WELKOM
Foto
Inhoud blog
  • Dagboek 1933
  • Ingelepeld
  • De reis van onze genen
  • De opgewekte nihilist
  • De meeste mensen deugen
  • De goedheidsparadox
  • De eenzame eeuw
  • De gouden draad
  • De geschiedenis van de slavernij
  • Werk. Een geschiedenis van de bezige mens
  • De mens
  • Grote verwachtingen
  • Wat bomen ons vertellen
  • De barbaren
  • Eeuwen van duisternis
  • Terug naar de feiten
  • Focus AAN/UIT
  • De mythe van de moederliefde
  • Het bestverkochte boek ooit
  • Het menselijk getij
  • 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria
  • De waarde van alles
  • De opkomst en ondergang van de dinosauriërs
  • Katoen. De opkomst van de moderne wereldeconomie
  • De zijderoutes
    Zoeken in blog

    Categorieën
    Voor u gelezen
    over mens en maatschappij
    30-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De oorsprong van de moraal

    RIDLEY, M, De oorsprong van de moraal. (Vert. The origins of virtue) A’dam/A’pen, Uitg. Contact, 1997, 271 pp. – ISBN 90 254 2154 7


    Hobbes stelde dat de mens intrinsiek zelfzuchtig is en uit op eigenbelang. Hij kan alleen tot moreel handelen worden aangezet door beschaving en een sterk centraal gezag dat hem stuurt en regelt. Rousseau daarentegen meende dat net de beschaving de mens zelfzuchtig maakt. De nobele wilde is eigenlijk onze oertoestand, waarin de mens van nature goedwillig is en bereid tot samenwerking.


    Dit reveleert meteen de kernvraag naar de oorsprong van de moraliteit: is de mens een zelfzuchtig wezen, gedreven door eigenbelang, dan wel intrinsiek sociaal en betrokken op anderen? Wetenschappelijk onderzoek naar competitie en samenwerking toont aan dat de waarheid in het midden ligt. Mensen hebben instincten die gericht zijn op het algemeen belang, en andere die gericht zijn op eigenbelang en asociaal gedrag.


    Toch leiden beide geen onafhankelijk bestaan. De menselijke geest is gevormd door zelfzuchtige genen maar hij is gevormd om sociaal, betrouwbaar en coöperatief te zijn. Mensen hebben sociale instincten. Ze komen ter wereld toegerust met de aanleg om te leren hoe ze kunnen samenwerken, hoe ze betrouwbaarheid kunnen onderscheiden van bedrog, hoe ze zelf betrouwbaar kunnen zijn, hoe ze een goede reputatie kunnen opbouwen, hoe ze goederen en informatie kunnen uitwisselen en hoe ze tot arbeidsdeling kunnen komen.

    Geen enkele andere soort op de evolutionaire weg heeft dit bereikt. In dat opzicht staan we alleen.


    De menselijke moraliteit is niet eenvoudig te vergelijken met of te verklaren door de arbeidsdeling in bijen- of mierenkolonies. Er is sprake van wederkerigheid, gevoelsmatige betrokkenheid en wederkerig vertrouwen. Deze stellen de mens in staat om langdurige samenwerkingsengagementen aan te gaan, zoals bij het drijven van handel. Maar dezelfde sociale gevoelens leiden ook tot tribalisme, racisme en oorlogvoering. De moraliteit van mensen is geen eenvoudig fenomeen.


    Ridley neemt ons mee op een boeiende ontdekkingsreis van de menselijke moraliteit. In een levendig betoog vertelt hij een stevig gedocumenteerd verhaal van de (toenmalige) stand van zaken in het onderzoek naar samenwerking bij mensen. Zijn conclusie is eigenlijk het instampen van een open deur: de sleutel tot moraliteit ligt in betrokkenheid en onderling vertrouwen. De politieke consequentie is volgens hem het creëren en herwaarderen van kleine en lokale entiteiten met een hoge mate van zelfbestuur.


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    24-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het mysterie der mysterieën
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SCHILTHUIZEN, M., Het mysterie der mysteriën. Over evolutie en soortvorming. A’dam, Uitg. Nieuwezijds, 2002, 239 pp. – ISBN 90 5712 145 x


    Er zijn 3000 soorten kevers in Groot-Brittannië, 75.000 soorten weekdieren over de hele wereld, en nog eens miljoenen en miljoenen soorten insecten. Loop je supermarkt binnen en je vindt meer dan  20 soorten groenten en fruit. Bier, kaas, wijn, yoghurt zijn allemaal het product van verschillende soorten micro-organismen. Het weefsel van het leven – de biodiversiteit - is opgebouwd uit soorten.


    De biodiversiteit wordt volgens deskundigen bedreigd. Verschillende soorten planten en dieren zijn reeds uitgestorven. Toch is het bij de soorten altijd al een komen en gaan geweest. Wat zijn soorten en waarom bestaan ze? Waarom heeft de natuur het nodig gevonden zich op te splitsen in verschillende soorten levende dingen? En waarom zijn er zoveel van? Op deze vragen geeft Schilthuizen, bioloog en wetenschappelijk onderzoeker, een antwoord te geven.

    In een eerste hoofdstuk probeert de auteur een definitie te geven van het begrip zelf. Hier dienen zich al de eerste problemen aan: er is eenvoudig geen eenvormige omschrijving te geven van het begrip ‘soort’.


    In de rest van het boek beschrijft Schilthuizen de zoektocht naar de verklaring van het proces van de soortvorming. Is het werkelijk ‘het mysterie der mysteriën’ zoals Darwin het omschreef? In de loop van de afgelopen eeuwen zijn over soortvorming verschillende theorieën geopperd.


    In een zeer onderhoudend en samenhangend betoog neemt Schilthuizen de lezer mee op ‘soortvormingsreis’. Zijn verhaal gaat over hoe wetenschappers ertoe kwamen om verschillende theorieën te opperen, hoe deze theorieën werden gefundeerd een aangenomen, hetzij gefalsifieerd en afgewezen en in gewijzigde vorm weer werden aanvaard. En dit alles wordt uitvoerig gestoffeerd en geïllustreerd met levendige en frappante voorbeelden.

    Het boek leest als een roman, maar het is wetenschappelijk degelijk gedocumenteerd. En de auteur loodst de lezer op elegante wijze doorheen het ingewikkelde wetenschappelijke begrippenkader. En het mysterie van het begin is op het einde van het boek helemaal niet meer zo geheimzinnig.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Leren over leven
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MICHIELSEN, M, VAN MULLIGEN, W & L. HERMKES (Red.), Leren over leven. Over contextuele hulpverlening. Leuven/Amersfoort, ACCO, 2003 (6e dr.), 288 pp. – ISBN 90 334 4009 1


    Contextueel denken is ‘in’, zowel binnen als buiten de hulpverlening. Het model spreekt mensen aan, omdat het in deze tijd van individualisering de nadruk legt op het belang van verbondenheid. Maar er zit ook een addertje onder het gras. Teveel nadruk op verbinding dreigt normerend te worden en mensen te beperken in hun streven naar autonomie en individuatie. Daarom is een goed begrip van de contextuele benadering belangrijk, en ook een zorgvuldig gebruik van de  gehanteerde begrippen.


    Dit boek is de neerslag van het denken en werken van Leren over Leven, een Leerschool voor Contextuele Hulpverlening. Het wil een uitdaging zijn om te reflecteren over het rijke en inspirerende gedachtengoed van de gezinstherapeut  Boszormenyi-Nagy en zijn medewerkers.


    In de eerste hoofdstukken wordt het begrippenkader van de contextuele benadering bondig toegelicht. In de contextuele visie op mensen en menselijke relaties staat de dynamische verbondenheid van de mens met zijn betekenisvolle relaties over verschillende generaties heen centraal. Ieder mens maakt deel uit van een familiaal netwerk van verhoudingen, waarin iedereen met iedereen verbonden is in een balans van geven en nemen. Daarom bevat deze visie ook een ethische dimensie: de relationele ethiek. Mensen zijn aanspreekbaar voor de belangen van anderen en niet alleen gericht op de bevrediging van de eigen behoeften.


     Vervolgens worden de consequenties van deze visie voor de hulpverleningspraktijk uitgewerkt. Elk hoofdstuk betreft een specifiek thema en is geschreven door een andere auteur. Deze bijdragen zijn over het algemeen inzichtelijk geschreven en verhelderend geïllustreerd door casestudies.


    Dit boek zal vooral hulpverleners aanspreken. Wie ook als leek uitgebreider kennis wil maken met het contextuele denken van Boszormenyi-Nagy, kan ik het boek van J.A.E. Onderwaater aanbevelen.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Als god spreekt
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    LERNOUT, G., Als god spreekt. De bijbel, de Koran en het boek van Mormon. Leuven, Elmar/Van Halewijck, 2005, 264 pp. – ISBN 90 5617 645 5


    Wat gebeurt er als een god met zijn gelovigen spreekt? Geert Lernout, docent vergelijkende literatuurwetenschap aan de Universiteit van Antwerpen, onderzoekt hoe vier verschillende religies met hun heilige boeken omgaan. Hij doet dit vanuit een sceptische grondhouding, want alleen deze garandeert een echt open geest. Alleen wie niet vooraf gelooft in de waarheid van een of ander boek, kan het onbevooroordeeld bestuderen.


    Studie van religie is nu belangrijker dan ooit, zegt Lernout. De wereldpolitiek vandaag wordt immers bepaald door een fundamentalistische lezing van de heilige boeken. Dit fenomeen is echter recent, een reactie op de moderniteit. De terugkeer naar de fundamenten is eigenlijk vals, want de fundamenten zelf zijn twijfelachtig en doorheen de geschiedenis meermaals gewijzigd en geherinterpreteerd.


    Lernout wil daarom nagaan wat het betekent als een godsdienst zich beroept op een boek, niet alleen voor gelovigen maar ook voor niet-gelovigen. Hij heeft het dus niet over persoonlijke godservaringen, maar over de boodschap die bestemd is voor een ruim publiek.

    Zijn verhaal gaat over hoe gelovigen hun teksten vandaag lezen en gisteren gelezen hebben.

    Hij onderscheidt vier openbaringsgodsdiensten: het jodendom, het christendom, de islam en de mormoonse kerk. God mag dan al één zijn, zijn eredienst is het zeker niet. Bovendien kent elke godsdienst verschillende strekkingen, die alle een eigen interpretatie geven aan het boek. Als eerste komen de mormonen aan de orde: het is de meest recente en daarmee ook modernste openbaringsgodsdienst, die momenteel het snelst groeit. Ook de islam is een relatief moderne godsdienst. Het jodendom en het christendom komen in het boek het meest uitgebreid aan bod.


    Centraal thema in zijn betoog is het heilige boek. In alle godsdiensten blijkt dit boek doorheen de tijden geherinterpreteerd, gewijzigd en aangepast aan de noden van de tijd. Godsdienst blijkt opmerkelijk dienstig aan sociaal-politieke doeleinden. Openbaringsgodsdiensten baseren zich op een boek dat in veel gevallen onleesbaar is, en zeker niet meer bij de tijd. Daardoor vertonen zij veel parallellen met het nationalisme: ze geven zin aan het heden door te verwijzen naar het verleden. Hervormingen gaan steeds zogezegd terug naar de bron, maar staan er eigenlijk steeds verder af. De oorspronkelijke openbaring verschilt hemelsbreed van hoe ze er nu uit ziet.


    De teksten moeten altijd geïnterpreteerd worden. Maar interpretatie is lezen met geweld: men doet de tekst geweld aan om te lezen wat men er wil in zien. Interpretatie van de teksten blijkt immers altijd wonderwel in overeenstemming met de vooraf gegeven theologische positie van de lezer. Zo is ook het fundamentalisme geen terugkeer naar een verloren zuiverheid, maar de uitvinding van iets wat nooit bestaan heeft.

    Toch blijven gelovigen ervan overtuigd dat het boek dat ze kennen de geopenbaarde waarheid bevat. De meeste gelovigen liggen echter niet wakker van de openbaring zelf, maar praktiseren de rituele aspecten van godsdienst: traditie en leefregels.


    In het laatste hoofdstuk gaat Lernout in op de gemeenschappelijke kenmerken van de godsdiensten. Hiermee komen we ook bij de functie van godsdienst voor de mens. Het antwoord is volgens hem tweeledig. In de eerste plaats refereert hij aan het onderzoek van Pascal Boyer. Deze stelt dat religie haar oorsprong vindt in de spontane, intuïtieve cognitieve schema’s van mensen, waarmee zij verklaren wat hen overkomt en waarop zij invloed willen uitoefenen. De min of meer georganiseerde godsdienst verschaft de mens bovendien een persoonlijke en groepsidentiteit. In dat opzicht staat godsdienst naast nationalisme en racisme, en het verklaart ook het geweld binnen de in-group tegen de leden met een zwakke positie (o.a. vrouwen).

    Een harde maar heldere conclusie: “Godsdienst is niet meer dan een excuus voor sociale regels die niets met een opperwezen te maken hebben maar alles met mensen.”


    Het is een boeiend werk. Door middel van de geschiedenis van het boek geeft Lernout een zeer interessant overzicht van het ontstaan en de evolutie van de verschillende godsdiensten.. Doorheen de verhelderende uitleg van een deskundige over de wijze waarop in een mondelinge en schriftcultuur met woorden, teksten en manuscripten wordt omgegaan, krijg je als lezer ook een levendig tijdsbeeld.


    Zijn betoog is in de eerste plaats kritisch, maar ook spitsvondig en humoristisch. Het is degelijk en gevarieerd gedocumenteerd. Jammer van de weinig uitnodigende lay-out: de tekst geeft een gedrongen indruk. Een ander lettertype en een grotere regelafstand zouden de leesbaarheid bevorderd hebben.

    Een echte aanrader!


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-06-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De architectuur van het geluk
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    de BOTTON, A., De architectuur van het geluk. (Vert. 2006 The architecture of happiness) A’dam/A’ntw., Uitg. Atlas, 2006, 307 pp. – ISBN 90450 1276 6


    “Schoonheid is de belofte van geluk.”, meende Stendhal. Deze uitspraak heeft de Botton hier uitgewerkt.

    Wie vroeger al een werk van de Botton gelezen heeft, weet vooraf dat het weer smullen wordt. En het is zeker geen teleurstelling. Dit keer biedt de Botton een filosofie van de architectuur en bij uitbreiding de schoonheid van artefacten.


    Tegenover architectuur spreiden mensen een eigenaardige houding ten toon. Tegenover de verwoede pogingen om de aanblik van de dingen te negeren (je hoeft alleen maar sommige  troosteloze woonbuurten te bekijken), staan soms exuberante inspanningen om de stoffelijke wereld op elegante wijze vorm te geven. De belangstelling voor bouwkunst is volgens de Botton nooit helemaal onverdacht geweest.


    Toch is architectuur belangrijk. Want uit de stijl van een gebouw of voorwerpen spreekt een visie. Gebouwen zeggen iets over de psychologische en morele opvattingen van de opdrachtgever of maker. Ze spreken over bepaalde ideeën van geluk, het soort leven dat we als het goede leven beschouwen.

    Voorwerpen hebben immers het vermogen om te communiceren, ze appelleren aan onbewuste voorstellingen en associaties. We willen in onze omgeving onszelf terugvinden, wie wij willen zijn en hoe we willen dat anderen ons zien.


    Niet alle artefacten, en in het bijzonder gebouwen, komen echter tegemoet aan onze zin voor schoonheid. Wat kenmerkt schoonheid dan? Omdat wij schoonheid associëren met deugdzaamheid, bezit mooie architectuur ook de kenmerken van de eigenschappen die wij als deugden beschouwen: uitgebalanceerde orde, elegantie, harmonie en zelfkennis.


    Met een bewonderenswaardige opmerkingsgave, humoristisch fijnzinnig en degelijk gedocumenteerd zet de Botton een filosofie van de schoonheid neer. Op een treffende en veelzijdige manier verwerkt hij psychologisch inzicht in filosofische wijsheid. Hij illustreert alle stellingen met rake voorbeelden, en die worden ook effectief met foto geïllustreerd. Nadat je dit boek gelezen hebt, ga je met andere ogen naar menselijke bouwwerken kijken.


    De Botton is een begenadigd schrijver, en weet de lezer van begin tot einde te boeien. Leest als een trein.


    ©  Minervaria


     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pestdamp en bloesemgeur
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    CORBIN, A., Pestdamp en bloesemgeur. Een geschiedenis van de reuk. (Vert. Le miasme et la jonquille. L’odorat et l’ imaginaire sociale 18e-19e siècle – 1982)  Nijmegen, Uitg. SUN, 1999 (2e dr.), 382 pp. – ISBN 90 6168 656 3


    Waarom hadden dames uit de hogere kringen van de 18e eeuw een waaier? Om zichzelf koelte toe te wuiven, zo denken wij meteen. Fout. Die waaier diende om de lucht in beweging te houden. Want stilstaande lucht, zo meende men in die tijd, was ongezond. Het was een broedplaats van ziekmakende stoffen, die onwelriekende geuren verspreidden.


    Vóór de ontdekking door Louis Pasteur  van micro-organismen als veroorzakers van ziekten, hadden scheikundigen reeds de lucht als chemisch mengsel ontdekt. Men ontwikkelde verschillende theorieën over de samenstelling ervan. De reuk, het zintuig bij uitstek voor het signaleren van gevaar, werd de graadmeter voor de gezondheid van de lucht. Kwalijk riekende dampen werden ervan verdacht ongezonde ‘miasmen’ te bevatten, die de mensen ziek maakten. Stank werd gelijk gesteld aan dood en rotting. Ook water werd meegesleurd in deze fantasmen.


    Vanaf de tweede helft van de 18e eeuw groeide daardoor een ware obsessie voor reukzintuigelijke gewaarwordingen, die pas  een eeuw later zou bedaren. Vooral in hogere, en later burgerlijke, kringen ontwikkelden mensen een overgevoeligheid voor geuren en intolerantie voor stank. Vooral faecalieën moesten het ontgelden. De literatuur van deze tijd (bv. Flaubert, Balzac) staat bol van de geurwaarnemingen. Om de kwalijke dampen te verdrijven, die men verantwoordelijk achtte voor ziekten en epidemieën, werden allerlei, in onze ogen lachwekkende, strategieën bedacht: van het gebruik van zware parfums over machines om de lucht in beweging te houden tot grootscheepse architecturale projecten om de stad te ontdoen van dierlijke en menselijke mest en afval. Pas later werd geur ook een sociaal item: men begon aan de opvoeding en disciplinering van ‘het volk’.


    Deze evolutie heeft, ondanks het foutieve uitgangspunt, toch geleid tot de sanering van de leefruimte waarvan wij nu nog profiteren. Het moderne ecologisch bewustzijn is er een uitloper van, zij het vanuit de modernere inzichten uit scheikunde en biologie.

    Corbin heeft een stukje unieke sociale geschiedenis geschreven, dat in de traditionele literatuur over economische en politieke ontwikkelingen nooit aan de orde komt. Nochtans heeft de ‘ontgeuring’ van de 18e eeuw een enorme invloed gehad op ons dagelijks leven.


    Zijn betoog omvat 3 delen. In het eerste deel beschrijft hij hoe de intolerantie voor geuren zich heeft gemanifesteerd. Drijvende krachten hierachter zijn de recente ontdekkingen van de chemie en – onder invloed van de ideeën van de Verlichting – de toenemende individualisatie. Door de laatste evolutie wordt (de geur van) de andere als 'anders' opgemerkt. Het is subliem te lezen hoe groot en plastisch de woordenschat was van geleerden en schrijvers waarmee zij geuren van alle slag beschreven.


    In een tweede deel verhaalt de auteur welke omvangrijke en onrealistische projecten werden voorgesteld en ontwikkeld in dienst van de ontgeuring. Hij beschrijft ook hoe de realisatie van deze projecten werd tegengewerkt door hardnekkige en tegenstrijdige opvattingen over geuren bij zowel geleerden als bij het volk.


    In een derde deel heeft hij het over de sociale implicaties van de obsessie met geuren: het onderscheid tussen geslachten, standen en klassen, stad en platteland, de maatschappelijke omgangsregels, de opkomst van de burgerlijke cultuur, en daarmee samenhangend de schaamte.


    Als wij leven zoals wij het nu gewoon zijn, dan is dit door deze ommezwaai van de 18e-19e eeuw, en onder invloed van de geurgevoeligheid van onze voorouders.

    Het boek geeft ook inzicht in hoe wetenschappelijke fantasmen een hele maatschappij in beweging kunnen brengen en het aanzien ervan op relatief korte tijd grondig kunnen beïnvloeden. Meteen houdt dit ook een waarschuwing in voor een al te onkritische houding tegenover ‘wetenschappelijke’ ontdekkingen. Het is opmerkelijk hoe gedurende een eeuw de meest vooraanstaande geleerden zich lieten meedrijven op de mythes van de geur.


    Het werk is ontzettend grondig gedocumenteerd, en de lectuur bijwijlen echt hilarisch. De auteur beperkt zich tot de ontwikkelingen in Frankrijk en meer bepaald die in Parijs en een paar andere steden. In het buitenland (Engeland, België, Nederland) was deze evolutie reeds vroeger gestart.

    Vlot geschreven met Franse slag en veel aandacht voor details.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    23-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een korte geschiedenis van de tijd
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    HAWKING, S. & L. MLODINOV, Een korte geschiedenis van de tijd. (Vert. A Briefer History of Time – 2005) A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2006 (2e dr.), 211 pp. – ISBN 90 351 2754 4


    Antideeltjes, neutrino’s, quarks, het onzekerheidsprincipe, de snaartheorie, wormgaten, zwarte gaten. Klinkt het voor u ook als Chinees? Als u dit boek hebt gelezen, snapt u er weliswaar niet alles van, maar gaat er toch een lichtje schijnen.


    Op herhaalde vraag van lezers heeft Stephen Hawking, in samenwerking met de journalist Mlodinov, een nieuwe versie geschreven van het succesboek A brief History of Time (Nederlandse vertaling: Het heelal). Ze hebben daarbij de wezenlijke inhoud van het oorspronkelijke boek bewaard, en op sommige punten zelfs uitgebreid, en tegelijk aangepast aan de laatste stand van het onderzoek.

    Zij verhalen hoe ons beeld van het heelal, en daarmee ruimte en tijd, doorheen de eeuwen is veranderd onder invloed van wetenschappelijke waarnemingen en theorieën. Het boek is tevens het verslag van de fascinerende zoektocht naar de verklaring waarom de dingen zijn zoals ze zijn. Van Aristoteles tot de snarentheorie worden in chronologische volgorde de belangrijke ontdekking en theorieën belicht over de aard en de structuur van de macro- en de microkosmos. SF-liefhebbers kunnen hier misschien iets leren uit hun nuchtere kijk op de (on)mogelijkheid van reizen in de tijd. Interessant is ook het 3e hoofdstuk, waarin bondig de spelregels voor een gemeenschappelijke theorie wordt uitgelegd.


    Het voornaamste onderwerp is volgens de auteurs het zoeken naar een unificerende theorie, die de relativiteits- en kwantumtheorie onder één dak brengt. Daarover zijn ze voorzichtig optimistisch. Waarschijnlijk zal een dergelijke theorie op een dag gevonden worden. Als we dit kunnen, zo stellen de auteurs, zal iedereen kunnen deelnemen aan de discussie over waarom het heelal bestaat en waarom wij bestaan. Als we daarop het antwoord vinden zal dit de uiteindelijke overwinning zijn voor het menselijke verstand, want dan zullen we weten hoe god denkt.


    Hawking en Mlodinov zijn erin geslaagd om, zeker voor een leek, aartsmoeilijke theorieën en begrippen op een vrij inzichtelijke wijze voor te stellen. In elk hoofdstuk wordt een bepaalde theorie toegelicht. Dit maakt het mogelijk om af en toe de eigen kennis op te frissen wanneer dit nodig is. Abstracte begrippen worden geconcretiseerd door de vergelijking met direct waarneembare processen en gebeurtenissen. De illustraties zijn prachtig en verhelderend, en soms zelfs heel humoristisch.


    Het boek is heel vlot geschreven, en heeft een groot en dus makkelijk lettertype.

    Achteraan vindt men een korte biografie van 3 belangrijke natuurkundigen: Einstein, Galilei en Newton. Zeer nuttig is een verklarende woordenlijst van de meest gangbare natuurkundige begrippen.


    Ik heb dit boek geboeid en met veel plezier gelezen en denk het zeker regelmatig te raadplegen.


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Viking

    COENEGRACHTS, T, COENEN, A, & Y. de RUE (Red.), De Viking. Vriend en vijand. Leuven, Uitg. Peeters, 2006, 119 pp. – ISBN 90 429 1768 7


    Uit Hägar van Dik Browne:

    §         Vriendelijke middeleeuwer: “Wat doe je voor de kost, vreemdeling?”

    §         Hägar: “Ik ben in de plunderbusiness.”

    De Vikingen uit het Noorden blijken echter niet alleen onbeschaafde plunderaars te zijn geweest. Zij beschikten over een rijke cultuur, en hadden een sterke handelsgeest. Overblijfselen van hun expansietochten zijn gevonden tot in Klein-Azië.


    Dit handzame boekje biedt een bondig maar toch gevarieerd beeld van de ‘Vikingen’, een naam die overigens pas later in zwang kwam. Nagenoeg alle aspecten van de Scandinavische beschaving uit die tijd komen aan de orde: van het dagelijks bestaan over kunst en schrift en religie tot de maatschappelijke orde. De inrichting van hun samenleving getuigde van een, voor die tijd, opmerkelijk democratische stijl.

    In een afzonderlijk hoofdstuk wordt ingegaan op de impact van de Vikingaanvallen op de geschiedenis van de Lage Landen.


    Het boekje is geschreven door archeologiestudenten van de Katholieke Universiteit Leuven, onder supervisie van hun docenten, als begeleiding bij de gelijknamige tentoonstelling (maart 2006). Alle bijdragen zijn bondig geschreven, in een vlotte stijl, en goed gedocumenteerd.

    Wie op korte tijd kennis wil maken met een volk dat nog altijd voorwerp is van een mythische beeldvorming, zal in dit boekje zeker zijn gading vinden. Wat ik mis: een algemene bronnenlijst, en meer bepaald van aanbevolen bronnen voor wie zich verder wil documenteren. Ik had ook graag meer illustraties gezien.


    ©  Minervaria


     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    11-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geluk. Een geschiedenis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    MCMAHON, D.M., Geluk. Een geschiedenis. (Happiness: a History – 2005) A’dam, De Bezige Bij, 2005, 527 pp. – ISBN 90 234 1560 4


    Hoe kan je een geschiedenis schrijven van iets zo ongrijpbaars, zo ondefinieerbaars, van een ’ding' dat geen ding is, van hoop, verlangen, een droom? McMahon heeft het geprobeerd. Het resultaat is een uitmuntende geschiedenis van een begrip dat voor ons een modern credo is geworden. We kunnen gelukkig zijn, we zullen  gelukkig zijn, we moeten gelukkig zijn. We hebben recht op geluk. Maar is dat altijd zo geweest?


    Altijd al heeft de mens geluk nagestreefd. Maar de opvattingen over dit eeuwige doel van de mens en van de strategieën die hij ontworpen heeft om dit te bereiken zijn in de loop der eeuwen aanzienlijk veranderd. McMahon heeft zich voor zijn ideeëngeschiedenis beperkt tot de Westerse idee van het geluk.


    Over het geluk als doel van het leven gingen pas de Griekse filosofen van de 5e eeuw v.C. zich bezinnen. Voor die tijd was de algemeen geldende opvatting dat gelukkig zijn alleen was weggelegd voor uitzonderlijke mensen, en voor alle anderen alleen als tijdelijk ‘geluk hebben’. Socrates was de eerste filosoof die het geluk, in de betekenis van gelukkig zijn,  beschouwde als iets wat we in dit leven kunnen bereiken. Dit was meteen de aanzet tot een soort klopjacht op ‘het geluk’. Want als geluk niet van toevallige omstandigheden afhangt, moet men er iets voor doen. En in de hierna volgende eeuwen zijn de opvattingen hierover ingrijpend veranderd, en toch weer niet. Want altijd komen de klassieke denkers als leidraad terug.


    Het boek van McMahon bevat twee delen. In het eerste deel geeft hij een overzicht van de ideeën over het geluk tot en met de Verlichting, de 18e eeuw. In deze periode is de basis gelegd voor onze opvatting van het geluk: het is een mensenrecht, een recht van de natuur. In dit deel bespreekt hij achtereenvolgens de klassieke Oudheid, het Christendom, de Renaissance en de Verlichting. In deze ruim twee millennia was het geluk eerst een aards goed. Het is via een hemels paradijs teruggekeerd naar de aarde. In dit overzicht kreeg ik vooral een beter inzicht in de achtergrond van de visie op geluk en lijden in onze toch nog christelijk gekleurde samenleving.


    In een tweede deel borduurt de auteur verder op de basisidee over het geluk van de Verlichting: de mens heeft recht op geluk omdat het in zijn natuur besloten zit. Op deze idee hebben grosso modo vier stromingen voort geborduurd: de Romantiek, het Liberalisme, het Socialisme en de Wetenschappen. Elk van die stromingen wordt uitvoerig toegelicht en uitgespit.


    In zijn conclusies gaat McMahon in op de huidige tendensen in de Westerse samenleving. Hij werpt een kritische blik op alle pogingen die moderne mensen daarvoor ondernemen: consumptie, psychotrope middelen, het verlichten van het lijden, ingrijpen in onze genetische existentie. Wij zijn, ondanks en in onze toch luxueuze leefomstandigheden, bijna obsessief op zoek naar het geluk. Maar het volmaakte geluk is als de heilige graal, betoverend en onbereikbaar. Lijden en geluk zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Wie alleen het geluk wil ervaren, moet een deel van zijn menselijkheid opofferen.


    In een tijd waarin geluk het onderwerp is van zowel wetenschap als politiek, is het niet slecht zich af en toe te bezinnen op de aard van het geluk. Meer inzicht in de Westerse geschiedenis van het begrip kan hier zeker toe bijdragen. Want onze hang naar welzijn en geluk is niet zo vanzelfsprekend als wij het wel zouden willen. Ons idee over geluk is de resultante van een eeuwenlange geschiedens, waarbij er blijkbaar niet zoveel nieuws onder de zon is.


    McMahon heeft een ronduit magistraal werk geschreven. Het boek is ongelooflijk rijk aan materiaal. Het bevat niet alleen de geschiedenis van een idee, maar deze wordt opgehangen aan het denkproces van een keur van prominente filosofen over het geluk. Hun ideeën worden zeer diepgaand en genuanceerd uitgewerkt. Het is onmogelijk om dit alles in een enkele lezing te bevatten.

    Maar dit vormt eigenlijk geen probleem. Want het was een plezier om dit boek te lezen. McMahon schrijft immers zeer vlot, zij het niet altijd erg gestructureerd. Hij schrijft vaak  poëtisch en zijn tekst is altijd boeiend en onderhoudend.

    Het werk is verder voorzien van een indrukwekkende notenlijst en een handig register. Een aanrader!


    ©  Minervaria


     

     

     

     

     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-05-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Strategisch communiceren
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SPRINGORUM, D., Strategisch communiceren. Interactiestrategieën in het taalverkeer. Bussum, Coutinho, 2003 (2e dr.), 172 pp. – ISBN 90 6283 332 2


    Dit is de tweede herziene druk van een boek dat reeds 10 jaar oud is. Het is geschreven voor studenten van opleidingen (hbo- of wo) waarbij studie van menselijke communicatie een onderdeel van het programma vormt.


    In dit boek worden de factoren behandeld die menselijke communicatie beïnvloeden en vaardigheden om die inzichten ook in de praktijk te brengen.

    Het laatste hoofdstuk bevat een aantal opdrachten over interactieproblemen.


    Een interessant boek voor alle onderdelen van de opleiding waarin menselijke communicatie en interactie aan de orde komt. Vlot en zeer leesbaar geschreven.


    ©  Minervaria


    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    30-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over levenskunst
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    DOHMEN, J, (red.), Over levenskunst. De grote filosofen over het goede leven. A’dam, Ambo, 2002, 399 pp. – ISBN 90 263 1931 2


    In 1984 schreef Michel Foucault: ‘Het valt mij op dat de kunst in onze samenleving met voorwerpen te maken heeft en niet met mensen of het leven. Kunst is een specialiteit geworden van experts die men kunstenaars noemt. Maar waarom zou niet iedereen een kunstwerk kunnen maken van zijn leven? Waarom is die lamp, dit huis wel een kunstwerk en mijn leven niet?’

    Twintig jaar na zijn dood is levenskunst weer in de mode, en staat ze weer op de filosofische agenda.


    Levenskunst gaat over de vormgeving van het eigen leven met het oog op een mooi en goed leven. Levenskunst is niet hetzelfde als lifestyle. Levenskunst richt zich op problemen die nu eenmaal bij het leven horen. Eindigheid, lijden, passie, lot en noodlot zijn eigen aan de menselijke conditie en vormen de constanten van het onzekere mensenleven. Zeker in onze tijd, waarin mensen de vrijheid genieten om hun leven in te richten volgens zeer verschillende zelfgekozen waarden en waardepatronen, stellen velen zich de vraag hoe ze een ‘goed’ leven kunnen leiden.


    De auteur beschouwt levenskunst als een zaak van maatschappelijk belang. Een hedendaagse filosofie van het ‘goede leven’ zal daarom rekening moeten houden met de complexe context waarin wij leven. Toch hebben denkers uit andere tijden ons iets te vertellen.


    Dit boek is een bloemlezing van bijna vijftig teksten over levenskunst uit de geschiedenis van de Westerse filosofie vanaf Plato tot en met Wilhelm Schmid. K- De teksten zijn in een historische orde, dus binnen hun tijdvak, opgenomen. Alleen de Middeleeuwen zijn niet vertegenwoordigd, omdat filosofie in deze periode van filosofisch-theologische signatuur zijn.

    Het doel is om de lezer kennis te laten maken met de rijkdom aan filosofische inzichten over levenskunst die door de eeuwen heen is vergaard. Enkele thema’s: geluk, eenzaamheid, tijd, verantwoordelijkheid, verlies. Ook de kritische kijk op de filosofie van de levenskunst is vertegenwoordigd.


    Het boek bevat bijdragen van zeer verschillende stijl en inhoud. Het voordeel van dergelijke bundels is, dat men er af en toe kan in lezen. Er zitten pareltjes van wijsheid in.


    ©  Minervaria

    .

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    27-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ethiek van DNA tot 9/11
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    BRAECKMAN, J., de REUVER, B. & T. VERVISCH (red.), Ethiek van DNA tot 9/11. A’dam, Amsterdam University Press, 2005, 320 pp. – ISBN 90 5356 753 4


    De redacteurs van dit boek gaan er van uit dat de mens een inherent moreel wezen is. Moraliteit is eigen aan de mens en is zelfs reeds in rudimentaire vorm bij dieren te observeren. Zij verzetten zich met klem tegen visies die de richtsnoeren voor moreel handelen buiten de mens zelf plaatsen.


    De ene visie noemen de auteurs het Tolkien-syndroom: de opvatting dat ‘het goede’ en ‘het kwade’ onafhankelijk van de mens objectief bestaan. Het is een zwart-wit overtuiging: er bestaan goede en kwade mensen. Dit verklaart de overtuiging dat men ‘het goede’ kan overwinnen als men ‘het kwade’ kan verdrijven of elimineren. Het is een gevaarlijke kijk op de wereld (de As van het Kwaad).

    Het andere uiterste wordt gevormd door het cultuurrelativisme. Binnen deze visie is alles relatief. Alle gehanteerde morele maatstaven zijn cultureel bepaald, en zijn dus gelijkwaardig aan elkaar. Of mensen moreel goed of slecht handelen hangt af van de culturele context.

    Tegenover opvattingen die morele standaarden toekennen aan externe instanties stellen de auteurs dat we vertrouwen kunnen hebben in de moraliteit van de mens: de mens heeft een aangeboren rechtvaardigheidsgevoel.


    In dit boek zijn een aantal teksten gebundeld van verschillende ethici, die elk op zich een facet van de ethische complexiteit van het leven in de 21e eeuw belichten. De redacteurs hopen dat deze teksten aanzetten tot nuance, helderheid en precisie in het nadenken over ethisch handelen in onze tijd. De onderwerpen variëren van procreatie over euthanasie, natuur en dierenrechten, voeding, media, bedrijfsethiek, muticulturaliteit tot globalisatie.


    De kwaliteit van de bijdragen is heel gevarieerd. Sommige teksten zijn inzichtelijk voor een leek, andere veronderstellen een grondige voorkennis van ethica en de geëigende terminologie. Dit laatste is jammer, want het maakt het boek als geheel veel minder toegankelijk voor de niet-deskundige geïnteresseerde lezer. Zou die dan minder boodschap hebben aan genuanceerde ethische reflectie dan de vakmens?


    ©  Minervaria


     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    20-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verander uw brein, verbeter uw leven
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    AMEN, D.G., Verander uw brein, verbeter uw leven. (Vert. 1998 Change your brain, change your life) Rijswijk, Uitg. Elmar B.V., 2000, 360 pp. – ISBN 90 389 0926 8


    De auteur is neuropsychiater. In zijn boek wil hij verklaren hoe de hersenen werken, hoe een gebrekkige hersenwerking gedrags- en relatieproblemen genereert en hoe die werking kan worden geoptimaliseerd.

    Hij onderscheidt 5 groepen problemen die gerelateerd zijn aan evenveel verschillende delen van de hersenen: het diepe limbische systeem, de basale ganglia, de gyrus cinguli, de prefrontale cortex en de slaapkwabben.


    Zijn uitgangspunt: een groot deel van de menselijke gedragingen is te verklaren op basis van de werking van de hersenen. Voor inzicht daarin gebruikt hij SPECT-onderzoek, dat een beeld geeft van de bloedstroom en de stofwisselingspatronen in de hersenen.

    In zijn boek handelt hij systematisch de 5 voormelde hersengebieden af. Telkens geeft hij een opsomming van de gerelateerde gedragspatronen, problemen bij slechte werking en aanwijzingen om deze problemen aan te pakken. Bij deze aanwijzingen horen steeds aangepaste medicatie maar ook suggesties voor gedragsverandering. Dit laatste is een positief punt.


    Een bedenking hierbij is, dat de auteur vaak op een slordige wijze een onmiddellijk verband legt tussen psychosociale problemen en defecten in bepaalde hersengebieden. Hij doet bijvoorbeeld volgende ongenuanceerde uitspraken:

    “Veel familievetes zijn het gevolg van excessieve activiteit in de gyrus cinguli.” (p. 174)

    “Hersengewoontes” en “geboden en verboden voor de hersenen” (p. 329).

    Dit suggereert een onterecht direct oorzakelijk verband tussen 2 fenomenen van totaal verschillende orde. Natuurlijk ligt de hersenwerking aan de basis van ons gedrag, maar het verband is veel complexer dan de auteur ons doet geloven. Laat ons aannemen dat dit is gebeurd omwille van de eenvoudige voorstelling voor een ruimer publiek. Toch is het belangrijk om net dan een genuanceerde kijk te behouden.


    Gelukkig houdt de auteur geen eenzijdig pleidooi voor medicatie, en besteedt hij ook aandacht aan het aanleren van andere denk- en omgangspatronen en geschikte voeding.

    De stellingen worden gestoffeerd met case-study’s, die echter zeer eenzijdig positief uitvallen voor de uitgangspunten van de auteur en oppervlakkig uitgewerkt zijn.

    En ook als je het boek leest zonder dat je zelf manifeste gedrags- of relatieproblemen hebt, zal je merken dat er altijd wel iets aan je hersenen mankeert. In elk geval heb ik van elk van de opgesomde problemengroepen er wel eentje bij mezelf kunnen constateren. Moet ik daaruit concluderen dat er met mijn hersenen iets verkeerd loopt? Als leek zou je het beginnen denken. Het is als het doornemen van een medisch handboek, en beginnen geloven dat je aan verschillende ziektes tegelijk lijdt.


    Tenslotte nog een belangrijke bedenking over de wijze waarop de auteur de werking van de hersenen voorstelt. Hij doet alsof die gebieden onafhankelijk van elkaar werken. In werkelijkheid staan de verschillende hersengebieden continu in wisselwerking met elkaar onder ander door middel van ingewikkelde feedbacklussen. Dit maakt zijn stellingen toch zeer simplistisch.

    De auteur kan het tenslotte niet laten om ook te moraliseren in verband met het gebruik van drugs en alcohol. Geheel in lijn met de Amerikaanse denkwijze, wordt ook nog God erbij betrokken. Dit is volgens mij totaal overbodig.


    Als je abstractie kan maken van bovenstaande bedenkingen is het boek echter best te pruimen. Belangrijke verdienste is volgens mij dat hij mensen met gedragsproblemen ontschuldigt: zij kunnen hun gedrag slechts ten dele in eigen hand houden. Dit brengt sommige mensen er ook toe om hulp te zoeken en te aanvaarden. Zelfde geldt voor hun verwanten en vrienden.

    Toch met veel voorzichtigheid te lezen!

     

    Aanvulling door een ervaringsdeskundige

     

    Het boeiendste aan dit boek is naar mijn oordeel dat het een denkpiste kan zijn voor situaties waar al veel uitgeprobeerd is, maar nog altijd geen bevredigend resultaat bereikt werd.

    Wat mij wel stoort is dat het probleem bij de persoon gelegd wordt, terwijl de invloed van de omgeving niet ter sprake komt. ADHD bijvoorbeeld wordt inderdaad veroorzaakt door het anders werken van bepaalde delen en chemie in de hersenen. Medicijnen helpen wel, maar genezen niet.


    Een aangepaste omgeving kan echter wel op een meer duurzame wijze problemen verhelpen.

    Anderen kunnen in de eerste plaats erkennen dat bepaald gedrag eigen is aan deze aandoening en dat er geen kwaad opzet in schuilt. Men kan proberen zich er gewoon niet aan te storen. Een omgevallen beker hoort nu eenmaal bij een maaltijd met ADHD-kinderen en zelfs volwassenen (ik kom dat zelf ook nog tegen).


    De ruimte kan zo ingericht worden dat het typische gedrag minder storend is. Ik heb houten stoelen met afwasbare zittingen (mooi en toch praktisch bij ongelukjes). Een grote kinebal waarop een kind naar hartelust haar overtollige bewegingsdrang kan kwijtgeraken: ongelooflijk hoeveel pestgedrag naar haar zussen hierdoor verdwenen is.

    Je kan inderdaad medicatie geven of proberen gedrag te veranderen. Maar er moet ook voldoende ruimte zijn om gewoon te zijn wie je bent. Ik vind dat de lat alsmaar hoger gelegd wordt en dat er steeds meer soorten gedragingen als storend gezien worden en behandeld moeten worden. Aanpassing van de omgeving en het leren aanvaarden van een situatie zijn minstens even belangrijk.


    ©  Minervaria


     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De liefde en waar de hartstocht vandaan komt
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    KAST, B., De liefde en waar de hartstocht vandaan komt. (Vert. 2004 Die Liebe und wie sich die Leidenschaft erklärt) dam, Wereldbibliotheek, 2006, 224 pp. – ISBN 90 284 2142 4


    ‘Wat een pak slaag is, dat weten we wel; maar wat liefde is daar is nog niemand achter gekomen’, aldus Heinrich Heine. Daar lijkt verandering in te komen nu de wetenschap de liefde heeft ontdekt.

    Liefde en wetenschap, zijn dat geen tegengestelde werelden? Houdt wetenschap zich niet bezig met meten, en is de liefde niet juist onmeetbaar, zelfs onmetelijk?


    En toch is het mogelijk de liefde te bestuderen, van flirten tot en met jaloezie, van de eerste vlinders in de buik tot en met de ruzies die een relatie bankroet laten gaan. In de laboratoria van de hartstocht wordt onderzocht hoe verliefde hersenen werken, waarnemingsspecialisten zijn het mysterie van de schoonheid op het spoor, psychologen onderzoeken het patroon van de partnerkeuze, biologen ontsleutelen de moleculen van de monogamie.


    En dat brengt ons op het volgende punt: wat komt na de verliefdheid? Hoe ontstaat uit verliefdheid liefde? Kan een liefde voor altijd zijn? Waarom stranden zoveel relaties en waarop stranden ze? Wat is het geheim van duurzame gelukkige paren?

    De inzichten van het parenonderzoek helpen ons om de eigen relatie succesvol vorm te geven. Gelukkige paren hanteren een aantal spelregels, die zo universeel zijn als de liefde zelf. Die spelregels vallen te leren. Ze vormen een soort gereedschapskist, waarvan je de inhoud moet leren gebruiken.

    Want dat bieden ons de laboratoria van de liefde: de gecompliceerde logica van de liefde is te leren. Met enige moeite, dat wel, maar toch.


    Dit boek geeft ons achtergrondkennis over de liefde, van de eerste flirt tot en met de geheimen van het succes van duurzame paren. De toverformule van de wetenschap voor een duurzame liefde? In de eerste plaats lichaamscontact, vervolgens interesse, constructief oplossen van conflicten en vooral aandacht voor elkaar. Ze worden stuk voor stuk uitgebreid besproken. En het recept van de auteur zelf luidt: een mengeling van vriendschap en erotiek.


    Het boek is degelijk en veelzijdig gedocumenteerd, vlot geschreven, en het leest als een trein. Een aanrader!


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-04-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sancta erotica

    KINDT, G., Sancta erotica. Hoe de Kerk Maria Magdalena misbruikte. Leuven, Van Halewijck, 2002, 256 pp. – ISBN 90 5617 452 5

    In de 4 evangeliën wordt over Maria Magdalena spaarzaam maar tegelijk weinig coherent verteld. Toch is ze in de apocriefe geschriften van het vroege christendom prominent aanwezig als geliefde leerlinge en vriendin en metgezellin van Jezus. Deze geschriften werden echter al vroeg in het bestaan van de Kerk afgekeurd en verdonkeremaand.

    In dit boek probeert de auteur waarheid en verzinsel te onderscheiden over Maria Magdalena. De Kerk heeft van haar een zondares gemaakt, en een boetelinge, alhoewel daar helemaal geen aanwijzingen voor waren. Maria Magdalena is aldus het symbool geworden voor de onderdrukking van de vrouw en de seksualiteit, die het christendom sedert ettelijke eeuwen hebben gekenmerkt.

    Dit wordt duidelijk in de vele aspecten van de verering van de heilige: schilderijen en legenden over haar leven.

    Mij hebben vooral de eerste twee hoofdstukken kunnen boeien, waarin de al dan niet apocriefe evangeliën worden doorgelicht.

    Het onderwerp wordt volgens mij vaak te oppervlakkig en anekdotisch behandeld. Ik mis een kritische analyse en diepgang. 

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Genetica, erfelijkheid en ideologie

    LEWONTIN, R C., ROSE, S. & L.J. KAMIN, Genetica, erfelijkheid en ideologie. Nieuw rechts en het biologisch determinisme. (Vert. Not in our genes) Berchem, Uitg. EPO, 1987, 289 pp. – ISBN 90 70610 57


    In dit reeds wat ouder werk wordt de band tussen wetenschap en politiek kritisch doorgelicht. Met behulp van verkeerd begrepen en geïnterpreteerde wetenschappelijke gegevens voert politiek rechts immers het discours van het biologisch determinisme.

    Deze ideologie stelt dat de menselijke natuur is vastgelegd in onze genen, en legt een direct verband met psychosociale fenomenen. Volgens het biologisch determinisme liggen de oorzaken van sociale fenomenen in de fysieke uitrusting van personen, die als individu handelen in een sociale situatie. Alle socioculturele fenomenen - sociale ongelijkheid, intelligentie, man-vrouwverhoudingen, criminaliteit en sociale onrust - worden aldus gereduceerd tot de genen.


    Op deze ideologie baseert Nieuw Rechts zich om politiek te bedrijven inzake werkgelegenheidsprogramma’s, onderwijs, sociale ondersteuningsprogramma’s, detentie en behandeling van delinquenten, gezondheidszorg e.a.

    De auteurs, allen gerenommeerde wetenschappers, willen in hun boek aantonen dat het biologisch determinisme schromelijk tekort schiet als manier om de wereld te verklaren, maar wel in dienst staat van een politieke stroming die de heersende machtsverhoudingen bestendigd wil zien.


    In eerste instantie geven ze een duiding van de oorsprong en de sociale functie van het biologisch determinisme in het algemeen. Het biologisch determinisme gaat uit van de premisse dat sociale fenomenen het onmiddellijke gevolg zijn van gedragingen van individuen. Deze zouden dan op hun beurt een direct gevolg zijn van aangeboren fysieke eigenschappen. Men trekt dus onterecht oorzakelijke pijlen van de genen naar de mensen en van de mensen naar de mensheid als geheel. Binnen deze ideologie wordt de sociale status quo en de sociale instellingen niet in vraag gesteld. Om in de bestaande instellingen in te passen moeten individuen veranderd worden. Deze Nieuw Rechtse ideologie pretendeert op wetenschappelijke bevindingen gebaseerd te zijn. Ze is de ultieme rechtvaardiging van de burgerlijke ideologie en van de heersende machtsverhoudingen in een samenleving.


    Deze onterechte vermenging van wetenschap en politiek roept vragen op naar de betekenis en de functie van wetenschap in een maatschappij: wetenschap moet correct beoefend worden en de vraagstellingen en methodieken kunnen nooit los gezien worden van de sociale context.

    In de volgende hoofdstukken gaan de auteurs op een zeer kritische manier na hoe onderzoek en onderzoeksresultaten gemanipuleerd werden en worden in functie van het bestendigen van burgerlijke ideeën over maatschappelijke ongelijkheid, erfelijkheid van IQ, de man-vrouwverhoudingen en de geestelijke gezondheid. Hun analysen zijn accuraat en diepgaand.

    Ook de sociobiologie,  voor zover gebruikt als rechtvaardiging van onrechtvaardige intermenselijke verhoudingen, ontsnapt niet aan de kritische analyse.


    Als besluit stellen de auteurs een dialectisch model voor om de interactie tussen individuele handelingen en de sociale omgeving te begrijpen en te verklaren. Hun kernidee: het individu en zijn omgeving beïnvloeden elkaar niet alleen wederzijds, maar zij zijn onderling van elkaar afhankelijk. Het individu maakt zelf zijn omgeving, en de omgeving vormt het individu. Dit is een dialectisch proces. Het is dan ook niet zo dat de gehelen meer zijn dan de som van de delen, het is eerder zo dat de delen nieuwe kwaliteiten krijgen omdat ze deel van een geheel zijn.

    In een laatste hoofdstuk geven de auteurs ook nog hun beschouwingen over ‘vrijheid’ en het verband met oorzakelijkheid.


    Dit boek is geschreven in een periode van algemene verrechtsing. Het is echter helemaal niet verouderd, want deze tendens houdt in een globaliserende wereld nog steeds aan. De inzichten zijn evenzeer nu nog geldig, en zeker nu de neurowetenschappen steeds meer onthullen over de hersenwerking, en de genetica onze genen ontrafelt.


    De lectuur vraagt behoorlijk wat concentratie. Nagenoeg alle inzichten zijn relevant. Het betoog is zeer goed gedocumenteerd.

    Ondanks de ouderdom van het boek, is het een van de meest interessante die ik de laatste tijd heb gelezen.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De mens. 10.000 jaar geschiedenis
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    COOK, M., De mens. 10.000 jaar geschiedenis. (A Brief History of the Human Race, 2003) Utrecht, Het Spectrum, 2005, 407 pp. – ISBN 90 274 9599 8


    Hoe zijn we gekomen waar we nu zijn? Op deze vraag probeert historicus en hoogleraar aan Princeton University Michael COOK een antwoord te geven. Voor dit initiatief heeft hij zich laten inspireren door het monumentale boek van Jared DIAMOND, Guns, germs and steel. Hierop is het inderdaad een goede aanvulling.


    De auteur gaat ervan uit dat de menselijke geschiedenis effectief is begonnen met de Neolithische revolutie: de periode waarin de mens de landbouw heeft uitgevonden en geleidelijk overgegaan is van een nomadische naar een meer sedentaire levenswijze. Deze overgang heeft het menselijk bestaan grondig gewijzigd. De evolutie van de levenswijze van de mens is in een stroomversnelling gekomen. De landbouw heeft ook de basis gelegd voor de beschaving.


    COOK beschrijft in zijn boek hoe dit volgens hem in zijn werk is gegaan, welke factoren daar een belangrijke rol in hebben gespeeld, hoe dit proces in de verschillende gebieden op de aarde is verlopen en hoe het in de moderne wereld verder vorm krijgt.


    Het boek bevat 4 delen. Het eerste deel vond ik zelf het meest interessant, omdat de auteur hierin een antwoord formuleert op de vraag waarom de geschiedenis is zoals ze is. Voor zijn uiteenzetting maakt hij gebruik van zeer uiteenlopend bronnenmateriaal (archeologie, (paleo)-antropologie, genetica, …). Volgens de auteur heeft de mens tot ongeveer 20.000 jaar geleden een relatief ongewijzigde (nomadische) levenswijze aangehouden. Hij onderbouwt deze stelling met de argumentatie dat de gevonden artefacten over honderdduizenden jaren nauwelijks gewijzigd zijn. We treffen echte bewijzen van culturele evolutie pas aan in de resten vanaf ongeveer 50.000 jaar geleden (het Mousterien). De mens was toen anatomisch niet anders dan de vorige en dan de huidige. De werktuigen werden verfijnder, en er werd aan (lichaams)versiering gedaan (okerresten op beenderen, grotschilderingen). Toch zijn pas vanaf 20.000 v.C. aanwijzingen van belangrijke veranderingen in de leefwijze van de mens. Deze veranderingen staan bekend als de Neolithische revolutie.


    Volgens de auteur is deze gestart onder invloed van 2 factoren: het begin van het Holoceen, dat een stabiele klimatologische niche creëerde en de groeiende culturele behendigheid van de mens. Die heeft van de klimaatsverandering geprofiteerd door culturele gedragsaanpassing. Eigen aan de mens is verder dat zijn cultuur dynamisch en cumulatief is: hij kan zich steeds opnieuw aanpassen en deze aanpassingen bouwen op elkaar verder.

    De vergelijking met de domesticatie van dieren en planten toont aan dat de mens zich niet op soortniveau aan omgevingsveranderingen aanpast, maar wel op cultureel niveau: zijn vernuft stelt hem in staat om van die omgevingsveranderingen gebruik te maken in functie van de eigen evolutie.


    De vergelijking tussen de geschiedenis van de Oude en de Nieuwe Wereld, brengt de auteur ook tot een andere conclusie: de geschiedenis zoals ze zich heeft voltrokken is niet toevallig zo verlopen. Ze is niet noodzakelijk de enig mogelijke, maar de meest waarschijnlijke in de gegeven geologische omstandigheden.


    In de hieropvolgende 2 delen geeft COOK een overzicht van de geschiedenis van de verschillende gebieden op de wereld. Hier verklaart hij veel minder, maar toont hij aan hoe vergelijkbare omstandigheden toch kunnen leiden tot een grote culturele verscheidenheid.

    In het laatste deel gaat hij in op de moderne wereld. Gaan we naar één wereld? Welke factoren zijn hierbij belangrijk? Wat kunnen we verwachten van de moderniteit? In dat deel vond ik de geschiedenis van de Islamitische beschaving zeer helder en boeiend. Als je dit weet kijk je toch anders naar de huidige wereldsituatie.


    Al bij al dus heel verrijkende lectuur. Soms gaat door de veelheid van gegevens in dergelijk kort bestek de draad verloren. Het was echter niet de bedoeling van de auteur om een gedetailleerd beeld te geven van de menselijke geschiedenis over de genoemde periode. Dit is overigens niet mogelijk. De 2 middendelen zijn dan ook vooral interessant als naslagwerk.


    Wat de stijl en vorm betreft: de auteur geeft een zeer inzichtelijk, haast didactisch betoog. Zijn denkproces wordt, vooral in het eerste en laatste deel, goed geëxpliciteerd en degelijk verantwoord.

    Een kaart bij elk hoofdstuk maakt het de lezer gemakkelijk om het betoog te volgen. De tekst is voorzien van een uitgebalanceerde hoeveelheid illustraties.


    Het boek bevat uitgebreide literatuursuggesties voor elk hoofdstuk, en een register achteraan.

    De verschillende hoofdstukken hebben een goed leesbare lengte. Het boek is vlot en boeiend geschreven.


    ©  Minervaria


     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    13-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.En als we nou weer eens gewoon gingen opvoeden?
    Klik op de afbeelding om de link te volgen


    FEDDEMA, G. & A. WAGENAAR, En als we nou weer eens gewoon gingen opvoeden. Houten, Van Holkema & Warendorf, 2006 (16e herz.dr.), 284 pp. – ISBN 90 269 2732 0


    Opvoeden is weer ‘in’. Daarom is het uitstekend nieuws dat een van de pionierswerken over opvoeden nu reeds de 16e druk beleeft. Bij de eerste uitgaven (1998-1999) waren beide auteurs verbonden aan een instelling voor jeugdhulpverlening. Zij putten dus uit een rijke ervaring met opvoeden en opvoedingsproblemen.


    Tot voor enkele jaren was structuur in de opvoeding taboe. Zelfontplooiing van het kind was het doel. Met vallen en opstaan zijn we tot het besef gekomen dat opvoeden meer is dan je kind zichzelf laten zijn. De zogeheten ‘vrije’ opvoeding, waarin ‘het kind gevolgd werd’ en alle vrijheid kreeg, leverde niet de positieve effecten op die men voor ogen had. Ze heeft eerder een tegengesteld resultaat opgeleverd.


    De tijd dat ouders dachten dat niet zozeer zijzelf, maar vooral de maatschappij, de school en de overheid verantwoordelijk waren voor de opvoeding, is stilaan voorbij. Ouders willen het weer zelf in handen nemen. Ouders krijgen ook zelf steeds meer behoefte aan regels, grenzen en structuur, aan waarden en normen, aan duidelijkheid en voorspelbaarheid. Het is tijd om weer gewoon te gaan opvoeden.


    Maar veel ouders voelen zich zeer onzeker over opvoeden: ze hebben het zelf nauwelijks meegemaakt, en zitten met veel vragen. Opvoeden, hoe moet ik dat doen?

    In dit boek worden veel van de opvoedingsaspecten besproken en uitgelegd, die de gemiddelde ouder, met gewone kinderen, met alledaagse problemen, in de loop van de eerste twaalf jaar van de opvoeding kan tegenkomen. Het gaat dus niet over kinderen met probleemgedrag.


    In een eerste hoofdstuk gaan de auteurs in op de betekenis van opvoeden. Vervolgens belichten ze aan de hand van concrete voorbeelden de basisprincipes en opvoedingsregels in de praktijk van alledag. Wat komt er allemaal kijken bij het opvoeden van kinderen, welke elementen zijn belangrijk en in welke valkuilen kan je ongemerkt trappen?


    Daarna komen verschillende opeenvolgende leeftijdsfasen in beeld. Na een helder overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen in elke fase, komen opvoedingsaspecten en thema’s aan de orde die specifiek zijn voor die leeftijdsfase. Het boek bevat dus tegelijk een beknopt overzicht van de ontwikkeling van het kind tot en met de schoolkindfase, én een pedagogische leidraad. De adviezen sluiten zeer mooi aan bij de specifieke ontwikkelingskenmerken van elke fase.


    Het boek bevat ontzettend veel  realistische tips en adviezen. Het is geschreven in een eenvoudige taal en leest als een trein. Het is bovendien aantrekkelijk gepresenteerd. Heel zeker een aanrader!


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-03-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Theologisch-politiek traktaat
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    SPINOZA, B., Theologisch-poltiek traktaat. (Vert. F. Akkerman Tractatus theologico-politico 1670) A’dam, Wereldbibliotheek , 1997, 548 pp. – ISBN 90 284 1773 7


    In zijn Traktaat legt Spinoza zijn ideeën uit m.b.t. godsdienst en politiek. Het bestaat uit 2 delen.

    In het eerste deel wordt een methode van bijbelstudie uiteen gezet en een visie ontwikkeld op centrale religieuze begrippen als openbaring, uitverkiezing, de Wet, het wonder en de ceremonieën.

    In het strikt politieke deel bepleit Spinoza op grond van een originele opvatting van het natuurrecht een belemmerde vrijheid van meningsvorming en –uiting. Vrijheid is in zijn ogen een kracht ten goede, een virtus, en hij komt dan ook tot de slotsom dat de democratische staatsvorm de meest wenselijke is.


    In zijn tijd waren dergelijke stellingen een bedreiging voor de traditionele theologie en de daarachter staande politieke krachten. Ook progressieve denkers zagen echter hun positie in gevaar gebracht. Het gevolg was dat Spinoza totaal werd verketterd en geïsoleerd.

    Ondanks de leeftijd van het geschrift, leest het Traktaat opvallend vlot. Het is helder en levendig geschreven. 

     

    De vertaling van het traktaat wordt aangevuld met een overzicht van de hoofdgedachten per hoofdstuk en verschillende aantekeningen. Er is een handige lijst met citaten en verwijzingen, en een index van namen en termen.


    ©  Minervaria


     

     

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    28-02-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hoe het leven de dingen regelt
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    CONWAY MORRIS, S., Hoe het leven de dingen regelt. De mens als noodzakelijke uitkomst van de evolutie. (Vert. Life’s solution 2003). Diemen, Veen Magazines, 2004, 506 pp. – ISBN 90 7698 843 9.


    In de evolutie draait alles om toeval, beweren de meeste evolutiewetenschappers. Iedere keer dat je de band terugspoelt en op play drukt zal de wereld er anders uit zien. Alles is mogelijk, een planeet zonder mensen, zelfs zonder enige vorm van intelligent leven.

    In dit boek trekt paleobioloog MORRIS ten strijde tegen deze visie. Speel de band nog eens af, zegt hij, en je ziet grofweg dezelfde patronen ontstaan.


    MORRIS wil in zijn boek aantonen dat de wijze waarop de evolutie zich heeft voltrokken, en meer bepaald de menselijke intelligentie, onvermijdelijk is. Hiervoor hanteert hij 2 uitgangspunten. In de eerste plaats stelt hij dat de evolutie convergent is. Dit betekent dat de biologische organisatie een voortdurende tendens vertoont om tot “dezelfde” oplossing te komen voor een bepaalde behoefte. In de tweede plaats gaat hij ervan uit dat evolutie beperkt is en gebonden aan strikte wetten.


    Met behulp van een overvloed aan gegevens onderbouwt hij deze stellingen in het verder verloop van zijn boek. Van de bouwstenen van het leven, over de oorsprong van het leven en de levensprocessen, naar complexe vormen van organismen en hun organisatie, meent MORRIS enorm veel bewijzen te zien van de convergentie en wetmatigheid van de evolutie. Convergentie vinden we volgens hem op alle gebieden: de morfologie, de fysiologie en het gedrag van levende wezens.


    Hij getuigt daarbij van een enorme belezenheid en kennis over fysico-chemische processen. Een voorbeeld: het hoofdstuk over convergentie van het gezichtszintuig. Zijn redeneringen bevatten zowel ondersteuning voor convergentie als de mogelijke falsificatie van zijn stellingen. Je moet eigenlijk zelf beschikken over een gelijkaardige fenomenale kennis om zijn bewijsvoering echt te kunnen volgen.


    Uit die schat aan gegevens concludeert MORRIS dat convergentie alomtegenwoordig is, en dat de beperkingen van het leven het ontstaan van verschillende biologische eigenschappen zeer waarschijnlijk, zoniet onvermijdelijk maken. Hij stelt bovendien dat evolutionaire convergentie in overeenstemming is met de darwinistische wereld van aanpassing en tendensen. “Het leven heeft een eigenaardige neiging om als reactie op adaptieve uitdagingen steeds weer naar tamelijk precieze oplossingen te navigeren”, aldus MORRIS.

    Het valt mij enorm mee dat de auteur nergens een uitspraak doet in de richting van een ‘geplande’ evolutie (ID). Hij blijft strikt wetenschappelijk zowel in zijn beweringen als in zijn evaluaties van de methodes.


    Het laatste hoofdstuk valt hierbij vergeleken uit de toon. De auteur probeert een verband te leggen tussen de evolutieleer en de theologie: een evolutietheologie. Hij trekt vooral van leer tegen de ultradarwinisten, die de evolutie louter zien in functie van genen en toeval. Volgens MORRIS is er van toeval geen sprake. Waarom hij daarvoor een soort theologie moet vernoemen is mij echter duister. Hij blijft toch zeer vaag over de begrippen theologie en religie, en legt meteen verband met ethiek en moraal die eerbied voor het leven moeten voorstaan.

    Maar moet de verwondering over het mysterie van het leven noodzakelijk ‘religieus’ of ‘theologisch’ worden genoemd? En is het echt noodzakelijk om John Greene te citeren en te volgen: “Wetenschap wordt zinloos en zelfs destructief tenzij zij betekenis en richting ontleent aan een religieuze bevestiging van de betekenis en richting van het menselijk bestaan.”?

    Ik vind dat zelf een zeer antropocentrische visie. Er zijn legio levende wezens op aarde, wier natuurlijke intelligentie evenzeer onze ver- en bewondering kunnen wegdragen.


    Hoe dan ook, het is een magistraal werk, dat zeker niet in een paar lezingen helemaal te doorgronden is. Toch is het vlot geschreven. In het boek is een indrukwekkend aantal noten opgenomen. Er is ook een handig begrippenregister.


    ©  Minervaria

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    BESTE BEZOEKER
    Foto


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Mijn favorieten
  • Minervaria
  • Dit is POTS
  • Geen dag zonder lach
  • Gedachten

  • Archief per jaar
  • 2023
  • 2022
  • 2021
  • 2020
  • 2019
  • 2018
  • 2017
  • 2016
  • 2015
  • 2014
  • 2013
  • 2012
  • 2011
  • 2010
  • 2009
  • 2008
  • 2007
  • 2006
  • 2005
  • 2004
  • 2003
  • 2002
  • 2001
  • 2000
  • 1999
  • 1998
  • 1997


    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!