Wellustelingen....
episode...
84... |
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
15 Juni Heer, mijn God, ik groet U. Ik was goedgezind vanmorgen. Heb mijn stoute schoenen aangetrokken en ben naar de vroegmis geweest. Er zat wel tien man meer dan vorige week. Dat moet U toch plezier doen, nietwaar! Mij ook. Mijn eerste gedachte was dat Gij, Heer, die mensen hebt aangespoord om mij te steunen. Gij weet alles, dus Gij wist dat ik zou gaan. Gij moet niet doen alsof, Heer. Pas op, ik weet dat Gij lacht. Af en toe zie ik U ook! Dat wist Ge niet, hé?
Ik ben, tegen mijn oude gewoonte in, op het laatste nippertje gekomen. Serge was nog in de sacristie. Ik heb mij tussen Adrienne en Madeleine gezet, kaarsrecht, mijn handtas op de knieën. Mijn stoel was vrijgehouden. Adrienne en Justine bekeken me alsof ze Lazarus zagen. Madeleines mond ging nog meer naar beneden dan anders. Ik hoorde haar snuiven. Ze snuift altijd als ze iets hoort of ziet wat haar niet aanstaat.
Ik verdenk er haar van dat ze een pik op mij heeft. Alleen omdat Serge meer tegen mij sprak dan tegen haar. Vroeger, bedoel ik, toen ik nog niet beter wist. Florence en Madeleine denken dat ze heimelijk verliefd is op Serge. Elke week wast en strijkt ze voor hem, stopt zijn kousen en maakt soep voor hem. Hij ziet haar echter niet staan.
Ik was benieuwd hoe Serge zou reageren als hij mij zag zitten. Adrienne had mij zondag getelefoneerd. Ze wou weten waarom ze me nog niet had gezien in de kerk. Ik heb haar wijsgemaakt dat ik problemen had met de bloeddruk en zo. Het was niet wijs om s morgens met nuchtere maag naar de vroegmis te gaan. Ze droeg nog altijd gips en wees erop dat Serge er niet goed uitzag. Precies of hij serieus in de put zat. Madeleine was er zodanig vanonder de voeten, dat het in haar darmen geslagen was. Serge liep erbij zoals een gedrogeerde beweerde ze.
De deur van de sacristie ging open en mijn onteerder in stijfgestreken witte albe liep sukkelachtig, de handpalmen tegen elkaar en de ogen neerwaarts, naar het altaar.
Hij zag er echt slecht uit. Hij scheen te strompelen. Zijn gezicht was vaalgrijs. Wallen onder de ogen. De zware hals verdwenen tussen zijn schouders. Hij keek op. Zag mij. Maar hij was niet verrast, Heer. Hij glimlachte zelfs minzaam. Zijn zware hals herrees meteen uit zijn schouders. Zijn ogen straalden. Florence, die dag van dienst aan het altaar, was uit haar lood geslagen en vond haar tekst niet. De heilige martelaren Vitus, Modestus en Crescentia kregen die octend een pracht van een nagedachtenismis.
Daarna kwam Serge mij onmiddellijk begroeten. Hij vroeg of het beter ging. Ik knikte. Ik moest wel veinzen, Justine liep naast mij.
We mogen je vanavond toch verwachten, Gerda? vroeg ze.
Vooraleer ik een woord kon uitbrengen, was hij daar:
Natuurlijk komt zij vanavond. Je ziet er goed uitgerust uit Gerda! Je hebt geen enkel excuus meer.
Hij vergezelde me ongevraagd tot in het portaal. Justine verplaatste hier en daar enkele stoelen. Hij maakte van haar onoplettendheid gebruik om me toe te fluisteren dat hij me verwachtte omstreeks kwart over zes. In verband met ons laatste telefoongespek.
Ik heb niets geantwoord, Heer. In feite wil ik niet gaan. Langs de andere kant, gesterkt door Uw hand, zou ik hem met plezier zijn vet willen geven. Wat denkt gij, Heer? Ik ga nu een uurtje wieden. Straks komt Francis. Als hij weg is, zal ik zien hoe mijn muts staat. Almachtige, denk Gij er ook eens over na, alstublieft?
Heb dank, O, Heer.
Mijn zoon is pas vertrokken. Ik vermoed dat er opnieuw een haar in de soep ligt daar in Keerbergen. Het valt meer en meer voor de laatste weken. Ik merk het aan zijn manier van stappen en praten. Als ik over iets begin, springt hij direct op wat anders.
Hij heeft me wel verteld dat ze dit jaar in augustus niet met vakantie gaan. Ze raken er niet aan uit. Mijn zoon wil rust. Misschien enkele dagen ergens in het Zuiden van Frankrijk
In feite zou hij liever thuis blijven. In september heeft hij immers een studiereis van een drietal weken naar China. Met een beperkt groepje dit keer.
Twee jaar geleden is hij in gezelschap van de prins en enkele ministers naar Korea geweest. Fier dat ik toen was! Ik heb hem op tw met zijne Hoogheid zien praten. Pat heeft dan drie weken geen woord tegen mijn zoon gezegd. Zo kwaad. Gewoon omdat ze niet mee mocht. Ik kon mijn zoon geen ongelijk geven. Heer, ziet Gij haar daar al lopen tussen dat chic en slim volk?
Ze gaat dus niet mee naar Frankrijk. Zij wil naar Amerika, wil tussen het rijk volk zijn. Meer dan twaalf uur vliegen om tussen de massa te lopen!, Heer, ze is dan toch beter af met Blankenberge? Madam wil dat niet.
Madam vindt Blankenberge te veel friet- en mayonnaisevolk.
Weet Gij wat hun probleem is, Heer? Te veel geld en geen kinderen. Wie ben ik echter om me daar mee te bemoeien. Ik heb al genoeg aan het hoofd!
Het is nu halfzes en, eerlijk gezegd, ik sta in beraad. Gaan of niet gaan. Waarom hoor ik van U niets, Heer? Gij weet hoe onzeker ik ben.
Wordt vervolgd
|