Wellustelingen....
episode...
118... |
Ik hoorde niets meer. Was me alleen bewust van mijn laatste doel en schoof spookachtig de kerk binnen.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik had gehoopt op meer volk. Een veertigtal mensen. De familie vooraan, twee lege rijen stoelen en daarachter vrienden en kennissen. Allen op hun dorpsbest. Straks wachtte hen het overdadig tafelen, het bier, de wijn, de colas, de Rennietabletjes, de breugeliaanse tafel na middernacht, de disk-jockey en Lotti en Tura afgewisseld met hip-hop en de kuskensdans
Grijs en dik, oud en jong gaan de dansvloer bestormen wanneer het iets zuiders wordt. Broekspijpen opgerold, dikke konten draaiend, vetkussens hobbelend, gewrichten krakend, zakdoeken zweetwissend van voorhoofden, hals en van tussen de borsten. Er zal gebruld worden om de flauwe en gortige grollen van de geattitreerde moppentapper. Er zullen luchtjes worden geschept om te boeren, wind te laten of te braken. Een Vlaams huwelijksfeest op zn best.
De zombie, traagjes over de rode loper stappend, verstoorde alles. Nieuwgrierige blikken en vragende ogen. Ik voelde ze prikken. Wat moest ik daar? De meesten kenden me niet. Gemompel. Ik naderde het bruispaar. De opperste rechter zou straffen en gestraft worden. Het vonnis over Serge. En over mezelf. De twee zangers zwegen, de muziek eveneens.
Daar stond hij! Serge! Gloriërend tegenover het bruidspaar. Zijn holle woorden kwamen me bijna uitnodigend tegen. Eerst zacht, dan juichend aanzwellend, met warme tremolos. Een tweevoudig moordenaar op zn priestersbest:
Dat de God van Israël u verenigt en Hij zij met u. Dat Hij zich over dit jonge paar ontfermt en maak, Heer, dat zij u loven
Hij zag me eerst niet. Het bruidspaar genoot zijn aandacht. Hij leek in godvruchtige huwelijkstrance.
Sam, aanzie je vrouw als een weelderige wijnstok aan de muren van jullie huis, jullie kinderen als olijfvruchten rondom julie tafel
Pas nu merkte hij me op.
Ik schreed langzaam vooruit. Een nootlottige geest, een buiten zichzelf getreden medium, vreemd, mysterieus. Ik zag Serge verstijven. Toch trachtte hij beheerst te blijven. Zijn stem leek zelfs vaster te klinken. Zegevierender. Het jonge paar en hun familie hingen aan zijn lippen:
Alleluja, alleluja, de Heer verlene u bijstand uit zijn heiligdom.
Hij staarde me nu pas doordringend aan. Nog even bedaard en gewoon alsof ik er niet was. Meer en meer ogen vestigen zich op mij. Ik voelde hun blikken. Wie was dat? Wat doet die man hier. Die verfomfaaide, schichtige figuur in regenjas. De indringer. De misverstoorder. Waarom trad hij in slow motion op het jonge paar toe?
Niemand bewoog. Nieuwsgierigheid werd prikkelender. Ze keken allemaal toe. De ene geërgerd en verbaasd. De andere verveeld of onverschillig. Maar allen heimelijk weetgierig.
Serge stoorde zich blijkbaar niet aan mij. Hij deed kalm verder. Een man van plicht. Hij herinnerde de jonge mensen aan hun verplichtingen tegenover elkaar en begon het evangelie volgens de Heilige Mattheus te lezen.
Maar al die tijd wist Serge het. Hij wist dat ik hier voor hem zou verschijnen. Tijdens zijn laatste, allerlaatste huwelijksinzegening. Slordig, verteerd van verdriet, wanhoop, ellende en diep haat, zo zou ik naar hem toekomen. Zo verwachtte hij me écht. Afgestroopt van wraakzucht, pijn en bloedhonger. Levensmoe om wat hij me had aangedaan. Zijn rechter en beul, Ik, Max Cijnens.
Wordt vervolgd
|