Wellustelingen....
episode...
54... |
Ik nam een hotelkamer in de buurt van de basiliek. Thuis? Was er nog een thuis? Verdomme nee! Nee! Dat woord thuis kwam me opeens zo dwaas voor. Mijn villaatje was nimmer een thuis geweest. Mijn enige ware thuis was bij Marianne. Bij haar. In haar. Overal en altijd met haar.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Voor ik naar mijn kamer liftte, dronk ik een dubbele cognac aan de bar. Nog steeds wou het er bij mij niet in dat Gerda dood was. Vermoord! Waarom? Door wie?
Die twee priemende vragen kwamen steeds bonkend terug. Waarom waren Francis en ik reeds zo doortastend aan de tand gevoeld? Misschien was dit de normale gang van zaken? Wat dacht, wat vermoedde die inspecteur? Dat ik schuldig was of nog erger: mijn zoon?! Te absurd om maar één ogenblik serieus te nemen.
Ze hadden Madeleine en Adrienne ook al ondervraagd. Adrienne, de flamboyante kroniek van de parochie en trouwste hartsvriendin van Gerda! Als die babbelmolen tegenover de politie herhaalde wat Gerda, in huilerige buien, de voorbije jaren allemaal over mij uitgekraamd had!
Mijn onbeschaamde goddeloosheid, mijn hemelschreeuwend overspel, onze haatspuwende ruzies, misschien de vermeende aanrijding en wat nog allemaal meer! Goeie genade, ik mocht er niet aan denken! Adrienne zou het met bravoure en plezier driedubbel uitwrijven en er, samen met Madeleine en dat handvol versufte bidsters, de gewenste glans op poetsen.
En Serge, die lijkbidder! Zijn ondervraging?
Op zich niet zo erg, tenware
Nee, hij zou dat verzonnen (of echt verhaal?) over Marianne niet oprakelen. Gebonden door het biechtgeheim. Maar moest die verdomde klootzak het wèl doen, al was het maar om mij in de problemen te brengen, ik zou hem eigenhandig villen.
Nee, vriend, dat doet die priester nooit. Daarvoor is hij te intelligent, daar was denkduiveltje weer met zijn boerenlogica. De reden? De aanleiding is er niet meer. Die ligt nu in het mortuarium. Morgen of overmorgen reeds ingevroren.
Gerda, Gerda !Hoe dom, beklagenswaardig, naïef en hatelijk ik je ook vond, wat is er toch met jou gebeurd? Ze hebben je de schedel ingeslagen? En waarom? Voor wat? Voor wie?
Ik ging op het bed liggen. Verborg het hoofd in de handen. Als schaamde ik me diep om de man, die nu sarrend te voorschijn kwam. Ik hoefde me niet beter voor te doen dan ik was, hypocriet!
De meppen die we elkaar hadden toegediend! Weken geleden, in een ijle flits weliswaar, mijn manoeuvre om haar de weg af te rijden! Was dat geen moordpoging met voorbedachte rade geweest? Moest Vloesberghe dit te weten komen, dan lag ik er. Dan werd ik zonder pardon meteen opgesloten.
Ja, vriend, bromde denkduiveltje verpletterend, je zit in lelijke papieren. Hoe siste Kermit dat ook weer: als er met ma iets gebeurt, zal ik zorgen dat haar dagboeken in de juiste handen komen. Gerda heeft bljkbaar alles genoteerd over mijn fameuze ijle flits, dus
voorzien is de boodschap en serieus opletten de daad. Als er nog tijd overblijft!
Ik moest een noodlottige aanval van kolieken onderdrukken. Rende naar de badkamer. Zat in dor gekreun te hijgen en te drukken. De grote pijn bleef weg. Maar ik bleef zitten, klein-verslagen op de pot. Zwetend en beroerd. Leeg opgesloten in mezelf.
De dagboeken van Gerda! Merde!Merde!Merde!
Wordt vervolgd