5 oktober 1944
Terwijl mijn stad haar oorlogswonden likte, de kleine collaborateur opgejaagd werd door mannen van het Verzet en Pierlot en Gutt in Brussel hun historische radiospeeches instudeerden, bracht in het moederhuis van de kliniek een jonge vrouw haar eerste kind ter wereld, heel alleen. Aanstaande vaders waren taboe in de verloskamer, weggehoond door de nonnen-verpleegsters. Vierendertig was ze, zes jaar hadden ze beiden naar dit moment getracht, uitgekeken. Hij had vaak de moed opgegeven, maar zij, zij gaf niet op. Hoe vertelde ze het ook weer? Zegezeker, ja, dat was ze. Op een goeie dag zou zij hun kind krijgen, een zoon. Zijn naam: Francis, naar haar vader. Ze had zelfs roze truitjes gebreid. Zo zegezeker!
Haat zwangerschap verliep rustig en normaal, voor zover een zwangerschap in oorlogstijd rustig en normaal kan verlopen. Op drie oktober s avonds een plasje water, nog eentje. De aanstaande vader haast een beroerte nabij, zij niet. Zij kreeg vleugels, haar langverwachte zoon kwam er aan. De Engelse soldaat en huisgast reed hen beiden naar de kliniek in een jeep. Achtenveertig uren later hoorden de jonge vader en Mickey, de Engelse soldaat, plus een viertal van zijn makkers een door merg en been schroeiende schreeuw gevolgd door het geschrei van een pasgeboren kind, blijkbaar eentje met een abnormale stembanden.
Niet de langverwachte zoon, maar een dochter werd het. Een oerlelijk wicht. Kwam door de té langdurige en moeilijke bevalling,.meende de jonge moeder. De jonge vader hoopte dat de natuur zich met de tijd zou herstellen, zoniet
Een vernepelingske, was ik, gewoon onooglijk. Niet aan te zien dat gerimpeld blauwig gezichtje onder de felroze te grote muts. Ik was gehaald met de ijzers aan de stand van mijn hoofd meer dan duidelijk te zien, van daar de muts als camouflage. Het leek op niets. Mijn jongste tante zei Oei, oei zon mager dutske, zou dat kopke nog goedkomen? en grootmoeder floot haar terug Vaneigenst en t zit vol verstand, wacht maar!
Tweede probleem: de naam. Hadden ze niet, een dochter was nooit bij hen opgekomen, kon gewoon niet, het zat niet in de familie. Mickey dacht aan zijn liefje in Sussex en suggereerde haar naam: Mary en vroeg of hij de godfather mocht zijn. Dat mocht, zo werd ik Marie met nog een stuk of wat namen eraan ter ere van bijna iedereen die de voorbije vijftig jaar in de familie gestorven was. Als tiener oervervelend, maar al bij al niet zo slecht, je sleept immers een stuk van je stamboom, van je geschiedenis mee. Iets waar ik nu na vierenzestig jaar een tikkeltje trots op ben.
Gebeurt dat nog heden ten dage? Jasper, Sofie, Cesarine, Petrus De Meester. Het zal niet. Trouwens met al die tijdelijke relaties kan je zon kleintje niet de last van het juk van de wispelturigheid of verdriet van één of beide ouders laten dragen.
Sedert het overlijden van mijn make, staat 5 oktober niet zozeer in het teken van mijn verjaardag. Het is mijn speciale dag van eerbetoon aan mijn geweldige moeder. Bijna zeventien jaar geleden is zij plots uit mijn leven gegaan zoals ik in het hare ooit binnenkwam. Zij en ik. Heel alleen in een ziekenhuiskamer. Drie te korte dagen en twee nachten. Hersenbloeding. Dagen waarin ik geen minuut heb geslapen, ben bij haar in het ziekenbed gekropen, haar in mijn armen genomen en verteld, urenlang. Mijn meest intieme gespek ooit met haar gevoerd. Bekentenissen gedaan, die ik in normale omstandigheden nooit zou doen. Of toch wel, begrip en vergiffenis, vind je duizendvoudig in een moeder, zelfs een stervende moeder.
Lelijk in de luier
Mooi in de sluier
Een zegswijze aangebracht door Thea uit Zeeland, waarvoor alle dank.
|