Ik ben Fredje
Ik ben een man en woon in Hoeilaart (Belgie) en mijn beroep is Gepensioneerd.
Ik ben geboren op 04/06/1950 en ben nu dus 74 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wandelen, digitale fotografie.
Ik ben reeds meer dan 40 jaar gehuwd met Annie
Wondere wereld Niks wereldschokkend, niks belangrijks en alles met een dikke korrel zout te nemen
13-11-2011
Rellen
Voor de tweede dag op rij waren er rellen in Luik. Auto's, vuilnisbakken en winkels werden in brand gestoken. Het was begonnen met een herdenkingsmars van ene Jordy Kasavubu. De 18 jarige Jordy was neergeschoten toen hij met een kompaan de woning van een juwelier wilde overvallen. De betoging was nochtans verboden door het stadsbestuur van Luik. Maar de politie liet het oogluikend toe. En na de betoging was het koekenbak. Een dertigtal jongeren begonnen aan een vernielingstocht. Volgens hen was het moord. De juwelier zou vervolgt moeten worden voor doodslag. En daarom moest de brave burger het ontgelden. De dag erna van hetzelfde. Vernielingen en brandstichtingen. De politie heeft wel en aantal relschoppers opgepakt en doorverwezen naar het parket. Wat ze er bij het parket gaan mee doen weten we al. Dat zal wel vrijlating worden. Wegens onvoldoende bewijzen of zoiets. En als er al vervolging komt dan krijgen ze een advocaat toegewezen. Ook op kosten van de gemeenschap. De gemeenschap zal er dan tweemaal voor opdraaien. Want de engeltjes hebben hun rechten. En moeten maximaal beschermd worden. Zodat ze binnen de kortste keren kunnen herbeginnen. Maar als we dan toch bezig zijn met het in de watten leggen van crapuul heb ik nog wel enkele voorstellen. Waarom geen vakbond oprichten? Een vakbond ter bescherming van de rechten van overvallers. Een vakbond die ijvert voor de erkenning van het beroep van overvaller. Met een groepsverzekering er bovenop. Voor het geval er iets misloopt. Want de eerlijke overvallers moeten toch beschermd worden tegen de belastingbetalende, egoïstische, zichzelf verdedigende burger. Voor een overval kunnen dan regels en wetten vastgelegd worden. De overvaller die zich aan de wettelijke regels houdt kan dan niks ten laste gelegd worden. De overvaller mag dan alle middelen aanwenden voor een maximaal resultaat. Het slachtoffer heeft weliswaar geen rechten. Wel plichten. De plicht om mee te werken bijvoorbeeld. En daar kunnen we wel één en ander aan toevoegen. Als een slachtoffer het verzuimt om de overvaller er op te wijzen dat hij een deel van de buit vergeet moet dat beschouwd worden als een misdrijf. Het slachtoffer zal dan vervolgd worden wegens obstructie van een overval door een erkent overvaller. Misschien moet er wel een overvalkaart komen. Zoals er een leurderskaart bestaat. Een door de staat afgeleverde kaart die kan bewijzen dat je met een officiële overvaller te maken hebt. Een beroepskaart zeg maar. Er kan ook een speciaal statuut komen voor gelegenheidsovervallers. Overvaller in bijverdienste of zo. Met uiteraard dezelfde rechten als een beroepsovervaller. Al zullen er wel niet veel overvallers kiezen voor de bijverdienste. Of het moet zijn dat het leefloon als hoofdverdienste beschouwd wordt. Dan zal elke zichzelf respecterende overvaller wel kiezen voor de bijverdienste. Dan kunnen ze hun pensioenrechten van leefloner behouden. Een zelfstandig overvaller is immers in het nadeel als het over pensioenen gaat. Ik zal mijn ideeën toch eens moeten voorleggen aan enkele politieke partijen. Wedden dat er sommigen het een goed idee gaan vinden.
Ik vond het een regelrechte belediging. Dacht die jonge trien nu echt dat ik niks waard was? Het was nochtans gewoon begonnen. Vrouwlief kreeg gisteren een gipsverband rond haar rechterhand. Voor drie weken. Een beetje op de sukkel dus. En werkloos. Er zijn plezantere dingen als zelfstandige. Maar goed. Wat moet dat moet nu éénmaal. Het zal zijn tijd wel duren. Maar terwijl de verpleegster het gipsverband aanlegde kreeg ik een opmerking. Wat nu, mijnheer? Zal je voor eten kunnen zorgen? En dat was een opmerking die ik helemaal niet verwacht had. Wat dacht die trut wel. Dat we allebei van honger zouden omkomen omdat vrouwlief toevallig haar rechterhand een tijdje niet kan gebruiken. Ik ben er ook nog. Het is niet omdat ze zelf geen ei kan bakken omdat ze het recept verloren is dat ik dat niet kan. En ik ben nog van een generatie die bij het leger geweest is. Plantrekken en overleven is mijn natuurlijke biotoop. Ik behoor niet tot de generatie die niet kan leven zonder Mc Donald. Wat is dat allemaal met die jongeren. Denken die nu echt dat een man van mijn leeftijd verloren is zonder vrouw. Het is niet omdat ik de zestig voorbij ben dat er sleet zit op mijn vaardigheden. Zeker niet op mijn overlevingsinstinct. Als er iets is dat ik van jongsaf geleerd heb dan is het toch wel eten maken zeker. Het zou wel heel erg zijn als ik mezelf niet in leven kon houden. Maar ik weet het. Er zijn mannen die niet eens voor koffie kunnen zorgen. Dat zijn dan de spijtige uitzonderingen van het mannelijk ras. Dat zijn gewoonlijk het soort mannen die op alles wat op hun bord komt kritiek hebben. Maar zelf hulp nodig hebben om een boterham van toespijs te voorzien. Als je van iets geen verstand hebt dan moet je daar zeker geen commentaar over geven. Dat is tenminste mijn mening. En zelf geef ik geen kritiek op eten. Ik weet uit ervaring dat het soms kan mislopen. Maar dat zal niet het geval zijn. Bij mij komt er alleen goede voeding op tafel. Daar ben ik wel zeker van. We zullen niet verhongeren omdat vrouwlief toevallig in het gips ligt. Er zijn hier in de onmiddellijke omgeving immers twee uitstekende traiteurs.
Het begon met een paardenfluisteraar. Een film uit het einde van de jaren negentig. Waarin een man een poging deed om op een natuurlijke manier met paarden om te gaan. Een soort inleving in de paarden hiërarchie zeg maar. Een erkenning van wie de baas is. En dan wil de mens het leiderschap op zich nemen. Zodat het dier gewoon doet wat de leider wil. Er zijn nu ook al hondenfluisteraars. Mensen die het gedrag van honden bestuderen en zichzelf uitroepen tot kopstuk van de roedel. De onbetwistbare leider. Ik weet het zo niet, maar, volgens mij was mijn opa al een fluisteraar. Als ik nog rondliep als een snotneus was mijn opa de onbetwistbare leider van de boerderij. Geen hond zou het wagen om dat ook maar in twijfel te trekken. Een pak stampen kon het beest krijgen. Zelfs een paard dat tientallen keer sterker was dan opa moest er niet aan denken om een eigen wil te tonen. En dat waren nog paarden in die tijd. Geen frêle luxe paarden die een poot breken als ze in een molsgat lopen. Nee, dat waren van die stoere Brabantse trekpaarden die een ploeg door de zware kleigrond trokken. Maar opa wist wel raad met al die dieren. Opa is altijd de baas gebleven over al de dieren op zijn boerderij. Al maakte opa wel eens gebruik van een stevige stok om zijn wil op de leggen. En als dat niet hielp had hij nog altijd zijn tweeloop. Misschien was opa niet echt een dierenfluisteraar. Meer een dictator. Maar toch. Alle dieren hadden respect voor hem. En het woord dierenfluisteraar bestond toen nog niet. Tegenwoordig heet dat dus fluisteraar. En er bestaan nogal wat fluisteraars tegenwoordig. Allemaal mensen die dieren naar hun hand willen zetten. Dat hoort ook zo. Maar er zijn ook mensenfluisteraars. Zoals de islamfluisteraars. Al hebben die wel een andere naam. Dat heet daar imam. Maar de naam doet er niet toe. Het principe blijft hetzelfde. De islamfluisteraar zet zichzelf aan het hoofd van de groep. En bepaalt hoe de geschriften van eeuwenoude sprookjes in het dagelijkse leven moeten ingepast worden. Ook illegalenfluisteraars bestaan tegenwoordig. En asielfluisteraars zijn er ook al. Dat zijn dan fluisteraars die zich inzetten om alle geldzoekers aan te sporen om zoveel mogelijk te profiteren van de autochtonen. En in één moeite ook maar de levensstijl van die autochtone werkpaarden te verneuken. Maar de fluisteraars schieten als de spreekwoordelijke paddenstoelen uit de grond. Een mens kan het zo gek niet bedenken of er is wel een fluisteraar voor. Behalve voor een groep die echt wel een fluisteraar nodig heeft om hen in goede banen te leiden. En daarmee bedoel ik vrouwen. Voor wanneer de eerste vrouwenfluisteraar?
Laat de winter maar komen. Ik ben er klaar voor. Mijn tuintje is winterklaar. De aardappels zijn gerooid, de groenten zitten in de diepvries. De bladeren zijn van de bomen geschud en opgeruimd. Alle fruitbomen in de boomgaard zijn gesnoeid en kunnen wachten tot de eerste zonnewarmte om terug te bloeien. De voederbakken voor de herten en reeën staan klaar. Alleen maar voor het geval er een strenge winter komt. Anders moeten ze maar doen zoals de everzwijnen en zelf hun eten zoeken. Het zwembad en het bubbelbad zijn helemaal schoongemaakt en hebben een groot onderhoud gehad. De overkapping is er over geplaatst en de verwarming is aangezet. Dan kan ik tijdens de wintermaanden nog een lijntje trekken als ik zin krijg. De massageruimte is van nieuwe tafels voorzien en de masseuses staan onder contract. De buitensauna kreeg een nieuwe isolatie en een grondig onderhoud. En terwijl ik toch bezig was heb ineens ook de binnensauna een beurt gegeven. De tennispiste ligt er netjes bij en ook die overdekking is water- en winddicht. De paardenrenbaan is opgeruimd, van nieuw zand voorzien en de omheining is nagezien. De trainingspiste voor de paarden is ook afgesloten. Geen storm of wind zal de paardjes storen deze winter. De paardenstallen hebben een nieuw kleurtje gekregen en kunnen er weer tegen. Het gras van het golfterrein is proper afgereden en bemest. En de achttien putjes kregen allemaal een deksel zodat er geen sneeuw in kan. De omheining van het jachtgebied heeft een grondige opknapbeurt gehad. Al was daar niet veel schade te bespeuren dit jaar. Dat was een meevaller. Minder werk. Dat scheelt toch een slok op een borrel. De garageruimte voor mijn collectie oldtimers kreeg een behandeling met de hogedrukspuit en ook die verwarming is aangezet. Zodat de pareltjes geen last hebben van de winterkoude. De boot kreeg een beurt in het droogdok en is weer klaar om te water gelaten te worden. Al zou ik daar misschien beter mee wachten tot de zomermaanden. In de winter ga ik zelden op zee. Een twijfelgeval dus. De helikopter daarentegen kan ik wel gebruiken om, na een sneeuwbui, het landschap vanuit de lucht te bewonderen. En ik was net bezig met het groot onderhoud toen ik wakker schoot. Het bleek dus gelukkig allemaal maar een nare droom geweest te zijn. Stel je voor dat ik al dat werk zou moeten doen. Een gepatenteerd luiaard als ik. Niks voor mij, al die luxe en al dat werk. Laat mij maar rustig genieten van het lui zijn. Maar toch had ik werk te doen voor de wintermaanden. Ik heb gisteren ons terrasje van 3 meter bij 3 met een tuinslang proper gespoten. Ik heb er rugpijn van gekregen. En dorst.
Volgens de dokter zou ik elke dag een wandeling moeten doen. Dat is geen probleem. Zo kom ik nog eens buiten. En na de wandeling volgt dan steevast een drankje. Om de geleverde inspanning door te spoelen. Maar de winter is weer in aantocht en dan lukt het mij niet altijd om de koude te trotseren. En daar hebben we dan iets op gevonden. Een loopband. Dan kan ik binnenshuis wandelen. Er was echter een probleempje. Toen het geval geleverd werd zat het in een kartonnen doos. Eens uitgepakt bleken er nog losse onderdelen bij te zijn. Het eerste halfuur was ik dus bezig met het ingewikkelde plan. Om vervolgens met de schroevendraaier aan de slag te gaan. Na een uurtje studie en vijsjes indraaien leek het al op iets dat een loopband moest worden. Eigenlijk was ik best tevreden over mezelf. Zonder bijkomende universitaire studies was ik er in geslaagd om het ding in elkaar te krijgen. Maar dan moest ik het ding nog aan het rollen krijgen. Volgens de handleiding waren er maar liefst drie knopjes nodig om er beweging in te krijgen. En een veiligheid. Die veiligheid was nodig in geval je er zou afdonderen. Maar er was nog meer. Een reeks knopjes die verschillende trainingsprogramma's konden starten. Van slenteren via intervaltraining naar een beklimming van de Himalaya. En volgens de handleiding moest je eerst stretchen vooraleer er aan te beginnen. Dat leek me er toch een beetje over. Ik stretch nooit voor ik ga wandelen. Totaal overbodig vind ik dat. Maar dat was waarschijnlijk als goede raad bedoeld voor degene die de Himalaya wilden beklimmen. Dat ben ik echter niet van plan. Zelfs de intervaltraining is niks voor mij. Een gewone wandeling zal wel voldoende zijn. De handleiding vermelde ook dat je na elke training het loopvlak moest schoonmaken. Met een droge doek het zweet opdeppen. Aangezien ik niet van plan ben om ook maar één druppel zweet te laten op die band is dat overbodig in mijn geval. Maar de handleiding gaf ook een interessante raad. Veel drinken, voor, tijdens en na de trainingssessie. Dat stukje tekst heb ik dan maar uitgeknipt en op het toestel geplakt. Om zeker nooit te vergeten. Er is op het toestel zelfs een opening voorzien om een drankje in te plaatsen. Daar past juist een duvel in.
Zoals in elk dorp zijn ook hier gehandicapten. Een deel daarvan zijn mobiel. In een elektrische rolstoel. Zo kunnen ze zichzelf zonder hulp verplaatsen. En komt er eens ééntje vast te zitten dan zijn er altijd wel enkele behulpzame mensen die een handje toesteken. Zo gaat dat in een gemeenschap. Ook in ons dorpje. Tot er op een dag een arrogant mannetje verscheen. De professor. Hoe de man in werkelijkheid heette weet ik ook niet. Feit was dat hij zelf beweerde professor te zijn. Een gehandicapte professor, want de man verplaatste zich met een elektrische rolstoel. Hij eiste dat iedereen hem op zijn wenken bediende. Hij vond dat hij overal en altijd voorrang had. Hij was immers gehandicapt en bovendien professor en stond dus boven het gepeupel. Zo werd hij berucht om zijn onbeschoftheid. Tot het misliep. Op een dag zat ik een glas te drinken in een rustig café. Met uitzicht op de parkvijver. De professor kwam aangereden. Hij reed met zijn rolstoel gewoon tegen de ingangsdeur. En bleef maar bonken tot iemand de deur voor hem opende. Met een gezicht op onweer reed hij het café binnen. Het had blijkbaar te lang geduurd voor de deur geopend werd. Hij reed dan maar enkele stoelen omver. De cafébaas bekeek hem al met een scheef oog terwijl hij de stoelen recht zette. Maar de professor trok het zich niet aan. Hij reed verder naar de toog. Daar stonden vijf stoere bouwvakkers te praten. En onze professor vond blijkbaar dat er niet genoeg plaats was om naast de mannen te rijden. Zonder boe of ba reed hij dan maar tegen enkele mannen hun benen. Er volgden enkele opmerkingen. Dat was niet naar de zin van de professor. En dus reed hij, duidelijk opzettelijk, nogmaals tegen de benen van de mannen. Er volgde een waarschuwing. Dat hij dat niet meer moest proberen of we zetten je in de vijver. Met kar en al. De professor vond dat een heel ongepaste bedreiging tegenover zijn verheven persoontje. En dus deed hij nog maar een poging. Het bleef bij een poging. Vier van de bouwvakkers pakten de professor met rolstoel en al op en droegen hem naar buiten. De straat over en ze lieten hem zakken in het water. Verdrinken zou de professor niet. Er staat slechts een dertigtal centimeter water in de vijver. Het was wel voldoende om er niet meer uit te raken op zijn eentje. De professor had wel een mobieltje bij zich. En enkele minuten later verscheen er een politiepatrouille. In een dorpje zoals het onze kennen ze echter hun pappenheimers. Ook hun professoren. De politie had duidelijk geen zin om hun voeten nat te maken en belden dan maar de brandweer. Tijdens het wachten op de brandweermannen was er een discussie aan de gang tussen politie en de professor waarbij hij duidelijk wees naar het café. Plichtsgetrouw kwam één van de agenten de drankgelegenheid binnen. Of er iemand iets had zien gebeuren? En zoals de man verwacht had, niemand had ook maar iets gezien of gehoord. Ondertussen was de brandweer toegekomen. Met vereende krachten werd onze professor uit het water gehaald. Hij kreeg er zelfs een extra service bij. Met een hogedrukspuit werd zijn rolstoel van de modder ontdaan. Terwijl de professor er nog inzat. Luid protest van de professor natuurlijk. Maar al wat hij kon doen was afdruipen.
Aan bomen geen gebrek in ons dorpje. Dat is normaal in een gemeente waar zowat drie vierde van het grondgebied bos is. Maar ook in het bewoonde gedeelte staan er ontelbare bomen en struiken. Dat zijn hoofdzakelijk beuken. Maar ook andere. Zoals knotwilgen, platanen, esdoorn en nog zoveel andere. Waaronder de vele konijnenkotelaars. En voor wie niet mocht weten wat een konijnenkotelaar is, een woordje uitleg. Een konijnenkotelaar is een boom waarvan ik de naam niet ken en die in mijn ogen alleen maar goed is om konijnenkoten van te maken. Maar dit terzijde. Wat ik maar wil zeggen is dat vele van die bomen geen eetbare vruchten produceren. De beuken wel natuurlijk. Die dragen lekkere beukennootjes. Daar hebben we ons als kind bijna ziek aan gegeten. Net zoals we genoten hebben van de hazelnoten, appels, peren, pruimen en wat nog allemaal. Want dat waren allemaal bomen die in het wild groeiden en die we als kind heel goed wisten te vinden. Nu nog weten kinderen de tamme kastanjes staan. En de rode en zwarte bessen. Maar wat mij opvalt is dat er tegenwoordig weinig of geen fruitbomen te vinden zijn. Allemaal verdwenen. In mijn jonge jaren kon een mens overleven op alles wat er in het wild groeide. De herfst was een feest voor kinderen. Elke dag smulden we van de ontelbare onbespoten vruchten die de natuur te bieden had. Om thuis het avondeten niet op te krijgen. We hadden onze vitaminen al binnen. En soms denk ik dat dat de reden is dat de huidige senioren er over het algemeen nog gezond bijlopen. We kenden geen fast-food. Geen chemisch bewerkt voedsel. Het was allemaal puur natuur. Daar moest ik toch even aan denken toen ik enkele weken geleden een wandeling deed. En dan beginnen mijn weinige nog niet afgestorven hersencellen te werken. Zou het niet wenselijk zijn dat de gemeentediensten meer fruitbomen zou aanplanten. Want er worden nogal wat aanplantingen gedaan in onze gemeente. Elk stukje grond moet groen bevatten volgens het gemeentebeleid. En in plaats van bomen en struiken aan te planten die de naam konijnenkotelaar verdienen kunnen ze toch evengoed fruitbomen aanplanten. De kinderen zullen het graag zien gebeuren. Dan kunnen ze bomen inkruipen om de verse vruchten te plukken. De appels en peren zouden zomaar uit de lucht komen vallen. Gratis en voor niks. En vooral heel gezond. Dat zou ik eens aan het gemeentebestuur moeten voorstellen, dacht ik nog. Tot er een beukennootje pal op mijn hoofd viel. Moest dat een appel geweest zijn.... Toch maar liever beuken aanplanten.
Wat zou er zoal in de hersenen van een kind omgaan vraag ik mij soms af. Als een kind geboren wordt is dat een onbeschreven blad. Een soort van harde schijf zoals bij een computer. Maar dan helemaal leeg. Geen software. Geen voorgeprogrammeerde programma's. Of zouden er al enkele rare kronkels inzitten. Van die kronkels die van elke mens een uniek exemplaar maken. Met een eigen manier van werken. Een eigen redeneringsvermogen. Eigen mogelijkheden en vaardigheden. Die tijdens het opgroeien wel een beetje bijgeschaafd kunnen worden maar die nooit helemaal kneedbaar zijn. Want als ik dat zie bij mijn kleindochter van twee dan stel ik vast dat ze al een eigen willetje heeft. Of tenminste een poging doet om haar willetje door te drijven. Dat valt gewoonlijk tegen maar, hoe klein ze ook is, er zijn toch pogingen om mij te manipuleren. Het is natuurlijk een kleine vrouw en daardoor is al veel te verklaren. Maar toch. En wat gebeurt er in de hersenen als een kind de eerste waarnemingen doet. Waarnemingen die voor zo'n kind een geheel nieuwe wereld openen. Alles moet aangeleerd worden. Gewoontes, controle over armen en benen, spreken, en als ze kunnen spreken moeten ze leren zwijgen. En naar school. Waar ook al een massa kennis in hun hersenen gepropt wordt. Meestal zelfs een hoop overbodige kennis. Maar die ergens wel nuttig zijn om een beetje te functioneren in de samenleving. En die kinderhersenen moeten dat allemaal verwerken. Terwijl ze eigenlijk zelf nog in een groeistadium zijn. Of is die groei misschien de reden waarom het er allemaal ingaat. Meer informatie instoppen terwijl de hersenen groter worden. En rond de twintig levensjaren stopt het dan. Bij de meesten dan toch. Al zijn er uitzonderingen die hun hele leven willen bijleren. En hun hersenen blijven gebruiken. Dat zijn dan de vragenstellers. De alles-in-twijfel-trekkers. De ambetanterikken. De oproerkraaiers. Of de geniale geesten. Het is maar hoe je het bekijkt. Maar de meesten houden het voor gezien op hun twintigste. Gaan al of niet aan het werk en een jobke doen dat niet te veel nadenken vraagt. Afgestompt en met de massa meedrijvend gaan ze door het leven. Niet te veel nadenken over wat dan ook. Al tevreden zijn dat er eten op tafel komt. En er 's avonds televisie is. Zo is er voor elke mens een plaatsje op de wereld. Zelfs voor degene bij wie iets heel eigenaardigs gebeurt rond hun twintigste of dertigste levensjaar. Want die zijn er ook. Mensen die hun verstand helemaal kwijtraken. Mensen die plots in een eigen narcistisch wereldje terechtkomen. Die niks met de realiteit willen te maken hebben. Die, om een of andere reden, plots alles vergeten zijn wat ze van in de kleuterklasjes geleerd hebben. Die meedraaien met de wind als een haan op een kerktoren. Zelfs voor dergelijke mensen is er een plaatsje op deze wondere wereld. Die worden dan gewoon politieker.
Door een stom toeval en volledig buiten mijn wil, natuurlijk, raakte ik in een drankgelegenheid verzeild. Daar raakte ik aan de praat met een oude vriend. Na een tijdje ging het gesprek over de zin van het leven. Een moeilijk onderwerp. Vooral na de derde duvel. Want dan durf ik nogal eens beginnen te filosoferen. Maar vermits we toch al een tijdje in de drank zaten begon ik maar te lullen. En tot mijn eigen stomme verbazing verkondigde ik wijsheden waar menig beroepsluller een puntje kan aan zuigen. Tenminste voor zover ik het zelf kon beoordelen. Wat mijn gesprekspartner ervan vond kon ik moeilijk inschatten. Het gesprek liep niettemin heel vlot. En na de vierde duvel begon het pas echt helemaal uit de hand te lopen. We stelden ons vragen over het nut van de mensheid op aarde. De bigbangtheorie kwam er aan te pas. We gingen nog verder. Was de bigbang een georganiseerde chaos? Gecreëerd door een hogere macht? Met een doel. Of was het allemaal toeval. Een toevallige samenloop van omstandigheden waar niks of niemand schuld aan had. Was het leven op aarde misschien niks meer dan gewoon vervuiling. Een vervuiling die ontstaan is door ruimtestof. Door blikseminslag, vulkanische activiteit en inslagen van meteoren. Of was er toch een hogere macht in het spel. Maar welk doel had die hogere macht dan wel voor ogen. En waarom zou de mensheid een uitverkoren soort zijn? Waarom de mens en niet het dondervliegje. Waarom zou een mens meer waard zijn dan, pakweg, de schaamluis? En wat met leven op andere planeten? Dat er elders leven moet zijn, daarover waren we het snel eens. Maar hoe zou dat er uitzien? Aangepast aan de omstandigheden waarschijnlijk. En misschien verder in de ontwikkeling dan de mensheid. Of primitiever. Zouden die wezens er al achter zijn dat er geen hogere macht bestaat. Maar alles het gevolg is van de bigbang. Van gewone vervuiling. Het leven als één grote misser. Allemaal theorieën die tijdens de vierde duvel onderwerp waren van diepgaande en, vooral, geestverruimende gesprekken. Maar na de vijfde duvel waren we er eindelijk uit. Het kon niet anders dan alles was het gevolg van die ene grote oerknal. Niks meer of niks minder. Geen hogere macht. Geen uitverkoren mensheid. Nietige wezens waren we. Wezens die niks in de pap te brokkelen hadden. En na de zesde duvel kon het ons allemaal niet meer schelen. Niks deed er nog toe. We besloten om de consumptieplaats te verlaten en bij hem thuis een druppeltje te gaan nuttigen. Als afsluiter. Zijn vrouw zag ons komen. En normaal ken ik die als een goedlachs serpent. Maar het geluid dat er nu uitkwam deed me denken aan wat de oerknal ooit geweest moet zijn... Ach, dat druppeltje zal voor een andere keer zijn zeker.
De Brusselse gemeenschappelijke gemeenschapscommissie gaat nog maar eens 1 miljoen euro spenderen aan opvangplaatsen voor asielzoekers. En dat nadat het Brusselse OCMW reeds 5 miljoen uitgegeven heeft aan de aankoop van een gebouw. Ook voor opvang. In totaal zou het gaan om een kleine 600 opvangplaatsen. Alleen maar om tijdens de wintermaanden in opvang te voorzien voor asielzoekers. En volgens de Brusselse bla bla commissie duurt de winter in ons land 5 maand. Van 1 november tot 31 maart. Als ik goed kan tellen is dat dus tienduizend euro per opvangplaats. Voor vijf maand. Dat is dus tweeduizend euro per persoon en per maand. Alleen voor opvang. Reken daar nog eens verwarming, verlichting, onderhoud, voeding en zakgeld bij. Dat zal in totaal zoiets van een dikke vierduizend euro per persoon en per maand zijn. Niet slecht. Ik moet het met veel minder doen. En van mijn pensioentje moet ik woning, verwarming, verlichting, voeding en zakgeld zelf zien te bekostigen. Maar de Brusselse geldgooicommissie is niet tevreden. Volgens Brussels minister Evelyne Huytebroeck en Brigitte Grouwels, die beide in de commissie bevoegd zijn voor bijstand aan personen in nood, wordt Brussel geconfronteerd met een humanitaire noodsituatie. En moet de opvang beter verdeeld worden over het hele Belgische grondgebied. Want Brussel kan niet als enige de lasten aan. En De federale regering moet zijn verantwoordelijkheid nemen en fedasil de middelen geven om de asielzoekers op te vangen Of met andere woorden: Laat de bevolking opdraaien om koninklijk onthaal te bekostigen voor alle profiteurs die hier binnenkomen dank zij de stommiteiten van kortzichtige politici. En zeggen dat er nog mensen zijn die voor dergelijke politiekers stemmen. Onbegrijpelijk. Als gewone burger met een heel klein, simpel beetje boerenverstand weet ik dat dergelijke toestanden niet vol te houden zijn. Ik heb een andere oplossing. Als die politiekers toch zo graag de gastvrije gastheer willen spelen dat ze dan enkele asielzoekers zelf in huis nemen. Op hun kosten. En de rest kan een retourkaartje naar het land van herkomst krijgen. Dat zal heel wat minder kosten dan vierduizend euro. Wanneer gaat de bevolking eindelijk eens gepast reageren in het stemhokje en al die onbekwame politici eruit stemmen. En stemmen voor personen die effectief de grenzen sluiten voor alle profiteurs. Maar dat zal nog wel enkele lichtjaren duren zeker.
Er gaat weer een ruimtetuig naar beneden komen. Een uitgediende satelliet. Waar dat ding gaat vallen is niet helemaal duidelijk. Meestal valt zoiets in zee. Gewoon omdat er meer water dan land is op de wereldbol. De kans dat het geval neerkomt in zee is dus groter. Gelukkig zou ik zeggen. Want een doorsnee satelliet is een stuk metaal ter grootte van een auto. Er mag dan nog een gedeelte van opbranden als dat in de dampkring komt, het blijft een groot stuk metaal. En als dat in uw tuintje tussen uw patatten valt kan je ze direct oogsten. Om maar te zeggen dat we ons binnenkort gaan moeten beveiligen tegen neerstortende ruimtetuigen. Want ondertussen hangen er al duizenden van die dingen boven ons hoofd. En op één of andere dag komen die allemaal naar beneden. Niet allemaal tegelijk, dat niet. Maar regelmatig zullen er stukken uit de lucht vallen. Want sinds de jaren zestig van vorige eeuw is de mensheid begonnen met allerlei satellieten de ruimte in te schieten. Veel nuttige dingen, dat wel. Denk maar aan allerlei navigatie systemen. Of telefoon en ander verkeer. Maar die satellieten beginnen nu stilaan te verouderen. En die kunnen niet eeuwig blijven rondtoeren. Al wat omhoog gaat moet nu éénmaal naar beneden komen. Er zijn blijkbaar ook al een paar botsingen geweest daarboven. Misschien moeten ze er eens aan denken om daar verkeerslichten te plaatsen. Al zal dat wel niet veel helpen zeker. Maar toch vraag ik mij af of er geen andere oplossingen zijn. Het moet technisch toch mogelijk zijn om die afgedankte tuigen met het laatste beetje energie richting zon te lanceren. Of mag dat niet van de milieu jongens. Want de groene jongens zouden wel eens kunnen argumenteren dat we op die manier de zon gaan vervuilen. Alsof de zon enig probleem zal hebben met het verwerken van een brokje metaal. En liever naar de zon dan dat de brokstukken hier op aarde schade veroorzaken. Want dat het op een dag zal mislopen is wel zeker. Stel je maar voor dat er op een mooie dag een halve satelliet op je dak valt. Op wie moet je dan de schade verhalen? Want schade zal er wel zijn. En geen beetje waarschijnlijk. Zo'n satelliet haal je niet van het dak door eventjes de dakgoot uit te kuisen. Maar het kan ook erger. Als dat ding in een bewoonde omgeving terechtkomt bijvoorbeeld. En er vallen doden. Wat dan? Zouden er dan maatregelen genomen worden opdat zoiets niet meer kan. Maar het zal wel zijn zoals altijd. Wachten tot er ongelukken gebeuren en dan een oplossing uitdenken. Maar ik weet het wel hoor. Ik ga mijn voorzorgen nemen. Vanaf volgend jaar ga ik een net over mijn patatjes spannen.
Het was feest gisteren. Een etentje georganiseerd door enkele oudjes. Met dansgelegenheid achteraf. Een soort reünie van leeftijdsgenoten die besloten hadden om na al die jaren nog eens samen te komen. Als 60 jarigen. Als partner van een dergelijk oudje moest ik mee. Natuurlijk heb ik in mijn jeugd verschillende van die oudjes gekend. Toen ze ook nog jong waren. Het was een ervaring om al die mensen nog eens terug te zien na al die jaren. Sommigen kende ik wel beter omdat ze in de omgeving zijn blijven wonen. Anderen waren we dan weer helemaal uit het oog verloren omdat ze elders hun leven geleid hadden. Een interessante ervaring. Dat mensen veranderen in de loop der jaren bleek al snel. De meesten waren kilo's bijgekomen en herkende ik amper. Sommigen herkende ik zelfs helemaal niet. Vooral mannen. Maar dat zal wel zijn omdat ik altijd meer belangstelling gehad heb voor vrouwen. De meeste mannen waren dan ook gezette burgers geworden. Met uitgezakte dikke buiken. Enkelingen hadden de tand der tijd beter doorstaan. Die waren meer herkenbaar. Een doorsnee van de maatschappij dus. Zo was er eentje die ik helemaal niet kon thuisbrengen. Hij mij wel. Met uitgestoken hand kwam hij naar me toe en op mijn vragende blik vertelde hij mij zijn naam. Die naam deed een heel klein belletje rinkelen in mijn achterhoofd. Genoeg om op mijn hoede te zijn. Maar door de gladheid van zijn praatjes wist ik dra met wie ik te doen had. De man was niks veranderd. Nog altijd de kleine oplichter/mooiprater die hij op jonge leeftijd al was. Te mijden dus. Al vond ik het geen eer dat zo iemand mij na al die jaren nog herinnerde. Maar goed. Over naar de vrouwen. Daar zaten ook verrassende verschijningen tussen. Van de fotomodellen die ze ooit waren bleef bij de meeste niet veel meer over. Al waren er een paar die duidelijk aan anorexia leden. En hier en daar eentje die alles nog in goede proporties had. Dat waren mooie rijpe vrouwen geworden. Een lust voor het oog. En voor meer waarschijnlijk ook maar daar gaat het nu niet over. Wat mij opviel was het feit dat levensjaren wel iets doet met mensen. Maar kom. Dat is normaal. Na het eten en dankzij de bijhorende drank kwamen de tongen veel losser. Ervaringen werden uitgewisseld. Soms triest. Soms grappig. Soms zelfs zo apart dat een normaal mens aan de echtheid twijfelde. Kortom, het leven zoals het is. Met ups en downs. Iedereen had zo zijn eigen ervaringen. En met de muziek uit die lang vervlogen jaren werden alle dagelijkse beslommeringen even vergeten. Het was mooi om zien hoe de oudjes zich nog wisten te redden op de dansvloer. Ze waren nog niet helemaal versleten. Ach, die oudjes, laat ze maar doen dacht ik nog. Maar toen schoot mij iets te binnen. Eigenlijk ben ik nog een jaar ouder...
Een wijnkenner ben ik nooit geweest. En zal ik ook nooit worden. Daarom hou ik teveel van het druivensap. Ik wil wijn niet beoordelen op geur, smaak, afdronk en wat er nog allemaal over te lullen valt. Ik lul er niet over. Ik drink wijn. Graag zelfs. En als er ook maar een beetje smaak in zit lust ik hem. Het kan mij dan ook niet schelen dat wijn oud of jong is. Zolang het sapje drinkbaar is loopt het gewillig naar binnen. Al moet ik toegeven dat er mij ooit iemand een uitzonderlijke fles cadeau gedaan heeft. Niks speciaals vond ik. Wat daar zo uitzonderlijk aan was weet ik nog niet. Maar volgens de vrijgevige gever was het een klasse wijn van een beroemd merk en van vijftien jaar oud. En kon ik hem gerust nog tien jaar bewaren. Tien jaar bewaren??? Ikke??? Geen haar op mijn hoofd dat daar aan dacht. De man was nog niet buiten of de kurkentrekker kwam eraan te pas. Met een veelbelovende plop ging de kurk eraf. En het goedje ging gretig naar binnen. Het bleek een plakkerig goedje te zijn. In normale omstandigheden laat ik wijn eerst een tijdje in de koelkast staan. Maar volgens de vrijgevige gever mocht dat absoluut niet. Deze klassewijn moest op kamertemperatuur gedronken worden. Al bedoelde de man het waarschijnlijk goed. Maar een fatsoenlijk drankje wil ik het liefst fris uit de koelkast. Kwestie van smaak natuurlijk. Het was de laatste keer dat ik mij laten ompraten heb door een zogezegde kenner. Wat is dat allemaal met die kenners. De ene beweert zus en de andere zo. Volgens sommigen moet wijn zo oud mogelijk zijn. Oude wijnen zijn blijkbaar geld waart. Dat die oude wijn dan niet meer te drinken is doet er volgens sommigen niet toe. Al is er een truukje. Gisteren hoorde ik een wijnkenner beweren dat gekeerde wijn nog goed te krijgen is. Eerst en vooral proberen om die slecht geworden oude wijn te decanteren. Gewoon in een karaf overgieten en hopen dat de toegevoegde zuurstof het spul weer voor enkele uren drinkbaar maakt. Als dat niet lukt is er nog een allerlaatste noodoplossing. Volgens de man zou het volstaan om een klutske oude porto in een fles te gieten en daarover de slecht geworden wijn. Het mengsel zou dan als bij wonder zijn oude smaak terugkrijgen. En terug drinkbaar worden. Voor enkele uren tenminste. Het kan allemaal wel zijn. Maar toch ga ik dat nooit proberen. Volgens mij is wijn gemaakt om te drinken. Niet om enkele jaren in een stoffige kelder te liggen. Ik zou er oprecht spijt van hebben te weten dat er zoveel lekkers in de kelder ligt te liggen. En misschien slecht worden. Bij mij krijgt wijn gewoon de kans niet om oud te worden. Het moet maar zo lekker niet zijn.
Het probleem met problemen is dat ze soms moeilijk op te lossen zijn. Al is er altijd wel een oplossing. Dat had ik ooit nog geleerd. Met probleemoplossend denken. En vooral niet in vakjes denken. Zo herinner ik mij nog een plezant probleempje dat ik ooit voorgeschoteld kreeg. Zuiver theoretisch weliswaar. Gewoon een oefening om te leren dat er buiten het gewone denken ook nog tal van mogelijkheden zijn. Dat theoretisch probleem ging als volgt: Stel, je komt met je wagen voorbij een bushalte. Aan die bushalte staan drie personen. De eerste is je beste vriend die ooit je leven redde. Die man wil daar dringend weg en vraagt een lift. De tweede persoon is een oud dametje, zo ziek dat ze dringend naar een ziekenhuis moet. Anders gaat ze daar ter plaatse doodvallen. De derde persoon is de vrouw van je leven. En die mag je natuurlijk niet laten gaan. Het probleem is echter dat je met een klein sportwagentje rijdt. Een tweezitter waar met de beste wil ter wereld geen drie, en dus zeker geen vier personen in kunnen. Hoe los je dat op was de vraag. Probleem dus. Een plezante denkoefening. En iets in die zin overkwam me gisteren. Niet aan een bushalte weliswaar maar toch stond ik voor een dilemma. Een goede vriend had me gevraagd om langs te komen. Er stonden enkele duvels koud te worden. Die moesten dringend in een warme maag verdwijnen. Maar, puur toeval, onderweg naar mijn vriend kwam ik een vriendin tegen. Een goede vriendin. Een vriendin die er wel pap van lust. En die ik moeilijk iets kon weigeren. Vooral dan als ze seksueel opgewonden is. En ze had hét nodig. Nu direct en onmiddellijk. Als goede vriend en menslievend als ik ben kon ik dan ook niet weigeren. Maar wat dan met mijn vriend die zat te wachten om samen de duvels te lijf te gaan. Die kon ik zeker niet laten wachten. Een probleem dus. Maar gelukkig had ik geleerd hoe probleemoplossend te denken. De oplossing was dan ook vrij simpel. Ik nam mijn vriendin mee naar mijn vriend. Samen duvel drinken. En een triootje. Iedereen meer dan tevreden.
Hoe zou het zijn om binnen duizend jaar terug te komen. Zomaar. Om eens te kijken hoe de wereld er dan gaat uitzien. Misschien heeft ons landje tegen dan wel een regering. Kan zijn. Want de onderhandelaars hebben belooft om op te schieten. Al moet een mens niet te veel geloof hechten aan beloften van politiekers. Net zomin als aan toekomstvoorspellingen. Ik herinner mij nog een paar voorspellingen van in de jaren 60 van vorige eeuw. Toen las ik dat we in het jaar 2000 met één prikje van alle ziekten zouden gevrijwaard blijven. En dat een zoemend eitje ons elke dag naar kantoor zou voeren. Het is iets anders uitgedraaid. Dat prikje blijkt heden niet zonder gevaar te zijn. Als de naald niet volledig steriel is riskeert een mens een aids besmetting. En met dat zoemend eitje zitten we alleen maar in de file. Maar toch moet het spectaculair zijn om met een verschil van duizend jaar terug geboren te worden. Een mens die duizend jaar geleden op deze aardbol rondliep zou nogal verschieten als hij nu terug zou komen. Als ik zie wat er zoal veranderd is op de jaren die ik hier rondhang. Al moet ik toegeven dat het de laatste 50 jaar wel snel gegaan is. Veel sneller dan het een paar honderden jaren geleden ging. Maar als de veranderingen in het tempo van de laatste 50 jaar blijven doorgaan staat ons nog één en ander te wachten. Wonen en werken zullen er heel anders uitzien. Als er überhaupt nog gewerkt moet worden. Vele technische uitvindingen zullen wel voor meer comfort zorgen. Zoveel comfort dat een mens zelf niks meer te doen heeft. Al kan je nooit weten natuurlijk. Misschien worden we wel gedwongen om vijfmaal per dag met ons gat omhoog te zitten en te bidden voor één of ander onbestaand geval. En met een kameel op reis te gaan. Naar Mekka. Of zou het mensdom tegen die tijd het licht gezien hebben. En al die religieuze rommel naar de geschiedenisboeken verwezen hebben. Misschien is het leven in het jaar 3000 wel één groot feest. En hebben mensen niks anders te doen dan te genieten. En zich vervelen. Met als gevolg een oorlogje of zo. Of misschien is de opwarming van de aarde zo ver gevorderd dat het water ons letterlijk aan de lippen staat. Al zal daar ook wel een oplossing voor gevonden worden. Paalwoningen of zo. Want niks is zo slim als een mens. Al moet er wel een beetje leven in zitten. Of zou de mens dan volledig afhankelijk zijn van machientjes. En computers die alles beslissen. Zouden we nog zelf voor nakomelingen moeten zorgen. Of zou seks niet meer nodig zijn om kindjes te krijgen. Dat zou pas erg zijn. Alhoewel. Voor mij is het allang goed als er gewoon seks is voor het plezier. En de nakomelingen uit een reageerbuisje komen. Op bestelling. Maar wat zouden mensen aan voeding gebruiken binnen duizend jaar. En drank. Want dat is het belangrijkste dacht ik. Eten en drinken. Vooral drinken dan. Veronderstel dat er binnen duizend jaar geen duvel meer bestaat. Dat zou pas verschrikkelijk zijn.
Met de bedrijfsslogan: We don't make the orgasm...We make the orgasm better maakt het Californische bedrijf Pipedream products reclame voor zijn producten. Dat liep wel even mis. Toen een vrouw gebruik maakte van een vibrator van de firma kreeg ze een bloeding. Eerst dacht ze nog dat het haar maandstonden waren. Maar ze bleef bloed verliezen. Zoveel dat ze flauw viel. Haar vriend bracht haar in paniek naar het ziekenhuis. Een verstandige beslissing zo bleek. Het scheelde geen haar of ze was overleden. Enkel dank zij het snelle ingrijpen en het toegediende bloed kon ze het nog navertellen. En ze liet het er niet bij. Ze stelde de firma een minnelijke schikking voor. Daar had die firma echter geen oren naar. De vrouw begon dan maar een rechtszaak tegen de firma. Wat het resultaat zal zijn is nog niet geweten. Ik vraag me alleen maar af hoe ze dat gaat bewijzen. Zou ze daar een demonstratie geven voor de jury? Of haar vibrator laten onderzoeken op fabrieksfouten. Misschien wel laten uittesten door de vrouwelijke rechter. Of door vrouwelijke juryleden. Ik zie het al gebeuren. Een seksorgie in de rechtbank. Om officieel vast te stellen wat de oorzaak zou kunnen zijn. Al zal de firma wel met tegenbewijzen afkomen. En dat kan ze dan doen door, pakweg, vijftig vrouwen de vibrator te laten gebruiken. Voor de ogen van voldoende getuigen. Daar wil ik wel bijzijn. Als ze daar getuigen te kort komen mogen ze me altijd eens bellen. Als neutrale getuige natuurlijk. Gewoon om het recht te laten zegevieren uiteraard. Al heb ik wel mijn bedenkingen over al die namaakgoederen. Voor mij is er niks beter dan puur natuur. En om dat uit te testen mogen ze mij ook altijd bellen. Zonder bijbedoelingen uiteraard. Puur uit menslievendheid. Gewoon om bewijzen te leveren, natuurlijk.
Na 61 jaren in dit leven maak ik het testament op van mijn jeugd. Ja, ik weet het. Dit zinnetje is gepikt uit een tekst van Boudewijn de Groot. Alleen maakte Boudewijn het testament van zijn jeugd op zijn 22 ste. Dat vond ik wel een beetje vroeg. Maar nu mijn jeugd op zijn einde loopt wil ik wel een testament maken. Al moet ik toegeven dat er verschillende zaken een zekere overeenkomst hebben met hetgeen Boudewijn de Groot weg te geven had op zijn 22 ste. Zo zijn er een aantal leerkrachten die ook bij mij niks meer hoeven te krijgen. Omdat ze gelijk hadden toen ze beweerden dat ik op het slechte pad zou raken. Veel goed en geld heb ik ook niet weg te geven. Ik behoorde ook tot die groep van mensen voor wie het geluk altijd harder liep. Al had ik wel het geluk om vrienden te hebben die mij wel eens uit de nood hielpen. Die verdienen een bedankje. Een dikke merci dus voor de vrienden die mij bij het leger bier door de tralies van het cachot brachten. Enkele bekentenissen kan ik ook nog weggeven. Aan de adjudant van het Belgische leger die er plezier in had om ons te pesten bijvoorbeeld. Die, ondanks zijn sterke vermoedens, nooit heeft kunnen bewijzen dat ik met de banden van zijn auto aan de haal was. Aan de kapitein die mij bijna betrapte in de kamer van zijn dochter kan ik alleen maar de raad geven om iets sneller te zijn. Aan de commandant kan ik nu wel bekennen dat ik zijn dienstjeep gesaboteerd heb door diesel in de benzinetank te gooien. Ook mijn welgemeende excuses aan het Belgische leger voor de vermiste vrachtwagen. En een bedankje aan enkele legervrienden die drie weken hun mond hielden. Maar dat was allemaal kattenkwaad van een overjaarse puber. Ook tijdens mijn latere jeugd ben ik vele bedankjes schuldig aan vrienden. Voor de keren dat ze mij, letterlijk, strontzat uit de goot raapten en mij ergens te slapen legden. Ook een bedankje aan de onbekende vrouwen bij wie ik mocht overnachten en die mij 's morgens koffie brachten om mijn kater door te spoelen. Een welgemeend bedankje aan de verschillende bazen voor hun geduld en hulp in kwade tijden. En een heel speciaal bedankje voor die ene baas, die gezworen had om de vier musketiers, zoals hij ons noemde, uit zijn kader te verwijderen. Het mocht niet zijn. Maar toch bedankt voor het heerlijke kat en muis spel waarbij hij telkens achter het net viste. En een sorry tegelijk. Omdat hij uit pure frustratie vervroegd met pensioen ging. Zeker ook een bedankje aan de vele vrienden en de, soms éénnachtelijke, vriendinnen voor het plezier en de vele pinten die we samen mochten drinken. En wie ik ook niet mag vergeten zijn de flikken. Voor al de keren dat ze een oogje dichtknepen en mij lieten gaan zonder alcoholcontrole. Voor de rest heb ik niet veel weg te geven. Zelfs geen adressen van bruine kroegen. Die zijn allemaal gesloten ondertussen. Ook geen adressen van wulpse vrouwen. Want die hebben ondertussen zoveel ervaring dat je ze niks meer kan wijsmaken. En dat maakt er mij attent op dat mijn jeugd stilaan op zijn einde loopt. Ik zal volwassen moeten worden. Met spijt in mijn hart. Maar de herinneringen blijven. Die kunnen ze mij nooit meer afpakken.
Er zijn resultaten van het kat en hond onderzoek. Na drie jaar. Zo lang heeft het geduurd voor ze erachter kwamen wat het karakter van hondenliefhebbers en kattenliefhebbers is. En de resultaten zijn zo simpel dat ik ze zelfs begrijp. Alhoewel... Volgens slimme professoren hebben hondenliefhebbers dictatoriale trekjes. Kattenliefhebbers zijn eerder voor vrijheid van ondergeschikten. De redenering is dat honden gehoorzamen aan baasjes. De hondenbaasjes eisen volledige gehoorzaamheid van hun ondergeschikten. Zonder inspraak. Geen democratie is de redenering. Terwijl katten hun vrijheid opeisen. En kattenbaasjes laten toe dat hun kat een eigen wil heeft. Een vrijheid om te gaan en te staan waar ze willen. Inspraak dus. Nogal simplistisch vind ik dat. Zelf heb ik zowel een hond als katten gehad. Wat ben ik dan? Een democratische dictator? Of een dictatoriale liberaal? Ik zou het niet weten. Al maak ik mij er ook geen zorgen over. Wat ik wel weet is het feit dat zowel honden als katten zich hier ten huize dienden te houden aan regels. Ik maakte geen onderscheid tussen de twee. En dat wisten die beesten maar al te goed. Toen we een jonge hond in huis haalden deed dat beest een poging om in bed te kruipen. Het bleef bij een eenmalige poging. Eén flinke tik was voldoende om het beest te laten begrijpen dat zoiets niet getolereerd werd. Een hond leert snel. Maar ook katten leren snel. Het kleine poesje dat we hadden bleek al snel groot genoeg om op tafel en kasten te springen. Het begon met de tafel. Via een stoel bleek het mogelijk om op tafel te geraken. Éénmaal. Voordat het beest besefte wat er was gebeurd lag het op de grond te spartelen. Al volgde er nog een poging. Waar ze het in haar kattenkop gehaald had om mij uit te dagen weet ik niet. Maar na een paar dagen was ze op een stoel gesprongen en kwam haar kop boven tafel uit. Een blik van mij was voldoende om het uit haar hoofd te zetten. Ben ik dan een dictator omdat ik een minimum aan discipline eis? Er zijn regels en die moeten gerespecteerd worden. Door kat en hond. En zo hoort het. Nu moet ik dat alleen nog aan het verstand krijgen van mijn vrouw.
Op de markt viel het me op. Er is nogal wat fleece kleding te koop. Dat is een relatief nieuw soort textiel. Lekker warm. En gemaakt van gerecycleerd materiaal. Voornamelijk van pet-flessen. Waarom weet ik niet, maar het deed me denken aan een film die ik lang geleden eens zag. Soilent green. Het ging over recycleren, vandaar waarschijnlijk. De film kwam in roulatie in het jaar 1973 en speelde zich af in het jaar 2022. In het kort kwam het erop neer dat in het jaar 2022 een nieuw soort voeding op de markt kwam. En U raadt het al, het was soilent green. Er bestond reeds soilent red en yellow. Een soort van chips. Het nieuwe green had gewoon een andere kleur. Maar er was een klein verschil. Het green werd gemaakt van dode mensen. En wegens de ongelofelijke overbevolking was er aan grondstoffen geen gebrek. De lijken werden elke morgen met een soort vuilniswagen langs de kant van de weg opgepikt en naar de verwerkingsfabriek gebracht. Het was een controversieel onderwerp. Vooral in die jaren. Want per slot van rekening was het gewoon kannibalisme. De makers van de film wisten nog niet dat er jaren later een vliegtuig zou neerstorten in het Andes gebergte waarbij een aantal overlevenden zouden zijn. En die konden zich enkel in leven houden door de lijken te verorberen. Luguber, maar ze hebben het overleeft. Nood breekt nu éénmaal wet. En overleven is het enige dat telt bij elk levend wezen. De film Soilent green was eigenlijk niet meer dan een denkoefening. Wat als er overbevolking is en de mensheid moet overleven. Dan zullen er altijd wel enkele, op geld beluste, slimmeriken zijn die de bevolking van voedsel voorzien. Ten koste van alles. Dat gebeurt nu al. Als je ziet wat er tegenwoordig in onze voeding terechtkomt aan afval. Vooral dan in de bereide voedingswaren. Maar waar gaat de mensheid voeding blijven halen als er binnen enkele jaren miljarden hongerigen bijkomen. Dan is het kiezen. Een frisse oorlog, met eventueel massale volkerenmoorden, of elkaar opvreten. Al komt het op hetzelfde neer. De wet van de sterkste, weet je wel. Maar toch heb ik zo mijn bedenkingen. Als natuurlijke voeding schaars en onbetaalbaar wordt zodat alles van de industrie moet komen. En er, bij gebrek aan beter, menselijk vlees in verwerkt moet worden, kan er toch een beetje meer verschil ingebouwd worden. Naar analogie van de kippenboutjes die nu al verkocht worden in de frituur om de hoek. Die hebben alleen maar de vorm van kippenboutjes maar zitten voor de rest vol afval, smaakversterkers en chemisch spul. Dan zijn er andere mogelijkheden dan alleen maar voeding aan te bieden in de vorm van chips. Als er dan toch mensenvlees in voeding verwerkt moet worden kan dat wel een beetje een smakelijker naam en vorm hebben. Zoiets als; vrouwenbil aan 't spit, geroosterde penis, vrouwenborst in witte wijnsaus,...
Er was eens een boer die 27 koeien had. Op een dag werd één koe ernstig ziek. De veearts kwam erbij. Het beest kon enkel nog een tijdje in leven gehouden worden door meer voedsel te geven. Zoveel voedsel dat de andere koeien het met minder zouden moeten stellen. En dus zouden die anderen ook verzwakken. De boer liet de zieke koe afmaken. En in de wetenschap dat hij zijn andere beesten, en zijn inkomen, van de ondergang gered had incasseerde hij het verlies en ploegde voort. Het was de enige verstandige oplossing. Maar dat gaat er zo niet aan toe in Europa. Europa blijft Griekenland maar geld toestoppen. Al weten ze met zekerheid dat het verloren geld is. Want vroeg of laat gaat Griekenland failliet. En daar gaat heel de Europese gemeenschap voor opdraaien. Dat er in Griekenland onhoudbare situaties zijn, en geweest zijn, weet iedereen. De Griekse staat heeft het nu éénmaal uit de hand laten lopen. Daar is niks meer aan te doen. Dat er bijna niemand belastingen betaalde, alle overheidsdiensten met verlies werken en de pensioenen 95% van het laatste jaarinkomen bedraagt is onhoudbaar. En de Griekse zelfstandigen speelden handig in op de mogelijkheden die geboden werden. Heel hun leven werden minimum aangiften gedaan zodat geen of bijna geen belastingen moest betaald worden. Om dan het laatste jaar voor hun pensioen een reusachtige winst te maken. Daarop werd hun pensioen dan berekend. Ook de Griekse ambtenaren hadden de hoogste lonen. En dito pensioenen. Dat ging zo gedurende jaren. Iedereen leefde er lustig op los. Komt daar nog de Griekse mentaliteit bij. Als een Griek honderd euro heeft, geeft hij er driehonderd uit. En de overheid keek ernaar en deed niks. Europa zou wel bijspringen. De begroting liep totaal uit de hand. Schulden stapelden zich op. De zieke koe kreeg voedsel in overvloed. Ten koste van de anderen. Maar zoiets kan niet blijven duren. En nu staat Griekenland voor een faillissement. Want dat is een zekerheid. En het zou best zijn voor iedereen dat het failliet zo snel mogelijk komt. Griekenland moet daarvoor niet uit de euro stappen. Maar wat nu gebeurt kan niet. De hele Europese gemeenschap kan meegesleurd worden in de afgrond. Bovendien is het een heel slecht voorbeeld dat Europa stelt. Er zouden wel eens meer landen kunnen zijn die het voorbeeld van Griekenland willen volgen. En hun begroting niet in evenwicht houden met de zekerheid dat Europa wel zal bijspringen. De zuurverdiende centen van landen met een begrotingsoverschot zullen dan opgeslorpt worden door verteerders en verkwisters. Het kan niet dat verantwoordelijke landen moeten opdraaien voor verspillers die niet kunnen of willen rekenen. De rekening is al hoog genoeg opgelopen. En elke dag loopt ze nog op. Griekenland kan zijn schulden nooit meer afbetalen. Griekenland moet zo snel mogelijk bankroet gaan. Dan pas kan er verbetering komen. Voor iedereen in de Europese gemeenschap. En de rekening gaat naar de banken die onverantwoorde leningen toegestaan hebben. In eerste instantie naar de aandeelhouders. In laatste instantie naar de gewone man. Zoals gewoonlijk. Het zal de Grieken zweet en tranen kosten. De andere landen zal het veel geld kosten. Maar het moet maar eens zo snel mogelijk gedaan zijn met de verkwisting. De enige oplossing is een faillissement van Griekenland. Ben ik een egoïst als ik zoiets beweer? Ben ik een econoom? Heb ik de pretentie om het beter te weten dan de hooggeleerde heren met hun ronkende titels? Neen, driemaal neen. Maar ik heb wel de pretentie om te beweren dat ik beschik over een klein beetje gezond boerenverstand.