Ik ben Fredje
Ik ben een man en woon in Hoeilaart (Belgie) en mijn beroep is Gepensioneerd.
Ik ben geboren op 04/06/1950 en ben nu dus 74 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wandelen, digitale fotografie.
Ik ben reeds meer dan 40 jaar gehuwd met Annie
Wondere wereld Niks wereldschokkend, niks belangrijks en alles met een dikke korrel zout te nemen
14-02-2014
Toekomstige beroepen
Dat er tegenwoordig beroepen zijn die, pakweg, dertig jaar geleden nog niet bestonden mag wel duidelijk zijn. Denk maar aan IT-er, webdesigner of blogger. Al is dat laatste misschien niet een eerbaar beroep maar ik moet toch een paar voorbeelden geven. De meeste van die beroepen zijn computer gerelateerd. Maar er zijn ook beroepen bijgekomen die niks met computers te maken hebben. Zoals futuroloog, of toekomst voorspeller. Een moderne Jules Verne, zeg maar. Onze Jules was dan wel geen futuroloog, gewoon omdat het woord toen nog niet bestond, maar hij kon er wat van. Met veel fantasie begon hij uit zijn nek te lullen over wat er zoal zou kunnen veranderen in de loop der tijden. Gewone stervelingen verklaarden hem knettergek. Maar tot grote verbazing van velen bleken vele van zijn voorspellingen uit te komen. Of het gelukstreffers waren of dat zijn voorspellingen wetenschappelijke gronden hadden laat ik in het midden. Al heb ik toch bedenkingen telkens ik toekomst voorspellingen hoor of lees. Het doet me altijd denken aan madame Soleil. Die beweerde ook dat ze in de toekomst kon kijken, maar toch kon ze niet voorspellen dat de belastingdienst bij haar zou binnenvallen. En wat ik me ook nog herinner zijn enkele voorspellingen uit de jaren zestig van vorige eeuw. Zo was er iemand die zeker wist dat we “in het jaar tweeduizend, met zacht zoemende eitjes naar ons bureau zouden zweven” en ook “dat we met één prikje van alle ziekten genezen zouden zijn”. De voorspeller van dienst had er vergeten bij te zeggen dat we in de file zouden terecht komen en dat we van dat ene prikje wel eens levensgevaarlijke aids konden krijgen. Maar goed. Dat waren wellicht niet noemenswaardige details. Maar tegenwoordig hebben we dus futurologen. En die voorspellen nieuwe beroepen die nu nog niet bestaan. Zoals daar zijn; persoonlijke digitale curator. Dat is iemand die voor u een pakket hardware, software en andere apps samenstelt, omdat er zoveel mogelijkheden zullen zijn dat je zelf de bomen door het bos niet meer ziet. Ook een verticale tuinier zou een toekomstig beroep zijn. Dat is een tuinier die gewassen tegen gevels van gebouwen kweekt. Wegens plaatsgebrek zullen we in de toekomst onze erwtjes en boontjes met een ladder moeten oogsten. Ook een 3D-print-klusjesman is een beroep van de toekomst. Dat is een man die herstellingen komt doen aan allerhande toestellen en de nodige, op maat gemaakte, onderdelen gewoon uit zijn 3D printer tovert. En wat dacht je van een digitale ontgiftingstherapeut. Iemand die u helpt om af en toe eens een pauze in te lassen omdat je dreigt gek te worden van alle informatie die je te verwerken krijgt. Of een privacyconsulent. Iemand die u helpt om niet te veel persoonlijke zaken op allerhande sociale netwerken te plaatsen. Ook dronebestuurder is een toekomstig beroep. Doordat drones meer en meer met commerciële doeleinden ingezet zullen worden moeten die bestuurders een gepast vliegbewijs hebben. Kwestie van niet te veel ongelukken te veroorzaken. En dan is er nog een beroep dat heel geschikt is voor mij; een bedrijfsdesorganisator. U leest het goed, een DESorganisator. Iemand die elk goed geolied bedrijf deskundig overhoop kan laten lopen. Volgens de futurologen zal dat nodig zijn om de creativiteit van de medewerkers op te krikken. En laat dat nu net iets zijn waar ik goed in ben. Zowat alles dat goed georganiseerd en soepel verloopt kan ik zonder moeite in de soep laten draaien. Vraag maar aan mijn vrouw. Maar helaas zal ik mijn specialiteit niet meer te gelde kunnen maken. Ik ben ondertussen immers te oud geworden om nog deel te nemen aan de werkende samenleving. De wereld zal het moeten zien te redden zonder mijn geniale gave.
Het is lang geleden dat ik nog iets over vrouwen schreef. Die vreemde wezens die eigenlijk van een andere planeet komen. Waarschijnlijk zelfs van een ander zonnestelsel want hoe je het ook draait of keert, begrijpen zal een normaal mens ze toch nooit. Om te beginnen hebben ze een spraakgebrek. Wat ze ook zeggen, het is nooit hetgeen ze bedoelen. Als ze zeggen dat ze het helemaal niet erg vinden dat je met vrienden eens een avondje naar een plezante bar gaat, dan bedoelen ze eigenlijk: “Als je dat durft, kan je er zeker van zijn dat je bij thuiskomst een leeg huis vindt. Ik pak alle meubels mee en plunder je bankrekening”. Als ze zelf met vriendinnen op stap gaan, moet je als man niet verwachten dat ze op voorhand gaan zeggen waar ze naartoe gaan. Ook een sms berichtje moet je tijdens haar afwezigheid niet verwachten. Maar, o wee, als je zelf met vrienden een pint gaat drinken en je stuurt niet om de vijf minuten een sms berichtje. Dat is vragen om een echtscheiding. En heb je al eens gezien wat er gebeurt als je madam meeneemt naar een feestje en als blijkt dat daar nog een vrouw is met dezelfde outfit? Hun ogen schieten vuur. Het liefst zouden ze elkaar verscheuren, vierendelen, uiteenrukken en opstoken met een pikant sausje. Maar zelfs als er geen twee vrouwen met dezelfde outfit op dat feestje zijn gebeuren er nog wel rare dingen. Zo gaan vrouwen nooit alleen naar het toilet. Altijd met minstens twee. Zelf ben ik nog nooit naar een vrouwentoilet geweest, maar volgens mij moet het daar toch niet pluis zijn. Daar moeten wel nare monsters zitten die ze niet alleen de baas kunnen. En dan is er nog hun uiterlijk. Hoe oud ze ook zijn, ze willen er altijd twintig blijven uitzien. En dat mag iets kosten. Moet iets kosten zelfs. Alle soorten zalfjes schuur en plamuur middelen zijn goed om dat ene rimpeltje te verdoezelen. Face liften en renoveringswerken gooien ze er tegenaan. Iedereen moet zien dat ze de eeuwige jeugd hebben. Met de nieuwe gadgets is ook iets mis. Of die dingen nu smartphoon, i-pad, e-pad of wat dan ook heten, ze kunnen er niet aan uit. Ze willen ten allen prijzen over die dingen beschikken maar er mee omgaan is iets heel anders. Dan mag het nog zo simpel zijn dat een tweejarig kind meteen begrijpt hoe het werkt, een vrouw kan het ding zelfs niet aanzetten. Daarvoor hebben ze de hulp nodig van een man. Maar het grootste probleem van vrouwen heeft te maken met seks. Met het oerinstinct van de menselijke soort. De voortplanting. Of beter, de schijnvoortplanting. Want sinds de pil en andere soorten anticonceptie middelen is er geen gevaar dat er voortgeplant wordt. En laat ons eerlijk zijn, wat is er eenvoudiger dan een potje seks. Het stomste, achterlijkste dier op deze aardbol kan zich voortplanten. Zelfs eencellige kwallen planten zich voort. Maar vrouwen slagen er in om daar problemen van te maken. Ze zijn altijd moe, hebben stress, een slechte dag gehad of wat je nog zoal kan bedenken om toch maar geen seks te hebben. Maar de zeldzame keren dat ze zelf zin hebben in een vrijpartij en haar man dan per hoge uitzondering eens geen zin heeft is het einde van de wereld nabij. Dan denken ze onmiddellijk dat er andere zaken in het spel zijn. Dan is het van; “hij ziet me niet graag meer, hij houdt niet meer van me, hij heeft een minnares, hij gaat me in de steek laten, er zit een scheiding aan te komen”. Nee, de hersenkronkels van een vrouw zijn niet van deze wereld. Eigenlijk zouden we vrouwen op een veraf gelegen en geïsoleerde planeet moeten zetten. Al zou ik ze dan wel missen.
Zal ik eens een gok doen naar de ware betekenis van de rare hersenkronkels die zich in uw verderfelijke brein wel eens manifesteren? Van die fantasietjes waarvan je wel eens droomt. Seksuele fantasietjes die een normaal mens niet eens durft uit te spreken, laat staan ze werkelijk uit te voeren. En die normaal gezien enkel mogen of kunnen uitgelegd worden door gediplomeerde Freudiaanen. Maar deze keer dus niet. Deze keer ga ik zelf eens een analyse maken van uw immorele hersenspinsels. Niet gehinderd door enige psychologische kennis ter zake. Maar gewoon puttend uit mijn eigen ervaringen met zogenaamd afwijkend seksueel gedrag. En dat zijn zeker geen negatieve ervaringen. Integendeel. Dat zijn eerder plezante ervaringen. Ik zal me dan ook beperken tot enkele simpele, eenvoudige, gewone uitspattingen die uitvoerbaar zijn zonder dat je het risico loopt om als pervert gebrandmerkt te worden. Hier gaan we dan.
Seks in het openbaar. Als je er van droomt om seks te hebben terwijl je het risico loopt om betrapt te worden. In een café, in het bos, achter een hoekje op straat of op een ruwhouten tafel in het park bijvoorbeeld, zou dat wel eens kunnen betekenen dat je geen angst hebt om een beetje risico te lopen in het leven. Je durft wel een avontuurtje aan en je hebt ook geen angst om op je bek te gaan en zelfs een splinter in je billen schrikt je niet af.
Rollenspel. Je zou graag eens seks hebben op een vooraf afgesproken manier. Met een op voorhand uitgestippeld scenario. Een ondervraging met intieme gevolgen, een sexy bediening of een hete scène tussen een leerkracht en een student(e). Dat zou kunnen betekenen dat je van regeltjes houdt. Dat je het allemaal wel wil beleven maar er moeten grenzen zijn. Het moet overzichtelijk blijven. Een verrassing mag, maar niet te veel.
Bicurious. Je wil graag eens weten hoe het is om met een persoon van hetzelfde geslacht een beetje te rollebollen. Maar er echt voor gaan schrikt je toch wel af. Dat zou dan betekenen dat je wel ruimdenkend bent maar de hele wereld hoeft dat niet te weten. Je bent al tevreden als je van jezelf denkt dat je ruimdenkend bent.
Voyeurisme. Daar zijn dan twee kanten aan. In het eerste geval wil je jezelf eens lekker blootgeven. Je wil gezien worden door onbekende supporters terwijl je een stomende vrijpartij beleeft. Of je wil zelf kijken hoe anderen het er van afbrengen. Misschien kan je iets leren. In het eerste geval zou dat betekenen dat je zelf in het middelpunt van de belangstelling wil staan. In het tweede geval moet je blijkbaar nog veel leren.
Spelen met voedsel. Dat is een leuke. Je lichaam laten besmeuren met voedsel. Liefst iets plakkerig. Choco, confituur of honing, dat plakt lekker. Dat zou dan betekenen dat je graag in het middelpunt van de belangstelling staat. Je kan dan afgelikt worden door degene die honger hebben.
Trio. Het is de natte droom van zowat elke man om met twee vrouwen het bed te delen. Maar dat kan flink tegenvallen. De meeste mannen krijgen immers technische problemen als ze twee vrouwen moeten bevredigen. Zelf zou ik er niet aan beginnen. Twee mannen en een vrouw daarentegen is realistischer. En dat zou dan kunnen betekenen dat je graag zaken deelt. Samenwerken en groepsopdrachten zijn je ding.
Een streepje SM. Niet het harde spul met bloed en pijn. Maar eerder het zachtjes ondergaan, het initiatief uit handen geven, je volledig toespitsen op ontspannen genieten. Dat zou dan kunnen betekenen dat je niet preuts bent en dat je alles wel eens wil proberen.
Swingen. Ook wel partnerruil of georganiseerde ontrouw. Je wil wel eens weten hoe groen het gras aan de overkant is, met als geruststelling dat je naderhand terug naar je vertrouwde tuintje kan. Dat zou dan betekenen dat je graag van verschillende snoepjes wil proeven. En verandering van spijs doet eten. Het moet maar zo lekker niet zijn.
Tot zover mijn persoonlijke uitleg van die afwijkende gedachten die je brein wel eens komen bezoeken. En je moet niet schromen om een en ander eens te proberen, want het leven is kort. En genieten is de boodschap. Wat anderen er ook van denken, het blijft een feit: A dirty mind is a joy forever.
“God ziet U, hier vloekt men niet” Dat hing aan de muur bij opa en oma. In grote letters en met een alziend oog in het midden. En in mijn kinderlijke naïviteit geloofde ik het nog ook. God was immers overal en zag dus alles wat ik uitspookte. Tot ik er enkele jaren later begon aan te twijfelen. Want als god dan toch overal was, en alles zag en hoorde wat ik zoal deed of zei, waarom moest ik dan tegen de pastoor mijn zonden gaan biechten? God wist het toch allemaal al, waarom zou ik het dan nog eens moeten zeggen tegen zijn vertegenwoordiger? Het waren levensvragen die me bezig hielden, tot weer enkele jaren later bleek dat er helemaal geen god was. Dat het simpelweg de pastoor was die zijn neus overal wou insteken. Het ging om kennis, en kennis is macht. De pastoor wou enkel macht over zijn parochianen om ze dom te houden zodat anderen ze konden uitbuiten. Maar tijden veranderen en de pastoor kon de pot op met zijn sprookjes. Het alziend oog verdween uit de gemeenschap. Je kon naar hartenlust liegen en bedriegen, niemand kwam het ooit te weten. Je kon drinken en zuipen en toch volhouden dat je geheelonthouder was. Het leven begon er uit te zien als een sprookje. Maar dat was iets te vroeg gejuicht. Want er kwam een nieuw alziend oog, meer zelfs, er kwamen meer ogen en oren. In de eerste plaats is er de NSA. De Amerikaanse veiligheidsdienst die zowat alles afluistert wat er maar af te luisteren valt. En dan zijn er nog de privé maatschappijen zoals Google en konsoorten. Elk woord dat je in een zoekmachine intikt wordt zorgvuldig bijgehouden, samen met de websites die je bekijkt. Daar valt heel wat meer informatie uit te halen dan wat je ooit tegen de pastoor wou vertellen. Maar er is meer. Veel meer. Elk telefoontje wordt ergens op een schijf opgeslagen. Twintig miljoen sms berichtjes per dag worden zorgvuldig door een scanner gehaald. En er is nog meer. Niemand kan zich nog verstoppen, want door met een gsm rond te lopen kan men perfect nagaan waar je bent en wanneer. Binnen een straal van enkele honderden meters denk je dan, want het is geregistreerd met welke zendmast je contact hebt en wanneer. Maar door de doorgedreven technologie is er veel meer mogelijk. Als je rondloopt met een i-pad of i-pod, of hoe die dingen tegenwoordig ook heten, kan men tot op de centimeter weten waar je bent. Op dergelijke toestellen staat immers standaard een gps systeem. Heel handig uiteraard als je door overmatig drankverbruik de weg naar huis niet meer vindt, maar dat ding werkt langs twee kanten. Bovendien mag je die gps nog uitschakelen, het kan ten allen tijde in werking gezet worden, zelfs zonder dat je er zelf weet van hebt. En het gaat om centimeters. Als je ergens ligt te wippen met je pod of pad in je achterzak kan dat gezien worden door de op en neer gaande beweging. Al kan je die bewegingen misschien nog rechtvaardigen door te verklaren dat je paard aan het rijden was in de slaapkamer van je buurvrouw. En nu hoor ik je al zeggen dat het bij u niet zal lukken omdat je geen i-pad hebt. Vergeet het maar. Er is nog meer. In Nederland is een knaap van 17 voor de rechter verschenen op beschuldiging van schending van de privacy. Hij was er in geslaagd om met een simpel programmaatje zowat tweeduizend laptops naar zijn hand te zetten. Hij kon de ingebouwde camera en micro van die laptops van uit zijn luie stoel activeren zonder dat de eigenaar er erg in had. Bij mij is dat geen probleem. Als hij op mijn lelijke smoel wil kijken zegt dat meer over hem dan over mij. Maar toch is er een waarschuwing uitgegaan naar elke laptop gebruiker om het cameraatje af te dekken met een post-it bij niet gebruik. Je weet maar nooit wie er meekijkt. Als een knaap van 17 tot zoiets in staat is dan kan je verwachten dat veiligheidsdiensten veel meer kunnen dacht ik zo. En als je dacht dat dit alles was dan is dat weer mis gedacht. Want dan zijn er nog de verschillende satellieten die boven ons hoofd toertjes draaien. Die kunnen van op 36000 km hoogte zien welke krant je aan het lezen bent. Laat ons maar eerlijk blijven, we zijn allemaal gezien. Of we willen of niet. De oude spreuk bij oma en opa is realiteit geworden. “God ziet U”. Alleen heeft god tegenwoordig een andere naam.
Soms, heel soms, probeer ik mijn twee hersencellen aan het werk te zetten. Wat de resultaten dan zijn is heel onvoorspelbaar. Maar toch durf ik de resultaten op mijn blog te plaatsen. Zo zijn er de laatste tijd weeral berichten opgedoken over UFO's. En met de twee, niet door drank aangetaste hersencellen, ben ik dan aan de slag gegaan. Niet dat ik onvoorwaardelijk geloof in buitenaardse wezens, maar toch. Dat er werkelijk leven moet zijn buiten onze aarde kan bijna niet anders. Het kan moeilijk anders gezien het feit dat er zoveel planeten in het heelal zijn. Er moet dus wel leven bestaan op andere planeten. Of die wezens de mogelijkheid hebben naar onze aarde te reizen is nog maar de vraag. Want eigenlijk zijn UFO's niet meer of minder dan niet-geïdentificeerde-vliegende objecten. Het is dan ook best mogelijk dat het vliegende dingen zijn die van aardse makelij zijn, maar op een of andere manier niet geïdentificeerd zijn, of niet als zodanig herkend. Het kan allemaal. Maar misschien, heel misschien zijn die vliegende schotels wel het werk van buitenaardsen. Dan vraag ik mij af waarom ze geen contact zoeken. Waarom ze niet in mijn achtertuintje komen landen en een duveltje komen drinken. Gewoon voor de gezelligheid een babbeltje komen slaan. Als goede buren de sociale contacten een beetje onderhouden. Moet kunnen toch. Maar dan bedenk ik mij. Waarom zouden ze dat doen? Waarom zouden ze contact maken met een levensvorm die niet voor rede vatbaar is? Een levensvorm die zo primitief is dat ze elkaar uitmoorden. Een levensvorm die zo wreed en achterlijk is dat ze iedere andere levensvorm als een gevaar beschouwen. Een levensvorm die eerst met wapens spreekt en dan pas met woorden. Nee, ik denk dat die buitenaardsen schrik hebben van die onderontwikkelde aardbewoners. Het zou me niet verwonderen dat er ergens op een planeet reeds vergaderingen geweest zijn om de toestand op de aarde te bespreken. Dat er ergens ver buiten ons aards gezichtsveld besproken is wat er moet gebeuren als die oorlogszuchtige mensen van de aarde er ooit in slagen om contact te maken met intelligente wezens. Daarom zijn er waarnemingen. Daarom komen ze af en toe even van kortbij kijken. Om te zien hoever dat onderontwikkeld ras gevorderd is in wetenschap en technologie. Om te kijken of die aardbewoners nog geen gevaar vormen voor de rest van de galactische gemeenschap. En om plannen te maken om desgevallend gepast in te grijpen. Daarom denk ik dat er geen contact is. Die intelligente wezens hebben angst van die destructieve soort. Ik vergelijk het met zoiets als de mensheid die contact probeert te maken met dinosaurussen om een soort van samenlevingscontract af te spreken. En kennis uit te wisselen. Dat is ook onbegonnen werk. Daarom denk ik dat intelligente wezens angst hebben om contact te maken met ons. Ze komen alleen af en toe eens kijken en vaststellen dat ingrijpen nog niet nodig is want dat de mensheid nog een lange weg te gaan heeft. Al mogen ze wel in mijn tuintje landen. De duvel staat koud.
113 waren het er verleden jaar. En dan enkel in het UZ Gent. Over andere ziekenhuizen is voorlopig geen informatie. 113 mensen die in het UZ Gent van geslacht veranderd zijn. Dat zou volgens dezelfde bron een verdrievoudiging zijn tov tien jaar geleden. Allemaal mensen die niet tevreden zijn met hun lichaam. Die een ander lichaam willen. Die zich niet goed in hun vel voelen. Vrouwen die man willen worden of vice versa. Een eigenaardig gegeven als je het mij vraagt. Wat drijft zo'n mensen eigenlijk? Ik zou het niet in mijn hoofd halen om me te laten ombouwen tot vrouw. Als ik bedenk wat ik allemaal zou missen. Vooral dat kleine stukje dat tussen mijn benen gegroeid is. Dat kleinood mag tegenwoordig dan wel de pensioengerechtigde leeftijd naderen. Het werkt nog. Geen zeven keer per dag meer, maar toch. Het plezier dat ik er nog aan heb wil ik voor geen geld ter wereld missen. Alhoewel, af en toe zou ik toch eens graag in het hoofd van een vrouw kruipen. Gewoon uit nieuwsgierigheid. Om eens te weten hoe de hersenen van een vrouw werken. Hoe het is om met rare hersenkronkels door het leven te gaan. Hoe het is om een gemakkelijk probleem zo ingewikkeld te maken dat een kat haar jongen er niet meer in vindt. Misschien ga ik dan politiekers ook beginnen te begrijpen. Want die kunnen ook van die totaal onzinnige oplossingen verzinnen voor problemen die eigenlijk geen problemen zijn. Maar het zou dan een tijdelijke transplantatie moeten zijn. Een reisje heen en terug. Vooral 'terug' zou moeten gegarandeerd zijn. Anders wil ik het zelfs niet overwegen. Maar dat zal voorlopig wel niet lukken. Want blijkbaar zijn de hersenen het probleem. In vrouwenhersenen kruipen kan niet. Zelfs niet met de beste wil ter wereld. Want volgens dokters die het kunnen weten is het brein van een vrouw niet toegankelijk voor rationaliteit. Dat zou best wel kunnen want ooit sprak ik met een man die absoluut vrouw wou worden. In zijn uitleg was ook geen plaats voor enige vorm van redelijkheid. Volgens hem had hij een vrouwelijk brein dat als het ware opgesloten zat in een mannelijk lichaam. Ook dat zou kunnen, want de uitleg die hij gaf raakte kant nog wal. En na twee pinten vroeg hij of ik mee ging naar het toilet. Hij kon zelfs geen auto op een fatsoenlijke manier parkeren. Hij moet dus wel een vrouwelijk brein gehad hebben. Dat deed me wel nadenken over het probleem. Het moet niet makkelijk zijn om opgesloten te zitten in het verkeerde lichaam. En dan wil je natuurlijk een ander lichaam. En eigenlijk begin ik dat nu pas echt te begrijpen. Want ik zit tegenwoordig met hetzelfde probleem. Ik vind ook dat mijn geest in een verkeerd lichaam zit. Ik moet er eens aan denken om verbouwingswerken te doen aan mijn lichaam. Want mijn jonge geest zit opgesloten in een oud lichaam.
In het jaar des heren 1969, toen heette dat nog zo, heb ik mijn legerdienst gedaan. Buiten plantrekkerij en bier drinken heb ik daar niet veel geleerd, maar kom. Al moet ik toegeven dat de cursussen 'bier drinken' en 'plantrekkerij' van nut geweest zijn tijdens de rest van mijn leven. Maar dit tussen haakjes. Ik behoor dus nog tot een generatie die 'den troep' gedaan heeft. Mijn opleiding kreeg ik in Heverlee. Drie maand opleiding als chauffeur. De eerste dag van die opleiding was snel van de baan aangezien ik al op te jonge leeftijd overweg kon met een gewone auto. De tweede dag zat ik dus al bij het zwaar vervoer. Twintigtonners en zo. Dat was verveling troef. Hele dagen rondtoeren met vrachtwagens. En eigenlijk dacht ik dat ik met een auto overweg kon. Tot ik werd overgeplaatst naar Westhoven in Duitsland. Daar kwam ik in contact met een zekere korporaal Gerard. Een berucht man in die tijd. Elke chauffeur die in Westhoven toekwam moest een test afleggen bij hem. De verhalen over die tests waren legio. En gruwelijk angstaanjagend. Korporaal Gerard was een perfectionist. Geen enkel detail ontging hem en zijn woedeaanvallen waren legendarisch. Maar op een of andere manier was dat bij mij niet het geval. Na een eenvoudig ritje kreeg ik te horen dat hij mij persoonlijk zou begeleiden om, volgens hem, een 'goed chauffeur' te worden. Ik kreeg dan ook een bijkomende week opleiding onder zijn persoonlijke leiding. Wat ik daar geleerd heb grenst aan het ongelooflijke. En ik moet dat goed gedaan hebben. In zoverre zelfs dat ik de enige was die met 'zijn' depannage voertuig mocht uitrukken in geval van nood, daar waar anderen zelfs niet in de buurt van 'zijn' depannage wagen mochten komen. Het ging zover dat ik op persoonlijke voorspraak van korporaal Gerard bevorderd werd tot instructeur rijopleiding onder het bevel van de luitenant bevoegd voor de opleidingen. Die luitenant was een beminnelijk man. Daar viel mee te praten. Geen typische beroepsmilitair die, enkel en alleen omdat hij hoger in graad was, dacht dat hij de waarheid in pacht had. En toch had hij een eigenaardig trekje. Dat bleek toen sergeant sukkel onze compagnie kwam vervoegen. Ik noem hem sergeant sukkel omdat het gewoon een sukkelaar was. Sergeant sukkel was een KROO, een Kandidaat Reserve Onder Officier, een man die net als gewone soldaten zijn militaire dienst deed maar dan wel eentje die gekozen had om zijn dienst te doen als sergeant. Zo waren er wel meerdere. Alleen vond sergeant sukkel dat hij met zijn drie streepjes op zijn mouw, en dus hoger in graad, soldaatjes kon en mocht pesten. Zelf had ik er geen last van want onder de vleugels van mijn luitenant bleef ik uit de klauwen van de pestkop. Maar uit verhalen van kamer- en compagnie genoten bleek dat sergeant sukkel een ware sadist was. Hij had er plezier in om soldaatjes het bloed van onder de nagels te halen door onzinnige opdrachten te geven en waanzinnige oefeningen op te leggen. Tot op een koude decemberdag. Ik zat in mijn laatste maand van mijn militaire dienstplicht en ik werd bij mijn luitenant geroepen. En dat gesprek ging zo: Luitenant: Je kent sergeant sukkel? Ikke: Jazeker Luitenant: Al last van gehad? Ikke: nee, gelukkig niet Luitenant: Je kent dus zijn reputatie? Ikke: Uiteraard Luitenant: Wel, het zit zo, sergeant sukkel wil graag zijn rijbewijs halen en ik heb het lang kunnen tegenhouden maar nu komt het van hogerhand. Hij moet een rijopleiding krijgen. Nu heb ik aan u gedacht om hem een opleiding te geven. Een doorgedreven opleiding. Eentje die hij nooit zal vergeten. Je krijgt van mij dan ook de opdracht om de praktische opleiding te geven aan sergeant sukkel. Ik hoop dat je mij begrijpt. Ikke: jazeker luitenant Luitenant: Je krijgt tijd tot de laatste dag van je militaire dienst. Tot die dag staat hij onder uw bevoegdheid. Is dat klaar en duidelijk? Ikke: Héél duidelijk luitenant Luitenant: Morgenvroeg zal ik sergeant sukkel bij mij roepen om hem mee te delen dat zijn rijopleiding begint, onder uw leiding. Je krijgt de volle bevoegdheid om te doen wat nodig is. Nog vragen? Ikke: Neen luitenant Nooit in mijn hele leven heb ik een zo 'doorgedreven' opleiding gegeven en er zoveel sadistisch plezier aan gehad. Het heeft hem, letterlijk, zweet en tranen gekost. Ik moet er geen tekeningetje bij maken zeker? Maar toch vond ik naderhand dat ik misschien een tikkeltje overdreven had. Ik heb daar schandelijk misbruik gemaakt van de macht die ik had. En toch heb ik er tot de dag van vandaag geen spijt van.
Gewoontes veranderen met de jaren. Dat zag ik maar weer toen ik een artikeltje las over drinken. Niet het drinken van ordinair kraantjes- of flessen water, of van die ziek makende light-drankjes. Het ging wel degelijk over het drinken van alcohol. De oerdegelijke, gezonde, stevige godendrank die in staat is om mensen bovennatuurlijke krachten te geven. Volgens dat artikeltje drinkt 15% van de werknemers te veel. Dat zou dan ook betekenen dat zowat 85% van de werknemers te weinig drinkt. Of erger; niet drinkt. Ik weet het niet hoor, maar toen ik aan mijn beroepscarrière begon was het drinken van alcohol een sociale verplichting. Wie niet dronk behoorde er niet bij. Dat was uitschot, achterlijke nietsnutten waar je niks kon mee aanvangen. Outstanders die de werksfeer verpestten. Want elk groot of klein probleem werd toendertijd opgelost tussen pot en pint. Maar volgens een onderzoek van de HR-dienstverlener securex gaat werken en drinken niet samen. En volgens datzelfde onderzoek drinkt 15% van de werknemers dus te veel. Wat eigenlijk 'te veel' is staat er ook bij. Meer dan drie pinten per dag voor een man zou te veel zijn. Voor een vrouw is dat twee pinten. Wie bepaalt wat te veel is staat er echter niet bij. Zou het kunnen dat degene die bepaalt wat te veel is een asociaal geval is? Een zonderling die in een ivoren toren woont? Eén of andere debiel die geen aandelen van een fatsoenlijke brouwerij heeft? En die daarom het drinken van alcohol afraadt in een poging om zijn aandelen in de warme-chocomelk fabriek een beetje op te krikken? Het kan. Tegenwoordig verwondert mij niks meer. Maar toch blijf ik het raar vinden. Waarom zou drinken en werken niet samengaan? Ik heb nooit anders gekend. En dat viel best mee. Na een zware (of lichte, dat deed er niet toe) dienst een koele pint gaan drinken met collega's zorgde voor de groepssfeer. De problemen werden besproken. Oplossingen werden bedacht. Wij hadden geen geldverslindende teambuilding nodig. Geen psychiaters om ons te leren omgaan met stress. De stress werd doorgespoeld met flinke glazen bier. En dat mochten er meer dan drie zijn. De teambuilding gebeurde aan de toog van het café. Het leven was simpel in die dagen. Maar blijkbaar mag het niet meer tegenwoordig. Er mag niet meer gedronken worden. Want werken en drinken gaan niet meer samen. Dus moet ik mij ook aanpassen aan de gewijzigde omstandigheden. Ik heb dan maar besloten om te stoppen. Met werken.
2013 was niet het beste jaar. Of het te maken heeft met het cijfer 13 ga ik niet beweren. Ik wil niet bijgelovig zijn want dat brengt ongeluk. Dus ga ik me over een cijfer geen zorgen maken. Maar toch was het een slecht jaar. Ik heb in 2013 twee vriendinnen verloren. Alhoewel 2013 ook een paar positieve zaken aan het licht bracht. Ik heb sterke vrouwen leren kennen. Alles heeft zo zijn voor- en nadelen. Het begon in het eerste kwartaal van het jaar. Vrouwlief kreeg te horen dat ze kanker had. Niet iets om licht over te gaan. Kanker is ten slotte geen griepje. Het duurt allemaal langer. Maar na bekomen te zijn van de eerste schok begon de hele behandeling. Twee operaties en een reeks chemo kuren. Gevolgd door anderhalve maand dagelijkse bestralingen. Elke dag naar het hospitaal voor de nodige stralen. Zowat een halve dag waren we daarmee telkens zoet. Tijd om iets te posten zat er dus niet in. En inspiratie was er ook niet. Maar dat is gelukkig achter de rug en de voorlopige resultaten zijn positief. Enkel nog wachten tot de brandwonden genezen zijn. Het hele zaakje heeft tot verleden week zowat ons leven beheerst. Nu volgen nog driewekelijkse behandelingen tot augustus 2014. Er komt dan ook meer tijd vrij voor berichtjes te posten. En misschien voor meer frivoliteit. Maar toch heb ik in die tijd een sterke vrouw leren kennen. Eentje die niet opgeeft. Eentje die blijft vechten voor wat haar dierbaar is. Eentje die met optimisme vooruit kijkt en hoopvol is voor wat nog komen kan.
De tweede is, of liever was, ook een sterke vrouw. Helaas heeft ze de strijd verloren. Het begon ook in het begin van 2013. Door een geheimzinnige ziekte vielen stuk voor stuk haar organen uit. Het leek een soort ebola, je weet wel, het ebola virus, waar, door inwendige bloedingen, het ene orgaan na het andere uitvalt. Maar waar het ebola virus na zowat een week een dodelijke afloop heeft duurde het bij haar een klein jaar. Het leek wel een ambtenaren variant van ebola. Langzaam maar zeker, maar zeker langzaam. Enkele uren voor haar overlijden heb ik haar nog bezocht. Al heeft ze dat waarschijnlijk niet beseft want ze lag in coma, happend naar adem en met een zwart gekleurde huid, maar met een hart dat bleef pompen tot er niks meer te bevoorraden viel. Tranen met snottebellen heb ik geweend. Want een dergelijke vriendin zal ik waarschijnlijk nooit meer tegenkomen. Maar ik zal ze nooit vergeten. En me altijd blijven herinneren zoals ze was, een levenslustige, sensuele, prachtige vrouw met een gouden hart.
De derde sterke vrouw is een geval apart. Eigenlijk ken ik ze nog niet zo heel lang. Maar toch dacht ik haar een vriendin te mogen noemen. Helaas wil ze niet meer communiceren. Doordat ze een persoonlijke tegenslag had is ze alle vertrouwen in mensen kwijt. Spijtig maar helaas. Al had ik graag af en toe naar een fruitgemeente gegaan om een vruchtje te plukken. Maar ze wil geen hulp, laat staan vruchtjes plukken. Ze wil haar tegenslag alleen doorstaan en vertrouwd niemand. Sterke vrouw die het op haar eentje wil verwerken. Al blijf ik hopen dat ze het verwerkt krijgt en er binnen afzienbare tijd een berichtje komt en dat we de draad weer kunnen opnemen. Misschien moet ik zelf de eerste stap zetten en eens een berichtje sturen. Het risico dat er geen antwoord komt is groot, maar dat neem ik er wel bij. Afwachten maar. Misschien komt dat nog goed. Wat ik maar wil zeggen is dat 2013 geen schitterend jaar was. Een pechjaar zeg maar. Al besef ik ook wel dat het niet altijd rozenschijn en manegeur kan zijn. Het leven heeft nu eenmaal ups en downs. Zonder tegenslag weet een mens niet wat geluk is. Maar ik leef op hoop. Voor de vriendin die het tijdelijke met het eeuwige verwisseld heeft is geen hoop meer. Maar dat staat ons allemaal te wachten. Voor de rest blijft het hoopvol uitkijken naar een goede afloop.
Tijd en geld. Het zijn zaken waar nogal verschillend tegen aangekeken wordt. Twee voorbeelden; eerst eentje over tijd. 1minuut, hoe lang is dat eigenlijk? Voor de ene een eeuwigheid en voor de andere is het in een flits voorbij. Het hangt er alleen van af aan welke kant van de wc-deur je staat. En dan eentje over geld; Is duizend euro veel of weinig. Dat hangt er ook weer van af. Voor een vrouw die dat uitgeeft is dat twee keer niks. Maar voor een man die het moet verdienen is dat heel anders. Het is dus maar hoe je het allemaal bekijkt. Zo kreeg ik zowat een jaar geleden een voorstel voor het beleggen van mijn spaargeld. En wetende dat mijn zuurverdiende centjes op een spaarboekje tegenwoordig zo goed als niks opbrengen had ik wel interesse in het voorstel. Al was het dan een bizar voorstel. De adviseur van dienst gaf mij de raad om te beleggen in whisky. Op het eerste zicht leek me dat een lucratieve belegging, maar de man had ervaring in dat soort zaken. Hij had al een partij opgekocht en op enkele maanden tijd was zijn whisky al 7% meer waard. Het zag er goed uit beweerde hij. Volgens de vooruitzichten zou hij na een jaar dik 12% in zijn zak kunnen steken. Dat was inderdaad heel wat meer dan wat een spaarboekje mij zou opleveren. Toch maar eens proberen dus. Een mens weet nooit. Ik kocht dan maar twaalf flessen whisky van een uitstekend merk. Als proef. Kwestie van niet al mijn centjes te riskeren. Maar na een jaar moet ik vaststellen dat het toch niet zo een goed idee was. Ik geraak mijn flessen aan de straatstenen niet kwijt. En al zeker niet aan de prijs die ik in gedachten had. Meer zelfs, van mijn investering blijft niks meer over. Totaal niks. Al mijn centen foetsie. Ik kon het niet nalaten om de man die het mij destijds had aangeraden om opheldering te vragen. Hij beweerde bij hoog en bij laag dat zijn belegging wel de moeite waard geweest was. Zelf was hij er immers in geslaagd om een meer dan behoorlijke prijs te krijgen van zijn toendertijd opgekochte whisky. Maar na nadere uitleg bleek het om details te gaan. Kleine details die ik over het hoofd had gezien. Ik kreeg de raad om in het vervolg de whisky te stockeren op een veilige plaats. En de inhoud van de flessen niet meer te verplaatsen van uit de flessen naar mijn maag. Volgens de man ging het niet om de flessen maar om de inhoud. Nu zit ik hier met twaalf lege flessen die naar de glasbol moeten. Al mijn geïnvesteerde geld kwijt en een illusie armer. Volgens vrouwlief was het dan ook een heel slechte investering. Volgens mij was het een lekkere belegging die voor herhaling vatbaar is. Het is maar hoe je het bekijkt.
Het is vijf voor twaalf. We moeten dringend ingrijpen. Er moet actie komen. Verandering. Aanpassingen dringen zich op. We staan aan de rand van de afgrond. Als we zo doorgaan dan gaan we met zijn allen naar de verdoemenis. Dat is de huidige stand van zaken. Waar het dan wel over gaat vraagt u zich af. Over zowat alles. Over de opwarming van de aarde, over de economie en de werkgelegenheid. Over ontwikkelingshulp, het gehandicapten beleid en het immigratiebeleid. De opvang van daklozen en de huisvesting van hulpbehoevenden. De leefloners en de leeglopers. Het fileprobleem. Het onderwijs. De vergrijzing. De staatsfinanciën. De veiligheid. De gezondheidszorg. Kortom alles loopt verkeerd in dit land. De hoogste tijd om in te grijpen. Het is immers vijf voor twaalf. Voor sommige zaken is het zelfs vijf over twaalf. Te laat om nog iets te doen aan de oorzaken. En met de gevolgen zullen we moeten leren leven. Niks aan doen. Maar we hebben geen tekort aan ministers, staatssecretarissen en andere beleidsvoerders die voor oplossingen zouden moeten zorgen. Zowel op Europees vlak als op federaal vlak. En die komen dan ook met oplossingen. Eerst en vooral moeten die oplossingen henzelf ten goede komen. Voor de rest zijn het lapmiddelen. Pleisters op houten benen. De scherpe kantjes een beetje afronden hier, een beetje verdoezelen daar en tijdelijke oplossingen ginder. Voor de rest zijn ze als de dood voor structurele maatregelen. Nochtans beweren ze allemaal dat het vijf voor twaalf is. De hoogste tijd dus om in te grijpen. Maar ze bakken er niks van. Tenminste dat dacht ik tot enkele weken geleden. Want toen kwamen ze met een allesomvattende maatregel. Weg alle 'vijf voor twaalf' toestanden. Zelfs de 'vijf over twaalf' toestanden zijn meteen van de baan. De oplossing is geniaal in zijn eenvoud. We hebben met zijn allen de klok een uur teruggedraaid.
Al eens aan gedacht hoe het zou zijn als je oud bent? En dan bedoel ik echt oud. Niet zoals je nu bent, met van die kleine ongemakjes zoals niet meer in staat zijn om een marathon te lopen binnen het uur. Of een ronde van Frankrijk te winnen zonder fatsoenlijke doping of anti-rimpel crème. Nee, ik bedoel echt oud en versleten. Zo oud dat je eigenlijk niet wil worden. Maar toch kan het gebeuren dat je op een of andere manier je eigen leeftijd overstijgt. En voor je het zelf beseft ben je plots 150 jaar of zo. Maar dan zou het wel eens kunnen dat je zelf niet meer weet wat er eigenlijk aan de hand is. Want tegen die tijd zijn zowat al je onderdelen hopeloos versleten. Al weet de medische wetenschap daar wel raad mee. Benen willen niet meer mee? Een rolstoel. Armen buiten dienst? Een verpleegster om je te voeden. Maag verdord? Aangepaste voeding. Incontinent? Een pamper. En ga zo maar door. Voor ieder defect lichamelijk onderdeel is een oplossing. Zelfs voor je brein zijn er oplossingen. Een verward brein? Dan wordt je gewoon ontoerekeningsvatbaar verklaart. En beslissen anderen in je plaats. Die anderen mogen dan het beste met je voorhebben, toch heb ik bedenkingen. Wil ik nog wel leven als het leven de moeite niet meer is om geleefd te worden? Wil ik gevoed worden als een kind? Moet ik toelaten dat een verpleegster mijn pamper tweemaal daags komt verversen? Voor mij hoeft het in ieder geval niet. Maar als het ooit zover komt dat mijn brein mij in de steek laat zal ik niet te kiezen hebben. Dan beslissen anderen over mijn leven. Over wat ik mag eten en drinken. Over wanneer ik mijn pamper mag vullen. Over hoe lang ik in mijn eigen stront mag liggen. Over hoe lang ze mijn leven nog willen rekken zonder hoop op beterschap. En dat is nu net wat ik niet wil. Ik wil mijn eigen beslissingen nemen. Mijn leven zelf in de hand houden. Als het leven niet meer de moeite loont wil ik zelf bepalen wanneer ik er uit stap. Maar het probleem is dat een mens dat niet altijd goed kan inschatten. Wat als je verstand stilaan begint te haperen, en je niet beseft dat er iets aan de hand is? Dat is een proces dat langzaam maar zeker komt. Dat gebeurt niet van het ene op het andere moment. En als het toch plots komt dan is het ook te laat. Probleempje dus. Wat ik maar wil zeggen; hoe ver mag de medische wetenschap gaan? Waar is de grens van waardig leven? Dat zal wel verschillen van de ene mens tegen de andere, maar toch. Nu wil ik hier niet gaan pleiten voor een maximum leeftijd. Want sommige mensen zijn nog best in staat zichzelf te behelpen aan zeer hoge leeftijd, terwijl anderen al op de sukkel zijn op hun zeventigste. Maar waar is de grens? Wat zijn de voorwaarden om waardig te leven? Wat is waardig leven? Is dat helemaal voor jezelf kunnen zorgen? Kan dat ook met de nodige hulp? Tot hoever mag die hulp gaan? Allemaal vragen waar ik deze nacht van wakker gelegen heb. Maar ik heb een antwoord gevonden. Zolang ik mijn duvel zelf kan uitdrinken is het leven waard om geleefd te worden.
De dagelijkse file waarin u ook wel eens terecht komt is niet uw fout. Het is niet omdat jij met je wagen naar de bakker om de hoek gaat dat je de file veroorzaakt. Het zijn de anderen die met hun wagen naar de bakker om de hoek gaan die oorzaak zijn van de verkeersopstopping. Let er maar eens op. Als die anderen er niet moesten zijn zou er van file geen sprake zijn. We moeten die anderen dan ook dankbaar zijn. Want laat ons eerlijk blijven, wat is er gezelliger dan in de file staan. Na het hectisch morgen ritueel van wakker worden, opstaan, je kroost bij elkaar zoeken en klaarmaken. Eindelijk een moment voor jezelf. Je zit onder de mensen en toch ben je alleen. Dat zijn van die momenten van rust. Van bezinning. En dat is duidelijk te zien aan iedereen om je heen. De ene droomt weg, waarschijnlijk denkend aan een zonovergoten strand. De andere zit boterhammetjes te eten en koffie te drinken. Nog een andere probeert zijn stuur op te vreten. Sommigen plegen een telefoontje. Want ook dat kan in de file, er is geen enkele politie agent die het ziet. Laat staan dat je een boete riskeert. En dan zijn er nog de vele vrouwelijke chauffeurs die hun make-up aan het bijwerken zijn. Die hebben net hun schreeuwende snotjongen bij de onthaalmoeder binnen gesmeten en kunnen eindelijk aan zichzelf denken. Aan hun carrière en aan hun minnaar op het werk. Weg zorgen en dagdagelijks gezeur van man en nageslacht. Eindelijk rust. In de file. Met regelmatig iemand die zo vriendelijk is om je goedemorgen te wensen met een lief claxontoontje. En die jij dan bij wijze van bedankje met je middenvinger het beste toewenst. Er zijn zelf bestuurders die zichzelf uit pure menslievendheid opofferen door wat blikschade te veroorzaken. Dan kan jij nog langer genieten van de sereniteit van de file. Heerlijk toch die kalmte. Met daarbovenop de wetenschap in je achterhoofd dat je een uur te laat op het werk komt. Dat is dan ook lekker meegenomen, een uur minder werken. Het leven kan mooi zijn. En na een dag van noeste arbeid herbegint het hele gedoe. Er zijn nog zekerheden in het leven.
Er is weer een reclamecampagne gestart voor hulp aan Syrië. De actie 12-12. Het is de tweede keer dat zoiets gebeurt. De vorige campagne heeft net niet genoeg opgebracht om de campagne zelf te bekostigen. Waarom dat niet voldoende geld in het laatje bracht is niet duidelijk maar laat zich raden. De gemiddelde Belg had blijkbaar door dat het geen nut heeft om geld te geven aan een bende achterlijke extremisten die elkaar willen uitmoorden. In Nederland had de campagne meer succes. Al zou het mij niet verwonderen dat de Nederlanders het verkeerd begrepen hadden. En dachten dat het de bedoeling was om met het opgehaalde geld kogels te kopen. De Nederlanders een beetje kennende. Die hebben altijd goede bedoelingen. Maar deze keer lijkt het er op dat het een grote inzamelactie moet worden in België. Wat ze met het geld gaan doen is nog niet helemaal duidelijk. Volgens doorgaans slecht ingelichte bron zou het moeten dienen voor humanitaire doelen. Hoe ze daar ter plaatse humanitaire doelen gaan verwezenlijken is mij toch een raadsel. Gaan ze daar dokters naartoe sturen? Om ze na een slachting terug te roepen? Gaan ze voedsel sturen zodat de schietsoldaten elkaar met volle maag kunnen afmaken? Of gaan ze scholen inrichten zodat de kindjes bij elkaar zitten. Dat is gemakkelijker om ze uit te moorden. Misschien gaan ze wel transporten inrichten. Om dolgedraaide plofmoslims naar ons land te halen. En daarvoor zou ik geld moeten storten. Vergeet het. Ik ga geen geld uitgeven om de miserie naar hier te brengen. Dat ze hun zaakjes zelf oplossen. Voor mijn part mogen ze elkaar blijven uitmoorden. Tot er nog eentje overblijft. En voor die allerlaatste wil ik wel in mijn portemonnee tasten. Die kan van mij een zelfmoordpakket krijgen. Probleem opgelost. Maar zover zal het wel niet komen denk ik. Volgens mij zullen we met een hoop vluchtelingen te maken krijgen. Want dat er een aantal zijn die het niet meer zien zitten om tussen de kogels te leven kan ik begrijpen. Maar wat mij toch het meeste verwonderd is het feit dat die zogenaamde vluchtelingen steevast naar het westen willen. Dat een normaal denkend mens weg wil uit een oorlogszone vind ik normaal. Dat zou ik ook willen. Maar waarom dan een verre reis naar het westen, terwijl er toch andere mogelijkheden zijn. Meer voor de hand liggende mogelijkheden. En veel korter bij. Want laat ons eerlijk zijn. Zowat al die landen waar het moorden en schieten hoogtij viert zijn omringd door andere moslimlanden. Waarom gaan ze daar hun toevlucht niet zoeken? Waarom reizen ze de halve wereld af om naar landen te gaan waar andere zeden en gewoontes gelden? Heb ik een slecht karakter als ik denk dat het met geld te maken heeft? Met OCMW? Met het feit dat ze maar al te goed weten dat ze in die moslimlanden hun kostje zelf bij elkaar moeten scharrelen? Zou het kunnen dat die vluchtelingen weten dat ze in het westen een luilekker leventje kunnen leiden? Een leven van profiteren en gebraden kippetjes die gratis en voor niks uit de hemel vallen? Ben ik onmenselijk als ik vind dat ze beter in hun eigen regio blijven, met hun eigen stompzinnige religie? Met hun eigen cultuur en levensgewoonten? Ben ik racist omdat ik onze westerse waarden en gewoontes hoog inschat? Ben ik racist omdat ik mij geen andere, en volgens mij achterlijke, waarden laat opdringen? Moet ik mij aanpassen en daarbovenop nog geld, woning en eten geven aan wezens die er enkel en alleen op uit zijn om te profiteren? Ik wil maar zeggen; geld storten voor 12-12 ?? My ass!!
“Het is precies veertien minuten voor half acht” wist de stem op de klokradio te vertellen. Het was lang geleden dat ik dat nog gehoord had. Want sinds mijn pensionering staat de klokradio hier ten huize op non-actief. En kom ik nog enkel mijn bed uit als mij dat zo een beetje past. Maar vanmorgen had de meedogenloze wakkermaker weer eens zijn twijfelachtig nut bewezen. Ik had een afspraak op het ontieglijk vroeg tijdstip van negen uur. En vermits ik nog over een heel klein beetje plichtbesef beschik probeer ik mijn weinige afspraken stipt na te komen. Ook al is die afspraak op een moment van de dag dat ik in normale omstandigheden nog aan het bekomen ben van nachtelijke inspanningen. En mijn weinige verstand een poging doet om orde te scheppen in de nachtelijke chaos. Net dan begint een radiopresentator met moeilijke woorden, met begrippen die toch enig nadenken vragen. Waarom moet dat 'veertien minuten voor half acht' zijn. Is zeven uur zestien dan niet veel duidelijker? Misschien is het beroepsmisvorming maar ik kan, zeker als mijn verstand nog op half zeven staat, mij geen duidelijk beeld geven van 'veertien minuten voor half acht'. Dan begint er in mijn grijze cellen een paniekreactie. Dan moet ik orde op zaken zetten en heel het zaakje een beetje methodisch benaderen. Gewoonlijk begint het dan met mij af te vragen wat half acht eigenlijk is. Is dat de helft van acht? Dat zou dan vier moeten zijn. En daar moet ik dan veertien minuten aftrekken. Heu...toch niet... wacht... er klopt ergens iets niet. Half acht...dat is zeven uur dertig en daar moet ik dan veertien minuten aftrekken, dat maakt dus... “ Het is nu zes minuten voor half acht” hoor ik de radiostem zeggen. Verdomme ik kan opnieuw beginnen rekenen want op die korte tijdspanne ben ik er nog niet in geslaagd om mijn ogen open te krijgen en een blik op de klok te werpen. Er volgt een muziekje op de radio. De zanger probeert me duidelijk te maken dat iets 'formidable' is. Ik vind niks 'formidable' zo vroeg in de ochtend. Laat me gerust. Laat me slapen. Laat me nog even sluimeren. Ik begeef me dan maar terug in dromenland. Tot ik de radiostem weer hoor. “Het is nu twaalf minuten over half acht”. Er begint weer een lichte vorm van paniek in mijn brein. Heb ik dat goed gehoord? 'Over half acht' had de stem gezegd. Een nieuwe berekening dringt zich op. Maar ik geef het op en trek mijn ogen open. Het is kwart voor acht. Zeven uur vijfenveertig om precies te zijn. Ik sleur mij uit bed en blijf de ganse dag met een prangende vraag zitten. Waarom maken radio presentatoren het leven zo moeilijk van 's morgens vroeg? Moeten ze altijd met die halfjes bezig blijven? Is het zo moeilijk om te zeggen dat het zeven uur zestien is? Of zeven uur vierendertig? Of nog; zou het niet beter zijn dat ze gewoon zeggen dat het tijd is om op te staan?
Een week geleden kwam ik hem tegen in de ondergrondse garage van ons vakantieverblijf aan de kust. Op het eerste zicht een normale man met een fiets aan de hand. Het gesprek begon ermee dat hij vroeg of ik een sleutel had van de garagepoort. Volgens de man zou het namelijk gemakkelijker zijn om de poort te openen en zo met zijn fiets naar buiten te kunnen. Nu moest hij met zijn fiets aan de hand via een gewone deur naar buiten sukkelen. Ik kon hem niet helpen. Misschien kon het immobiliënkantoor hem helpen opperde ik nog. Hij zou het eens navragen. Of hij een wagen had, vroeg ik nog. En een garagebox? Een wagen wel maar hij had geen garagebox gehuurd. Dan zou een sleutel voor de poort ook wel een probleem zijn dacht ik nog. Maar goed, hij zou het eens navragen bij het immobiliënkantoor. Veel succes dacht ik nog. Maar dan kwam het: “en die zon dan, dat is toch niet normaal” zei hij. “die zon?” vroeg ik. “Wat is er mis met die zon?”. “Welja”, repliceerde hij “het is toch niet normaal dat die zon de hele dag aan de achterkant van het gebouw schijnt en nooit langs de voorkant”. Daar had ik niet zo direct een simpel antwoord op. Volgens mij leek het normaal dat de zon nooit langs de voorkant schijnt. Als de voorkant van een gebouw naar het noorden gericht is, met zicht op de Noordzee, dan leek het mij normaal dat langs die kant niet veel zonnestralen naar binnen vielen. Maar daar nam de man geen genoegen mee. Hij zou een klacht indienen bij het immobiliënkantoor. Hij wou zon langs de voorkant en daar moesten ze maar voor zorgen. Daar betaalde hij toch voor. Het was het soort absurde humor waar ik mij ook wel eens aan waag. Maar de man bedoelde het blijkbaar niet als een grapje. Hij meende het. “Ze” moeten er voor zorgen dat er zon langs de voorkant komt. “Of heb jij wel zon langs de voorkant” wou hij nog weten. “Wel, heu... we zitten in hetzelfde gebouw en dus, neen, ik heb ook geen zon langs de voorkant. Het gebouw is nu eenmaal naar het noorden gericht, en zodoende...”. Dat was geen argument vond hij. Het is niet omdat iemand anders geen zon langs de voorkant had dat hij daar genoegen moest mee nemen vond hij. Hij wou zon, en zon moest er komen. “ Anders neem ik een advocaat onder de arm” voegde hij er aan toe. In gedachten wenste ik hem veel succes en wou er geen woorden meer aan verspillen. Maar toen ik aanstalten maakte om verder te gaan kwam hij met een ander ongenoegen. “En dan dat zand!!” veranderde hij van onderwerp. “Dat zand? Wat is er mis met het zand?” wou ik weten. “Veel te veel zand op het strand” vond hij. “Dat blijft aan de voeten hangen en dat breng je dan ongewild mee naar binnen. Schandalig. Welke domoor heeft daar zoveel zand gelegd?” “Tja, dat zand heeft er altijd al gelegen” wierp ik tegen. “ Dan moeten ze er maar een tapijt op leggen, of een laag beton over gieten. Is dat teveel gevraagd misschien? Ik stuur ze een advocaat op hun dak. Morgen ga ik naar het immobiliënkantoor en als dat zand volgende week niet weg is gaan ze iets beleven!” De man begon zich waarlijk op te winden. Ik maakte dat ik wegkwam voordat hij zijn beklag zou doen over het teveel aan water in de zee. Het gesprek vond een week geleden plaats en nog altijd vraag ik mij af of ik wel met een menselijk wezen te maken had. Zou het kunnen dat ik een ontmoeting had met een als mens vermomd buitenaards wezen?
Al een tijdje geleden dat ik nog iets geschreven heb. Tja, hoe gaat dat. Soms komt er inspiratie en soms niet. Of zal ik gewoon eerlijk zijn? Ik ben een luiaard. En als ik geen zin heb komt er niks. Maar soms zijn er van die dingen waardoor ik het niet kan laten om een stukje te schrijven. Kwestie van mij een beetje af te reageren. En enkele dagen geleden was er zo iets. Een artikeltje in een internetkrant. Volgens dat berichtje zijn de politieke partijen al bezig met het samenstellen van de kieslijsten. En dat is een reden voor allochtonen om van zich te laten horen. Het stond er klaar en duidelijk; “De allochtone gemeenschap roept de Vlaamse partijen op om voor meer diversiteit te zorgen voor de verkiezingen van volgend jaar”. En nu komen ze eisen dat er op de kieslijsten van de Vlaamse partijen meer allochtonen moeten staan. Vooral op verkiesbare plaatsen. Over bekwaamheid reppen ze met geen woord. Enkel het feit dat ze allochtoon zijn is voldoende om verkiesbare plaatsen op te eisen. Want, “Politiek verkozenen moeten een afspiegeling van de bevolking zijn” En volgens een onderzoek van een zekere Jan Hertogen bedraagt het percentage allochtonen op kieslijsten 5,8% terwijl het aantal allochtonen in Vlaanderen 21,6% bedraagt. Persoonlijk vind ik die 21,6% een zorgwekkend cijfer, maar dit tussendoor. Er moeten dus 21,6% allochtonen op de kieslijsten komen. Bekwaam of niet, dat doet er niet toe. Ooit heb ik nog zoiets gehoord. Jaren geleden moesten er meer vrouwen op de kieslijsten komen. Een afspiegeling van de bevolking weet je wel. En er kwamen vrouwen. Ken je ze nog? De excuus-truzen. Er zijn toen verschillende vrouwen op de kar gesprongen om hun graantje mee te pikken. Of die vrouwen in staat waren om een politiek mandaat op te nemen deed er niet toe. Als er borsten aan hingen was het al lang voldoende. Wat we toen, en nu nog, met sommige vrouwen meegemaakt hebben weten we allemaal. Maar goed. Nu moeten er dus excuus-allochtonen komen. En wat we daarmee gaan meemaken is nog maar de vraag. Maar als er dan toch een 'afspiegeling van de bevolking' moet komen dan ken ik er nog wel enkele. Waar blijven de excuus-gevangenen? Er is toch een respectabel aantal gevangenen in ons land. Moet het crapuul dan niet vertegenwoordigd worden? Of zijn die er al? Ze zitten alleen nog niet in de gevangenis. En wat met de minderjarigen? Toch ook een zeker percentage die een vertegenwoordiging verdienen. Of de kleuters. Al zal dat waarschijnlijk niet nodig zijn. Als ik dat zo bekijk is het kleuter verstand al meer dan voldoende vertegenwoordigd. En wat met dieren? Hebben die geen recht op medezeggenschap en politieke verantwoordelijkheid? Het is niet omdat een hond niet van hetzelfde ras is dan wij dat dat beest geen rechten heeft. Er mag toch niet gediscrimineerd worden op basis van ras. Ik ken er hier eentje die beslist een plaatsje op de kieslijsten waard is. Een bruin beest met krulhaar. Bovendien spreekt hij geen woord Vlaams. Als dat geen referentie is weet ik het ook niet meer. Of dat beest wel bekwaam is om een politiek mandaat op te nemen vraagt U? Ach, dat doet er niet toe.
Regelmatig verorber ik wel eens een baarmoeder, of de inhoud. Niet zomaar de eerste de beste, neen, het liefst heb ik ze vers. En hoogzwanger. Een baarmoeder waarin het nakomelingetje op het punt staat om eruit te komen. Dat zijn de lekkerste. En de gezondste naar het schijnt. Van sommige baarmoeders mag ik graag de inhoud nuttigen en gooi de baarmoeder zelf de vuilbak in. Bij de meeste echter eet ik de baarmoeder en de moederkoek en gooi het nageslacht weg. Het hangt een beetje af welk ras het betreft. En kom nu niet vertellen dat ik de enige ben die baarmoeders lekker vindt. U toch ook. Of heb je dan nog nooit tomaten gegeten? Of appels, noten, peren en nog zo van die zaken. Dat zijn de baarmoeders van een plant of boom. Niks meer of minder. Dat toont maar weer eens aan hoe gruwelijk de mensheid is. Al valt het met groenten nog mee. Groenten worden met de grootste zorgen omringt, we laten ze groeien in de meest gunstige omstandigheden zodat ze tot volle wasdom komen. Om dan, net voor de planten in staat zijn om nakomelingen te verwekken, met wortel en al uit de Vlaamse klei te trekken. Dat is hetzelfde als een kind grootbrengen en op het moment dat het tot de volwassen rijpheid komt de kop afsnijden, in stukken snijden en oppeuzelen. Maar het wordt pas echt hallucinant gruwelijk hoe de mensheid met fruit omgaat. We vertroetelen de planten en bomen naar best vermogen. Beschermen ze tegen alle kwalen en ongedierte. Om dan hun baarmoeder, inclusief nakomelingen, meedogenloos af te rukken en op te vreten. Soms zelfs waar de moederplant bijstaat. Je zal maar plant zijn in een wereld die overheerst wordt door de mensheid. Maar het zal wel te maken hebben met de aard van het beestje. Dat is nu éénmaal de wet van de sterkste. En die sterkste zorgt enkel en alleen voor zichzelf. Het is een kwestie van overleven. Hoe sadistisch en huiveringwekkend het ook mag zijn voor degene die het moeten ondergaan. En de mensheid gebruikt de natuur voor eigen welzijn. Want het is een feit: A baarmoeder a day keep the doctor away.
Internetkranten, altijd interessant om te lezen. Vooral dan de reacties van lezers op sommige artikels. En die reacties zijn soms bedenkelijk. Soms gewoonweg dom. Heel soms wel eens heel origineel. Ook wel grappig op zijn tijd. Vooral reacties van allochtonen springen er wel eens uit. Zo zijn er in Nederland een paar internetkranten die, met subsidies, opgezet zijn door Marokkaanse Nederlanders. Of moet ik zeggen Nederlandse Marokkanen? Of Nederlanders van Marokkaanse oorsprong. Of zoals ze zichzelf daar graag noemen; licht getinte Nederlanders. Die 'licht getinte' Nederlanders zijn dan wel allemaal overtuigde moslims. Goede moslims, beweren ze zelf. Maar de 'licht getinte' Nederlanders willen hun geloof ten allen prijze door de strot van de globale Nederlander rammen. Met of tegen hun zin. En volgens die 'licht getinte' Nederlanders worden ze gediscrimineerd. En nog geen klein beetje. Rasecht racisme is het. Want de gemiddelde Nederlander moet niks weten van hun religie. En nog minder van het crapuul dat tussen die 'licht getinte' Nederlanders zit. Dat steekt natuurlijk. Zodanig zelfs dat ik mij afvraag wie hier eigenlijk de racisten zijn. Want in de reacties van die 'licht getinten' is pure haat schering en inslag. De Nederlandse samenleving wordt steevast beschuldigd van onverdraagzaamheid tegen moslims. Want volgens die 'licht getinten' moeten de Nederlanders zich aanpassen aan de nieuwkomers. Integratie moet van twee kanten komen is hun credo. En dan vooral van de kant van de Nederlanders. Maar daar heb ik het dan moeilijk mee. Volgens mij moet integratie helemaal niet van twee kanten komen. Meer zelfs, integratie mag niet van twee kanten komen. Integratie moet enkel en alleen komen van de kant van de geïntegreerde. Aanpassen of wegwezen. Zo simpel is dat. Maar de 'licht getinten' spelen een subtiel spel. Ze spelen de sukkelaar. De verstotene. De ongewenste. Als zich ook maar iets voordoet dat niet in hun kraam past staat het in het lang en breed op hun webstekje. Zoals enkele dagen geleden weer eens. Er waren in Amersfoort twee 'licht getinte' jongeren door de politie aan een identiteitscontrole onderworpen. En dat was weer reden om in hun reacties hevig tekeer te gaan tegen de hele Nederlandse samenleving. Immers, het was pas enkele maanden geleden dat hetzelfde was gebeurd in Den Haag. De 'licht getinten' schreeuwden moord en brand. Ze vonden het schandalig dat de politie er geen blanke jongeren uitpikten. De getinten voelden zich geviseerd door de racistische politie. Ze gingen dan wel voorbij aan het het feit dat ze aan het wandelen waren in een betere wijk. Zomaar wandelen beweerden ze. Heel onschuldig natuurlijk. Net zoals dat het geval was in Den Haag. Ook daar waren licht getinten aan een wandeling bezig in een residentiële wijk. Dat zo iets in het oog springt van de politie kwam gewoon niet bij hen op. Ze kunnen maar niet begrijpen dat er onder de licht getinten veel crapuul zit en dat de politie dat ook weet. Dat de Nederlandse politie dan ook 'licht getinte-wandelaars-in-gegoede-wijken' meer in de gaten houdt is niet meer dan normaal. Maar dat gaat dus duidelijk het petje van de 'licht getinten' te boven. Want om zoiets te begrijpen moet je natuurlijk naar school geweest zijn.
Uit doorgaans slecht ingelichte bron, kwam een eigenaardige e-mail in mijn postbus terecht. Er was een monster gezien in de parkvijver. In de grote vijver, in het centrum van ons dorpje nog wel. Een zekere G.S. had melding gemaakt van een enorm vervaarlijk uitziend monster dat even boven water gekomen was. Volgens G.S. was het monsterachtige dier wel tien meter lang met tanden “als een reuzenhaai”. De politie stuurde een agent ter plaatse om eventuele vaststellingen te doen. Buiten enkele verdachte rimpelingen op het water kon de agent niks abnormaal vaststellen, maar voor alle zekerheid werd de brandweer er bij gehaald. In eerste instantie stelden de mensen van de brandweer drastische maatregelen voor. Men zou gewoon de vijver laten leeglopen en dan zou het beest vanzelf te voorschijn komen. Maar dat was bij nader inzien geen optie. Dat zou immers wateroverlast veroorzaken bij de buurgemeente. Er moest dan ook een andere oplossing komen. Er werd dan maar beslist om eventuele beslissingen over te laten aan de bevoegde schepenen. Een voor de hand liggende keuze. Maar er kwamen meteen enkele bedenkingen. Wie was bevoegd in deze materie? In de veronderstelling dat er werkelijk een monster in de vijver aanwezig was moesten verschillende schepenen hun verantwoordelijkheid nemen. Zo is de eerste schepen o.a. bevoegd voor toerisme en het zou wel een uitzonderlijk fenomeen zijn dat veel toeristen zou aantrekken. Er werd al een vergelijking gemaakt met het monster van Loch Ness in Schotland. Maar ook de tweede schepen moest tussen komen. De man is immers bevoegd voor water en openbare werken. En het beest zat in het water. En misschien moesten er werken uitgevoerd worden om de veiligheid van de bevolking te waarborgen. De derde schepen moest ook zijn zegje hebben. Die is immers bevoegd voor integratie en Vlaams karakter. Wat als het beest zich niet wou integreren en het Vlaams karakter niet zou respecteren. De vierde schepen was dan weer bevoegd voor lokale economie en milieu. Als het werkelijk om een uitzonderlijk fenomeen ging zou dat wel ten goede komen aan de lokale economie, om nog te zwijgen over het effect op het milieu. De vijfde schepen is dan weer bevoegd voor dierenwelzijn en in die hoedanigheid is zijn mening ook van belang. Misschien was het beest wel in de war, misschien had het stress, of honger. Er werd dan maar besloten om de vijf schepenen er bij te halen en onder elkaar te laten beslissen wat er diende te gebeuren. Want dat er onmiddellijk een beslissing moest genomen worden, daar was geen twijfel over. De discussie tussen de schepenen duurde zijn tijd zodat de brandweermannen in afwachting een pint gingen drinken in een nabijgelegen café. En daar vonden ze zowaar de oplossing van het probleem. Want daar zat G.S. , de man die met een telefoontje voor alle beroering had gezorgd. En met de nodige drank deed G.S. zijn verhaal tegen al wie het horen wilde. Alleen was er een klein verschil. Het beest was ondertussen al twintig meter lang geworden. De brandweermannen trakteerden G.S. op nog enkele pinten en toen bleek het beest ineens 'wel dertig meter'. Er begon iets te dagen bij de brandweermannen. G.S. was immers ook visser en vissers kennende, die durven nogal eens te overdrijven. Nog enkele pinten later was het een beest van “wel vijftig meter lang”. En terwijl de schepenen bleven overleggen werd het beest alsmaar langer. Zo lang dat het gewoon niet in de vijver paste. De brandweermannen trokken met hun conclusie naar de beraadslagende schepenen en het probleem was van de baan. G.S. was de dag nadien niet bereid tot commentaar.