De snuifdoos van mijn oud-tante
een klein metalen doosje was het. Zoiets van vijf bij vier cm. In elke handtas zat er eentje. Tante ging nooit buiten zonder handschoenen, handtas en doosje snuif. Ik herinner me vaag de sierlijk gegraveerde letters op de dekseltjes, groen en zwart en in het Engels. Tante was niet de enige dame die snoof. Bij de generatie van mijn grootmoeder was dat blijkbaar in. Vaak lagen de doosjes naast het kopje koffie op tafel. Tante was een ervaren snuifster. Als kind was ik gefascineerd door haar snuifroutine. Een kleine tik van de duim en het dekseltje floepte open. De pinkvinger ging in de hoogte en met de toppen van wijsvinger en duim prikte ze een minieme dosis van het bruine goedje en duwde het spul in haar neusgaten. Even krachtig opsnuiven en tante was gezet voor een halfuurtje. Die neusgaten van haar, gaten is een te zwak woord, tante had neusholen, bruin beslagen neusholen. Ik vond het vreselijk voor zon elegante dame, doch mijn entourage zag daar geen graten in. Blijkbaar was snuiven een normaal iets onder bejaarde vrouwen in de vijftiger jaren.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ooit heb ik zon doosje uit haar tas gejat. Het bruine spul rook naar munt en peper. Op het toilet opgesnoven. Waarschijnlijk teveel genomen en een niesbui van jewelste gehad. Gevolg enkele kletsen op de billen, boze afkeurende blikken en vermanende vingers van iedereen.
Jaren later heb ik het andere soort snuivers meegemaakt. Een chique party in het Brusselse. De start van een nationale publiciteitscampagne voor sportkousen, sponsoring voor een toptennisspeler toentertijd. Schoon volk en veel drank, teveel drank. Naast de uitgelezen borrelhapjes, zilveren schaaltjes daarop een hoopje wit spul en een soort van scheermesjes of zoiets. De schaaltjes waren erg in trek, de hapjes bleven gewoon staan. De provinciale trien die ik toen was wou weten waar het bij de schaaltjes om te doen was. Ik zag al die geëxalteerde mooie mensen heel hyperkinetisch doen en mijn frank die viel maar niet. Uiteindelijk vertelde mij iemand dat het white sugar was. Go ahead, help yourself riep iemand. Afblijven, kind, het is pure cocaïne laat die gekken maar doen! zei mijn baas. Dus heb ik die gekken maar laten doen. Nergens nog ooit zon stel idioten bezig gezien.
Mijn eerste kennismaking met de zogenaamde gesofistikeerde beau-monde en de Brusselse jeunesse dorée: een weerzinwekkend spektakel.
Op de terugweg vertelde mijn baas dat dit soort feestjes schering en inslag was in dat milieu, dat cocaïne het favoriete snoepje van die upperclass was, schandalig duur en vreselijk verslavend.
Jaren later, einde tachtiger jaren, kreeg ik voor het eerst hasj in handenof was het cannabis?. Ja ja in handen! De flowerpower-prikkel.Een van onze secretaresses zat in een vechtscheiding en om haar heetgebakerde echtgenoot een loer te draaien, had ze zijn voorraad gewoon mee naar kantoor gebracht. Haar man vloog op lange afstanden en naar het schijnt leverde het smokkelen van hasj door boordpersoneel in die tijd geen enkel probleem op. Bovendien zeer winstgevend handeltje.
Komt die man van haar op kantoor. Een stormram. Ruzie van jewelste. Slagen en dreigingen. De bedrijfsbeveiliging erbij gehaald. Gezorgd voor een tijdelijk onderkomen voor de jonge vrouw en toen gebeurde het:
Of ik de inhoud van een pakje mee naar huis wou nemen om in het huisvuil te kieperen. vroeg ze. Bah ja waarom niet. Mocht ik weten wat het pakje bevatte? Nina liep rood aan, stotterde tenslotte: Twee brikken drugs. Watte? Ik daarmee de trein op naar Aalst! Geen denken aan! Met horten en stoten vertelde ze mij over het bijzonder lucratieve handeltje dat door tal van personeelsleden van onze toenmalige nationale luchtvaartmaatschappij was opgezet. Een mens gelooft zijn oren en ogen niet. Maar het bewijs lag op mijn tafel. Hoe we er finaal vanaf zijn geraakt? Overuren gemaakt en met een zwitsers mesje die samengeperste troep in mootjes gehakt, doorgespoeld in diverse toiletten. De heren wcs raakten wel flink verstopt. So what, opgeruimd staat netjes.
Tot daar mijn ervaring met dope: tienduizenden franken doorgeflost, de riolen in. Nu schijnt er dat in de riolen van Antwerpen-Zuid de hoogste concentraties cocaïne gemeten wordt. Maakt de uitstoot van vrouwelijke urine de vissen tot hermafrodieten, thans krijgen de sukkels nog een portie drugs erbij. Vijftig duizend lijntjes vliegen dagelijks door Belgische neuzen en dat spul moet geloosd worden. Vijftig duizend! Goed voor een jaarlijkse consumptie van 1,75 ton en een omzet van 70 miljoen euro. Ooit elitedrug nu allemansdrug aan het luttele bedrag van 50 euro voor 1 gram. Daalt de koopkracht voor primaire etenswaren, de hang naar het witte spul zit in de lift. Vandaar dat ik hoegenaamd niet begrijp dat de sportwereld op zijn kop staat omdat een wielergodje heeft gesnoven! België tiert en raast. Verwijten vliegen de ether in, sites staan bol van verontwaardiging. En die 49.000 duizend anderen die dagelijks soelaas zoeken in een lijntje? Wie schopt keet tegen die massa? Niemand. We kennen ze niet. Wat niet geweten is deert niet toch? Dat we met duizenden Vorst Nationaal of de weiden van Werchter bestormen om daar een troep snuivers de meest rommelige waardeloze muziek te zien brengen, dat stoort ons niet. Iedereen mag maar niet Tommeken. Tommeken heeft een voorbeeldfunctie, zeer belangrijk zon functie voor onze kindjes!
Hoezo belangrijk? Dragen alle fans van Eddy Wally rode hoeden en roze brillen? Neen toch? Moeten alle beginnende schrijvers aan het fiolieteren gaan met een pornosterretje omdat hun grote Vlaamse voorbeeld het deed? Moet ik omwille van mijn jarenlange begeestering voor een bepaalde schrijfster de lesbische toer opgaan? Waarom moeten onze kinderen zich dan spiegelen aan de handel en wandel van een wielrenner? Zijn we té slap, of te overstressed of té laks geworden om de noodzakelijke opvoedingslijnen uit te zetten en hebben ze daardoor thuis geen afdoend voorbeeld meer?
|