H 7 d3: Italia: Fazano, de executie
Als onze door ouderdom gebroken wit gekleurde Fiat van de snelweg af
rijd en vervolgens een uur lang op een b-weg slaat hij pardoes af een
zanderig pad in. Nu pas merkten we echt hoe slecht de vering was. Kuil
in en uit en slippartijen deden ons hoofd stoten tegen het dak en ons
gezichten smakken tegen de ramen en elkander. Vloeken als de pest wij
maar het hielp niets want alles wat we zagen was de chauffeurs
bezonnebrilde lachende gezicht in de achteruitkijkspiegel die ons toeschreeuwde
door het bonken van de in kuilen klappende auto heen dat het veel korter was
op deze manier. We reden niet harder dan dertig schat ik zo. De
omgeving werd groener en we bevonden ons nu in een in bloei staande
appelboomgaard, prachtig en het rook er heerlijk. Trots vraagt onze
vriend wat we er van vinden. Ja het is mooi, maar voorlopig zat ik nog
als een krekel met een pennenveer in zijn hol op de achterbank te
stuiteren, dus genieten was er niet echt bij. Als we de ene boomgaard
uit en de volgende in rijden, gebeurd er iets wat moeilijk te
beschrijven valt maar ik zal mijn best doen.
Uit het niets springen er twee reuzen voor de auto. Gewoon voor de
auto. Twee reuzen? Vraagt u uzelf af? Ja! Precies zoals ik het zeg:
"Twee reuzen!" Een tweeling! Ongeveer tweemetertien lang ontzettend
dik en ontzettend lelijk. Ze hadden hele bolle buiken, daarover een
blauwwit gestreept, te klein T-shirt aan wat een beetje matroosachtig
aandeed. Allebei een grote peervormige kale kop met een klein plukje
haar op het kruintje en een grote scheve boventand over de onderlip.
Een te grote spijkerbroek met hangend kruis en beiden op blote voeten
maakten het plaatje compleet. Ze konden zo weggelopen zijn van de set
van Disneys; Japie en de bonenstaak. Over hun shirt kruist een leren
riem waaraan een jachtgeweer met afgezaagde loop op hun rug hing. Ze
sprongen zo voor de auto met hun handen tegen de grill ons
tegenhoudend. Onze sjoof gaf gas bij. De auto slipte zich vast in het
rulle zand. We stonden vast. We hadden ons zelf vast gereden. De twee
reuzen Humpty en Dumpty zal ik ze voor het gemak noemen liepen naar de
zijkant van de auto de geweren van hun rug halen. Ik me van geen kwaad
bewust bleef perplex zitten, de sjoof zat echter van: "Mama mia," en
"Ave Maria," en weet ik veel meer. Hij was goed bang, en dat maakte ons
ook goed bang en zenuwachtig.
De deur van de auto aan mijn zijde word er in een keer uitgerukt met
een reusachtige hand, en word door deze achteloos weggeslingerd alsof het een
reep chocola was. De deur aan Marco's zijde bleef nog net schuin hangen
aan een half scharnier, maar zou je er tegen aan pissen was die er ook
af gevallen. Wij worden aan ons nekvel waarvan ik niet wist dat ik die had en kraag uit de auto getrokken
en in het zand gegooid en beiden neerwaarts gehouden door een van de
enorme poten van de twee monsters want dat waren het gewoon. Op hun
gemak beginnen ze enorme kogels in de lopen te stoppen van hun
dubbelloops afgezaagd jachtgeweer. Eerst een plop en dan een matte klik! Ze waren gevuld en nu dicht
geslagen.
Dit eenmaal gedaan trokken ze mij en Marco mee naar een appelboom waar we ruggelings tegen aan moesten gaan zitten.
Beiden hadden we nu, in plaats van waar we voor gevlucht waren, geen
penis in ons mond maar een dubbele loop. En de trekker in handen van
twee uit Disneyworld ontsnapte randdebielen.
Moeilijk praten hoor met zo'n ding in je mond of eigenlijk gewoon niet
praten. Toch probeer je dat om je leven te redden, maar dat gemompel
verstonden ze toch niet en de sjoof die ook uit zijn auto was gekomen,
zei dat ze geen Engels verstonden. Hij legde snel de situatie uit aan
ons dat wil zeggen binnen enkele seconden, tussen het snelle Italiaanse
'gerap' tegen de 'wonderen der natuur.' Hij vertelde het volgende; Deze broers hun familie was compleet uitgemoord door de Nazi's en zij
hadden vernomen dat die fascistische flikkers zoals zij de jongeren uit Fazano noemden en terecht waarschijnlijk, twee Duitsers op bezoek hadden en die gingen er nu direct aan. Zonder twijfel.
"Als respect aan hun ouders en grootouders."
"Duitsers?" Zei ik met een mond vol staal. Wat klonk als: "Wuitsers?"
"Nou dan is er toch geen probleem, laat ons paspoort zien dan weten ze dat we geen moffen zijn!"
"Holland!" Wat meer klonk als: "Bolland," met die mond vol staal.
"Bolland!" "Bolland!" Alsof Bolland en Bolland mij nu konden helpen.
Marco's ene broekspijp was nat geworden waaruit ik begreep dat hij in
zijn broek geplast had, daar over nadenkende in een flits liep er bij
mij ook een beetje los, wat ik vreemd vond maar dat schijnt automatisch
te gaan als je goed bang bent. 'Onze Italiaan' bleef maar smeken tegen
de 'freaks of nature,' en toen ze eindelijk begrepen dat we niet uit
Duitsland kwamen, zeiden ze heel droog:
"Holland, dat ligt er vlak naast," en de hanen werden naar achter
getrokken. Ik zat met mijn ogen dicht op de knal te wachten die mij
hersenen tegen de stam van de mooie in bloesem staande appelboom zou
spetteren.
Ik hoorde 'onze Italiaan' nu wel erg dichtbij jammeren en ik deed één
oog knipperend van angst en vanwege tegen het zonlicht inkijken, open. Hij was heel snel de voeten van onze beulen om beurten aan het kussen met daartussen smeekbedes in het ratelsnelle Italiaans.
Wat hij gezegd heeft zullen we nooit weten wat wel zeker is dat ik en
Marco een flinke klap met de loop tegen de zijkant van ons kop kregen waardoor we
half versuft weggesleept werden bij de boom vandaan door het zand alsof
we lichte vuilniszakjes waren.
En zo we de auto uit getrokken waren werden we er net zo hard weer
ingesmeten. Onze choof kreeg nog een paar trappen na, vluchtte achter
zijn stuur en startte de auto die nog vast zat in het rulle zand.
Tevergeefs, de auto slipte en de arme huilde van angst.
"Alsjeblieft!" "Alsjeblieft!" Vroeg hij zijn Fiatje.
Een van de tweeling gaf een licht zetje met zijn voet tegen de
achterkant en los schoot hij. Vol gas er vandoor slingerend in paniek,
op en neer door kuilen rijdend. Soms op twee wielen.
Een hard schot klonk en de deur die er half bij hing, liet nu ook los.
Nog een schot, nu vloog de kofferbakdeksel over het dak op de motorkap
tegen ons voorraam aan, met een doodsklap waardoor we ons dood
schrokken en de bestuurder even niets meer zien kon en we haast een
boom ramden. Toen hij sturend de wagen weer recht getrokken had en er
nog twee schoten volgden die ons niet meer raakten, lachten we
hysterisch van angst, adrenaline en zenuwen.
Dat wij onze Italiaanse vriend dankbaar waren en zijn mag duidelijk
zijn. Of ik nog in die grotten geweest ben, kan ik mij niet herinneren.
Dat we dezelfde weg niet terug genomen hebben wel.
© september 2008, Franciscus Borst, BasicPublishing.nl
|