Veel leesplezier, voor evt uitgevers en bestellingen http://www.writehistory.be/?p=store Contact op franciscusborst@hotmail.nl
20-11-2008
H1 Indonesië d27 Saté
H1 Indonesië d27 Saté
Tijdens we de boot uitstappen de steiger op zien we grote roofvissen
het water uit klappen achter hun prooi aan en scheren er honderden
vliegende honden (Kalongs) over ons hoofd. Apengebrul en andere
ondefinieerbare kreten klinken in het roodoranje van de ondergaande zon
wat al snel zwart begint te worden. Het werd spannend. Ten tijde dat ik
hier met mijn vader en onze vriendinnen hier aankwamen was het overdag
geweest. Maar nu stonden ik, Andy, Dirk, en Harna ergens in the 'middle
of fucking nowhere' op een eiland vijf en half uur varen vanaf de
bewoonde wereld in het pikkedonker met allerlei beesten die om ons heen
wegvluchten en op ons afkropen. Bosjes bewogen bomen wiebelden met
kreten op en aan. Godver wat pleurde die zon hier snel in zee. We zagen
echt niets meer van de een op de andere minuut.
"Wat nu?" Word mij aanstotend gevraagd. Ik vertelde dat er ergens een
pad moest zijn waarover het ongeveer een minuut of twintig dertig lopen
was naar de jachthut was die neergezet is door het WNF maar waar nooit
een sterveling verblijft en dus hoopte dat deze er nog was.
"Is maar te hopen dat die hut nog bestaat dan." zei mijn neef Andy.
"Frans je kent soms zo'n klootzak zijn."
"Ach man spannend toch?"
Daar had ik het afgelopen jaar niet bij stil gestaan. Ik gooide er een
schepje bovenop: "Ja en dan maar hopen dat er een gids is."
We hadden het pad nog niet gevonden en stonden hem nu al te knijpen.
"Hier, hier is het pad," roept Harna met zijn Indianenogen.
Dat was mooi. Schouder tegen schouder en voetje voor voetje dringen wij
de jungle in op zoek naar de hut en een gids als het meezat. Groepen
Bengaalse varanen van dik twee meter bliezen naar ons als katten,
sloegen met hun staarten met het geluid van het klappen van een zweep
en waren helemaal niet bang voor ons, maar wij wel voor hun. In Holland
had ik zelf ooit twee varanen gehad maar dit waren er wel twintig. We
breken stokken af om naar hun toe te smijten wat werkte en hun de
bosjes in deed vluchten.
"Zijn dat Komodo's?" Vraagt Dirk.
"Nee die zitten hier niet, maar deze vreten je ook op hoor als je alleen bent en hun zijn met een bosje."
"Zitten er hier ook tijgers op dit eilandje," word me gevraagd.
"Ja, eh drie jaar geleden wel, één koppeltje." "Mijn vader heeft er toen nog een gezien."
"Pleur op joh, je liegt," zegt Dirk.
"Was het maar waar Dirk," zei ik terug. "En weet je meestal gaan ze
roven tegen zonsondergang." "Hebben jullie het een beetje naar je zin?"
Iedereen ging nog dichter bij elkaar lopen, nu met getrokken bajonetten
in aanslag. Een halve zonnesteek, kater en wat oververmoeidheid laat je
de gekste dingen zien en voelen of het er nou wel is of niet. Er kwam
een flink beest op ons aflopen, heel rustig. Je hoort het lopen en ziet
net tegen het sterrenlicht dat een beetje door de bomen schijnt de maat
ervan maar wat het precies is, nee dat blijft gissen. Iedereen douwt
elkaar naar voren naar het beest. Dan blijven we stokstijf staan als
verdoofd als het vlak voor ons staat, alleen Harna rende weg terug
richting steiger en zat volgens ons alweer in de boot.
"Mau pulang, takut." "Wil naar huis, ben bang."
Het bleek het slechts een tam damhert te zijn die ik herkende van een
paar jaar terug die ons kwam verwelkomen. Een opluchting voor ons.
"Harna kom maar terug, het is alleen maar een hert."
"Saté," roept mijn kampongneef lachend die terug
komt rennen daar ze in de kampong alles op vreten wat beweegt vanwege
de armoede. Vogels zie je daar ook niet vliegen. Nog geen postduif, nog
geen mus.
Wij aaiden het hertje, Harna stond het vlees aan zijn lichaam te
checken. "Enak Frans." "Lekker Frans." "Daging Banyak." "Veel vlees."
"Je blijft met je klauwen van dat hert af Har," zei ik boos.
"O wé als je hem afmaakt!" "We hebben genoeg te vreten en zo
niet is er altijd nog vis." We hadden na geldtellen ontdekt dat er
slechts genoeg geld over was naast de terugreis voor een beetje bier,
rijst en blikjes tonijn. Vruchten groeiden hier gelukkig genoeg. Weer
komt er iets op ons afgelopen, nu geruislozer en vastberadener.
Als er een zaklamp in ons gezicht aanflitst krijgen we haast een hartverzakking.
"Selamat Malam," klinkt een bromstem. En daarna een heel dom "Good
evening," waar de gids zelf om moest lachen. "Bisa Bahasa
Indonesiä?" Vroeg hij maar snel.
Of we Indisch konden lullen. "Ya pak bisa." Ja dat konden we.
Hij zei dat het niet verstandig was om 's avonds buiten te lopen
hier, maar daar waren we al achter gekomen. We scheten zeven kleuren
stront.
Binnen vijf minuten verschijnt er in het donker een meter of dertig
vanaf het strand de jachthut tussen palm en loofbomen in het donker
verlicht door een licht brommende aggregaat met twee peertjes. Het leek
een beetje op een Romeinse herberg uit de Asterix en Obelix. Er was een
onder verdieping met zitruimte en boven waren er vier slaapkamers. We
namen plaats in de zitkamer waar eens Jacques cousteau en Pr. Bernhard
ook gezeten hadden.
Voor ons verblijf moesten we een donatie schenken aan het WNF van
duizend Rp per persoon wat precies neer komt op vijftig Eurocent p.p.
Niet slecht voor je eigen eiland, dacht ik. De gids vroeg of we een
jungle trip wilden maken morgen. Ja dat wilden we wel. Na enig geld
tellen bleek dat hij ons wel wilde afzetten met de speedboot aan de
kust en ons op wilde pikken want we hadden vijfduizend Rp (twee Euro
nota bene) te kort voor hem te betalen voor de overstap van speedboot
in een uitgeholde boomstam om de rivier de Citenger af te varen en ons
door het gebied te gidsen, dus dat werd een wandelroute zonder gids.
"Durven jullie dat wel?" "Als jullie op het pad blijven kan er haast
niets gebeuren," vervolgde hij. Er zijn twee verschillende routes een
lange van zes uur en een korte van twee uur.
"We nemen die korte wel die heb ik eerder gedaan, met mijn vader."
Nu herkende hij mij en sloeg zijn armen om mij heen, maar verrotte het
desondanks nog steeds om ons te varen in de kano. Ons eigen schuld
hadden we maar niet zo lang moeten blijven op Pantai Carita. Vanwege de
vliegende honden en agressieve apensoorten op het eiland wilde hij dat
we liever binnen bleven, wat we dus na even heel eigenwijs naar het
strandje waren gelopen ook maar snel deden. Wat een geluiden joh, het
leek wel een horrorfilm. Snel zochten we een bed op draaiden onze
olielampen aan en staken onze wierook van het merk Bayghon aan tegen de
muggen en gingen slapen om te dromen van onze jungletrip de volgende
morgen. Van het slapen kwam echter niets vanwege het wilde krijsen en
vechten der apen op ons dak. Dit klonk alsof oude vrouwtjes elkaar te
lijf gingen met ouderwetse Gilets en dan dun schilden. Een afgrijselijk
geluid wat sneed door merg en been en waardoor we onze luchtbedjes maar
in een kamer bij elkaar gooiden met vier bajonetten in de plint
gestoken vlak naast de deur. Het was net als in het spookhuis maar dan
echt. "Beetje naar je zin jongens."
"Dit maak je toch nooit meer mee,"zei Dirk.
"Precies man."
"Nou ik lig liever op Pantai Carita," zei Andy hard hysterisch lachend
van de zenuwen, wat een lachkick veroorzaakte onder ons vieren die ver
tot in de diepte van de jungle klonk. Zelfs de apen en vliegende honden
bleven stil.
We lopen rustig de branding van Pantai Carita af langs een turkooizen
zee met prachtige koraalbedden op weg naar de kleine vissershaven
Labuan waar het rustig en kalm is als wij aankomen alsof we in een
setting van een western zijn beland: een dorp in siësta. Een
spookstad want op die twee uurtjes na dan wanneer de ferry om de dag
naar Sumatra hier vandaan vertrekt en of aankomt kwamen we later achter
en waar we later ook nog eens gebruik van zouden maken, was het hier
vrijwel uitgestorven. Na een hapje eten en een biertje, we moesten echt
zuinig doen daar we al ons geld verzopen en anders verbrast hadden,
gingen ik en Harna op zoek naar een visser die ons wilde brengen naar
het eiland Handoleum.
Dit kostte nogal wat tijd daar er gewoon geen mensen te vinden waren
omdat deze aan het vissen waren ver weg op zee of eenvoudig sliepen.
Deze toch eenmaal gevonden na het blijven beuken op een deur waar een
auto voor geparkeerd stond en waar een aangeknoopte boot vast lag aan
de steiger op de kust waaraan het huisje zich bevond waardoor wij
aannamen dat hier iemand thuis moest zijn en terecht. De gescheurde
verrotte deur piept krakend van het zeezout en zand in zijn scharnieren
open. Voor ons stond een oude kromme uitgeteerde man waarvan de ribben
te tellen waren in een witte onderbroek en een kapiteinspet op. Er
staat een lelijk anker op zijn onderarm getatoeëerd. Als hij lacht
geeft hij één zwarte tand bloot, de rest is weggerot. We
vertellen hem de bedoeling en voorwaarden.
Het afpingelen van het bedrag nam een dik uur in beslag maar toen was
de deal eindelijk rond. We zouden om twaalf uur vertrekken was de
afspraak en ongeveer om een uur of vijf uur a half zes aankomen op onze
plek van bestemming als er geen storm zou komen tenminste. Hij keek
naar de lucht en zei dat hij dit niet verwachtte. Ons voorstel: we
betalen hem de helft van het geld op de heenweg en de andere op de
terugweg en hij was het daar mee eens na wat sikkeneurig
tegenspartelen. Of hij op het eiland wilde blijven moest hij van ons
zelf maar uitmaken. Hij besloot dat hij daar zou gaan vissen omdat dit
een zeer goede stek was volgens hem en dan zou overnachten in zijn
boot. Of wij wisten hoelang we bleven? Nee dat wisten we niet.
We vertellen Andy en Dirk het goede nieuws van de deal en besluiten
vast achter de boot te gaan liggen voor een tukje te doen daar het toch
eb was en omdat we nogal vroeg, acht uur, ons 'kokosnotenhotel'
uitgezet waren en dit is vroeg als je dan net pas een uurtje slaapt. De
tweede reden was dat hij, onze 'kapitein' ons niet kon ontsnappen van
de deal die was gesloten die hij nogal met tegenzin bleek te zijn aan
gegaan.
We gaan zoveel mogelijk in de schaduw ervan liggen om ons tegen
zonneverbranding te beschermen. Heremietkreeftjes lopen over ons heen
alsof we voor dood lagen. We vonden het best zolang ze maar bij ons
oren en gezicht wegbleven.
Dan een harde klap met een peddel tegen de rand van de houten sloep
waar op de punt een houten hok met een deurtje stond van een kubieke
meter met daarin een dieselmotor en een schoorsteen er boven op, wat
zitplanken en wat peddels maakten de 'boot' compleet. We schrikken
allen versuft verbrand en allerlei ongedierte uit zee van ons af slaand
wakker. Een kleine krab hangt aan mij oor en dat etter liet niet los.
Dirk was in zijn neus gebeten en had ook een kleine snee. Als Andy en
Harna ons staan uit te lachen begint Andy op zijn kruis te slaan want
hij werd in zijn ballen gebeten. Er was namelijk iets in zijn
broekspijp gekropen.
"Selamat siang," klinkt er lachend gebrom; "Goedemiddag."
"Klaar om te vertrekken?" Vraagt de oude kapitein met zijn maat er naast.
Dirk en Andy kijken mij en Harna boos aan en vragen ons waar wij hem opgegraven hebben.
Ik had een simpel antwoord: "Als deze man zo oud geworden is in zijn
honderdjarig vissersleven, zou hij dan dit ene reisje ook niet
overleven?"
Daar had ik volgens hun een punt en ze waren trouwens toch te moe en te
dronken om er nog tegen in te gaan en waren blij te vertrekken om ons
grote avontuur tegemoet te gaan. We duwen met ons zessen de boot in
zee. Eenmaal in zee duwen zij de boot tot buikdiepte klimmen erin en
starten zij de dieselmotor en vragen ons in te stappen. Met onze tassen
boven ons hoofd lopen wij een meter of tien naar de boot. Ik met hele
grote krachtzettende passen en vloog eenmaal mijn tas in de boot
gesmeten als een speer mijzelf optrekkend en de boot in laten vallen.
Dit vanwege een haaientrauma uit mijn jeugd. Ik moet niets van zee
hebben, echt helemaal niks.
Een
teringherrie die diesel maar we waren op weg. Onderweg tijdens de grote
oversteek van kaap naar kaap in dik vijf uur zien we dolfijnen,
vliegende vissen en heel in de verte zelfs een wal- of potvis volgens
de kapitein welke ik trouwens niet kon ontdekken. Voor we ons eiland
bereiken vaart hij nog even langs de 'Anak Krakatau' oftewel 'het kind
van de Krakatau' daar alleen nog de top ervan te zien was sinds de
wrede uitbarsting van hem waardoor er honderdduizenden mensen zijn
verzopen. Hij rookte nog steeds behoorlijk, spuwde nog steeds wat
steentjes de lucht in en wat as. Ik vond het mooi maar vroeg toch maar
voor de zekerheid snel door te varen. Het was in een half uur bekeken
en kwamen wij aan op Handoleum. Precies bij de ondergaande zon die ons,
de zee en het gebladerte van het eiland roodoranje kleurden, wat het
eiland dat ons verwelkomde aan het eind van de steiger met een
scheefhangend bord aan een paal met: 'Welcome to Handoleum' veranderde
in een soort cartoonachtige sfeer uit junglebook. Met aan de ene kant
in de verte; de rokende blauwe Anak Krakatau als uitzicht en aan de
andere kant een groene kustlijn van de jungle op een klein kilometertje
afstand waar we morgen naar toe zouden gaan. Het eiland is niet groter
dan een anderhalve kilometer in doorsnede en loop je in een uur rond.
Het eiland ernaast is een rustplaats van duizenden vliegende honden
genaamd Kalongs een grote soort vleermuis. Die overdag ondersteboven
hangend slapen en 's avonds naar onder anderen ons eiland overvliegen
om te roven op insecten, eieren en ander klein kruipend of pas geboren
ongedierte. Op dat moment zetten wij voet aan land.
H1 Indonesië d25 Ujung Kulong Jungle reservaat / Pantai Carita
H1 Indonesiä d 25 Ujung Kulong Junglereservaat / Pantai Carita
Na een stevige 'cold turkey' in een woning te Rotterdam krijg ik bezoek van mijn neef Andy T. en zijn vriend Dirk uit Capelle.
Ik weet na wat videobanden, foto's en wat smeuïge verhalen te
overtuigen dat Indonesië het land is voor een ideale vakantie daar
zij ook toevallig een vakantie wilden boeken naar Spanje zoals zij elk
jaar deden.
Binnen een week vertrokken we gepakt en gezakt, compleet met
safarioverhemden, -hoeden, dolken, landkaarten, veldflessen en dat
soort dingen. We zouden bij mijn vader mogen logeren tegen een kleine
vergoeding voor het eten en kleding wassen e.d. wat logisch is daar het
voor een maand lang was. Hij runde tenslotte geen herberg al was het
nog zo gezellig, had mijn vader geen liggende gelden liggen, vandaar.
Mijn vader vriendins broertje genaamd Suharna maar we noemden hem Harna
logeerde ook in die tijd daar. Hij kon erg goed opschieten met Andy en
Dirk vandaar dat hij met ons mee zou gaan op soort van (s)excursie door
mij geregeld maar dan op eigen kracht. Niks geen organisatie. Ik was er
tenslotte al eerder geweest met toen wel mijn vader en onze beider
vriendinnen. Dit verschil zou veel impact hebben op het verloop van
onze 'zelfde' reis.
De bestemming was het Ujung Kulong junglereservaat en dan met name het
eiland Handoleum wat daar voor de kust ligt. Vijf en half uur varen
vanaf de bewoonde wereld. Er is wel een jachthuis neergezet door het
WNF met een speedboot en in het jachthuis ligt dan ook een logboek van
de weinige beroemde 'visitors' met namen zoals Prins Bernhard, Jacques
Cousteau, Jan en Frans Borst. Er leven daar namelijk de laatste
Javaanse neushoorns nog slechts vijfhonderd stuks schatten ze. Van die
kleintjes met die schilden met noppen op hun lichaam, bijzonder mooie
haast mythische dieren. Ook de laatste Javaanse tijgers komen hier nog
voor. Hun lot is nog slechter beschoren, slechts vijftig stuks op
uitsterven na.
Mijn vader zweert bij hoog en laag dat hij bij een vroege
ochtendwandeling over Handoleum een tijger zijn pad kruiste die mijn
vader even aankeek twijfelde en toch maar het hazenpad koos, de bosjes
in. Ik geloof hem, het is niets voor hem daar over te liegen.
Wel was ik strontjaloers want de op het eiland aangestelde gids
voor die paar bezoekers te begeleiden die er per jaar komen, heeft ze
zelfs na twintig jaar slechts een stuk of vijf keer gezien, vandaar.
Na een weekje nachtelijk Jakarta 'doorgenomen' te hebben met name
Discotheek Stardust, Tanamur, en The Pink Panther om daarna altijd in
de late uurtjes af te zakken naar The Lone Star om daarna wakker te
worden met een Oosterse schoonheid in je armen. Dat was vaste prik soms
wel erg letterlijk genomen als je condoom er weer eens afgeschoten,
gescheurd of zelfs gewoon verdwenen was, dan zat je onherroepelijk
negen van de tien keer met een druiper. In het begin ging het nog wel
maar toen onze slof Durex op was moesten we overstappen op de grootste
maat condoom die Indonesië rijk is namelijk het merk Dua Lima (25)
vanaf dat moment schoten de antibioticaaandelen omhoog op de
Indonesische beurs mocht die bestaan want die passen Europeanen gewoon
niet.
De afgesproken dag van vertrek kwam dichterbij. Die avond ervoor ben ik
alleen met Dirk en Harna op stap gegaan en ben toen zo dronken geworden
is mij verteld dat ik wakker werd met een hele mooie meid maar in
plaats van goede morgen kreeg ik een soort van geblaf als van een
zeehond. Ik schrok me de pleuris dat moge duidelijk zijn. Er was niets
aan de hand het arme meisje was gewoon doofstom. Die kutherrie in die
Discotheken ook. Je hoort soms echt niets dat heb ik nu wel bewezen
dacht ik. Of ik was gewoon in een heel romantische geflipte bui, God
weet het. Ik heb het verhaal maar aan te nemen want zelf weet ik mij er
bijna niets van te herinneren. Maar zij liggen er nog steeds van in een
deuk. En als ik een van hun ontmoet doen ze nog steeds een zeehond na.
De reistassen zijn gepakt, de Australische kakikleurige en legergroene
kleding aangetrokken. Een soort van Australische cowboyhoeden op. Harna
mocht de koelbox dragen gevuld met bier en fruit. Eerst moesten we met
een taxi naar het busstation om vandaar met een bus naar het laatste
vissersdorpje op een schiereiland van het uiterste puntje van West-Java
te reizen namelijk Labuan (haven). Een busreis van acht uur vanaf
Jakarta.
Daar vandaan moesten we een visser regelen die ons goedkoop naar
Handoleum wilde brengen daar de wachtende boot van het WNF die nooit
vaart tweehonderdvijftig gulden vroeg. Weliswaar voor acht personen te
verdelen maar wij waren met zijn vieren en zouden wel iets voor honderd
kunnen regelen beloofde ik mijn vrienden.
We kwamen aan met genoeg geld in Labuan voor o.a. de bootreis naar het
eiland, eten drinken, de gids op het eiland, de terugreis en dergelijke
totdat mijn 'neef' Harna met een verhaal kwam dat in heel Java bekend
stond. Naast het dorpje Labuan ligt 'Pantai Carita' oftewel 'Strand der
sprookjes'. De droom van elke Javaan. Een van spierwit zand voorzien
strand compleet met zacht wuivende palmbomen, schelpen waar je hier
vijfentwintig Euri's voor betaald zo groot als een voetbal en waar je
trompet op kunt spelen, aapjes en het belangrijkste zeer leuke goedkope
huisjes te huur ( een stuk of vijf) op het strand, allen geheel
opgetrokken uit kokosnoten.
En die sprookjes? De sprookjes met lang haar kwamen zich aanmelden
na zonsondergang. Het was de bedoeling hier één
nachtje te verblijven. Het werden echter acht dagen. Het was
fantastisch. Ik sliep overdag in een hangmat voor mijn hut met een of
twee meiden naast die zelfs mijn rietje die uit mijn kokosnoot stak,
gevuld met kokosmelk en Rum beet hielden en in mijn mond staken. Wat
zij in hun mond staken is een ander verhaal. Al wat ik deed was met
mijn ogen dicht genieten en nog eens genieten.
Als het geld geteld is word duidelijk dat het tijd is voor vertrek
anders zouden we het eiland nooit meer zien. Het bootgeld was er nog,
etensgeld, geld voor de terugreis naar Jakarta en een heel klein beetje
extra. We hadden een honderdje of vijf opgemaakt met zijn vieren in
acht dagen wat een vermogen is in Indonesië (half miljoen) maar
daar heb je dan ook wel wat voor. Van mij mocht op dat ogenblik het
eiland in zee zakken maar ik had het beloofd en wilde niet
egoïstisch zijn. Dus helemaal wezenloos en afgepeigerd maar met
een smile op ons bek op zoek naar een gewillige visser met een boot.