zoals zij ze als kind opschreef samen met enkele lekkere recepten die men niet gemakkelijk vindt
02-07-2006
Schuimtaart zoals je ze nog nooit at!
We hebben nodig:
+-700 gr. bladerdeeg 5 eiwitten 100 gr suiker per eiwit + wat vanillesuiker vanillecrème van ongeveer 700 cc melk
Hoe kom je aan 5 eiwitten? Telkens je een bereiding (bvb mayonaise) maakt met alleen de dooier giet je het eiwit in een plastiek potje en zet het in de diepvries. Als je een volgende eiwit hebt neem je het potje uit de diepvries en giet er het volgende eiwit bij tot je er genoeg hebt !!
Rol het bladerdeeg uit op ong. 2 mm.en leg het op een schotel of plaat. Hou genoeg bladerdeeg over om een rand zetten aan het uitgerolde deeg, zodat je na het bakken een verhoogde rand bekomt. Bakken op 200 ° gedurende 20 tot 25 minuten, en laten koud worden. Men kan het gerust daags te voren bakken
Tweede stap: Op het gebakken bladerdeeg wordt tussen de randen een laag vanillecrème gelegd De eiwitten opkloppen tot een taai schuim met 1/3 van de suiker en een snuifje zout.
De rest van de suiker voorzichtig onder het schuim spatelen.
Met een spuitzak het geheel "versieren" met een dikke laag schuim in noppen.en een weinig suiker overstrooien
De taart nu bakken gedurende 25 minuten op 180° en daarna lichtjes laten bruinen onder de grill.
Het lekkere van deze taart is DAT ZE WARM MOET GEGETEN WORDEN ! Daarom vind je ze ook niet bij de bakker !!
Komt vrienden lief en ik zal u gaan verklaren Komt vrienden het is toch ongehoord Al van ene maagd van nog maar twintig jaren Die vond men hier zo vreselijk vermoord
Wat droevig lot werd er op aard beschoren Zij werd bemind maar met een valsch gemoed Omdat zij zo jong had hare eer verloren Wenschte zij ook te trouwen met terspoed
Maar haar minnaar en wilde er niet van weten Vertrek van hier sprak hij ik ken u niet meer Vol gramschap vroeg zij hebt gij mij vergeten Den dag dat gij ontroofd hebt mijne eer?
Hij sprak ziedaar en wilt mij nu verlaten Bood haar veel geld opdat zij zwijgen zou Maar het meisje sprak 'k zal u voor eeuwig haten Valsche snoodaard voelt gij geen berouw?
'k Zal uw gedrag aan iedereen kenbaar maken Als ook den brief waarin dat gij mij schreeft Dat gij weldra met mij 't geluk zoudt smaken Verenigd wezen zolang ik leef
Dan heeft hij toch een kort besluit genomen Hij nam haar vast al met een boos besluit Hij heeft haar mee den kelder ingenomen En sprak hier komt gij niet meer levend uit
Hij vroeg den brief die hij had geschreven Hebt medelij sprak zij ik heb hem niet meer Vol gramschap sprak hij kost het dan uw leven En met nen dolk doorstak hij 't meisje teer
Den ganschen dag heeft zij daar zoo gelegen Maar 's anderendaags wie had dat ooit gedacht De dienstmeid is den kelder ingestegen Maar wat zij hoorde had zij niet verwacht
Onder haar werk hoorde zij jammerlijk klagen Geheel ontsteld wist zij niet vanwaar het kwam Denk hoe het meisje daar stond verslagen Als zij dat droevig toneel vernam
Zij riep om hulp maar 't kon zeer weinig baten Een dokter kwam maar hij sprak ik kom te laat Een priester werd er aanstonds bijgelaten Zij biechtte nog bekende haren staat
Een uur nadien heeft zij den geest gegeven Al hare vrienden stortten veel getraan Wat droefheid voor de ouders die nog leven Hun enig kind zoo jong te moeten zien gaan
Spiegelt u gij die nog wilt verkeren Gij jonge lieden zoekt steeds naar uwen stand Want heeft een arme maagd haar eer verloren Denkt altoos dat het is haar duurste pand
En mocht ge een arme uw liefde geven Veracht haar nooit wanneer zij is onteerd Dan zult ge eens met haar gelukkig leven Den armen mensch is steeds den rijken waard !
1. O Vader, o vader kom huiswaarts met mij De klok slaat reeds één op de kerk Gij zegdet o vader te komen naar huis Zoodra als gedaan was uw werk Het vuur is gedoofd geen licht meer in huis En moeder verlangt u te zien Want ach onze Hendrik ligt ziek op haar schoot En niemand haar hulpe komt biên Kom thuis, kom thuis, kom thuis O vader,o vader kom thuis
2. O vader o vader kom huiswaarts met mij De klok op den toren slaat twee 't Is droevig in huis mijn broerken is ziek En hij roept gestadig op u En moeder die denkt dat hij sterven zal nog voor dat de donker zal vliên Daarom lieve Vader kom huiswaarts met mij Als gij hem nog levend wilt zien Kom thuis, kom thuis, kom thuis O vader o vader kom thuis
3. O Vader o vader kom huiswaarts met mij Want moeder die schreit van verdriet Zij kust onzen Hendrik zo teer en zo zacht Terwijl hij geen lachje meer biedt Hij wringt zijne handjes zoo krimpend ineen En moeder die weent toch zo hard Zij zucht, o mijn God, mijn kindje dat sterft En 't lijdt toch zooveel bittre smart Kom thuis, kom thuis, kom thuis O vader o vader kom thuis
4. O Vader o vader kom huiswaarts met mij De klok op den toren slaat drie Het huis is zoo ledig en de uren zoo lang Daar moeder en ik u niet zien Het is er zoo droef onzen Hendrik is dood Door 'd Englen ten hemel gebracht En dit zijn de woorden die stervend hij sprak Kus vader voor mij goeden nacht Goeden nacht goeden nacht goeden nacht Kus vader voor mij goeden nacht.
1. Te Brussel in den kerker Met boeien zwaar bevracht Doorwaakt Anneesens sterker Na vroom gebed de nacht Getimmerd staat voor hem 't schavot Maar eedlen is't een heerlijk lot Te sterven voor hun land. (4 maal)
2. In rouw is 't volk gedompeld De droeve dag is daar Ter galgekarre strompelt De grijze martelaar En als men hem zijn vonnis leest Dan zegt hij kalm en onbevreesd: Ik sterve voor mijn land (4 maal)
3. Me dooden kunt gij veilig Daartoe behoort geen moed Maar 'k zweer u hoog en heilig Ge plengt onnozel bloed Vergeve God u de erge schuld Ik heb mijn burgerplicht vervuld En sterve voor mijn land (4 maal)
4. Nu wordt de kloeke deken Ter groote markt geleid Hij wil den volke spreken Dat luide snikt en schreit Maar door de trommelslagen heen Verneemt men 't schoone woord alleen Ik sterve voor mijn land (4 maal)
5. Hij heft den blik vol stralen Ten stedehuize omhoog Waar hij zo menigmalen Voor 't recht in 't harnas vloog Dan knielt hij voor den naren blok Eén zwaai één slag één zware schok Zoo stierf hij voor zijn land
1. Daar is een schoone klucht gebeurd En dat door kosters fout Door sneeuw en wind, wie weet het niet Is het des winters koud En zekren dag wil 't goed verstaan Wanneer de vroegmis aan moest gaan Toen ging er niemand naar zijn werk Maar elkeen naar de kerk
2. Mijnheer Pastoor kwam aangegaan Ging naar de sacristij En sprak daar zijnen koster aan "Dat hier wijwater zij" Mijnheer Pastoor 't is door den vorst Zoo hard bevrozen als een korst Mijnheer Pastoor kom maar gewis Zien hoe 't bevrozen is.
3. Of het bevrozen is of niet Het moet ook zijn ontdooid Want zoveel vreemden als gij ziet Die waren hier nog nooit De koster nam 't wijwater aan En is ermee naar huis gegaan En zette neder met plezier 't Wijwater aan het vier
4. Des kosters vrouw had pap gekookt Voor knecht en klein en groot Die pap was dik en wel gebrokt Heel stijf van roggebrood De koster ging met goed fatsoen Terwijl nog gauw een druppel doen Dees smaakt zoo 't schijnt wel nooit zo zeer Dan in het winterweer
5. Opeens hoort hij de beênklok slaan De mis was aanstonds uit Dan is hij rap naar huis gegaan Daar lag het spel verbruid Zijn vrouw die was juist bij geval De koeien melken in den stal Zoodat haar man geen licht en vond En in den donker stond.
6. Hij meende dat 't wijwater was Hij nam den pappot aan En is ermee al even ras Naar 't sacristij gegaan Pastoor die in den donker stond Stak zijnen kwispel tot op den grond Hij meende ook zonder twijfel Dat hij goed wijwater vond
7. Nu Dries kreeg zijn gezicht vol pap Jan kreeg het in zijn haar Eenieder lachtte met die grap Maar ik was rap vandaar En Klaasken die riep met geweld Ziet eens hoe ik werd gesteld 'k Kreeg gansch den kwispel op mijne kap Van louter roggepap.
8 De vrouwen aan den linkerkant Die 't kregen in het oog Als dat de pap heel dik van brij Zoo duivels vloog omhoog Zij raapten gauw den voorschoot op En smeten hem op hunnen kop De eene drong de andere voorruit Welhaast den tempel uit
9. Mijnheer Pastoor die 't onval zag Sprak zijnen koster aan Ach heer sprak dees in droef beklaag Wat heb ik n u gedaan Mijnheer de Pastoor bekijf mij niet Ik mis den pap tot mijn verdriet En dan mijn vrouw! O heer pastoor Hoe trek ik er mij vandoor
10. Alsdan is hij naar huis gegaan Maar hoort eens hoe zijn wijf Zoodanig vloog aan 't kijven aan Van zo een stom bedrijf Mijnheer Pastoor lacht met die klucht En al de vrienden met gerucht Papkoster wordt hij nu genaamd Gelijk het ook betaamt.
Allen zingen nu mee: Komt vrienden die hier staat in 't rond Al die hier zijt omtrent Het is voor niemand geen affront 't Is iedereen bekend 't Is een abuis, 't is waar geschied Tusschen Pastoor en koster ziet Toe luister dan, onthoud het wel Hetgeen ik hier vertel * * * * * *
1. Vienden, hier zijn wij weer Om u gelijk weleer Iets lekkers aan te biên Schier kostloos bovendien Dus komt maar allen bij Hier hebt ge spekkernij En suikers extra fijn Zoals er nergens zijn Refrein Kom laat u gerieven 't Zij groot of klein Zoekt hier naar u believen Hier moet gij zijn Ja een en twintig spekken Doen wij bij melkaar En voor vijf centen maar Het is voor niet voorwaar
2. Wij zijn zoals gij ziet Van die bedriegers niet Die leuren hier en daar Met een vervalschte waar Alwat hier op ons kraam Hier ligt is vrij van blaam Daarvoor zijn wij geklant Door gansch het Vlaamsche land
3. Is er hier onder 't publiek Soms iemand krank of ziek Welnu hij proeve vrij Eet van mijn lekkernij En zeker op den stond Wordt gij terug gezondGeen pil of medicijn Geneest zo rap en fijn
4. Als er iemand fluimt of hoest Of al eens klagen moest Van pijn aan keel en maag Of influenza plaag Een spekke drij of vier Van 't smakelijk suiker hier Maakt u op een twee drij Van al die plagen vrij
5. Dus ouderling of kind Die uw gezondheid mint Draag dan een pak of twee Maar van mijn spekken mee Een kluitje gelijk gij ziet Is toch de wereld niet En gij blijft vroeg of laat Altijd in goeden staat.
1. Hoort vrienden 't liedje van Domien Ik reisde heel de wereld rond 'k Vertel als gij wat zwijgen kont Wat ik zo heb gezien Vertel ons wat Domien Ja, ja, ja, ja, ja, ja Wat hebt gij zo gezien?
2. Ik zag twee honden in een dreef Ze aten daar elkander op Van aan den steert tot aan den kop Dat er niets overbleef Ha, ha, ha, ha, ha, ha Dat was wreed Domien Ha, ha, ha, ha, ha, ha Wat hebt gij nog gezien?
3. Ik zag in 't land van Kabeljauw Een paling die zijn Dochter sloeg En met een stok den sloot uitjoeg Omdat zij dansen wou Ha, ha, ha, ha, ha, ha Is dat waar Domien? Ha, ha, ha, ha ,ha, ha Wat hebt gij nog gezien?
4. Ik zag een sterfhuis, 't wierd gedeeld En 't geen mij waarlijk wonder scheen Zij kwamen allen overeen Er wierd niet gekrakeeld Ha, ha, ha, ha, ha, ha Is dat waar Domien? Ha, ha, ha, ha, ha, ha, Wat hebt gij nog gezien?
5. Ik zag weleer in de Japon Een wonder ding gansch ongehoord Ik zag, geloof mij op mijn woord Een vrouw die zwijgen kon Ha, ha, ha, ha, ha, ha Dat gaat ver Domien Ha, ha, ha, ha, ha ,ha Wat hebt gij nog gezien?
6. Ik zag twee soldaten op het dak Van een vervallen boetenschuur Zij kookten daar voor 't middaguur Hun soep in enen zak Ha, ha, ha, ha, ha, ha Dat was schoon Domien Ha, ha, ha, ha, ha, ha Wat hebt gij nog gezien?
7. Ik zag zoo menig ezelskop Ik vond dezulke 't allenkant Zoo dik gezaaid als in ons land En 'k draaide hun leugens op! Zwijg,zwijg, zwijg Vertel niet meer Domien Zwijg,zwijg,zwijg Want gij hebt niets gezien
1. Daar reed nen boer naar Leuven Naar Leuven reed nen boer Hij kwam Marieken tegen Marieken zei bonjour Met blanke blinkend eierkens Met boter trok het naar stee Karlijntje kind, Karlijntjen leif Karlijntje rijde nie mee?
2. Geen tweemaal moest ze peizen Stak toe de botermand Stak toe het eierkorveken Stak toe de poezele hand En wip 't zat op den wagen En hop 't zat naast hem neer Ze hielden bei van praten En praatten over 't weer
3. Ze praatten en ze praatten Hoe 't kwam dat wist geen een De bank was lang en groot genoeg En ze zaten zoo dicht bijeen Ze peaatten en ze praatten Hoe dorst hij het bestaan Ze praatten niet meer, ze fezelden En geen levende ziel langs de baan
4. Karlijntjes zwarte kijkers Die hebben het gedaan Hij keek naar heur : zij keek naar hem En hij kon niet weerstaan Uw dievige deugniet oogskens Karlijntje die hebben 't gedaan Hij kuste blij heur wangen Karlijntje, is het misdaan?
5. Daar reed nen boer naar Leuven Een zoentje alhier, aldaar Reed gansch alleen naar Leuven En keerde getweeën van daar Er rijden er veel naar Leuven Zoo jong en vrij voorwaar Ze komen Karlijntje tegen En komen verkocht vandaar
1. Al boven door een vensterken Daar lag een meisken fijn En juist kwam daar een mulder aan Zeg meiske, wilde gij mij O gij mulder, wit gemeeld Gij die iedereen besteelt Gij zult mijne man niet zijn Mijne man zult gij niet zijn.
2. Al boven door een vensterken Daar lag een meisken fijn Daarna kwam daar een slachter aan Zeg meiske wilde gij mij O gij slachter rood van bloed Gijn die alle moorden doet Gij zult mijne man niet zijn Mijne man zult gij niet zijn
3. Al boven door een vensterken Daar lag een meisken fijn En nu kwam daar een smid gegaan Zeg meisken wilt gij mij O gij smid met uw zwart vel Ga naar huis wascht u eerst wel Gij zult mijne man niet zijn Mijne man zult gij niet zijn
4. Al boven door een vensterken Daar lag een meisken fijn En fier kwam daar een studax aan Zeg meisken wilt gij mij Studax lief met veel plezier Kom maar binnen rap langs hier Gij zult wel de mijne zijn De mijne zult gij zijn
Het was van in het begin mijn bedoeling om nu en dan een recept tussen de oude liedjes te plaatsen. Ik zal het niet houden bij recepten die iedereen al kent, maar eerder bij uitzonderlijke recepten. Ik zal er al onmiddellijk eentje laten volgen van de lekkerste taart die je ooit hebt geproefd
'k Wil u verhalen in mijn lied Hoe Pier met Lijn ging trouwen Het huwelijk was pas geschied of 't moest hun al berouwen Den eertsen dag, 't was al gelach Men zag daar niets dan slempen En Pier en Lijn hel vrolijk zijn bij bassen en bij trompen Tra la la la la la la la Tra la la la la la la la Tra la la la la la
2. Jan oom gaf kiekens in het kot Dries oom gaf hun een verken Matthijs gaf eenen koffiepot Een schup om mee te werken En Jannemoei gaf hun een koei Arjaan gaf hun een tange En Pier de Wal gaf hun een val Om muiskens mee te vangen
3 Pier zoo de bruiloft was gedaan Begon te commandeeren Waar dat de meubels zouden staan En ging het huis uitkeeren Maar Lijn die zei Wat braadt gij mij Dat zijn geen mansaffeeren Laat mij dus doen naar mijn fatsoen Gelijk ik zal begeren
4 Pier hing het zoutvat in de schouw En Lijn begon te kyven En zei dat zij dat niet en wou En het daar niet zou blijven Lijn nam het af en Pier die gaf Haar twee goede souffletten En zei gij prij wat zult gij mij Hier wetten komen zetten
5 Lijn als een duivelin zoo kwaad riep uit moet ik dat lijden Indien gij mij nog eens zo slaat Zal ik u ook niet mijden Pier zei "zwijg stil;Gij zult den wil Van mijn gebod ontvangen Ik draag de broek in dezen hoek Daar zal het zoutvat hangen"
6 Lijn trok haar man dan voor 't gerecht En deed terstond hem dagen Dat hij moest komen voor 't gerecht Om hem daar af te vragen Of eenen man gebieden kan Of hij kan kommandeeren Waar hangen moet het keukengoed Ze raakten aan 't procedeeren
7 Ze procedeerden langen tijd Daar wierd zoveel gelopen Totdat zij waren alles kwijt Men alles moest verkoopen Den helen bras al wat er was Het zoutvat potten pannen Daarbij de koei van Jannemoei En 't vat met kopren banden
75 gr. Créme patissiere 1/2 liter room 3 blaadjes gelatine 1/2 dcl Grand Marnier 500 gr. Fruit : a. perzik b. half geconfijte ananas Alle fruit fijn versneden
Hoe maak ik half geconfijte ananas? Laat een doos ananas uitlekken, en vul de doos met suiker. Laat een nacht in de koelkast Doe de dag erna de ananas in een pannetje en kook op. U hebt nu half geconfijte ananas. laat hem afkoelen
bereiding van de taart
De créme patissiere opkloppen en de geweekte en opgeloste gelatine toevoegen, evenals de likeur De room licht opkloppen en 2/3 ervan bij de créme voegen. Laatst het fijn gesneden fruit onderscheppen Vul een bisquit met een dikke laag charlotte,en bestrijk hem met de rest van de room Naar smaak decoreren
PS: indien u zwaarder geconfijte ananas wil moet u hem een tweede maal opkoken na toevoeging van een weinig suiker.
1 Vrienden, 't is tijd om uw paksken te maken Doet maar uw potjes en pannekes bijeen Tracht als gij kunt nog wat vreugde te smaken Vreugd en verdriet springen 't langst op de been 't Aards firmament begint reeds te verdooven 't Schijnt dat de zon en de maan ons verlaat Niemand plicht ik toch mij te gelooven Maar 't is de roep dat de wereld vergaat
refrein
Dat hij vergaat, dat hij vergaat Dat de wereld vergaat Dat hij vergaat, dat hij vergaat Dat de wereld vergaat.
2
Sommigen zeggen 't is triestig om hooren Dat heel het menschdom zal worden verbrand Anderen zeggen men zal ons versmooren 't Een en het ander is niet plezant 't Ware verduiveld wat ver toch gedreven Ons te behandelen als visch en gebraad 't is om te schrikken te schudden te beven Als m'er aan denkt dat de wereld vergaat
3
Waartoe nog goed ons te wasschen en scheren Waartoe nog goed een schoon hemd aan te doen Laat ons maar drinken en laat ons maar smeren Laat ons maar gansch ons fortuintjen op doen Toe Jan ge moet mij wat kiekens gaan halen Kiekens toch loopen genoeg op de straat Het is onnoodig ervoor te betalen Aangezien dat toch de wereld vergaat
4
Is hier iemand die kleeren wil koopen 'k Laat heel mijn boel aan de prijs van factuur Ik ben van zins in mijjn hemde te loopen 't Is nog te goed voor de solfer en 't vuur Ik ga terstond mijn gereedschap verbranden Wijl ons het werken tot niets meer en baat 'k Neem er geen stuksken niet meer van in handen Aangezien dat toch de wereld vergaat.
5
Endelijk 't moest er dan toch eens van komen 't werd ons voorspeld door de ster mer den steert Ik heb gelukkig mijn voorzorg genomen Mijn laatste cent is Goddank reeds verteerd Ben ik gedwongen nu schulden te maken Zet men mij heden of morgen op straat 'k Lach er mee want 't en kan mij niet raken Aangezien dat toch de wereld vergaat
1. Stroomt allen rond mij henen Ik ben veearts en dentist Ik kom direkt van Weenen 'k Ben ook doctor en chimist. Refrein Hebt gij jicht of hartepijn Klauwzeer pips of flerecijn Koopt en neemt mijn medicijn En weg zal 't zijn 2. Ik zal u eens verhalen Wat mijn zooal overkwam 'k Mocht den eersten prijs behalen Te Parijs en te Amsterdam 3. Op 't eiland van Manille Slikte een krijgsman zijn trompet Ik gaf hem van mijn pillen En de kerel was gered 4. De koning der Bulgaren Had het klauwzeer aan den mond Hij kocht van mijne waren En vandaag is hij gezond 5. 'k Heb eens nen tand getrokken 't Was in eene groote stad Ja, gansch en zonder brokken Schoon in 't hart de wortel zat 6. Daar was nen man te Londen In de maag een muis gedaald 'k Heb hem een kat gezonden Die er 't beest heeft uitgehaald 7. Dit is voor kwade wijven Iets wat ik overal verkocht 't Is zonder overdrijven 't Krachtigste antigrommelvocht 8. Hier heb ik jonge heren Haarmest voor moustache en baard Al die het mocht probeeren Heeft thans kin en lip behaard 9. Kunt gij niet achteruit gaan Drinkt dan van dit apenbloed Dan zal het lijk een spuit gaan 't Biedt geen weerstand meer,het moet 10. Zoo u de vlooien storen Strijk hun dit dan op den snuit Van achteren en van voren En der vlooien rijk is uit. 11. Wie wil er profiteeren Alles is bijna voor niet Vergeet het niet mijnheeren Dat gij mij nooit wederziet 12. 'k Moet nu even gaan dineeren 'k Ben vermoeid ik kan niet meer Tot straks geachte heeren Binnen 't uur ben ik hier weer.
1 Als onze vader Adam nog een jongman was, Dan leefd'hij op zijn goed gelijk op Vaders kas 't Geluk dat liep hem na,en zonder iets te doen Sliep hijn tot halverelf en somtijds tot de noen
refr: sur l'air du traderidera, tralala 2 Na zijnen déjeuné trok hij zijn botten aan En ging een straatje rond, me dunkt ik zie hem gaan Hij rookte een goe sigaar en dronk een pintje bier En speelde op de biljard wel een partij of vier 3 Dan in den achternoen reed hij te peerd, cadés! Of, was het weer te slecht ging hij naar zijn staminé En bleef hij ook eens thuis voor een enklen keer Dan speelde hij piket met onze lieven Heer 4 Dit leven was te schoon, te veel op zijn gemak En Adam kreeg in 't hoofd dat hem nog iets ontbrak Och Heer, zo zeide hij, het is hier toch zo flauw 'k Ben jong en heel alleen, och geef me toch een vrouw 5 Maar Adam,jongen lief,zoo sprak de goede God Waar gij nu toch aan denkt, zijt gij nu zat of zot? Neen, neen, geef mij een vrouw zooals ik zeg Of 'k laat mij overrijden op den ijzeren weg! 6 Daar was niet aan te doen, de man was niet kontent En God gaf hem een wijf zo groot als haren vent. En Adam trouwt ermee, hij danst en lacht en springt Terwijl dat Eva hem haar schoonste liedje zingt. 7 Maar korten tijd daarna, gij zult mij wel verstaan Hoort wat verdriet de vrouw haar man heeft aangedaan Men vond hem meer dan eens te zuchten voor de deur Och was ik maar gaan liggen onder den avapeur. 8 Eens kwam de goede God daar stillekens voorbij Terwijl ze aan 't vechten waren voor een vodderij De vent die sloeg er op en kreeg er even van Want 't wijf was gewapend met een oliekan! 9 Het was curieus om zien maar 't hooren geen plezier Want anders was het niets dan huilen en getier De Heer keerde zich om : wel Adam mijne maat Nu zijt ge wel geleverd, maar het is te laat
1 In de tijd der patriotten, Toen er oorlog was ontstaan, Moest het mansvolk zonder loten, Meestendeels ten strijde gaan .......(lai tsoelala,lai tsoelalala-na iedere strofe) 2 Zeker Tist moest ook vertrekken, Schoon hij nooit in 't oorlogsvuur, Eenen sabel had zien trekken Dus scheen hem dit bliksems zuur. 3 Hij kon er niet afgeraken, Na een lang en veel beraad, Liet zich Tist zeer spoedig maken Eene groote kopren plaat. 4 Jan de snijder werd geroepen, Tist zei,meester 't gaat er wreed, 'k Moet vertrekken naar de troepen, Maak mij gauw een pak gereed 5 Op het hart of wat er neven, Moet die plaat gevestigd zijn. Jan zag algauw aan Tist zijn beven Waar hij moest geharnast zijn. 6 Jan voorziende Tist zijn daden, Naait hem volgens zijn verzoek Deze plaat met sterke draden Juist van achter op zijn broek. ; 7 Tist vertrekt, na korte dagen komt de vijand op hem af. Tist kroop achter struik en hagen, Als hij hoorde pif,poef,paf 8 Bang op 't laatste als een vogel, Koos hij ras het hazenpad. Ziet,in 't lopen treft een kogel Hem vlak achter op zijn gat 9 Hemel,roept hij, wondre stukken, Tastende naar zijne plaat, Dat wil nu precies toch lukken Dat mijn harnas daar nu staat. 10 Waarlijk, sprak hij op het leste, Toen hij wat bedaarder werd, Jan de snijder wist het beste, Waar de plaats is van mijn hert !!
Mijn moeder (zie foto uit 1951 hiernaast) werd geboren in 1891 en overleed in 1981. Het spreekt vanzelf dat er in haar jonge jaren nog geen sprake was van muziek, tenzij wanneer de fanfare eens uitging met de kermis of met de processie
Muziek maakte men zelf, en wel met zijn eigen stem : tijdens het werk, of s'avonds rond de stoof werden allerlei liedjes gezongen.
In 1913 heeft mijn moeder een notaboekje aangelegd, en de toen meest populaire liedjes opgeschreven. In 1960 heeft ze enkele ervan nog gezongen : die staan op mijn bandopnemer, maar ik kan ze hier spijtig genoeg niet laten horen.
Ik kan ze echter wel overschrijven, en dat is wat ik een voor een ga doen. Ik hoop dat de bezoekers er veel genoegen aan beleven en iets meer over die tijd te weten komen, want sommige van die liedjes leggen toch enkele minder fraaie sociale toestanden uit (zie bvb. de dobbelaer).