De zeemeermin in Kopenhagen.
Irene heeft ons naar de Voortmans gebracht en ik wil daar de retourtickets voor de USA kopen. Het blijkt dat het nog volop vakantietijd is en de prijzen vakantie prijzen zijn...erg hoog dus. In september zullen de tickets veel goedkoper zijn. De gedachte kom bij me op dat het mooi zou zijn om Denemarken eens te bezoeken. Ik heb mijn vroegere werkgever Hans Jensen vaak over Denemarken, waar zijn roots liggen, horen praten. Wanneer ik dat bij de Voortmans opper, blijkt er binnenkort een busreis naar Denemarken te zijn. Gerrits broer Antoon en zuster Bertha hebben wel zin om met ons mee te gaan en zo brengt Gerrit ons naar Arnhem waar de bus zal vertrekken. Vanuit Hamburg vertrekken we daarna met de ferry naar Kopenhagen. Daar giaan we met een Deense bus mèt gids een stadstour maken. We zien veel interessante plaatsen en kerken. We komen in een kerk waar de koning of koningin die het eerst stierf gebalsemd opgebaard ligt in een speciale ruimte, tot de echtgenoot sterft om daarna gezamenlijk begraven te worden. We zien een zo kleine cel in een gevangenis waar de gevangene alleen kan zitten of staan. Op straat zie je geen autos, alleen fietsen. Er is een timmerman die iets moet repareren in een kerk die met een lange ladder op de nek komt aanfietsen. Moeder en Bertha slapen bij elkaar op een kamer en ik deel de kamer met Antoon. Het Deens is wel anders dan Duits, maar ik kan het deels wel volgen. We hebben veel gezien. Woensdag is onze vrije dag. Sommigen gaan met de bus naar de dierentuin, maar wij wandelen. Dat is interessant. De beide vrouwen lijkt het ook heel plezierig om te kunnen winkelen. De taal blijkt toch lastiger dan we dachten. In Hollands, Duits of Luxemburgs
we krijgen geen antwoord. Ze hadden ons gezegd dat in elke winkel wel iemand was die engels sprak, maar die vinden wij dus niet. Denemarken is heel welvarend met zn 4,5 miljoen inwoners tegenover de 12 miljoen in Nederland. Er wordt ook veel gerst verbouwd voor de bierfabrieken en dat wordt flink gesubsidieerd door die bierfabrieken. Nadat we eindelijk na een prachtige week Denemarken verlaten blijkt de oplossing voor de woensdagse vreemde vrije shoppingdag eenvoudig. De buschauffeur vertelt dat hij Noors is en in Denemarken alleen Noors sprak, want de Denen hebben nog steeds een gruwelijke hekel aan alles wat Duits is of Duits klinkt. Ook Nederlands en Luxemburgs klinkt als Duits voor hen. Ik ben verbaasd wanneer ik zie dat al het gerste stro van de gerst die voor de bierfabrieken verbouwd werd op het land verbrand wordt. Als ik er naar vraag blijkt dat ze hier geen vee hebben en dus ook geen stro nodig hebben. Ver naar het noordwesten hebben ze wel vee, maar om het stro eerst te balen en daarna te vervoeren kost te veel. Wèl worden er suikerbieten verbouwd. En voor mais zitten ze te ver noordelijk, net als Holland te noordelijk is voor de alfalfa. Daar groeit weer rode klaver en luzerne, waar veel proteïne in zit. Bij Hank in Duitsland had je wel alfalfa, maar door al de regen is het moeilijk om te drogen en wordt het half droog binnengehaald en in de schuur nog drooggeblazen. Op de terugweg stelt de chauffeur voor om eens een lied te zingen over het land waar we vandaan komen. Er worden wat streekliedjes gezongen, maar niemand komt met een echt vaderlands lied. Daarop zing ik het lied dat me zo dierbaar geworden is:
My Country This of Thee, Sweet Land of Liberty, Of Thee I sing.
Land where my father died, Land of the Pilgrims Pride From every Mountain Side Let Freedom ring.
Later zal ik dit lied vaker zingen bij de piano in het Verzorgingshuis, terwijl ik vertel dat ik het ver van huis in de bus op weg van Denemarken naar Holland ook gezongen heb.
Gerrit Voortman haalt ons weer op uit Arnhem en wij maken plannen voor onze terugreis. Die blijkt zoveel goedkoper dat we ons tripje aan Denemarken voor niks hebben gemaakt.
|