Wellustelingen....
episode...
60... |
Het huis stond er zoals ik het nooit tevoren had willen zien. Beeld uit een mistiggrijze waternevel. Zo op het eerst zicht al jaren onbewoond. Koud. Ongezellig. Afstotend. Potdicht. Stilte alom. Niet eens een verre nieuwgierige burenblik. Een spookhuis. Nooit het mijne geweest. Een graf van een huis.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik ging onzeker naar binnen. Als kwam ik niet in een bekende ommuurde veiligheid, maar op vijandig gebied. Met hier en daar loerende flikken. Er was natuurlijk niemand.
Mijn ogen gingen direct naar de trap. Dààr had ze gelegen. Waren er nog bloedsporen, andere sporen? Hadden ze een krijttekening van het corpus aangebracht, zoals in een film steeds ziet?
Trek het je verdomme niet aan, suggereerde denkduiveltje. Ik hoop dat je tenminste weet waarvoor je gekomen bent! Vooruit eerst naar boven! Kledij en ondergoed, sokken niet vergeten, scheergerief, tandenborstel, aftershave en je shampoo tegen schilfers. Je kleerborstel! Nee, Marianne heeft dat niet. Jonge vrouwen gebruiken meestal zon kleefspullen en jij gaat je daar blauw aan ergeren. Komaan, automatische piloot inschakelen en dan wegwezen. Nee, stop, vriend, eerst zoeken. Goed zoeken!
Ik trok mijn klamme overjas uit en daalde meteen af naar de kelder, de rommelkelder. Daar, in de uiterste webbenhoek, tussen een drietal oude tuinstoelen, een manke tafel en een kleurloos versleten zonnescherm stond vaders gereedschapskist. Een ruime, houten, logge bak. Proppensvol met allerhande oud en nutteloos alaam. Ik wist zelfs niet of er iets uit verdwenen was.
Nerveus maakte ik de kist leeg. De browning FN lag er nog, helemaal onderaan. Eerst zorgvuldig verpakt in grauw papier en daarna in een beschermende vilten doek, het doosje met kogels erbij. Dàt had de politie dus over het hoofd gezien! Ik nam de browning en de kogels mee. Gooide de kist daarop weer vol en startte nauwgezet mijn verder kelderonderzoek.
Vastbesloten het huis van onder tot boven onder de loep te nemen. Gerdas schriftjes moesten ergens liggen. Die zekerheid had ik voor honderd procent. Maar waar?
Ik zag twee grote ijzeren reiskoffers, die nooit voor enige vakantie hadden gediend. Ze waren nog door Francis gevuld met tekenboeken, stripverhalen, schoolagendas, cursussen, stapels statistieken, fotoalbums van de Vanbesiens, schoolrapporten en eindwerken.
Heel die bestofte rimram doornemen vergde ruim twee volle uren en bracht niets op. Het deed me wel mijmeren over een tijd dat ik hoopte mijn zoon, op wie ik destijds zo trots was geweest, nog eens te kunnen waarderen als mijn evenbeeld.
Ik was hem stilaan kwijtgeraakt. Voornamelijk door Gerdas toedoen. Nu bleef Pat tussen hem en mij. Pat, met al haar heimelijke gifpijlen naar mij, de schuld en de boete die ze me blijvend wou opleggen.
Ik kreeg het opnieuw moeilijk, doorzocht niettemin de drie overige kleinere kelderruimten, vond niets en klom vermoeid de trap op, onder het stof en de spinnendraden.
Genoeg voor vandaag. Dit huis was immers nog altijd het mijne. Ik kon morgen en overmorgen verder rustig de tijd nemen om voort te zoeken. Ik had een fles St. Estephe meegenomen. Ontkurkte ze, nam een stevig glas en belde Marianne.
Wordt vervolgd
|