Zij die zich aan niemand wil binden onderverzekerd voor haar eigen wijsheid Reflecterend in haar glimlachend gelaat stralen ogen duizenden mogelijkheden
Zwevend op Beatles en Elvis Costello verwikkeld onvermoeibaar in een marathon Het Nieuwjaar omstrengeld onopgemerkt voorbij ons vuurwerk harder en mooier dan ooit
Knokpartijtje met bewaarders in de bak geeft isoleercel en een rode kaart op zak Geen werk, menselijk contact of recreatie een spuit Haldol wellicht van een Nazi
Tweeënnegentig dagen in afzondering een oranje overall is al wat ik ontving Wat kneuzingen en blauwe plekken toe het kleine luikje in de deur zegt kiekeboe
Wereldvreemd kom je dan buiten starende mensen en vogels fluiten Auto's ontwijkend, het zonlicht scherp zij lieten het beest los in mijn knerp
Leerden mij haten en lust om te moorden daar gevoelens niet langer zijn te verwoorden De arts, bewaarders, psycholoog en directeur krijgen van mij eens een bijbaan als mineur
Spinnenwebben in de hoeken bij het plafond uit vervlogen tijden van toen ik jou nog kon Honden en kattenharen belandden in de stofzuigerzak die jij maar even liet liggen voor het gemak
Tien maanden later is het eindelijk schoon het voelt eigenlijk aan als heel gewoon Echt niet meisje, dat het allemaal aan jou lag ook ik maakte schoon schip met de Franse slag
Lopend in het Centrum van Jeruzalem op zoek naar werk begint mijn maag weer op te spelen en krijg ik krampen. Ik had weer eens last van diarree en zocht een plek om mijn behoefte te doen. Tijdens je afkick doe je dit zo'n dertig keer per dag en als je dan onderweg bent is dat minder gemakkelijk. Elk Restaurant, theehuisje waar ze met van die grote waterpijpen zaten tabak te roken, welke horecagelegenheid dan ook. Ik moest overal betalen voor de W.C. De ellende was echter we hadden geen Shekkel meer zelfs geen duppie, ik had het Spaans benauwd en liep met grote stappen in paniek om niet in mijn broek te schijten drie keer Jeruzalem in de rondte maar tevergeefs. Overal een vette nee op rekwest. "De oude muur daar kun je toch?", merkte mijn maat op. "Godverdomme natuurlijk!". "Lekker vlot," merkte ik hatelijk op. Wij naar de Old City richting het plekje waar we in de voormiddag een jointje hadden zitten roken en een nogal vreemd en bizar tafereel hadden meegemaakt. In plaats van rust zaten er echter allemaal mensen te picknicken. Jezus wat doe je me aan! vroeg ik mezelf af. Wij lopen verder en komen pardoes terecht in een steengroeve met hier en daar een paar gaten op klimhoogte. Een soort van uitgehouwen grotten die zeker bewaard gebleven waren vanuit de tijd van de holbewoners, wisten wij zeker. Eindelijk een plekje en nog lekker koel ook want ik zat in de schaduw, en kijk daar lag een oude Bijbel die ik kon gebruiken als toiletpapier. Het klinkt gek maar op dit moment was dit voor mij Het Paradijs. Wat een opluchting. Halleluja! Ik was weer nieuw.
Stef zat een gat verder en was tegelijk klaar. Nu konden we opgelucht rustig verder met werk zoeken. Recht tegenover The South Gate van de Old City lag een Youthhostel of te wel een jeugdherberg en wij besloten een poging te doen. U mag nooit meer raden, gelijk raak. Het was een typisch Arabisch of Palestijns of Joods, weet ik veel, in ieder geval Midden-Oostelijk ingericht. Als je daar bent kun je dat volk echt niet uit elkaar houden. Sterker nog de Youthhostel eigenaar was half Joods en half Arabier. Hij had het heel gezellig ingericht met veel zilveren lampen met daarin uitgesneden sterren die bezet waren met nepedelstenen, wat een leuk kleurrijk effect gaf op de muren en vloer. Mooie kleden op de grond en aan de wand. Waterpijpen op zilveren dienbladen in de hoeken op houten mooi uitgesneden bijzettafels maakten het geheel af.
Wij kregen twee taken ieder één. Stef of ik mochten zelf kiezen wie wat deed. De één moest de jongeren bij de bushaltes op het Station wegkapen en of meelokken naar zijn Hostel, de ander de kamers cleanen. Ik wilde dicht bij d w.c. blijven en was een beetje wereldvreemd en had helemaal geen zin om met vreemde mensen te praten, althans nog niet. En zo kwam het dat ik de eerste morgen stond te stofzuigen, dweilen en lakens te verschonen, terwijl wij de enigste mensen waren in het Hostel Het was trouwens pas Mei voorseizoen dus, wat inhield dat het heel rustig was. Ik begon om acht uur 's morgens wat resulteerde om één uur klaar. Eindelijk een bed zonder gezocht te worden, waar ik een rustige middagdut ken doen. Om vijf uur komt Stef terug van de bushalte zonder succes.
"Morgen beter," zegt de Arabier met hangende pruillip, en wijst naar mij dat ik het maar eens moest proberen. We werden per dag uitbetaald met kost en inwoning en vijf Shekkel per persoon. Dat is tien keer niks natuurlijk maar als je honger hebt moe en dorstig bent kies je eieren voor je geld. Zo gezegd zo gedaan. Na een avond 'chillen' in onze nieuwe huiskamer gingen we om een uur of twaalf slapen en 's morgens weer vroeg op. Met mijn loon liep ik richting het busstation met een stapel kaartjes en folders van het Youthhostel. Ik ben nog niet aan de overkant en ik hoor een bekende stem roepen. Verbaasd blijf ik staan. "Help, help!!," krijg nou de pleuris dat is Stef die ik hoor roepen!". Ik ren terug naar het Hostel en hoor door de echo over de marmeren trap niet goed waar de noodkreet vandaan komt, dus ik begon maar omhoog te sprinten. Eerste verdieping niks. De tweede ook niks. Ik hoor gestommel van een worsteling, en een gesmoorde hulpkreet. Ik leg mijn oor te luisteren tegen de deuren op de derde verdieping.
Bingo! "Stef?". "Ben jij dat?". "Wat is er aan de hand?". "Help me nou man!". Ik voel aan de deur en die zit op slot. "De deur zit op slot Stef," antwoordde ik droog, wetende dat Stef nogal vaker een paniekzaaier was om niets. "Trap die deur in!" gilde hij. Een flinke trap onder de hendel deed mijn enkel half verzwikken, een pittig deurtje. Ik nam een aanloop en gaf een vliegende karatetrap op het slot, die gelukkig met een klap open vloog. Wat ik zag versteende mij eerst van verbazing en schoot toen in de lach. De bolle Arabier lag met zijn broek op de enkels met zijn vieze dikke reet boven op Stef die zo mager was dat ik alleen zijn magere armen en benen als een stervende kikker onder de Arabier uit zag komen, die probeerde zijn piemel in Stefs reet te richten. "Wat sta je nou te lachen man?". "Help me dan!" riep Stef hysterisch. Ik ging wijdbeens over de Arabiers rug staan en gaf een serie hoeken op de man zijn hoofd. Hij voelde er niets van. "Stef?". "Steffff?!". "Hij wil niet neer!". "Godverdomme Frans pak dan zo'n Whiskyfles en slaat 'm op zijn kop. Whisky? Dacht ik. Ik kijk om mij heen en nu viel mij pas op dat er langs de muur allemaal planken als rekken diende, waar honderden flessen Whisky op stonden en gesealde pakken repen chocola van Verkade. Krijg nou wat, dacht ik en hiervan bij te zijn gekomen pakte ik eerst een fles Black Label, welke ik weer terugzette op de plank voor een Red Label, en deze zo hard mogelijk op zijn kop verrot sloeg. Hij ging weer niet neer, maar schudde slechts met zijn hoofd en krabbelde overeind, om zowel hij als Stef grabbelend hun broeken omhoog te trekken en vast te ritsen. Ik stond al in de aanslag met de half afgebroken fles vlak voor zijn strot. "Wat flik je nou probeer je ons te verneuken vieze oude man?". zei ik woedend maar toch mijn lach bijna niet in kunnen houdend. Slijmerig zei hij dat het maar een grapje was geweest, en gaf ons beiden twee flessen Black Label van het merk Johnny Walker en een paar repen chocola cadeau, en vroeg of we weer vrienden waren, zelfs of we wilden werken voor hem als smokkelaar. Achter zijn rug stond Stef met zijn armen te zwaaien van: Nee!! Ik gaf hem een knipoog zonder dat de oververhitte dronken Arabier het zag, gaf hem een hand en zei: "Deal!".
Elke keer als we een leuke baan te pakken hadden gekregen kwam er
halverwege de dag een telex of fax binnen op het hoofdkantoor, met onze
koppen erop en of paspoortnummers die hoog prijkten in de top drie van
de zwarte lijst van Israël. Dan was het weer rennen geblazen.
Meestal vond de baas het rot voor ons, maar had hij geen keus om ons te
ontslaan, hij moest wel. Maar dan kregen we een uurtje voorsprong na
ons verhaal verteld te hebben, van wat er in Nir David was gebeurd.
Niet precies in details natuurlijk, anders had hij ons in plaats van
voorsprong een nekschot gegeven.
We werden er moedeloos van. Na het vluchten van kibboets naar kibboets
en Mushav naar Mushav, wat eigenlijk precies hetzelfde is als een
kibboets alleen verdien je er vijfendertig Amerikaanse Dollars per dag
in plaats van één Shequelim of Shekkel zoals wij ze
noemden, die je op de kibboets krijgt. Je krijgt er dan wel een pakje
Joodse sigaretten bij en een fles wodka in het weekend. Eén
Shekkel, de tillers wat omgerekend nog geen halve Dollar is. En dan
stelen ze je wijffie ook nog. Tenminste dat was mij overkomen.
Wij kwamen wat dat verdienen betreft er een beetje laat achter, pas na
zo'n dag of vier terwijl wij toch mensen hadden leren kennen die al
vier jaar op dezelfde kibboets werkten bijvoorbeeld. Heel vreemde
mensen!
We zaten te overleggen langs de kant van de weg wat we verder zouden
gaan doen. We waren net een kleine week in Israël werden gezocht
door iedereen en hadden net een paar Shekkels over en konden nergens
meer werken. Stelen was geen optie al was dat ons 'beroep' in Nederland
geweest. Stelen van Joden, nee dat zagen we niet zitten. Die zijn zo
slim die hebben het uitgevonden. En buiten dat het was te warm onder
onze voeten. Terug gaan naar Nederland, ook geen optie, dan nog liever
dood. Niet meer terug de verslaving en de kou in. We waren net een
beetje door het ergste heen, tenminste we hadden af en toe een paar
goede minuten, en dat tijdsbestek groeide gestaag elke dag.
Mijn maat Stef wilde graag Jeruzalem zien en had daarnaast ook nog het
goede idee om in een Youthhostel te gaan werken, want die stonden
immers niet onder productietoezicht van de regering. Een heel goed idee
Stef. Waarom krijg ik toch altijd spijt als ik dat zeg?
We leggen het geld bij elkaar en haalden net niet de bus tot aan
Jeruzalem, maar een dorp ervoor. We waren er vrij snel ik dacht een
uurtje rijden ongeveer. Waar vandaan weet ik niet meer ik heb alle
steden van Israël heel kortstondig gezien, noem het maar
'vluchtig'.
In ieder geval stapten wij uit midden in een bijbels tafereel. Van die
lage heuveltjes die als de Noordzee golven, met hier en daar een
struikje, nog net niet brandend en veel cipressen.
Schuin omhoog zagen wij in de verte Jeruzalem liggen. Het enigste wat
ons te doen stond was deze omhoog lopende weg te bedwingen, met een
rugzak gevuld met gewichtige ellende.
Ik heb hier een gedicht over geschreven over deze middag:
Jeruza(k)lem 1988 A.D.
Precies tweeduizend jaar
later na zijn dood
loopt hij in zijn voetstappen
letterlijk
Zijn eigen kruis sjouwend
de sokken bloedend
opgestaan
van uit de goot
Een rugzak zwaar gevuld met diepvrieskip
slaapzak en batterijen
voor zijn walkman
Heuvelopwaarts richting Jeruzalem
Jimmi Hendrix nonstop draaiend
niet bestaande sinaasappels graaiend
Slingerend kreunend, kramp in darmen en kuiten
dankzij afkeuringen des plaatselijk volk
of verwilderd uiterlijk
kan hij wel naar water fluiten
Zijn zweepslagen voelend
aanhoudende pijn
dezelfde striemen op schouders en rug
achterom kijkend hopeloos kreperend
nee er was geen weg meer terug
Hallucinerend door watergebrek
ziet en voelt hij mensen
schreeuwend duwend
langs de kant
van de oude opwaartse weg
Alleen Maria Magdalena ziet hij niet staan
met een supporterende traan
jammer wat steun kon hij wel gebruiken
hoer of niet, met haar
zit hij in kannen en kruiken
Koning, koning der Joden
Ga Ga Ga lachen zij
benen slabberend onder zijn lichaam
als natte brij
Vijfendertig graden
steken lichtflitsen in zijn kop
hoe kwam Hij
in Godsnaam die rotheuvel op
Romeinen slaan hun knoet
over rug en benen
Oh mij God had ik maar pleisters
voor mijn tenen
Zijn lippen gebarsten
de tong uitgedroogd
Bloed tussen zijn tenen
en nek als purper geloogd
Niemand biedt hulp
hij trekt het niet meer
Struikelt over eigen voeten
met bloed beblaard
een etterende zweer
Kijkt nijpend
de koperen ploert aan
hem vervloekend, kracht bij Vaders
versterkende woorden zoekend
Je bent toch geen mietje, doorzetten man
Vader kunt kunt u mij helpen
bii deze beproeving dan
De oude stad Getshemanes kruisheuvel
in zicht
krijgen zij lijdend samen
iets meer evenwicht
Bijna boven, gaan Wij het halen
om dan eindelijk rustig te kunnen sterven
aan het kruis of in een bed
niets kan onze triomf nog bederven.
I stand up next to a mountain
and chop it down
with the edge off my hand
klinkt in de oordoppen
van zijn walkman....
Het was een grote ramp die acht kilometer er kwam geen eind aan. En
stijl! En zigzaggend en krom en gaten in de weg. We stopten om de
honderd meter om op adem te komen, water te bedelen of oud brood bij
een bakkerij, wat ik meestal Stef liet doen want die had het meeste een
onschuldige babyface, en zijn haar stond niet overeind dat scheelt ook
wel, en ik ben blond. (Negentienveertig-vijfenveertig).
Ook moesten we blaren eksterogen en bloedende teennagels pleisteren
afscheuren en verzorgen. Het bloed stond in onze schoenen, de sokken
waren helemaal rood bij de tenen en hielen. Ook moesten we onze
gestriemde verbrande schouders insmeren
en inpakken met natte T-shirts vanwege de draagriemen van de rugzak..
We hebben één keer een paar pita's gehad (soort
meelachtige pannenkoeken, niet te vreten trouwens) van een bakkertje en
één keer water van een oude man, met een paar ontzettend
zure sinaasappels. Terwijl de kranen langs dat pad gewoon bij de mensen
in de tuin stonden. Toch werden we weggejaagd. Ongelooflijk lauwtof
teringvolk daar. Dan waren ze in Tel Aviv en Haïffa wel even
anders, veel humaner sterker nog heel vriendelijk, begripvol en
behulpzaam maar hier, hoe dichter bij Jeruzalem en de grens van
Jordanië, dat is echt zwaar kut.
De muur van de oude stad (Old City) is nu goed te zien en het zou niet
meer lang duren of we zouden ons doel nu snel bereiken. De muziek van
onze walkmans had ons er doorheen gesleept.
Je had er verschillende poorten zoals een East Gate en een South Gate,
om de oude stad binnen te komen. Daarom heen ligt de 'moderne' stad
Jeruzalem. Niet veroordeeld door Pilatus of het volk maar door een
matennaaier die Amichay heette uit de kibboets Nir David en dezelfde
weg als Jezus hadden afgelegd, stonden wij ook nu op de berg van
Gethsemane. Eén groot verschil was dat wij niet gekruisigd
werden, althans nog niet.
We zochten een plek om een joint te draaien, van de stuff die we
onderweg geregeld hadden en nog ruzie om gehad hadden ook. Ik bestelde
namelijk een stuk stuff, en kreeg als antwoord van die joodse jongen
dat hij zijn vinger af ging staan trekken. Na een kopstoot bleek dat
hij de maat van de stuff bedoelde, de lengte van de reep.
Inschattingsfoutje, kan gebeuren. Vraag dan gewoon hoeveel gram? Ja
toch. Ik dacht dat het een vies voorstel was.
Wij liepen nu langs de oude muur zover mogelijk weg bij de drukte van
de Oude en Nieuwe stad en liepen heuveltje op en af en gingen ergens
rustig zitten, waar we dachten dat het wel veilig zou zijn.
De joint is op we liggen half te slapen, vermoeid natuurlijk en
helemaal gebroken van dat lopen, horen we ineens een geluid alsof er
een oude vrouw de keel werd afgesneden. Ik en Stef kregen ogen zo groot
als schotels. Wat was dat luguber. Er word een oude vrouw vermoord! We
doken op ons buik en slopen dichterbij op het geluid af. Weer heuveltje
op en af. Een soort van duinen maar dan met gras. Als het geluid nu
tergend dichtbij is en echt niet meer om aan te horen zie ik een beetje
beeld. Zie ik dat nou goed? Ik kroop nog een heuveltje dichterbij, en
beet in mijn eigen pols om mijn lachen te dempen. "Wat dan?,"
"Wat dan?" vroeg Stef met zijn min tien ogen.
Oh mijn god, meneer ziet het weer eens niet, in Nederland was dat al irritant tijdens het scoren maar hij gaat hier gewoon door!
"Ok Stef luister, we gaan nog twee heuvels dichterbij dan zul je het
zelf zien wat ik nu ga vertellen". "Het is geen oude vrouw, maar er
word een geit verkracht!".
"Twee Arabieren houden hem beet en een derde neukt het arme dier, gillend van ellende".
Een geluid dat sneed door het bot.
"Ja hoor," zegt Stef en samen slopen we dichterbij. Hij zag het en in
plaats van stilletjes terug te sluipen na het geziene, staat die magere
Chinees ineens op trekt zijn knipmes en loopt heel cool op die
Arabieren af en zei dat ze op moesten rotten of hij zou hun de keel
afsnijden.
Mijn bek viel open van verbazing. Steffie? Die ik altijd een hand boven
zijn hoofd moest houden? Ik pakte een kei en haalde hem in. De
Arabieren schrokken zich helemaal de kolere, boden hun excuses aan en
renden weg met hun geit, een belletje langzaam wegebbend.
"Welcome to Jeruzalem," zei ik en gaf Stef high five gevende uit respect.
"Wat een teringzooi hier!".
"Laten alsjeblief maar snel werk gaan zoeken, want ik sterf van de honger".
"Nu helemaal nou ik die geit gezien heb".
"Hoewel als je weet wat er in gezeten hebt," zei Stef.
"Gadverdamme je hebt gelijk,"
"Als we wat verdiend hebben gaan we lekker een gebraden halve kip zoeken".
"Dat zal toch wel veilig zijn?". We keken elkaar vies aan.
"Ik vreet wel een patatje, als ze dat hier hebben dan!".
Wij nog steeds paranoïde van het afkicken, overtuigd dat iedere
geit, bok, ezel, kalf en schaap hier genomen word door die Arabieren.
Zonder mayonaise!