Zoals in elk dorp zijn ook hier gehandicapten. Een deel daarvan zijn mobiel. In een elektrische rolstoel. Zo kunnen ze zichzelf zonder hulp verplaatsen. En komt er eens ééntje vast te zitten dan zijn er altijd wel enkele behulpzame mensen die een handje toesteken. Zo gaat dat in een gemeenschap. Ook in ons dorpje. Tot er op een dag een arrogant mannetje verscheen. De professor. Hoe de man in werkelijkheid heette weet ik ook niet. Feit was dat hij zelf beweerde professor te zijn. Een gehandicapte professor, want de man verplaatste zich met een elektrische rolstoel. Hij eiste dat iedereen hem op zijn wenken bediende. Hij vond dat hij overal en altijd voorrang had. Hij was immers gehandicapt en bovendien professor en stond dus boven het gepeupel. Zo werd hij berucht om zijn onbeschoftheid. Tot het misliep. Op een dag zat ik een glas te drinken in een rustig café. Met uitzicht op de parkvijver. De professor kwam aangereden. Hij reed met zijn rolstoel gewoon tegen de ingangsdeur. En bleef maar bonken tot iemand de deur voor hem opende. Met een gezicht op onweer reed hij het café binnen. Het had blijkbaar te lang geduurd voor de deur geopend werd. Hij reed dan maar enkele stoelen omver. De cafébaas bekeek hem al met een scheef oog terwijl hij de stoelen recht zette. Maar de professor trok het zich niet aan. Hij reed verder naar de toog. Daar stonden vijf stoere bouwvakkers te praten. En onze professor vond blijkbaar dat er niet genoeg plaats was om naast de mannen te rijden. Zonder boe of ba reed hij dan maar tegen enkele mannen hun benen. Er volgden enkele opmerkingen. Dat was niet naar de zin van de professor. En dus reed hij, duidelijk opzettelijk, nogmaals tegen de benen van de mannen. Er volgde een waarschuwing. Dat hij dat niet meer moest proberen of we zetten je in de vijver. Met kar en al. De professor vond dat een heel ongepaste bedreiging tegenover zijn verheven persoontje. En dus deed hij nog maar een poging. Het bleef bij een poging. Vier van de bouwvakkers pakten de professor met rolstoel en al op en droegen hem naar buiten. De straat over en ze lieten hem zakken in het water. Verdrinken zou de professor niet. Er staat slechts een dertigtal centimeter water in de vijver. Het was wel voldoende om er niet meer uit te raken op zijn eentje. De professor had wel een mobieltje bij zich. En enkele minuten later verscheen er een politiepatrouille. In een dorpje zoals het onze kennen ze echter hun pappenheimers. Ook hun professoren. De politie had duidelijk geen zin om hun voeten nat te maken en belden dan maar de brandweer. Tijdens het wachten op de brandweermannen was er een discussie aan de gang tussen politie en de professor waarbij hij duidelijk wees naar het café. Plichtsgetrouw kwam één van de agenten de drankgelegenheid binnen. Of er iemand iets had zien gebeuren? En zoals de man verwacht had, niemand had ook maar iets gezien of gehoord. Ondertussen was de brandweer toegekomen. Met vereende krachten werd onze professor uit het water gehaald. Hij kreeg er zelfs een extra service bij. Met een hogedrukspuit werd zijn rolstoel van de modder ontdaan. Terwijl de professor er nog inzat. Luid protest van de professor natuurlijk. Maar al wat hij kon doen was afdruipen.
|