Uit doorgaans slecht ingelichte bron, kwam een eigenaardige e-mail in mijn postbus terecht. Er was een monster gezien in de parkvijver. In de grote vijver, in het centrum van ons dorpje nog wel. Een zekere G.S. had melding gemaakt van een enorm vervaarlijk uitziend monster dat even boven water gekomen was. Volgens G.S. was het monsterachtige dier wel tien meter lang met tanden “als een reuzenhaai”. De politie stuurde een agent ter plaatse om eventuele vaststellingen te doen. Buiten enkele verdachte rimpelingen op het water kon de agent niks abnormaal vaststellen, maar voor alle zekerheid werd de brandweer er bij gehaald. In eerste instantie stelden de mensen van de brandweer drastische maatregelen voor. Men zou gewoon de vijver laten leeglopen en dan zou het beest vanzelf te voorschijn komen. Maar dat was bij nader inzien geen optie. Dat zou immers wateroverlast veroorzaken bij de buurgemeente. Er moest dan ook een andere oplossing komen. Er werd dan maar beslist om eventuele beslissingen over te laten aan de bevoegde schepenen. Een voor de hand liggende keuze. Maar er kwamen meteen enkele bedenkingen. Wie was bevoegd in deze materie? In de veronderstelling dat er werkelijk een monster in de vijver aanwezig was moesten verschillende schepenen hun verantwoordelijkheid nemen. Zo is de eerste schepen o.a. bevoegd voor toerisme en het zou wel een uitzonderlijk fenomeen zijn dat veel toeristen zou aantrekken. Er werd al een vergelijking gemaakt met het monster van Loch Ness in Schotland. Maar ook de tweede schepen moest tussen komen. De man is immers bevoegd voor water en openbare werken. En het beest zat in het water. En misschien moesten er werken uitgevoerd worden om de veiligheid van de bevolking te waarborgen. De derde schepen moest ook zijn zegje hebben. Die is immers bevoegd voor integratie en Vlaams karakter. Wat als het beest zich niet wou integreren en het Vlaams karakter niet zou respecteren. De vierde schepen was dan weer bevoegd voor lokale economie en milieu. Als het werkelijk om een uitzonderlijk fenomeen ging zou dat wel ten goede komen aan de lokale economie, om nog te zwijgen over het effect op het milieu. De vijfde schepen is dan weer bevoegd voor dierenwelzijn en in die hoedanigheid is zijn mening ook van belang. Misschien was het beest wel in de war, misschien had het stress, of honger. Er werd dan maar besloten om de vijf schepenen er bij te halen en onder elkaar te laten beslissen wat er diende te gebeuren. Want dat er onmiddellijk een beslissing moest genomen worden, daar was geen twijfel over. De discussie tussen de schepenen duurde zijn tijd zodat de brandweermannen in afwachting een pint gingen drinken in een nabijgelegen café. En daar vonden ze zowaar de oplossing van het probleem. Want daar zat G.S. , de man die met een telefoontje voor alle beroering had gezorgd. En met de nodige drank deed G.S. zijn verhaal tegen al wie het horen wilde. Alleen was er een klein verschil. Het beest was ondertussen al twintig meter lang geworden. De brandweermannen trakteerden G.S. op nog enkele pinten en toen bleek het beest ineens 'wel dertig meter'. Er begon iets te dagen bij de brandweermannen. G.S. was immers ook visser en vissers kennende, die durven nogal eens te overdrijven. Nog enkele pinten later was het een beest van “wel vijftig meter lang”. En terwijl de schepenen bleven overleggen werd het beest alsmaar langer. Zo lang dat het gewoon niet in de vijver paste. De brandweermannen trokken met hun conclusie naar de beraadslagende schepenen en het probleem was van de baan. G.S. was de dag nadien niet bereid tot commentaar.
|