Het was vrijdagnamiddag begonnen. Een paar niesbuien en krampen in de buik. Niet slecht voor een beginnende verkoudheid dacht ik nog. De beestjes deden hun best om te laten merken dat ze actief waren. Maar dit was niet het gebruikelijke lieftallig verkoudheidsvirus. Deze variant bleek kwade bedoelingen te hebben. En liet zich ook niet afschrikken door warme wijn. Deze kwaadaardige microgedrochten zochten hun weg door heel mijn lichaam. Met als uitvalsbasis mijn maag. Daar werd duidelijk een grote speeltuin voor virussen ingericht. Binnen enkele uren waren er satelietspeelpleintjes in gebruik. Natuurlijk nestelden ze zich ook in mijn darmen. Dat zou een goed teken moeten zijn. Als virussen in darmen zitten dan zijn ze dicht bij de uitgang. Maar deze variant wilde helemaal niet naar buiten. Ze waren slim genoeg om de inhoud van de darmen niet zomaar te consumeren zodat de smurrie makkelijk naar buiten spoot. In plaats daarvan trokken ze verder ten strijde. Ik voelde ze kriebelen tot in mijn longen. Met een vervaarlijke hoest als gevolg. Niet het soort hoest waar dan slijmerige virusrestanten langs de bovenkant uitgestoten worden. Niks van. De krengen creëerden een onophoudelijke kriebel in de keel die hoestbui na hoestbui veroorzaakte. Alsof het nog niet voldoende was kregen ze ook nog eens alle spieren te pakken. Het leek wel of al mijn spieren ingekort werden. Heel mijn lichaam was een bron van pijn. Zelfs mijn hersenen konden niet aan het agressieve geweld ontsnappen. Met barstende hoofdpijn als gevolg. Tot overmaat van ramp bleken ze zich ook in mijn hersenen te installeren. Zodat de weinige hersencellen die ik nog bezit niet naar behoren functioneerden. En juist dat was mijn redding. Door het grootste deel van mijn brein lam te leggen bleef alleen nog het slaapgedeelte over. Heel mijn lichaam ging over op slaapmodus. Ondanks de zweetaanvallen en de tussentijdse koude rillingen bleef ik 20 uur per dag slapen. Het was eens iets anders. Gewoonlijk heb ik last van slaapstoornissen waardoor ik slechts enkele uren per dag kan slapen. Dit keer was het juist andersom. En de weinige uurtjes dat ik wakker was gebruikte ik niet om mijn lichaam van voeding te voorzien. Niks voeding. Ik zou dat verdomde virus gewoon uithongeren. De strijd was hevig. De rotbeestjes eisten eten. Dat was duidelijk. Meer pijnen waren een direct gevolg. Maar ik gaf niet toe. Zaterdag, zondag en maandag kreeg mijn lichaam niks te eten. Enkel water. Het bleek de goede tactiek. En met twintig uur slaap per dag kwam mijn lichaam tegen maandagavond aan de winnende hand. De beestjes moesten het onderspit delven wegens geen voedingsbron. En zie, vandaag gaat het al stukken beter. Een beetje slapjes, dat wel. Maar dat komt wel in orde. Nu alleen nog rustig beginnen eten en tegen morgen kan ik mijn overwinningstrofee in ontvangst nemen. Een frisse duvel.
|