Pat van den Bruele (in tegenstelling tot de gegevens op haar identiteitskaart altijd op zn Hollands geschreven met kleine v en d, spelling was trouwens niet bepaald haar sterkte) was al geruime tijd met Francis getrouwd. Mijn schoondochter en ik, wij mochten elkaar niet. We dulden elkaar. Ik uit respect voor mijn zoon. Zij uit respect voor de status van mijn zoon.
Ze mocht, zoals men zegt, wel gezien worden. Maar wat mij betreft, liever op afstand.
Pat was hyperslank, altijd perfect gekleed en feilloos opgemaakt. Gedesigned zoals haar interieur en verstandelijk even minimalistisch als haar pas gerenoveerde zitkamer.
Een gesprek met Pat was een aaneenschakeling van geselecteerde rubrieken uit lifestyle-magazines. Vond ik. Maar pa moest Pat niet onderschatten, beweerde Francis, mensen verschillen nu eenmaal en hun interessedomeinen eveneens. Bovendien was Pat goed geïnformeerd. Prijs-kwaliteitanalyses? Pat maakte ze. Niet tussen Carrefour en Delhaize, maar tussen exclusieve beautyfarms in België en Nederland. Koud kunstje, tot de eurocent na en zonder machientje.
Neen, ik mocht Pat niet. Ze had iets glibberigs. De waterige blik in die te zwaar opgemaakte uitpuilende ogen weerspiegelde achterdocht, schijnheiligheid en koele berekening. Koele berekening lag beslist aan de basis van hun huwelijk.
En niet alleen bij haar! Wie was ik om mijn zoon daarop te wijzen!
Ze konden ogenschijnlijk samen bijzonder goed opschieten. Ze bewonderden en bewierookten elkaar voortdurend. Ze waren altijd samen. In de auto, op de tenniscourts van Woluwe, op restaurant samen met Gerda en mij of met haar ouders. Samen stoeien of samen ietwat verhit en verward uit de wagen of zijn kamer komen, samen tortelduiven. Nooit gezien!
Eugène, mijn oom, 87 lentes en womanizer avant la lettre had het ook meteen door:
Elle nest pas douée, doe angt niks oen. Des fesses tristes, quel horreur ! Dau infirmière de lannée passée, gruute klas, moar da joenk doe, kiekebisj !
Waarschijnlijk had het uiterlijk vertoon van de Van Den Brueles Francis verblind en had hij zich voorgesteld met Pat een stapje in de Brusselse beau monde te zetten, kwestie zijn imago nog wat meer op te poetsen. Haar ouders hadden carrières om U tegen te zeggen, snoefde hij. Vader, grote Piet op het toenmalige ministerie van Financiën en ma kaderpositie bij de Nationale Bank.
Bij onze eerste kennismaking vertelde vader me echter met weinig enthousiasme over zijn klerkloopbaan bij Financiën en moeder Van Den Bruele had met veel zwier en plezier haar job als adjuct-chef van de sanitaire ploeg bij de Nationale Bank vaarwel gezegd! Maar ze hadden poen en een prachtig ingerichte villa. Volgens mij: een gouden kooi met daarin twee straatmussen en een veelkleurige kwetterende parkiet.
Een hele tijd later vernamen we, dat de villa in Keerbergen slechts een deel was van de nalatenschap van een oud-tante en dat er dus nog veel meer te erven was geweest.
Mijn antipathie voor Pat was duidelijk wederkerig. Ik verborg die nog achter afstandse onverschilligheid. Zij niet. Liet geen kans voorbijgaan om me te kleineren, cynisch proestend om dat strontblaadje, waarvan ik de leiding had, om door dik en dun Gerda te verdedigen (al keurde zij zonder er expliciet iets over te zeggen haar religieus fanatisme niet goed). Koos natuurlijk uitdagend stelling tegen mij toen Marianne op de proppen kwam en was, in feite nog een stuk radicaler en brutaler dan Gerda zelf. Iedere dinsdag kwam zij op bezoek om haar schoonmoeder nog vileiner tegen mij op te hitsen.
De weinige keren dat ik haar moest dulden, begon ze er steeds over. Een zinnig mens zoals zij kon niet aannemen, dat een oude, tamelijk verstandige man niet inzag aan het lijntje te worden gehouden door zon sujet. Dat ik met mijn ogen wijdopen in het ongeluk liep. Een chance , dat er nog geen kinderen waren met zon onwaardige opa. Ik onteerde de familie. Was zelfs niet waard pa of vader genoemd te worden.
Wordt vervolgd