H1 Indonesië d3 Cultuurschok in Cilacap - Karang Anyar
H1 Indonesië d3 Cultuurschok in Cilacap - Karang Anyar
Met een bamboestokje haal ik de ergste klei en modder van mijn schoenen
af om daarna bij een waterput een paar emmers omhoog te takelen en over
mijn benen en gympies te gooien om af te spoelen. Ik was tot mijn
knieën toe in de blubber gezakt met dat stukje lopen door de
jungle en daar er wel een beetje netjes uit wilde zien voor mijn meisje
zover dat mogelijk was na die helse rit in de trein. Ik was goed
opgeknapt van die drie borreltjes en ging met volle moed de berg te
lijf. De berg waar de 'security,' die hard voor mij was weggelopen
omdat hij dacht dat ik een geest was had aangewezen. De top wel te
verstaan.
"Helemaal boven?" had ik nog gevraagd.
"Ja helemaal boven."
Het eerste stuk was weer vrij modderig maar na een minuut of twintig lopen word het pad harder en droger.
Vreemd in Europa hoe hoger je komt hoe kouder het word.
Het was hier weer zoals alles andersom.
Ik loop nu op een twee meter breed pad met aan de linkerzijde een
afgrond met daarbeneden een schitterend palmenjungle en rechts een sawa
(rijstveld met van die trappetjes) met daarachter ook diezelfde palmen.
Hoe hoger ik kom hoe mooier het uitzicht. Star-Trek achtige blauwe met
groene vulkanen op de achtergrond.
In mijn bewondering voor dit natuurschoon had ik niet door gehad wat er
achter mij gebeurde. Dit zag ik pas na drie kwartier lopen wat
eigenlijk eerder klimmen was daar het werd steeds steiler werd.
Ik was gebroken en haalde een flesje, in Karang Anyar ingeslagen water
uit het kleine rugzakje en ging op een steen zitten. Dan zie ik een
groep mensen die mij achtervolgd waren. Het meeste mannen, mager
donkerbruin en met van die uit die Vietnamese oorlogsfilms kegelhoeden
op. Ze hadden allen een klewang in de handen in plaats van in hun
schede gestoken.
Hallo! Moesten ze mij hebben? Of waren ze net gestopt met rijst planten, plukken of riet snijden wat dan ook?
Ik ging er maar even bij staan en liet mijn flesje water vallen na dit
half leeg gegooid te hebben in mij hoed en wat te drinken. Als ik
daarna mijn vlindermes pak en een paar keer snel laat rond draaien om
mijn hand en het voorgoed uitklapt om daarna mijn blik over die van hun
laat glijden, het mes langs mijn been houdend omdat ik ze niet te veel
wilde provoceren daar dit pure bluf was, deinzen zij iets achteruit en
blijven op een meter of tien afstand van mij staan.
Allen mompelend met zware mannenstemmen en neuriënde jammerende vrouwen tegen elkaar.
Hoelang liep dit stel al achter mij? Het waren ongeveer vijftien mensen
en ik had niets gehoord. Door de betovering van de schoonheid der
natuur hier waarschijnlijk.
Ik besluit een stukje achterwaarts verder te lopen om te kijken wat er
gebeurt. De menigte loopt mee precies de zelfde afstand houdend. Als ik
pardoes stop, stoppen hun ook, net een tiende seconde later. Het ijzer
van hun messen klettert van schrik tegen elkaar aan.
Dit deed mij denken aan die film van Danny Kaye in 'The purple
pimpernel' waar hij schitterde als hofnar (ik nu dus) een ontsnapping
deed met hordes ridders achter hem aan die lopen en stopten met dat
blikken geluid van harnassen en zwaarden tegen schilden kletterend
wanneer hij dat deed, maakte niet uit welke kant op. En dat in
versnelde opname, prachtig!
Er was één verschil, ik kon er nu de humor niet van
inzien. Ik kon niet verder lopen van de hitte maar kon ook niet blijven
staan terwijl er misschien overlegd werd hoe ze mij het best af zouden
maken. Hun blikken gleed over de Canon camera met groothoeklens die op
mijn borst hing die trouwens verdomd zwaar begon te worden. Ik hoorde
"unga unga," en dacht aan kannibalenfilms, ze gingen me toch niet
opvreten? Voor mijn gevoel zat ik hier midden in de bush. Dat dat nog
veel erger kon kwam ik later achter. Wist ik veel dat dat woordje
gewoon nee betekend in het Soendanees, ik was nog niet zolang in
Indonesië. Misschien net een paar weekjes en misschien was het wel
inderdaad niet zo slim er alleen op uit te trekken. Maar ja dat is
mosterd na de maaltijd. Ik moest er nu aan geloven.
Mijn broek schuurde in mijn liezen en voelde schraal tegen bloedend
aan, ik bleef weer even staan zette mijn hoed af en trok mijn T-shirt
uit om de mouwtjes er van af te snijden. Op het moment dat ik mijn
shirt uittrok hun in de gaten houdend deinsden zij achteruit.
Oh, waren ze een beetje bang?
Als ik klaar ben trek ik mijn shirt weer aan rugzakje om en liep een
meter of vijf verder om mij daarna pardoes om te draaien met mijn armen
wijd en met grote stappen op hun af te rennen met een luid: "Whaaa,"
schreeuwend, waarop zij allen het bergpad afrenden elkander
verdringend.
Ik stond met open bek te kijken dat de truuk van een oude vriend van mij die Berry heette ook in Indonesië werkte.
Berry zag er letterlijk uit als een motorduivel met zijn lange oranje
haren en al zijn littekens in zijn gezicht omdat hij een keer ruzie had
gehad met Hells Angels die hem hadden gepakt en met zijn gezicht over
het prikkeldraad hadden afgeraspt. Precies in het weekend dat ik niet
mee was gegaan. Ik ging namelijk elk weekend achterop de motor mee
stappen had zelfs een motorjack van mijn ouders gehad en daar ik
hasjiesj en wiet verkocht was dit voor mij een extra leuk gebeuren. Ik
verkocht goed in motorclubs zoals 'De Chillum' en 'De Blokhut'.
Ik moest mij altijd goed vasthouden aan hem, klemmen eigenlijk omdat
hij de neiging had bij elk stoplicht op zijn achterwiel te rijden en
mijn helm van rikketik met mijn achterhoofd over de weg ging waarna ik
eenmaal weer neergeklapt en rechtgezeten hem een leverstoot gaf waarop
hij zij: "Pleurisaap hahaha!"
Ik paste eigenlijk een beetje op hem al was hij zeven jaar ouder.
Als ik dan weer een weekend niet meegaat word het hem fataal.
Zijn motor was in beslag genomen door de polite. En nu reed hij zeer zéér wild auto.
De volgende morgen loopt iedereen naar de Oldegaarde om te zien waar
Berry was overleden. Hij was zo hard tegen een lantarenpaal aangereden
dat de paal geknakt was en de lampenkap door het dak
op zijn kop was terecht gekomen. Is dat raar? Hartstikke dood.
Ik heb hier veel verdriet over gehad want het was een gozer met een
hard van goud. Niet dat ik gehuild heb maar wel steeds bijna.
We zaten een keer in ons clubhuis van 'De Espeloboys' in een voormalig
kleuterschooltje wat we gekraakt hadden. Met zijn zessen en Berry er
bij toen er honderd of meer 'Doriedevils' aan kwamen om ons aan te
vallen. 'Dories' hebben ze van het woord doortrapper dat is een soort
fiets dat je op je achterwiel kan rijden met een vastgezet tandwiel in
de achterband.
Berry zegt tegen ons: "dat regel ik wel met die teringapen," en liep
met wijd gespreide armen naar buiten met dat feloranje haar over dat
zwarte motorjack, heel zijn muil onder de littekens en brulde toen ook
van: "Whaaa," waarop ze allen spierwit wegtrokken en alle honderd er
vandoor gingen als Eddie Merckx. Allemaal hard lachend van de zenuwen.
Wij pisten haast in ons broek van het lachen. Arme Berry.
Ik voelde me heel sterk na de gevluchte groep Javanen trok mijn hoed
een beetje scheef zoals Indiana Jones en liep mij ook zo voelend
verder. Ik hoor geroezemoes achter mij en als ik mij omdraait is de
meute er weer en staat netjes op tijd stil. Nu besluit ik er langzaam
op af te lopen en laat hun het briefje zien met het adres erop. Weer
lopen zij weg op één na en een man die een meter of drie
achter hem blijf staan als rugdekking. Trillend pakt hij het briefje
aan en geeft het aan zijn maat die naar boven wijst naar een paar
huisjes vlak onder de piek van de berg of vulkaan dat kon je niet zien
hier vandaan door de begroeiing.
"Terimah Kasih," zeg ik wat dank je wel betekent.
Hij knikt; "Turus," "Verder".
Na wat gerust te hebben loop ik weer verder. De groep achtervolgers is
ineens verdwenen als ik bij twee huisje aankom die geheel zijn
opgetrokken uit baboepalen en riet. Dat mens, een oude vrouw die de
vloer aan stond te vegen met een bundel bijeengebonden takken kreeg
haast een hartaanval maar vertelde na wat op adem gekomen te zijn met
een hand op haar borst zwaar ademend dat ik nog verder omhoog moest.
Nog verder? Dacht ik, ik moet nu toch bijna op de top zijn.
Niet veel later bereik ik de top waar een huisje wat twee keer zo lang
was als de vorige maar voor de rest het zelfde alleen nu met gesloten
deur. Dit was het laatste huis, hier moest het wezen.
Ik klop op de gevlochten rieten 'deur'. Ik klop nog eens en hoor een
zachtjes "masuk" "binnen" zeggen. Als ik de deur open doe en naar
binnen stap valt de rieten deur achter me dicht en zie ik niets dan
twee zeer kleine roodoranje lichtjes in het pikkedonker.
Ik pak mijn Zippo aansteker slaat hem aan tegen mijn heup en verlicht de boel een beetje.
Met open mond zie ik een man en een vrouw gehurkt zitten op een paal
die in de breedte tegen de bamboemuur is aangeslagen, een metertje
boven de grond. Hun onderarmen rusten op hun knieën de handen
gekruld voor hun schenen en beiden met een joint in hun mond waar je u
tegen zegt. Het leken wel die aapjes uit de machine in de Diergaarde
Blijdorp waar je vroeger tegen een dubbeltje betaling kon zien hoe ze
Mexicaanse muziek begonnen te spelen. Ik kon daar uren naar kijken tot
verveling van mijn ouders.
Nu had ik een cultuurschok hoewel die blows het wel een beetje goed maakten.
"Tini?" vroeg ik.
Ze stonden beiden op gaven een diepe buiging en kusten mijn handen. Ze
maakten mij duidelijk dat zij haar ouders waren. Ik had al heel wat
aparte schoonfamilie gehad maar dit sloeg alles. Wat was dit nou
allemaal. Traditie zeker. Ik wist niet of ik nou blij moest zijn of
verbaast, dus hielt het maar even in het midden.
Ze liepen mij voor naar buiten naar de achterkant van het huis waar er
een waterval naar beneden stroomde en waaronder 'mijn' vriendin stond
te douchen en haar lange haar stond te wassen.
Ik draaide mij om van ongeloof en wuifde de ouders weg met een vriendelijk "Terimah kasih".
Ik zoek het verder wel uit vanaf hier.
Buigend lopen zij achteruit weg.
Ik had verkering met Pocahontas, nu wist ik het zeker!