Wellustelingen....
episode...
51... |
Ik stond tegenover de inspecteur van de recherche. Hij stelde zich voor als Vloesberghe. Een gezapige vijftiger; klassieke outfit, fijn metalen brilletje en eerder aangename stem.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Zo, meneer Cijnens, gaat u zitten. Zal ik koffie laten brengen?
Neen. Wat wil u precies weten? vroeg ik, me kil voelend als een zombie.
U weet dat uw echtgenote overleden is in verdachte omstandigheden. Ik heb hier
Hij bladerde door wat papieren, vervolgde zonder op te kijken:
Vermoedelijk overleden tussen zeven en elf uur vanmorgen. Het onderzoek is nog volop bezig. De eerste gegevens wijzen in de richting van een zware schedelfractuur door een slag met een zwaar, stomp voorwerp.
Ik onderdrukte een huivering. Vloesberghe merkte het. Fronste lichtjes de wenkbrauwen en vroeg losjes:
U was vannacht niet thuis, meneer?
Ik beet terug, stom-hulpeloos als was daar opeens de ijskoude adem van een levenslange veroordeling. Belachelijk. Maar toch een bange vorm van verdediging:
Ik heb Gerda niet omgebracht. Ik ben geen moordenaar. Gisteren werd het te laat en ik was te moe. In zon geval verblijf ik soms in het hotel tegenover de redactie.
Naam van het hotel, meneer Cijnens?
De Queen Anne. Ik heb me laten inchecken omstreeks middernacht. Vakbondsvergadering en nadien met de mannen nog wat nagepraat en enkele biertjes gedronken in de pizzeria, enfin dat café op de hoek.
En uw wagen?
Mijn wagen? Op de parking achter het hotel. De krant huurt daar parkeerruimte. Mijn wagen staat er altijd. U kunt dat natrekken, hoor!
Vanochtend bent u meteen naar kantoor gegaan?
Ik denk omstreeks halfnegen. Misschien negen uur. Ik ben vrij laat ontwaakt. De wekelijkse redactievergadering begint om tien uur stipt. Ik heb geen ontbijt genomen in het hotel. Doe ik nooit. Iedereen in het hotel kan dit bevestigen. Vraag het aan Renzo en het kamermeisje, een kleine mollige halfbloed. Renzo is de portier. Renzo kan u precies vertellen hoe laat het was. Zoiets noteren ze toch? Ik onderteken alleen een formulier en ze sturen de rekeningen door naar de krant, einde maand.
Goed, meneer Cijnens, goed. Dat gebeurt. U bent dinsdagmorgen alleen naar uw kantoor gereden?
Ik rijd s morgens altijd alleen van huis weg! Ik zou niet weten wie ik
Bon, open en bloot nu
Ik haalde diep adem. Kreeg mijn jagende zenuwen ietwat onder controle en voegde er zo beheerst mogelijk aan toe:
Meneer Vloesberghe, ik heb met deze hele afschuwelijk zaak niets te maken. U moet uw job doen, weet ik. U moet dus mijn levenswijze, tijdsgebruik en weet ik veel nagaan. Laat me daarom meteen zeggen wat ik te zeggen heb
U komt het vandaag of morgen toch te weten
Vloesberghe bleef me bedaard, bijna goedmoedig-vaderlijk aankijken:
Mijn huwelijk is
was allesbehalve schitterend. Mijn relatie met Gerda kan moeilijk normaal genoemd worden. Ik ben atheïst, zij is
was religieus geobsedeerd. Sinds vier jaar heb ik een vaste vriendin. Hier is haar adreskaartje. Ik wou scheiden, Gerda niet. Ruzies waren in ons huis schering en inslag. Al jaren. Lang vòòr ik Marianne ontmoette. Iedereen weet het, mijn zoon, zijn vrouw, Serge Dafflon, haar pastoor en huisvriend. Van Gerda bedoel ik. Zeker niet van mij. Beslist ook enkele van haar kerkvriendinnen zijn op de hoogte. Wat wilt u nog meer weten? Financiële problemen zijn er niet. Ik stort elke maand zestienhonderd euro op Gerdas rekening. De algemene vaste kosten, verwarming, verzekeringen, allemaal te mijnen laste. Ze mocht voor mijn part het huis met alles derop en deraan behouden. Ik was zelfs bereid een afstandsverklaring af te leggen, een en ander te regelen bij de notaris. Wat wenst u nog? Namen van collegas, van die vakbondsverantwoordelijken misschien? U vraagt die aan de personeelsdienst, ik ken die heren niet zo goed. Kom, vraag maar!
Er is volstrekt geen reden om u op te winden, meneer Cijnens.
Dit wil ik eerst en vooral nog kwijt: de voorbije maanden zijn er in onze buurt enkele inbraken geweest. Vermoedelijk een bende. U hebt daar toch weet van, hoop ik? Stel dat die terug zijn? En Gerda heeft hen op heterdaad betrapt? Is er veel gestolen in mijn huis? Zijn er sporen van inbraak?
Dat moeten we allemaal uitmaken. Wees gerust, we houden u op de hoogte. In de loop van morgenvoormiddag ontvang ik alle uitgebreide verslagen en nemen wij contact met de onderzoeksrechter. We zien dan wel. Ik verwacht u morgenvoormiddag hier terug, halftwaalf. Een agent brengt u thans weg. U weet dat u de woning niet mag betreden. Hoogstwaarschijnlijk kunnen wij morgen hiervoor fiat geven. Tot dan, meneer Cijnens.
Vloesberghe stond op. De zakelijk, maar innemende voorkomenheid van een heer van stand. Zijn handdruk voelde echt troostend aan of stelde ik me dat voor?
Wordt vervolgd
|