu Jezus’ lijden bijna evenaarde. En hopen dat de hemelramen wat sneller zouden opengaan om hem voor eeuwig op te nemen in alle heiligheden.

    Ze gilde:

    ‘Wel, Neukermans! Haar klauwen zijn zo vroeg gelost vandaag? Wie weet, wie of wat stond er nog op haar agenda! Ellendeling, terwijl de heilige vader…Kijk! Twaalfduizend gelovigen staan daar al uren te bidden voor zijn venster. Die arme zusterkens, zie ze wenen. Och arme toch! Nu beginnen ze juist rond te lopen  en het regent .’

    ‘Natuurlijk moeten ze rondjes lopen. Stel je voor dat ze nog enkele uren staan te staan, de benen van die besjes schieten vol flebitis’


    Haar verwijten raakten mijn kouwe kleren niet. Dit circus liep de spuigaten uit. Ik ging zelfs duimen voor een snelle verkiezing van die paarse rakkers onder druk van hun lobbyisten. Het hielp nog verdorie! De koning is dood, leve de koning!

     

    Woytila ging, Ratzinger kwam. De gedoodverfde kandidaat. Oerconservatief, ultrarechtser dan zijn Poolse voorganger. Hij begroette minzaam lachend en met open armen de wereld, hoog op het balkon. Opus Dei lachte beslist mee, in het vuistje

     De wereld, vooral de westerse - misschien met uitzondering van het new-born-christian babes en boys-randgeval in de USA- reageerde vrij koeltjes, met een wenkbrauw omhoog. Waarom? Waarom plots  zwaar tillen aan het Hitlerjugend lidmaatschap van de 17-jarige Ratzinger, zoon van een politieman nog wel? Vergiffenis schenken staat toch hoog  in het roomse vaandel geschreven? Gerda was er meteen toe bereid:

    ‘Dat manneke deed met de rest mee. Hij zal het niet beseft hebben, meer nog, hij is nadien uit eigen beweging opgestapt!’

    Ik verduidelijkte:

    ‘Nauurlijk heeft hij de plaat gepoetst! De grote Duitse droom lag voor negenennegentig percent aan diggelen. Hij wist dat er geen prijzen meer te rapen vielen. Hop, ’t seminarie in, de perfecte cover. Slim ventje, die Ratzinger, toen al!’

     Ook Pius XII deed destijds helemaal niet of zijn neus bloedde, zelfs bij de ontruiming van de kampen. De omvang van de holocaust? De zes miljoen doden? Die mens besefte dat zogezed gewoon niet. Benedictus XVI, marcherend met swastikaband rond de arm en zwarte laarzen? Jeugdzonde! Kruis erover. Het is niet moeilijk, ze moeten alleen aan hun god verantwoording afleggen, beaamde denkduiveltje,  niet aan ons.

     

    ‘Ik weet niet of hij de ideale paus is,’ hoorde ik Danneels omzichtig zeggen. Die kleine Belg was dus blijkbaar niet bezweken onder de “minzame” druk van de Ratzinger-clan! Anderen wel. Ze kozen voor traditionalisme, conservatisme, voor een kerk die zich mordicus wil blijven opsluiten in zichzelf en haar geschiedenis.

    Niet te verwonderen dat het hard begon te regenen toen de nieuwe paus op het balkon verscheen. Zelfs de hemel treurde. En die is al een stuk ouder dan onze planeet. Ook mijn denkduiveltje werd er filosofisch bij.:

    Geloven, zei hij, in een onzichtbare god is het niets aanbidden. Mocht er een echte god bestaan, dan zou hij toch de mensheid verplichten samen te leven in rechtvaardigheid en liefde.’

    De mensen desnoods een geweten schoppen, nietwaar  Boontje?

     

    Wordt vervolgd.

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De woordbrouwerij


    CURLINGOUDERS

     

     

    Een groeiend aantal ouders ziet de wereld als een plek waartegen hun kind beschermd moet worden en stelt zich daarom overbeschermend op. De Deense psycholoog Bent Hougaard bedacht in dit verband het woord curlingouder. Net zoals in de curlingsport, waarin met bezems de baan van de schijf op het ijs wordt beïnvloed, borstelen ouders alle oneffenheden op het parcours van het kind weg, zodat het met de minst mogelijke weerstand zijn doel kan bereiken. Dat kan ertoe leiden dat een kind zich niet volwaardig kan ontplooien.

     

    Huisgemaakt brouwsel hierbij aansluitend:

    Bufferpapa eentje van het kaliber van mijn schoonzoon bijvoorbeeld (1m93 en 110 kg) en bumpermama,  moederkloek voorzien van goeie voorsteven.

     

    Aldi-patiënten

    Nogal raar opgekeken toen ik vorige week uit de mond van een geneesheer-specialist dit woordje hoorde. Pejoratief? Echt niet beweerde hij. Eerder een artsenjargon gebruikt om dat soort van patiënten aan te duiden, die helemaal geen of weinig weet hebben van hun medische voorgeschiedenis, geen eigen huisarts hebben en zich geen moer aantrekken door wie, waar of hoe ze behandeld worden. “Als ze maar met een minimum van en bij voorkeur helemaal geen kosten van hun pijn of ongemakken verlost worden, daar komt het op aan.”

     

     

    Rock ‘n Rollkok

     

    Heeft niets te maken met een Piet Huysendingens die aan het aanrecht ten behoeve van een VTM-diva een kniezwengel of heupswing maakt. Het gaat hier om een kok die, gevraagd ter gelegenheid van de passage van een of andere overbekende percussieroffelaar of microhijger, geen flauw idee heeft voor wie hij eigenlijk hoeft te koken en achteraf zijn unieke werkervaring met plezier aan de meestbiedende gazet prijs geeft en daarom geprezen wordt.

     

    Bij uitbreiding is het een nieuw scheldwoord voor een idioot die in de belangstelling staat. Volgens Christophe Vekeman (columnist) beantwoordt ene Jan Van den Bossche, presentator van het gloednieuwe VTM-programma “Chef vs Vlaanderen” perfect aan deze definitie. Meer nog om in culinaire termen te blijven, afgaande op wat en hoe hij alles uitkraamt: prima voer voor logopedisten. De herhalingen van herhalingen op de staatszender beu? Overschakelen want VTM kleurt je lach.

     

    Screwballcomedian

     

    Stand-upcomedians kennen we. Mannen meestal. Zelfverklaarde humorgoden (lees: dioten) als Canvasvulsel. Op enkele uitzonderingen na, grofgebekt dus voor mij niet te pruimen. Weten jullie  echter wat  screwballcomedians zijn?. Ook nooit voorheen gehoord? Klinkt toch niet slecht, uitdagend, tikkeltje frivool, terwijl het in feite een reeds lang gehanteerde filmterm is. Eentje uit de oude doos, uit de tijd van  zwart-wit. Hepburn en Tracy waren screwballcomedians bij uitstek, want tegengestelde personages die door omstandigheden buiten hun wil om een gemeenschappelijk pad bewandelen en finaal ondanks hun botsende naturen komt het tot een happy end. Moderne versies zijn bv. Pretty Woman en Notting Hill.

     

    Vanavond kijken dus. Terzake en de dagelijkse screwbalcomedy in de Wetstraat “Quand les extrèmes se touchent”. Hoofdrollen: Yves en Laurette of wordt het Bart met Joëlle?

    Reageer (2)

    06-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.One night with you...
    Wellustelingen....

    episode...

    41...


     

    Thuis werd er echter niet gezwegen. Gerda, strijdvaardiger dan ooit, snerpte me honend toe:

    ‘Wel, is ‘t uit met je madam? Heb je haar eindelijk haar zaligheid gegeven? Eens goed de waarheid in haar gezicht gewreven? Ja, ja, madam is haar gouden ezeltje kwijt.’t Zal haar gat varen. Mam’sel kan terug de boulevard op. Een andere ezel zoeken. Zo’n zotten lopen overal en een hoer zoals zij weet goed waar!’

     

    Mijn eerste reactie was: die ploert van een Serge heeft dan toch zijn smoel niet gehouden. Ik reageerde niet. Ik liet haar onbewogen voort hameren en lamenteren. Het raakte me niet langer. Mijn persoonlijk onweer was overgedreven.

    Ik ging naar mijn werkkamer. Een neut cognac, benen op het bureel, ogen dicht en alleen maar denken aan Marianne.


    Aan onze ‘gestolen’ lange weekends in het buitenland. Marianne  in Firenze, haar  Beatrice Portinari-mime voor het standbeeld van Dante, haar extase in de Galleria dell’Accademia  toen ze Michelangelo’s David  zag en haar gegiechel om wat zij “zijn petieterig geval”vond. Marianne dansend tussen de bloemen in Kent. Marianne in Trier, kletsnat door de regen en hoog op de Porta Nigra. Marianne jurkje omhoog, dijbeen ontbloot, lokkend  in de donkere traboules van Lyon. Marianne in Rome, samen met honderden vrouwen protesterend tegen de Forza Italia. En lang voordien, augustus 2001, mijn meest hemels exclusiefje, met Marianne in Luxemburg en  meteen onze eerste nacht samen.


    Francis had toen met mijn  Luxemburgse bank afspraken gemaakt. Enkele documenten ondertekenen, meer hoefde ik niet. Marianne had geen zin. Heen en terug, ergens een hapje, de voorspelling van broeierig weer en vooral de behang-en schilderwerken thuis. Nee, toch liever niet. Ik kon haar niettemin overtuigen:

    ‘What about one night with me, baby? Turkse baden, indoor zwembad, buffetontbijt met champagne in de tuin, pianobar, souperen bij kaarslicht  in  Le Bouquet Garni, een  absolute culinaire topper vlakbij het paleis, en nadien een weelderige suite just for the two of us?’

     

    ‘ Max, kan dat? Eén ganse nacht met jou? Inslapen in je armen en samen ontbijten? Ik spreek vanavond direct met Jenneke en bedenk wel iets voor vader.’

    ‘Bedoel je dat die dame weet heeft van onze relatie?’

    Ik was echt verbaasd. Marianne had me hier niets van verteld. Meer nog ze stond erop in alle talen over ons te zwijgen tegenover iedereen.

    ‘Ja, maar Jenneke weet niet alles. Net voldoende om met plezier akkoord te gaan en te komen overnachten.’

     

    Ze liet haar stem zwoel-hees klinken:

    ‘Lieverd, vrouwen vertellen nooit alles. Een vrouw zonder mysterie is geen vrouw, capice!’

    En wat gebeurt er tijdens een lange autorit met mysterieuze vrouwen die niet alles vertellen? Juist, ze slapen. Ook Marianne. Ik wekte haar pas vóór de oprit van Le Royal in Luxemburg-centrum.

    Ze stapte slaapdronken uit. Keek verdwaasd rond. Gaapte zeer expliciet en zeeg neer in een van de grote lederen fauteuils in de hal. Nog tien minuten wachten aan de balie en ze rijst onderuit, dacht ik.

    ‘Max, ik ben gebroken, kapot, doodop. Daar gaat onze eerste nacht samen!’

     

    Ook haar stem leek gebroken. Marianne rolde met het hoofd over de schouders. De spiegels in de grote lift weerkaatsen drievoudig de pijnlijke grimas op haar gezichtje. Nee, kindje, het resultaat van je behangen en vooral plafondschilderen maakt mijn eerste nacht met jou niet stuk:

    ‘Zal ik zoetje bewijzen dat ik haar beste medicijn ben?’

    Ze glimlachte flauwtjes. Ik hielp haar uit haar kleed. Behaatje weg. Slipje uit. Legde haar op het bed. Ontkurkte de champagne en zette de glazen, samen met de “enjoy your stay” - fruitmand op het nachttafeltje.

    ‘Even geduld, mevrouw!’Ik glipte de badkamer binnen en mijn kleren uit. Badhanddoek rond de lenden. Inspecteerde de flesjes rond de jacuzzi. Vond wat ik zocht. Legde het kleine witte gastendoekje op haar blote bips en stelde mijn taak voor:

    ‘Le fameux massage Royal pour Madame !’

     Mijn handen zochten de pijnpunten in haar hals, schouders en rug. De geur van de bodymilk, de draaiende bewegingen van mijn duimen, mijn zacht knedende vingers, haar genotskreetjes en het wiebelend kontje van mijn schitterende vrouw veroorzaakten flik-flak bewegingen onder mijn lendendoek.  

     

    ‘Niet stoppen, Max, verder doen! Zalig!  Waar heb je dat vandaan? Dit is haast professionele massage!’

    ‘Ik bak!’

    Marianne draaide zich met een ruk om, keek me meer dan verbaasd, zelfs heel ongelovig aan:

    ‘Hoezo, je bakt?’

    ‘Brood, dus ik kneed deeg. Tweemaal per week, vandaar.’

    ‘Max, dat meen je niet?’

    ‘Jawel, uit noodzaak. De goeie warme bakker is immers  met uitsterven bedreigd en die industriële troep van de warenhuizen krijg ik niet door de keel. Dus bak ik zelf, al jaren. Geleerd bij mijn nicht Liliane.’

     

    Een brokkelig deeg, geduldig en behoedzaam kneden tot een elastisch geheel, de veredelde smaak van  goudgele knisperende korstjes, mals en toch vast kruim en de onovertroffen geur van versgebakken brood doorheen het  huis, een fantastisch zinnelijk genot en compensatie om het kerkelijk gejemineer van Gerda in mijn vrije tijd door te komen.

     

    ‘En wat bakt meneer zoal?”

    ‘In feite alles. Wit brood, volkoren, zeven granen, scones, sandwiches ook ciabatta. Name it, I’ll bake it. En mijn specaliteit! Baguettes, stokbrood op terra-cottasteen, een tip van collega Desmet van “De Morgen”. Moet je echt proeven, schat!’

    ‘Graag en meteen!’

    Ze maakte mijn lendendoek los en keek hongerig naar wat zij noemde “la baguette de Marianne”.

     

    ’s Avonds na het souper wou ze nog een halfuurtje nagenieten in de pianobar. De steelse en ook openlijk bewonderende blikken van de heren, de smalende mond van hun dames, ach, ik raakte er gewend aan. Dit soepele, warme lichaam in mijn armen op de dansvloer, de gloed in haar ogen, haar pittige lachkuiltjes, daar kon ik echter niet aan wennen. Nooit genoeg van krijgen.


    Ze maakte zich zachtjes los uit mijn armen, liep elegant naar de pianist, fluisterde hem een en ander toe. Hij knikte. Glimlachte en zette in. Marianne, een arm nonchalant steunend op de piano, strekte  de andere  sensueel langzaam naar mij uit. Haar hand nodigde me alweer ten dans terwijl ze zong:

    “The more I see you, the more I want you. Can you imagine…”

     Neen, beste lezer, een Turks bad zat er niet meer in. Ook geen duik in het zwembad. Het ontbijtbuffet met champagne in de tuin dan? Dat wel, vierentwintig uur later.


    Wordt allicht vervolgd




    Wordt vervolgd

    Reageer (1)

    05-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Keuzes maken...aartsmoeilijk!
    Wellustelingen....

    episode...

    40...

    Marianne veerde recht, keek me verbaasd aan:

    ‘Wat wil dat zeggen dat …maar niet alles!

    Stelde ik me voor dat haar stem een ietsje bitsig klonk?

    “Of je zeker weet dat je oprecht van mij houdt, Marianne. Kan je je liefde voor mij meten of vergelijken met gevoelens, die je voor vroegere vriendjes of …mannen  had? Ik veronderstel dat die er toch geweest zijn, zo’n prachtvrouw als jij?’

    ‘Natuurlijk, toch niet abnormaal? Als tiener werd ik om de haverklap verliefd, soms voor één dag, soms wat langer.  De kleur van een brommer of een originele leren jekker, meer hoefde het niet te zijn en ik was vertrokken. Verliefd, weet je wat dat is?  Stoeien in het voortuintje van geluksdromen, tussen de madeliefjes en de pisbloemen, tot de poort van het grote huis opengaat, en je binnentreedt en  weet dat je thuis bent. Dat, Max, dat is  liefde,  allez, dat denk ik. En ja, er zijn ook wat jij bedoelt… mannen geweest. Later. Vluchtige, waardeloze, stomme contacten, die me zelfs geen herinnering lieten. Moet je weten waarom? Iedereen knapte af omwille van vader. Ik wist nooit vooraf of ik een afspraak kon nakomen, juist door vader. Mezelf verwennen, gewoon een bezoek aan de kapper, kon niet zonder de buren op te trommelen. En zo voort en zo verder. Ik wou ook iets anders weten, Max, ik wou ontdekken en begrijpen, vooral begrijpen waarom mijn moeder destijds...  Het moet toch een uitzonderlijks iets zijn, die drang, die niet te onderdrukken wil, om je man en vooral je kind op te geven, begrijp je?’

    ‘Volkomen. En Marianne, weet je nu door mij wat die liefde is?

    ‘Ja en nee.’

    ‘Hoezo ja en nee?’

    ‘Ja, voor jou zou ik mijn man verlaten, denk ik. En nee, ik weet niet of ik dat als moeder zou kunnen. Ik weet verdorie niet wat moederliefde is, zal het nooit weten. Je kent de afspraak. Eerlijk gezegd, ik maal er niet om.Wat ik de laatste jaren op kantoor heb meegemaakt, heeft geen naam! Milou van de boekhouding is op een kleine acht jaar aan haar derde vriend toe. Het is altijd la vie en rose met elke p’tit ami. Voor haar toch! Voor haar twee dutsen, een drama. Die sukkels. Van het ene appartement naar het andere, van de ene school naar de andere. Hoe kunnen die kinderen de zo nodige stabiliteit en hechting vinden? De oudste is er al een paar keren vanonder gemuisd. Enkele weken geleden twee volle dagen zelfs. Michèle heeft dan Child Focus gealarmeerd. Hij zat bij zijn papa en wou niet meer naar Milou. En Milou maar foeteren over die gosse impossible van haar en patati en patata. Een manneke van negen! Met al negen levens achter de rug! Zonder jou, Max, is het echt ondenkbaar voor mij. Maar stel dat ik een kind zou hebben. En door mijn liefde voor jou zou dat kindje met zijn papa, om de twee weken, hooguit twee dagen en één nacht kunnen samen zijn. Is dat niet je reinste egoïsme? Dat mag toch niet, Max! Van éénoudergezinnen kan ik meespreken.  Ik was in feite gezinshoofd, oppas en verpleegster. Moest koken. Alles rustte op mijn schouders. Hoe wil je dat ik je een sluitend antwoord geef?’

    Ik keek haar verstomd aan.?’

     

    Haar dubbelzinnig antwoord, haar motieven, hoe gegrond mischien ook, voldeden me niet. Ik was toch geen p’tit ami? Waarom kon Marianne niet eenvoudig zeggen: ja, ik hou van jou. Waarom zo balanceren op een koord van onzekerheid en ambiguïteit, die me plots op stang joeg?

     

    Omdat zij een Weegschaal is, tiens, en een balans balanceert, beet denkduiveltje terug. Omdat de uitlatingen van Serge constant je hersenen pijnigen. Omdat hij je straks nog zotter dan Gerda maakt. Altijd maar stel dat, stel dat... Meneer wil “Ja, ik hou van jou”  horen. Woorden die elk Janneke en Mieke gebruiken. Je  zal dan maar een vrouw hebben, die door de aparte, humoreske, subtiele en fijngevoelige omschrijving van haar diepste gevoelens, elke normale man vleugels geeft en meneer durft niet te vliegen. Meneer heeft vliegangst!

     

    Ik geloofde haar. Ik snakte er opeens naar, meer dan ooit en ondanks alles, haar mijn wettige echtgenote te noemen. Mijn zelfoverwinning. En de rest, al die roddels, al die kletskoek om mij de dieperik in te duwen, te begraven en te vergeten.

     

    Grimmig sneerde ik tegen mezelf: if so, je bent toch niet de eerste die een hoertje gaat trouwen. Om te beginnen Marianne is geen hoer. Laat ze naar bed gegaan zijn met anderen, dan heeft ze het met klasse gedaan, niet bij de rode lichtjes in een peeskamertje. Dat bestaan is voorbij voor haar. Er zijn nu geen andere mannen meer. Ze heeft voor jou gekozen. De enige, de ware voor haar!

    Daarom zweeg ik over Serge.

    Wordt vervolgd.

    Reageer (1)

    04-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Le baiser de Brancusi
    Wellustelingen....

    episode...

    39...

    Pretlichtjes verschenen in haar groene ogen. Playtime dus. Wou ze mijn vraag ontwijken? Ze ging zitten op het vloerkleed en nam de houding aan  van “De Denker” van Rodin.


    ‘Moeilijke vraag, vreselijk moeilijke vraag. Even denken! Hou ik van hem? Ik hou van zijn donkere ogen, ook van zijn neusvleugels, de drieëneenhalve rimpels op zijn voorhoofd. Ik hou beslist van zijn iets te grote oren, vooral de linker, van de twaalf haren op zijn borst, ook van het bruine wratje boven zijn navel, niet van het litteken door blindedarmoperatie en ook niet van de knobbel op zijn rechter middenteen. Maar veel, veel, verschrikkelijk veel van la baguette de Marianne . En  ’t meest van al  hou ik …”


    Ze wipte recht, besprong me in de sofa en zoog  mijn tong met alle kracht in haar mond. Beet. Slurpte. Kreunde. Ging nog heftiger en gulziger te keer.

    ‘En na le baiser de Brancusi, la poitrine à la Marianne !’

     Ze bestreek haar tepels met cognac en liet mij  een dronken zuigeling zijn.


    Laat me liever  een  Goya of een Modigliani worden! Laat me de borsten van Marianne, een zeldzaam juweel, in een vloeiend lijnenspel van houtskool schetsen of die prachtig donkerroze gezwollen tepels borstelend uitdeinen in hun fragiel roze ‘tempelhof’. De boezem van Marianne  was een feest, dat me telkens weer overrompelde, me benevelde van bewondering. Om haar trots. Haar heerlijkste sieraad. Mijn glorieweg naar ons paradijs.


    Toen ik me oprichtte, bleven haar handen door mijn haar woelen. Ik keek haar aan en zag een ander beeld. Ik, als Camille Claudel, in trance haar borsten koesterend met handen en ogen, en haar boetserend tot een vereeuwigd levend beeld. Ik murmelde:

    ‘Camille, ja de kleine Camille.’

    ‘Welke Kamiel?’

    ‘ Camille Claudel, schatje, het buitengewoon begaafd liefje van de grote Rodin. Had ik maar haar talent om uit één  klomp smeuige klei deze twee parels te kneden! Camille Claudel, Musée d’Orsay, Parijs, vorige zomer! Remember?

    ‘Tuurlijk, wij hebben daar op z’n minst twintig minuten voor dat kastje gestaan. En toen je me plots kuste, de gezichten van  die dikke, Amerkaanse trutten! Jongens toch, shame and scandal! Ik denk dat Camille en wij hen op dat moment meer van Parijs hebben getoond dan alle gidsen samen.

    Ach, Max, Parijs!  La ville des amants en dat met jou! Dansen op de boule’ Mich om middernacht en nadien pootje baden in de tuinfontein van het hotel.
    Zingen bij  het graf van Gainsbourg :’Tu vas, tu vas et tu viens entre mes reins’. Onze déjeuner sur l‘herbe, Max, achter die zuilengalerij in dat prachtig parkje. Hoe zou ik dat kunnen vergeten? En in Londen bij Harrods, toen ik van jou die afzichtelijke paardenrenhoeden op mijn hoofd kreeg. De verkoopster kon er niet om lachen en ze moest  zwijgen, verdorie, natuurlijk met al onze volle Harrods-zakken op haar toonbank. Elke plaats, waar jij me gekust heb, zit veilig opgeborgen in de klepjes van mijn hart. Heb jij me al laten genieten, venteke! En bijgebracht, veel bijgebracht.’


    ‘ Dat, liefje, is hét grote voordeel een oudere man als minnaar te hebben. Die weten héél wat… maar niet alles!’
     
    Wordt vervolgd.

    Reageer (1)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een bijzondere avond...
    Wellustelingen....

    episode...

    38...

    Toen, een schemeravond  en het regende flink, in de auto vlakbij de laan naar mijn huis zag ik Gerda op het fietspad vóór mij uit stappen. Niet met haar typische tante Sidonia-stap. Ze liep als op wolkjes. Met kleine pasjes, beslist nog gebeden en psalmen prevelend, paraplu ongeopend, beslist in trance van haar obscuristisch kransje bij Serge. Zodanig aan het zweven dat ze zich nauwelijks van iets bewust was. Ik vertraagde, stond bijna stil.

     

    Wat mij toen overviel, begrijp ik nu nog altijd niet.Wat ik wel wist, wat ik verdomd goed wist, was dat ik dat mens haatte. Zij was er te veel! Jubelen wou ik, zou ik, als ik dat ding daar op het asfalt zag creperen, doodbloeden als een nutteloze slak.

    Ik startte bruusk, reed recht op haar af, zag haar ontdaan opschrikken en een paniekerige blik achterom werpen. Een fractie van een seconde. Toen was het voorbij. Ik gaf het stuur een ruk en reed, gevoelloos, leeg en ontredderd, niet langer mezelf, langzaam naar huis.

     

    In bed vroeg ik me ijzig kalm af of het werkelijk in mijn bedoeling gelegen had Gerda dood te rijden.

    Ja! Ik had dat -in een fractie van een seconde maar- echt gewild. Dat creatuur was er te veel. Een mestkever die moest vernietigd worden. Haat kan niet dieper of killer zijn.

    Die nachtmerrie ging weer voorbij. Ik wou er nooit meer aan herinnerd worden. Gerda bleef. Live. Bedreigend. Me op alle mogelijke en onmogelijke manieren kwetsend, vernederend, uitdagend en uitlachend. Marianne nog schandelijker afschilderend en me daardoor nog meer pijn doend. Ik wou haar de strot dichtsnoeren. Ik had meer dan genoeg van dat wijf. En wie geeft me ongelijk? Wie?

    Ik, zei denkduiveltje. Redelijk blijven, vriend. Duw al die demonen weg. Leef je leven met Marianne. Zij is je houvast, je enige baken. Laat haar ongekrenkt, onbeschadigd en schuldeloos voor jou blijven wat zij is. Zij is het overwaard. Stoor je niet aan de kwalijk gonzende rest. Keep cool!

    Nee, verdomme, ik liet me niet bemodderen door dat serpent, noch door haar pastoor en zeker niet door die haai van een schoondochter. Tijd bracht raad. Wijsheid en aanvaarden.Was die tijd nu misschien gekomen in het jaar na Walters dood?

     

    Niettemin bleef ik de eerstvolgende weken dag en nacht aan Serge’s verhalen terugdenken. Het stond duidelijk op mijn gezicht te lezen. Marianne merkte het. Stelde pertinente vragen. Maakte haar Max zich zorgen? Gerda? Het werk? Francis? De schoondochter?

    Ik schudde het hoofd. Gaf soms ontwijkende antwoorden (Ja, het werk. “Jool’s” bleef zakken. Boze gezichten bij de raad van bestuur. Vragend-angstige gezichten op de redactie. En ja, ook Gerda met haar sektegedoe en…kom, dat raakt ons toch niet), sneed vlug een ander thema aan of ging over tot de daad, waarna we beter ons evenwicht terugvonden.

    Maar het bleef knagen. Het hield niet op.

    Als om van Marianne ongevraagd klaarheid te krijgen over haar ware bedoelingen, had ik het af en toe over trouwen.

    “Ja, ja, ja en graag, graag, graag, maar Gerda, Gerda, altijd Gerda.  Alsjeblief, Max, niet weer’ ,weerde ze mijn vragen wrevelig af.

    ‘Stel dat zij in een aanval van heilig vuur toch toehapt in een scheiding of dat zij er niet meer zou zijn, lieveling?’

    ‘Ventje, gaat het nog, ja? Zij is er èn Keerbergen is er ook. Ik zou alles geven om zelfs met jou samen te wonen, nu meteen. Maar ik ben bang, Max. Je weet het. Gerda is tot alles in staat. Hoe vaak heb je me dat al gezegd. Ze is gek, knettergek. Stel je voor dat ze haar kuren krijgt, op de Keizerinlaan aan kantoor of in mijn straat, voor mijn deur. Ze is ertoe in staat, hoor! Ik kan dat niet aan, lieverd, ik mag er niet aan denken. Plaats je even in mijn situatie. Jarenlang een zwaarzieke vader. ’s Morgens wakker worden met slechts één vraag: welke problemen vandaag? Nu eindelijk de man van mijn leven bij mij, maar met een serieus zwaard van Damocles boven zijn kop en boven de mijne.’

     

    ‘Lieveke, breek je hoofdje daar niet over. Zij is het niet waard’

    ‘Denk je echt dat ik blind ben? Dat ik niet weet hoe jij je voelt als je naar huis moet? Sedert die hufter van een Francis zo opzettelijk indiscreet is geweest, opzettelijk ja, ben je veranderd. Niet altijd, maar toch vaak. Afwezig, gespannen. Je loopt soms op de toppen van je tenen. En waarom? Omwille van die gekkin thuis. Als je me ’s avonds belt vanuit je werkkamer, hoor ik haar krijsen. Kippevel krijg ik ervan. En dan weten dat  mijn venteke zoiets moet meemaken, dag na dag. Ze is bezeten, Max, en niet alleen door haar kruisbeelden. Ze is bezeten door één gedachte: jou eronder krijgen, je geestelijk kraken en mij ook. En het doel heiligt vaak de middelen, nietwaar!’

    ‘Maar zoetje toch…’

    ‘Zoetje heeft Röntgen-ogen en weet je wat die zien?  Een man die lijdt, een man die niet alles vertelt, een man die bewust veel verzwijgt om zoetje geen verdriet aan te doen. Dat ziet zoetje en ze houdt daar helemaal niet van.’

    ‘Marianne, in alle ernst, hou je oprecht van mij?’

    Wordt vervolgd

    Reageer (0)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Niet te doen!

    ’t Houdt verdorie niet meer op…







    Voetbal, koers, Olympische Spelen, tussendoor tennis, jumping en formule 1. In het naseizoen start de Jupiler League en dan de prijsuitdelingen: de beste ci en de beste là. Dure grappen voor de zenders, maar ja, voor elk wat wils en sport is toch synoniem voor vermaakindustrie. Daardoor maatschappelijk gezien van immens belang doch binnenskamers...olala! Wie is daar de dupe van? Wij, de vrouwen, de sportanalfabeten. Daarom krijgen wij avond na avond   heruitzendingen van heruitzendingen van heruitzendingen geserveerd. Volgend jaar smeren ze  gegarandeerd “ Schipper naast Mathilde” op ons brood. De “Paradijsvogels” zijn al aan de beurt geweest. Nu laveert de VRT tussen het zoveelste “Kampioenen”gezwam, “Flikken” en “Witse”. Of met Jan voor de tweede keer naar Mekka. Spirituele tussennoot heet dat.

     

    Ja; ik heb het EK voetbal gevolgd. Van moetens. Kwestie van rust in het kot te houden. Die man van mij heeft twee buitenechtelijke passies: zijn Klara en zijn pottenstampers. En neen, die voetbal heeft mij niet bekoord. Scoringsdrift? Bij vlagen gezien dankzij de talloze replays, voornamelijk door de Russische jochies, Kroaten en de Spanjaarden. De laatsten zogezegd met de hulp van hierboven aan hun manieren te zien. God aan de cornervlag of in het strafschopgebied, waarom niet? Oogstrelende dribbels? Nauwelijks. Braziliaanse finesses? Vergeet het. Smerige tackles des te meer. De Mannschaft heeft er een patent op. Aanvoerder Ballack en Schweindingens hebben geluk dat de FiFa-spelregelementen haaks staan op de wetgeving inzake vrijwillige slagen en verwondingen. Nederland, daarentegen, was braver, enfin, tijdens het napraatje in het perslokaal toch. Haast niet te herkennen het clubje van Marco tijdens de eerste week! Oranje zwaailichten alom buiten,  maar voor de camera  Terneuzenaren op een zondag: ingetogen, uiterst voorzichtig met woorden, de  moeizaam ingehouden pretentie droop eraf. Bescheidenheid is niet langer van deze wereld en zeker niet van Holland, toch? Conclusie van dit EK: meer elleboogstoten, been - en voettrappen dan doeltrappen. Voetbal een feest!? Tarara. Big business, dat wel.

     

    Morgen vangt het pedaalcircus aan. In alle media slechts een vraag: spuitvrij of niet? Met wie komt het journaille eigenlijk lachen? Ze staan allemaal op scherp, hoorde ik de reporter zeggen. Scherp!? Och gottekens toch, kadavers met truitje aan reden voorzichtig het trapje af. Mueslivreters zo te zien. Veganisten. Catwalklatten gelijk en dat moet op eigen krachten de Mont Ventoux op! Waar is de tijd van een Ballerini, de dikbil van het peloton? Spieren als gevlochten scheepstouwen op de glimmend geöliede, gebruinde dijen. Natuurlijk was het opgespoten. Juist, Van Impeke was een berggeit, een lichtgewicht, doch naar verluidt volgde Ritaatje met een peertje cleane pipi. Merckx, Indurain, Delgado, Hinault da’s de amfetaminegeneratie en de laatste vijf jaar zijn de Epo-boys aan de beurt. Mio marito heeft ooit in zijn journalistieke beginperiode pistiers gezien met teelballen ter grootte van  bergappelsienen. De oude Schotte, vader aller Flandriens, die man geneerde zich echt niet:

    “Als den doktoor iets geeft is de tammigheid weg. Ge wordt veel agressiever en ge gaat als de beste demarreren. Het is just als bier drinken. Na drie pinten komt de tong los en na de vierde weet ge van geen ophouden meer!” Hoeveel jaren geleden den Briek? Doping… so what!?

     

    Wij vrouwen, moeten zeker niet met vermanend vingertje naar de renners wijzen. Want van hormonenbommen gesproken…eigen gewin grotendeels aangevuld met pharmaproductie. Onze dochters slikken al jaren de pil en wij profiteren van een menopausale behandeling. Wat is het verschil tussen de ene die geen kinderen en vapeurkens wil en de andere die en danseuse een berg op wil?

    Al eens aan gedacht wat er ons, vrouwen, te wachten staat indien die rondegasten niet “begeleid” worden? Nu duurt een etappe tussen de drie en de zes zenduren, zonder “iets” zitten ze rond het avondjournaal nog niet op een col. Valverde en Co, no dudes, mannen.  Geneer jullie niet, por favor!

    Reageer (0)

    03-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een vergeten bestaan roept vragen op, veel vragen...

    Wellustelingen....

    episode...

    37...


    Ik ontsloot de deur. Duwde hem bruusk het portaal op en wierp de deur met een smak achter hem dicht.


    Toen was ik heel alleen met mijn snerpende stilte. Mijn wezenloze leegheid. Mijn armoe. Loog Serge? Knoopte hij Marianne’s naam aan een andere? Opzettelijke, kwetsende en schaamteloze fantasie van een gewetenloze bemoeial, die zich alles meende te mogen veroorloven omdat hij priester was, in zijn meute van aartsdomme volgelingen ongenaakbaar, een  oppermachtig rechter.

     

    Natuurlijk was het opgemaakt spel. Natuurlijk zat Gerda er tussen. En misschien ook Pat. Natuurlijk hadden zij in de vals-gewillige pastoor Serge de gedroomde go-between gevonden om hun loslopende vertelsels gestalte te geven.

    En natuurlijk hadden zij erop gerekend dat hun verhaal me knock-down zou slaan. Natuurlijk…Maar…

    Nu kropen de stekels te voorschijn. Als heimelijke betweters, die weten waar te prikken om pijn en bloed te zien. Die lispelden en hamerden, zongen en schroeiden, doodden om in de smart nog dieper te kerven.

     

    Er bestaat geen rook zonder vuur!

    Ik had van het begin af aan vermoed, dat Marianne nog tal van andere mannen had gekend. Daarom was zij te stielbedreven, te ervaren in de finesses van un amour parfait. Daarom was ik me eerst domme, overbodige vragen gaan stellen om te besluiten dat, wat voorbij was, geen verschil meer uitmaakte; dat ik maar een geluksboer was, die lekker smulde van wat anderen voor mij vlijtig hadden geprepareerd.

     

    Doch de stekels wilden niet wijken. Bleven pijn en bloed zoeken.

    Ik herinnerde me dat Marianne heel vaag vertelde over de start van haar loopbaan. Secretariaat op een notariaat, een openbaar ambt dus! Waar, hoe, wanneer precies? Losse antwoorden. Deed er niet toe Begraven tijd. Alleen het nu telde en dat was een hemel…

    Nee, die angels moesten eruit.

     

    Laat ze dan, verdomme, een vetbetaalde hoer zijn geweest, een sluwe meid, die alleen op poen en heertjes op leeftijd jacht maakte.

    Laat er haar dan, vóór mij, maximaal van geprofiteerd hebben, tot heil van haar vader (voor wie zij het misschien in de eerste plaats deed), tot heil van een uitpuilende kleerkast, juwelen, een wagen en misschien een wekelijkse peperdure kapper aan het Stephanieplein.

    Laat haar verdomme ook een suite genomen hebben in het Conradhotel en zich daar enkele uren echt in het zweet getrimd hebben met de een of andere deftig-devoot opgevoede rijkeluisgluiperd, die nu als de eerlijkste en zedigste  notaris of  advocaat door het leven ging.

     

    Mij niet gezien, verdomme, niet. Het was haar keuze geweest. Even goed een manier om makkelijk aan de kost te komen als de soms bedrieglijke beurstransacties van een gewiekste speculant. Had ik het recht haar daarom ter verantwoording te roepen, haar verleden om te spitten?

    Nee, duizendmaal nee.

    Ik kreeg een misselijk gevoel.

    Het beeld van Serge kwam op mij af als een aasgier, me innerlijk stuk bijtend en dood vretend. Die schoft, want hij deed me dit allemaal aan, maakte me ziek. Het zweet brak me uit. Verdomme, daar waren ze weer, die kolieken. Ik hapte naar lucht, trachtte de pijn in de buik weg te duwen en kwakte mijn ellende, twijfels, angst en zelfs zekerheden als een hoopje groenachtig slijm op het tapijtje in mijn werkkamer. Ik mocht niet toegeven aan de plotse duisternis.


    Marianne bleef voor mij wat ze was.

    Ik kon trouwens niet meer zonder haar. Haar wild lijf was vergroeid met het mijne. Zij kwam mij de porieën uit als een weldoende levensdronk. Ik zou met haar tot mijn honderdste verjaardag kunnen neuken. Feestelijk, triomfantelijk, vreselijk woest en goed neuken.


    Sedert wanneer hecht jij geloof aan de woorden van een pastoor, fluisterde denkduiveltje.Gebruik je klein verstand!  Ben je vergeten dat Marianne de eerste maanden van jullie relatie altijd dezelfde kledij droeg? Oké, ze is een kei in het combineren.  Ze kan met een prul de catwalk op. Je weet toch wel dat vrouwen met plezier de inhoud van hun kleerkasten showen, vooral op kantoor? Uitpuilende kasten bij Marianne! Hoe krijg je het in je hoofd!
    A propos, niet overdrijven, vriend. Je bent wel goed in bed, maar tot je honderdste met een vrouw als Marianne? Met de hulp van  een stalen verpleegster, ja!

     



    Wordt vervolgd

    Tav Gazel: Alora Madame, content nu? Twee vliegen in één klap
     vandaag. Braaf van Titi hé?


     

    Reageer (2)

    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De kleine kantjes van serviceclubs


    Wellustelingen....

    episode...

    36...


    Zijn woorden kwamen nu heel behoedzaam, tergend luid en toch als omfloerste klanken, die tussen ons bleven hangen in een aureool van valse medeplichtigheid:

    ‘Max, Marianne Dries vertoefde ooit graag in het gezelschap van oudere, steenrijke heren. Je hoort mij niet beweren dat ze een soort call-girl of een goedbetaalde hoer was, om het platjes te zeggen. Nee, dat niet. Ze frequenteerde wel die kringen, waar discretie…op prijs werd gesteld en gezelschap …royaal gehonoreerd.’

     

    Ik verstrakte. Werd marmer. Marmer dat zweette. Begon te bloeden binnenin. Smolt van ongeloof, verbijstering, woede, onmacht en opstandigheid. Kolkende en versmachtende opstandigheid, die dat klerikale loeder naar de keel wou grijpen..

    Hij verwachtte het en stond snel op. Kaarsrecht en brutaal afwachtend. De vuisten klaar en zeker nog leniger dan ik om mij meteen zonder pardon in mijn eigen huis nog wel, in elkaar te timmeren.

     

    ‘Jij schurftige vlegel, jij, jij…’

    ‘Max, blijf kalm. Het is mijn plicht je dit alles te zeggen. Niet zozeer om Gerda of het redden van je huwelijk, maar om jezelf, Max, je mag niet het zoveelste slachtoffer worden van die vrouw.’

    ‘Maar het is verdomme niet waar!’

    ‘Het is wél waar, Max. Een man, vraag me geen naam, een zeer welgestelde man uit de omgeving heeft me over haar gesproken. Hij was ten einde raad. Wilde mijn advies inwinnen. Weigerde zich nog langer te laten pluimen door die vrouw, die alleen geld op het oog had, hem chanteerde en ten slotte dreigde zijn carrière om zeep te helpen.’

     

    ‘En dat kwam hij je allemaal vertellen zo…”

    ‘En hij was niet de enige, Max. Een tweetal jaren later vertelde de persoon in kwestie me dat een vriend van hem, lid van dezelfde service- club, een industrieel….”

    “Ook die kwam bij jou langs om even te biechten …Hou op, man!’

    ‘…en ook client bij hem, Max. De persoon in kwestie oefende een openbaar ambt uit, een vertrouwensman in familiezaken. Die industrieel kwam als client advies inwinnen en, de wanhoop nabij, als vriend zijn hart uitstorten. Ik heb hem ontvangen in de pastorij…’

    ‘…en geluisterd. Ze waren beter meteen samen naar de politie gestapt.’

     

    ‘Ik heb die industrieel ontvangen op verzoek van mijn parochiaan, Max. Een priester is alles in één persoon: geduldige luisteraar, milde raadgever, psycholoog en soms psychiater, dokter zelfs.’

    ‘En wat ben jij nu voor mij, smeerlap?

    ‘Op dit moment ben ik een echte vriend, Max’, klonk het zeer beheerste, bijna plechtstatige antwoord.

    ‘Je ogen moeten geopend worden, Max. Keer met beide voeten op aarde terug of je loopt blind in je ongeluk’

    ‘Leugens, leugens!’

    ‘Max, ik wil je helpen, je waarschuwen, je behoeden voor de totale val. Wat ben ik er ten andere mee je leugens te verkopen? Ik lieg niet. Ik wil je alleen helpen.Vraag me niet hoe het er in die kamers van dat rendez-vous huis aan toe ging. Van die twee mannen weet ik zeker…’

     

    ‘Noem hun namen!’

    ‘Vraag ze aan die vrouw. Natuurlijk heb ik hen gesuggereerd de politie in te lichten. Doch zo’n dekseltjes hielden ze liever gedekt. Voor jou ligt het anders. Voor jou is misschien nog niets verloren. Eis verantwoording. Dwing haar de volle waarheid te zeggen. En breek met haar. Breek nog vandaag met haar, Max.’

    ‘Ik weet niet meer hoe ik je noemen moet!’ stootte ik  klagend uit ‘Je bent geen zieleknijper, maar een farizeeër in de echte zin van het woord.’

    ‘Je vriend ben ik, Max, je vriend!’

    ‘Trap het af, buiten! Ik wil je hier nooit meer zien, zelfs als Gerda het je vraagt. Buiten!’

    ‘Nos jungit amicitia’, prevelde hij nog, ‘vriendschap verenigt ons, Max!’

    ‘Buiten, smeerlap!’

     




    Wordt vervolgd

    Reageer (0)

    02-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De waarheid
    Wellustelingen....

    episode...

    35...


    Hij wees naar de deur en ging weer zitten, wiste met zijn witte zakdoek de zweetdruppels van zijn voorhoofd en bleef me aanstaren met die glazige naar binnen gerichte blik. Een man in twijfel. Duidelijk bang voor zichzelf. Moeite doend om beheerst te blijven.

     

    Ik haalde de cognac. We nipten. Nog een poos zwijgend. Er scheen plots veel meer tussen ons dan een twistgesprek van een schuinloper met een alles-begrijpende priester.

    Wat wist hij van Marianne? Wat betekende véél? Was dat misschien de ware reden waarom hij me onder vier ogen wilde spreken en me zelfs gevraagd had de deur van mijn werkkamer op slot te doen?

     Ik slokte de cognac in één brandende teug naar binnen en beet:

    ‘Wel?’

    ‘Nu je me eerlijk hebt opgebiecht wat die vrouw voor jou betekent - en dat blijkt heel wat - valt het nog moeilijker de waarheid te zeggen.’

    ‘Welke waarheid?’

    ‘Wie en wat Marianne in werkelijkheid is.’

     

    ‘En dat weet jij?’ hoonde ik.

    ‘Ja.’

    ‘Van horen zeggen, roddels en leugens vergaard door jullie kliek met Gerda als eerste viool.’

    ‘Nee, Max. Dit alles is uitsluitend tussen ons. Toevallig weet ik veel over je zogezegde fantastische vriendin. Een biechtvader verneemt heel wat.’

    ‘En biechtgeheimen mogen niet geschonden worden!”

    ‘In dit geval vind ik het nodig. Ik wil je redden, Max.’

    ‘Ach, hoepel op met je zalfbus.’

    “Max, ik denk dat je niet goed luistert. Ik herhaal dat ik toevallig heel wat heb vernomen over die vrouw.’

    ‘Die vrouw heeft een naam!’

    ‘Juist. Marianne Dries. Woont al lang alleen met haar invaliede vader, destijds bierhandelaar, uit de echt gescheiden en hartpatiënt. Klopt ja?’

     

    Ik knikte. Nu was het mijn beurt om hem wazig aan te kijken. Mijn hand greep automatisch de fles cognac. De alcohol bleef zuinig in zijn glas geelbruinen.

     ‘Max, jongen, nu moet je eens goed luisteren. Bij twee of drie gelegenheden viel in mijn biechtstoel de naam van Marianne Dries. Ik spreek nu niet van gisteren of eergisteren, wel van zes, zeven jaar geleden.’

    ‘Komaan, zeg!’

    ‘Ik begrijp dat je het zonderling vindt, dat een naam me na al die tijd zomaar weer te binnen schiet. Maar het is geen verzinsel. Ik ga je zelfs iets meer zeggen. Vroeger maakte ik, als het strikt nodig was, aantekeningen na de biecht. Geloof me, ik ben echt niet de enige priester die zoiets doet.’

    Hij zweeg even. Hernam daarop bedaard:

    ‘Herinner je je die fameuze traffic in gestolen auto-onderdelen? Kleine vier jaar geleden op de as Luik, Antwerpen en Rotterdam? De politie heeft de kopstukken gevat, omdat de biechtvader een tip gaf zonder de naam van een van de chauffeurs te noemen.’

     

    ‘Met Marianne gaat het niet om gestolen onderdelen.’

    ‘Ik had wel reden om haar naam te noteren. Zij stal op haar manier.’

    ‘Wat?!’

    ‘Max…’ Zijn woorden kwamen nu heel behoedzaam, tergend luid en toch als omfloerste klanken, die tussen ons bleven hangen in een aureool van valse medeplichtigheid.


    Wordt vervolgd

    Reageer (5)

    01-07-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De aap komt stilaan uit de mouw...
    Wellustelingen....

    episode...

    34...

    En nu zat hij tegenover mij. In mijn werkkamer. Met de deur zelfs op slot. Op zijn aandringen nog wel!  

     

    Hij grijnsde:

    ‘Kijk, Max, wij zijn geen goede vrienden. Je biedt me wel uit beleefdheid een glaasje Pomerol aan. Maar je zou me liever de deur wijzen’.

    ‘Dat zeg jij. Ik niet.’

    ‘Kom, laten we niet schijnheilig doen en de koe meteen bij de horens vatten. Je weet waarom ik je alleen wil spreken!’

    ‘Absoluut keine Ahnung, Serge.’

    ‘Over Gerda en jou uiteraard. Vooral over jou.”

    ‘Kom je ronselen, Serge? Ik treed niet toe tot jullie clubje, man!”

    ‘Doe niet belachelijk, Max.Onze kleine gebedsgenootschap bestaat uitsluitend uit dames en dat wil ik zo houden. Je bent beter af met  een beperkte, intens overtuigde kring dan met een hoop onverschillige meelopers. Maar dit terzijde. Je gedrag, Max.’

     

    ‘Daar heb jij je niet mee toe bemoeien.’

    ‘Toch wel, Max.’

    ‘Jij hebt je kerk, je waanzinnig kliekje theomanisten en…’

    ‘Hoe noem je dat?’

    ‘…en wat er daarbuiten tussen Gerda en mij gebeurt, gaat jou geen moer aan!’

    ‘Je beseft niet hoeveel ellende en wat een verdriet je je vrouw aandoet.’

    ‘Ik heb haar een scheiding voorgesteld. Zij wil niet. Ze wil me alleen kloten. Niet mijn woorden, de hare!’

    ‘Dat zal Gerda wel op een andere manier gezegd heben.’

    ‘Ach wat! Als ze gelanceerd is, stort zij nog meer verbale vuilnis over mij uit.’

     

    Serge zuchtte diep, fluisterde:

    ‘Tendit in ardus virtus.’

    “Hou op met die zever!’

    Zijn stem zalfde vergevend:

    ‘Kloekmoedigheid zoekt het moeilijke om het te overwinnen, Max. blijf je vrouw trouw. Duw haar niet in de miserie. Zij heeft je nodig. Denk aan je zoon, zijn reputatie, de jouwe.’

    ‘Wat kan mij die reputatie schelen, man!’

    ‘In dit kleine dorp, de mensen…’

    ‘Luister goed, Serge, ik ga open kaart met jou spelen en dan wil ik dat je het meteen aftrapt. Is dat klaar?’

     

    ‘Ik heb je nog veel te zeggen. Max, véél.’

    ‘Ik wil Gerda verlaten. Scheiden. Voor goed. Wenst zij dat niet, dan zijn er andere oplossingen. Ik blijf in geen geval bij haar. Gesnapt?’

    ‘Die zogezegde minnares van jou… Gerda heeft me verteld wat zij weet en dat is niet veel om fier over te zijn!’

    ‘Wat weten zij en jij over Marianne! Wat weten Francis en Pat over haar. Pat mag dan nog de speurhond spelen!’

    ‘Max, die vrouw is slecht!’

    ‘Slecht? Omdat zij van mij houdt. Omdat zij en ik seks hebben waar jij in je natste dromen nog niet kan naar smachten!’

    ‘Dit gaat te ver, Max.’

    ‘Ik was net eenenzestig toen ik Marianne leerde kennen. Ga het Gerda maar vertellen. Een tsunami van een vrouw; als je in je impotentie kan snappen wat dat inhoudt. Een vrouw, die je oppeuzelt of verslindt. Een vrouw als een gordel van smaragden. Verblindend, passioneel, verrijkend. Een fenomeen met daarenboven  een hart van goud, mijn…’

    ‘Max…’

     

    Hij stond op. Hij transpireerde. Zijn ogen waren glazig. Zijn mond halfopen. Hij trilde als een espenblad. Als kreeg hij een wilde en onbeheerste zaadlozing, giechelde denkduiveltje.

    ‘ Max, mocht je me nu een cognac inschenken, ook voor jou, onze laatste samen!’

    ‘Ik wil dat je weggaat, nu!’

    ‘Neen, ik moet je nog véél zeggen.’

    ‘Houd je preken maar.’

    ‘Het gaat over Marianne!’

    ‘Wat?’

    ‘Haal de cognac!”



    Wordt vervolgd 

    Reageer (0)

    Inhoud blog
  • Zomaar
  • Liefst van hetzelfde laken een broek !
  • Kinderen of beestjes?
  • De duivel zit erop!
  • De nakomelingen van Boer Bavo
  • NJET
  • Ontmoetingen na bijna een halve eeuw
  • Olala
  • Op de vooravond van 21 juli...
  • 20-07-2009
  • 't Bakkerietje
  • Hilarische realiteit
  • Jammeren
  • A final curtain
  • Kamwielpaniek
  • Moederdagen
  • Impossible mais vrai!
  • Een zaterdagochtend
  • Omtrent Sarah en DeeDee.
  • Met de E van evolutie
  • In de nasleep van WO-lessen...
  • Mijn gedacht
  • Voor en spellen!
  • Smoelentrekkers
  • Titi is boos!
  • 't Groot Zot
  • Ik zie, ik zie...
  • Valentijn
  • Viva Leterme!
  • 18/12/2008
  • Voilà...
  • Sintje Merten in het land van Aalst
  • Vorstelijk eten.
  • Achtergesteld!
  • Voor mama

    Laatste commentaren
  • zeeppoeier-reclame (maart)
        op Wellustelingen 2
  • WO-16/05/2018 wordt het verhaal hernomen (maart)
        op Wellustelingen 1
  • sterk geschreven (maart)
        op Valentijn
  • paf (maart)
        op For every problem there's a solution...
  • Op wandel (Myette)
        op Zomaar
  • Levensverhalen (Joël)
        op Theomanistenclubje
  • kus (miekemuis en maatje)
        op Zomaar
  • Hoeraa... (ERnst)
        op Zomaar
  • Finalemente !!!!! (Chris (lilac))
        op Zomaar
  • Nogmaals ... (ERnst )
        op Liefst van hetzelfde laken een broek !
  • ....kus (miekemuis en maatje)
        op Liefst van hetzelfde laken een broek !
  • Jou ook... (jacqueline)
        op Liefst van hetzelfde laken een broek !
  • ? (miekemuis en maatje)
        op Kinderen of beestjes?
  • hallo titi, (redpoppy54)
        op Kinderen of beestjes?
  • Weet je Titi (thea)
        op Kinderen of beestjes?
  • Ja, (ERnst)
        op Kinderen of beestjes?
  • Grrrrr (Titi)
        op Kinderen of beestjes?
  • Hoi Titi (thea)
        op Kinderen of beestjes?
  • knuffel (miekemuis en maatje)
        op Kinderen of beestjes?
  • En ja... (ERnst)
        op De duivel zit erop!
  • dat mont er van (hercule)
        op De duivel zit erop!
  • weg en verdwenen (miekemuis en maatje)
        op De duivel zit erop!
  • varen ??? (Chris)
        op NJET
  • de slager (Chris)
        op 't Bakkerietje
  • Vele groetjes uit Zonhoven (sloefke)
        op De nakomelingen van Boer Bavo


  • Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!