Op 17 juli 1570 (volgens andere bronnen 19juli) vonden 40 jezuïeten de dood in de buurt van de zuidpunt
van het eiland (Fuencaliente). Het schip San-Diego vertrok vanuit Portugal met bestemming Brazilië via
Madeira en de Canarische Eilanden. In die tijd een hele reis. De jezuïeten, onder leiding van Vader Ignacio de
Acevedo, wilden een tussenstop maken in Santa Cruz de La Palma (toendertijd de derde grootste haven van
de wereld na Sevilla en Antwerpen), maar toen ze merkten dat ze achtervolgd werden door piraten, besloten
ze naar Tazacorte te varen en verbleven 11 dagen in dit herenhuis.
***
In dit huis van de Heren Monteverde verbleven de 40 martelaren van Tazacorte gedurende 11 dagen vanaf 6 juli 1560.
***
***
In die tijd nog geen bananen maar wel suikerriet.
Ik heb geprobeerd een toegang te vinden tot dit koloniale herenhuis, maar het was hermetisch gesloten.
Men kon zelfs nergens binnenpiepen.
***
Op 19 juli 1570 vonden veertig jezuïeten de dood, toen ze door Franse piratenschepen werden onderschept
en overvallen. De paters waren onderweg naar de Missie in Brazilië en stonden onder leiding van pater Inácio
de Azevedo. We volgen hier het relaas zoals dat wordt verteld door overlevering.
***
Na zeven dagen varen vanaf Funchal legden ze aan in het haventje van Tazacorte op het eilandje La Palma.
Daar werden ze hartelijk ontvangen door Monteverde, een Vlaming die nog met Azevedo in Oporto op school
had gezeten. Elf dagen later voeren ze weer uit om het eiland heen richting de haven van Palma. Maar op de
tweede dag meldde de uitkijkpost zeilen aan de horizon. Even dacht men nog dat ze behoorden aan de
schepen waar ze in Madeira afscheid van hadden genomen,maar toen ze dichterbij kwamen, bleken het
Franse piraten te zijn. Ze stonden onder commando van de Franse hugenoot Jacques Souris, een afgevallen
katholiek en nu een verbeten papenhater.
***
Een van de piratenschepen wist het schip van de jezuïeten, de San-Diego te enteren en onmiddellijk sprongen
er drie zeerovers over. Maar de schepen dreven uit elkaar en de drie raakten geïsoleerd. Ze werden
onmiddellijk gedood. Intussen had pater Inácio het Mariaschilderij van de paus tevoorschijn gehaald en
bevestigde het aan de hoofdmast. De jezuïeten knielden er rondom neer en begonnen hardop te bidden. Toen
het duidelijk werd dat alle zeelui mee moesten vechten, werden hun taken overgenomen door een aantal
jezuïeten. Alle anderen werden onderdeks gestuurd. Opnieuw werd de San-Diego geënterd en nu sprong er
een enorm aantal piraten over; ze waren verre in de meerderheid. Onmiddellijk zagen ze pater Azevedo met
het Mariaschilderij staan en woedend stormden ze op hem af. Hij riep nog: “Ieder hier is getuige dat ik sterf
voor Christus en zijn Kerk.” Een piraat kliefde zijn hoofd met een zwaard, en geholpen door een paar
trawanten gooide hij hem met schilderij en al overboord.
***
Nu openden ze de jacht op alles wat een zwarte toog droeg; sommigen doodden zij meteen, anderen
kleedden zij uit tot op het blote lijf, hakten hun de armen af en gooiden ze zo in zee zodat ze daar zouden
verdrinken. Al gauw was het dek schoongeveegd. Toen Sourie afdaalde naar het ruim om te zien wat hij er
van zijn gading kon vinden, trof hij daar tot zijn verrassing nog een groep biddende jezuïeten aan. Op de
vraag wat ze ermee moesten doen, moet Sourie geantwoord hebben: “De papen waren onderweg naar
Brazilië om daar hun leugens te verspreiden. Dus gooi ze in zee.” Ze namen eerst de wat ouderen, in de
veronderstelling dat het priesters waren. Die brachten ze verwondingen toe om ze vervolgens in zee te
gooien, terwijl de jongeren zonder verder pardon de een na de ander meteen in zee gesmeten werden.
***
Onder hen bevond zich het neefje van de kapitein, alleen maar bekend bij zijn voornaam Joao. Al eerder had
hij te kennen gegeven graag in te willen treden. Tijdens de slachtpartij had hij een toog te pakken weten te
krijgen en die aangetrokken. Zo werd ook hij aangezien voor een jezuïet. Was hij nog niet in staat geweest
als jezuïet te leven, hij stierf wel als zodanig.
***
Simon da Costa was pas een maand geleden ingetreden. Hij had nog geen toog, en zag er dus uit als een van
de zeelui. Toen de bemanning van de San-Diego de dag erna door de piraten werd ondervraagd, bleek dus
dat er nog een jezuïet tussen zat. Onmiddellijk gaf Sourie opdracht hem het hoofd af te slaan en in zee te
gooien. Dat bracht het totale aantal martelaars op veertig.
***
Eén jezuïet overleefde de slachtpartij, Joao Sanchez. Hij was kok, en zo iemand hadden de piraten hard
nodig. Toen zijn schip uiteindelijk aanlegde in het hugenotische piratennest La Rochelle,zag hij kans te
ontsnappen, ging naar Lissabon en vertelde daar het verhaal over de veertig medebroeders die hun leven
hadden gegeven voor Christus en zijn Kerk.
In de kerk van Tazacorte (la iglesia de San Miguel) zijn een aantal schilderijen te zien die het gehele verhaal vertellen.
***
***
Op de plaats waar de jezuiëten in de zee zijn gegooid heeft men in 2000 de slachtpartij herdacht door 40
kruizen te laten afzinken ter ere van de martelaren. Daarvoor waren de 40 jezuïeten net zalig verklaard. Een
echt onderwatermonument en beschreven als een van de duikers hotspots in Spanje!
***
Onderwaterfoto's van http://www.casadebuceo.nl/nl/
en nog veel meer over duiken en snorkelen rond dit mooie eiland.
Zijn de overblijfselen van de martelaren van Tazacorte in de Cueva de los Frailes?
Op zoek naar wonderen en in het kader van de heiligverklaring deed de etnograaf Juan José Santos
onderzoek naar overblijfselen van de martelaren. In een grot aan de kust van Fuencaliente, bedolven door
de lava van de vulkaan Teneguía in 1971, strandde alles wat vanaf het zuiden in de zee werd gegooid,
alsook overblijfselen van de daar gevonden lichamen van religieuzen (volgens orale overlevering),
gedood door piraten in 1570.
|