H1 Indonesië d26 De oversteek naar Handoleum
We lopen rustig de branding van Pantai Carita af langs een turkooizen
zee met prachtige koraalbedden op weg naar de kleine vissershaven
Labuan waar het rustig en kalm is als wij aankomen alsof we in een
setting van een western zijn beland: een dorp in siësta. Een
spookstad want op die twee uurtjes na dan wanneer de ferry om de dag
naar Sumatra hier vandaan vertrekt en of aankomt kwamen we later achter
en waar we later ook nog eens gebruik van zouden maken, was het hier
vrijwel uitgestorven. Na een hapje eten en een biertje, we moesten echt
zuinig doen daar we al ons geld verzopen en anders verbrast hadden,
gingen ik en Harna op zoek naar een visser die ons wilde brengen naar
het eiland Handoleum.
Dit kostte nogal wat tijd daar er gewoon geen mensen te vinden waren
omdat deze aan het vissen waren ver weg op zee of eenvoudig sliepen.
Deze toch eenmaal gevonden na het blijven beuken op een deur waar een
auto voor geparkeerd stond en waar een aangeknoopte boot vast lag aan
de steiger op de kust waaraan het huisje zich bevond waardoor wij
aannamen dat hier iemand thuis moest zijn en terecht. De gescheurde
verrotte deur piept krakend van het zeezout en zand in zijn scharnieren
open. Voor ons stond een oude kromme uitgeteerde man waarvan de ribben
te tellen waren in een witte onderbroek en een kapiteinspet op. Er
staat een lelijk anker op zijn onderarm getatoeëerd. Als hij lacht
geeft hij één zwarte tand bloot, de rest is weggerot. We
vertellen hem de bedoeling en voorwaarden.
Het afpingelen van het bedrag nam een dik uur in beslag maar toen was
de deal eindelijk rond. We zouden om twaalf uur vertrekken was de
afspraak en ongeveer om een uur of vijf uur a half zes aankomen op onze
plek van bestemming als er geen storm zou komen tenminste. Hij keek
naar de lucht en zei dat hij dit niet verwachtte. Ons voorstel: we
betalen hem de helft van het geld op de heenweg en de andere op de
terugweg en hij was het daar mee eens na wat sikkeneurig
tegenspartelen. Of hij op het eiland wilde blijven moest hij van ons
zelf maar uitmaken. Hij besloot dat hij daar zou gaan vissen omdat dit
een zeer goede stek was volgens hem en dan zou overnachten in zijn
boot. Of wij wisten hoelang we bleven? Nee dat wisten we niet.
We vertellen Andy en Dirk het goede nieuws van de deal en besluiten
vast achter de boot te gaan liggen voor een tukje te doen daar het toch
eb was en omdat we nogal vroeg, acht uur, ons 'kokosnotenhotel'
uitgezet waren en dit is vroeg als je dan net pas een uurtje slaapt. De
tweede reden was dat hij, onze 'kapitein' ons niet kon ontsnappen van
de deal die was gesloten die hij nogal met tegenzin bleek te zijn aan
gegaan.
We gaan zoveel mogelijk in de schaduw ervan liggen om ons tegen
zonneverbranding te beschermen. Heremietkreeftjes lopen over ons heen
alsof we voor dood lagen. We vonden het best zolang ze maar bij ons
oren en gezicht wegbleven.
Dan een harde klap met een peddel tegen de rand van de houten sloep
waar op de punt een houten hok met een deurtje stond van een kubieke
meter met daarin een dieselmotor en een schoorsteen er boven op, wat
zitplanken en wat peddels maakten de 'boot' compleet. We schrikken
allen versuft verbrand en allerlei ongedierte uit zee van ons af slaand
wakker. Een kleine krab hangt aan mij oor en dat etter liet niet los.
Dirk was in zijn neus gebeten en had ook een kleine snee. Als Andy en
Harna ons staan uit te lachen begint Andy op zijn kruis te slaan want
hij werd in zijn ballen gebeten. Er was namelijk iets in zijn
broekspijp gekropen.
"Selamat siang," klinkt er lachend gebrom; "Goedemiddag."
"Klaar om te vertrekken?" Vraagt de oude kapitein met zijn maat er naast.
Dirk en Andy kijken mij en Harna boos aan en vragen ons waar wij hem opgegraven hebben.
Ik had een simpel antwoord: "Als deze man zo oud geworden is in zijn
honderdjarig vissersleven, zou hij dan dit ene reisje ook niet
overleven?"
Daar had ik volgens hun een punt en ze waren trouwens toch te moe en te
dronken om er nog tegen in te gaan en waren blij te vertrekken om ons
grote avontuur tegemoet te gaan. We duwen met ons zessen de boot in
zee. Eenmaal in zee duwen zij de boot tot buikdiepte klimmen erin en
starten zij de dieselmotor en vragen ons in te stappen. Met onze tassen
boven ons hoofd lopen wij een meter of tien naar de boot. Ik met hele
grote krachtzettende passen en vloog eenmaal mijn tas in de boot
gesmeten als een speer mijzelf optrekkend en de boot in laten vallen.
Dit vanwege een haaientrauma uit mijn jeugd. Ik moet niets van zee
hebben, echt helemaal niks.
Een
teringherrie die diesel maar we waren op weg. Onderweg tijdens de grote
oversteek van kaap naar kaap in dik vijf uur zien we dolfijnen,
vliegende vissen en heel in de verte zelfs een wal- of potvis volgens
de kapitein welke ik trouwens niet kon ontdekken. Voor we ons eiland
bereiken vaart hij nog even langs de 'Anak Krakatau' oftewel 'het kind
van de Krakatau' daar alleen nog de top ervan te zien was sinds de
wrede uitbarsting van hem waardoor er honderdduizenden mensen zijn
verzopen. Hij rookte nog steeds behoorlijk, spuwde nog steeds wat
steentjes de lucht in en wat as. Ik vond het mooi maar vroeg toch maar
voor de zekerheid snel door te varen. Het was in een half uur bekeken
en kwamen wij aan op Handoleum. Precies bij de ondergaande zon die ons,
de zee en het gebladerte van het eiland roodoranje kleurden, wat het
eiland dat ons verwelkomde aan het eind van de steiger met een
scheefhangend bord aan een paal met: 'Welcome to Handoleum' veranderde
in een soort cartoonachtige sfeer uit junglebook. Met aan de ene kant
in de verte; de rokende blauwe Anak Krakatau als uitzicht en aan de
andere kant een groene kustlijn van de jungle op een klein kilometertje
afstand waar we morgen naar toe zouden gaan. Het eiland is niet groter
dan een anderhalve kilometer in doorsnede en loop je in een uur rond.
Het eiland ernaast is een rustplaats van duizenden vliegende honden
genaamd Kalongs een grote soort vleermuis. Die overdag ondersteboven
hangend slapen en 's avonds naar onder anderen ons eiland overvliegen
om te roven op insecten, eieren en ander klein kruipend of pas geboren
ongedierte. Op dat moment zetten wij voet aan land.
© november 2008, Franciscus Borst, BasicPublishing.nl
|