zoals zij ze als kind opschreef samen met enkele lekkere recepten die men niet gemakkelijk vindt
01-06-2006
Daar reed nen boer
1. Daar reed nen boer naar Leuven Naar Leuven reed nen boer Hij kwam Marieken tegen Marieken zei bonjour Met blanke blinkend eierkens Met boter trok het naar stee Karlijntje kind, Karlijntjen leif Karlijntje rijde nie mee?
2. Geen tweemaal moest ze peizen Stak toe de botermand Stak toe het eierkorveken Stak toe de poezele hand En wip 't zat op den wagen En hop 't zat naast hem neer Ze hielden bei van praten En praatten over 't weer
3. Ze praatten en ze praatten Hoe 't kwam dat wist geen een De bank was lang en groot genoeg En ze zaten zoo dicht bijeen Ze peaatten en ze praatten Hoe dorst hij het bestaan Ze praatten niet meer, ze fezelden En geen levende ziel langs de baan
4. Karlijntjes zwarte kijkers Die hebben het gedaan Hij keek naar heur : zij keek naar hem En hij kon niet weerstaan Uw dievige deugniet oogskens Karlijntje die hebben 't gedaan Hij kuste blij heur wangen Karlijntje, is het misdaan?
5. Daar reed nen boer naar Leuven Een zoentje alhier, aldaar Reed gansch alleen naar Leuven En keerde getweeën van daar Er rijden er veel naar Leuven Zoo jong en vrij voorwaar Ze komen Karlijntje tegen En komen verkocht vandaar
1. Al boven door een vensterken Daar lag een meisken fijn En juist kwam daar een mulder aan Zeg meiske, wilde gij mij O gij mulder, wit gemeeld Gij die iedereen besteelt Gij zult mijne man niet zijn Mijne man zult gij niet zijn.
2. Al boven door een vensterken Daar lag een meisken fijn Daarna kwam daar een slachter aan Zeg meiske wilde gij mij O gij slachter rood van bloed Gijn die alle moorden doet Gij zult mijne man niet zijn Mijne man zult gij niet zijn
3. Al boven door een vensterken Daar lag een meisken fijn En nu kwam daar een smid gegaan Zeg meisken wilt gij mij O gij smid met uw zwart vel Ga naar huis wascht u eerst wel Gij zult mijne man niet zijn Mijne man zult gij niet zijn
4. Al boven door een vensterken Daar lag een meisken fijn En fier kwam daar een studax aan Zeg meisken wilt gij mij Studax lief met veel plezier Kom maar binnen rap langs hier Gij zult wel de mijne zijn De mijne zult gij zijn
Het was van in het begin mijn bedoeling om nu en dan een recept tussen de oude liedjes te plaatsen. Ik zal het niet houden bij recepten die iedereen al kent, maar eerder bij uitzonderlijke recepten. Ik zal er al onmiddellijk eentje laten volgen van de lekkerste taart die je ooit hebt geproefd
'k Wil u verhalen in mijn lied Hoe Pier met Lijn ging trouwen Het huwelijk was pas geschied of 't moest hun al berouwen Den eertsen dag, 't was al gelach Men zag daar niets dan slempen En Pier en Lijn hel vrolijk zijn bij bassen en bij trompen Tra la la la la la la la Tra la la la la la la la Tra la la la la la
2. Jan oom gaf kiekens in het kot Dries oom gaf hun een verken Matthijs gaf eenen koffiepot Een schup om mee te werken En Jannemoei gaf hun een koei Arjaan gaf hun een tange En Pier de Wal gaf hun een val Om muiskens mee te vangen
3 Pier zoo de bruiloft was gedaan Begon te commandeeren Waar dat de meubels zouden staan En ging het huis uitkeeren Maar Lijn die zei Wat braadt gij mij Dat zijn geen mansaffeeren Laat mij dus doen naar mijn fatsoen Gelijk ik zal begeren
4 Pier hing het zoutvat in de schouw En Lijn begon te kyven En zei dat zij dat niet en wou En het daar niet zou blijven Lijn nam het af en Pier die gaf Haar twee goede souffletten En zei gij prij wat zult gij mij Hier wetten komen zetten
5 Lijn als een duivelin zoo kwaad riep uit moet ik dat lijden Indien gij mij nog eens zo slaat Zal ik u ook niet mijden Pier zei "zwijg stil;Gij zult den wil Van mijn gebod ontvangen Ik draag de broek in dezen hoek Daar zal het zoutvat hangen"
6 Lijn trok haar man dan voor 't gerecht En deed terstond hem dagen Dat hij moest komen voor 't gerecht Om hem daar af te vragen Of eenen man gebieden kan Of hij kan kommandeeren Waar hangen moet het keukengoed Ze raakten aan 't procedeeren
7 Ze procedeerden langen tijd Daar wierd zoveel gelopen Totdat zij waren alles kwijt Men alles moest verkoopen Den helen bras al wat er was Het zoutvat potten pannen Daarbij de koei van Jannemoei En 't vat met kopren banden
75 gr. Créme patissiere 1/2 liter room 3 blaadjes gelatine 1/2 dcl Grand Marnier 500 gr. Fruit : a. perzik b. half geconfijte ananas Alle fruit fijn versneden
Hoe maak ik half geconfijte ananas? Laat een doos ananas uitlekken, en vul de doos met suiker. Laat een nacht in de koelkast Doe de dag erna de ananas in een pannetje en kook op. U hebt nu half geconfijte ananas. laat hem afkoelen
bereiding van de taart
De créme patissiere opkloppen en de geweekte en opgeloste gelatine toevoegen, evenals de likeur De room licht opkloppen en 2/3 ervan bij de créme voegen. Laatst het fijn gesneden fruit onderscheppen Vul een bisquit met een dikke laag charlotte,en bestrijk hem met de rest van de room Naar smaak decoreren
PS: indien u zwaarder geconfijte ananas wil moet u hem een tweede maal opkoken na toevoeging van een weinig suiker.
1 Vrienden, 't is tijd om uw paksken te maken Doet maar uw potjes en pannekes bijeen Tracht als gij kunt nog wat vreugde te smaken Vreugd en verdriet springen 't langst op de been 't Aards firmament begint reeds te verdooven 't Schijnt dat de zon en de maan ons verlaat Niemand plicht ik toch mij te gelooven Maar 't is de roep dat de wereld vergaat
refrein
Dat hij vergaat, dat hij vergaat Dat de wereld vergaat Dat hij vergaat, dat hij vergaat Dat de wereld vergaat.
2
Sommigen zeggen 't is triestig om hooren Dat heel het menschdom zal worden verbrand Anderen zeggen men zal ons versmooren 't Een en het ander is niet plezant 't Ware verduiveld wat ver toch gedreven Ons te behandelen als visch en gebraad 't is om te schrikken te schudden te beven Als m'er aan denkt dat de wereld vergaat
3
Waartoe nog goed ons te wasschen en scheren Waartoe nog goed een schoon hemd aan te doen Laat ons maar drinken en laat ons maar smeren Laat ons maar gansch ons fortuintjen op doen Toe Jan ge moet mij wat kiekens gaan halen Kiekens toch loopen genoeg op de straat Het is onnoodig ervoor te betalen Aangezien dat toch de wereld vergaat
4
Is hier iemand die kleeren wil koopen 'k Laat heel mijn boel aan de prijs van factuur Ik ben van zins in mijjn hemde te loopen 't Is nog te goed voor de solfer en 't vuur Ik ga terstond mijn gereedschap verbranden Wijl ons het werken tot niets meer en baat 'k Neem er geen stuksken niet meer van in handen Aangezien dat toch de wereld vergaat.
5
Endelijk 't moest er dan toch eens van komen 't werd ons voorspeld door de ster mer den steert Ik heb gelukkig mijn voorzorg genomen Mijn laatste cent is Goddank reeds verteerd Ben ik gedwongen nu schulden te maken Zet men mij heden of morgen op straat 'k Lach er mee want 't en kan mij niet raken Aangezien dat toch de wereld vergaat
1. Stroomt allen rond mij henen Ik ben veearts en dentist Ik kom direkt van Weenen 'k Ben ook doctor en chimist. Refrein Hebt gij jicht of hartepijn Klauwzeer pips of flerecijn Koopt en neemt mijn medicijn En weg zal 't zijn 2. Ik zal u eens verhalen Wat mijn zooal overkwam 'k Mocht den eersten prijs behalen Te Parijs en te Amsterdam 3. Op 't eiland van Manille Slikte een krijgsman zijn trompet Ik gaf hem van mijn pillen En de kerel was gered 4. De koning der Bulgaren Had het klauwzeer aan den mond Hij kocht van mijne waren En vandaag is hij gezond 5. 'k Heb eens nen tand getrokken 't Was in eene groote stad Ja, gansch en zonder brokken Schoon in 't hart de wortel zat 6. Daar was nen man te Londen In de maag een muis gedaald 'k Heb hem een kat gezonden Die er 't beest heeft uitgehaald 7. Dit is voor kwade wijven Iets wat ik overal verkocht 't Is zonder overdrijven 't Krachtigste antigrommelvocht 8. Hier heb ik jonge heren Haarmest voor moustache en baard Al die het mocht probeeren Heeft thans kin en lip behaard 9. Kunt gij niet achteruit gaan Drinkt dan van dit apenbloed Dan zal het lijk een spuit gaan 't Biedt geen weerstand meer,het moet 10. Zoo u de vlooien storen Strijk hun dit dan op den snuit Van achteren en van voren En der vlooien rijk is uit. 11. Wie wil er profiteeren Alles is bijna voor niet Vergeet het niet mijnheeren Dat gij mij nooit wederziet 12. 'k Moet nu even gaan dineeren 'k Ben vermoeid ik kan niet meer Tot straks geachte heeren Binnen 't uur ben ik hier weer.
1 Als onze vader Adam nog een jongman was, Dan leefd'hij op zijn goed gelijk op Vaders kas 't Geluk dat liep hem na,en zonder iets te doen Sliep hijn tot halverelf en somtijds tot de noen
refr: sur l'air du traderidera, tralala 2 Na zijnen déjeuné trok hij zijn botten aan En ging een straatje rond, me dunkt ik zie hem gaan Hij rookte een goe sigaar en dronk een pintje bier En speelde op de biljard wel een partij of vier 3 Dan in den achternoen reed hij te peerd, cadés! Of, was het weer te slecht ging hij naar zijn staminé En bleef hij ook eens thuis voor een enklen keer Dan speelde hij piket met onze lieven Heer 4 Dit leven was te schoon, te veel op zijn gemak En Adam kreeg in 't hoofd dat hem nog iets ontbrak Och Heer, zo zeide hij, het is hier toch zo flauw 'k Ben jong en heel alleen, och geef me toch een vrouw 5 Maar Adam,jongen lief,zoo sprak de goede God Waar gij nu toch aan denkt, zijt gij nu zat of zot? Neen, neen, geef mij een vrouw zooals ik zeg Of 'k laat mij overrijden op den ijzeren weg! 6 Daar was niet aan te doen, de man was niet kontent En God gaf hem een wijf zo groot als haren vent. En Adam trouwt ermee, hij danst en lacht en springt Terwijl dat Eva hem haar schoonste liedje zingt. 7 Maar korten tijd daarna, gij zult mij wel verstaan Hoort wat verdriet de vrouw haar man heeft aangedaan Men vond hem meer dan eens te zuchten voor de deur Och was ik maar gaan liggen onder den avapeur. 8 Eens kwam de goede God daar stillekens voorbij Terwijl ze aan 't vechten waren voor een vodderij De vent die sloeg er op en kreeg er even van Want 't wijf was gewapend met een oliekan! 9 Het was curieus om zien maar 't hooren geen plezier Want anders was het niets dan huilen en getier De Heer keerde zich om : wel Adam mijne maat Nu zijt ge wel geleverd, maar het is te laat
1 In de tijd der patriotten, Toen er oorlog was ontstaan, Moest het mansvolk zonder loten, Meestendeels ten strijde gaan .......(lai tsoelala,lai tsoelalala-na iedere strofe) 2 Zeker Tist moest ook vertrekken, Schoon hij nooit in 't oorlogsvuur, Eenen sabel had zien trekken Dus scheen hem dit bliksems zuur. 3 Hij kon er niet afgeraken, Na een lang en veel beraad, Liet zich Tist zeer spoedig maken Eene groote kopren plaat. 4 Jan de snijder werd geroepen, Tist zei,meester 't gaat er wreed, 'k Moet vertrekken naar de troepen, Maak mij gauw een pak gereed 5 Op het hart of wat er neven, Moet die plaat gevestigd zijn. Jan zag algauw aan Tist zijn beven Waar hij moest geharnast zijn. 6 Jan voorziende Tist zijn daden, Naait hem volgens zijn verzoek Deze plaat met sterke draden Juist van achter op zijn broek. ; 7 Tist vertrekt, na korte dagen komt de vijand op hem af. Tist kroop achter struik en hagen, Als hij hoorde pif,poef,paf 8 Bang op 't laatste als een vogel, Koos hij ras het hazenpad. Ziet,in 't lopen treft een kogel Hem vlak achter op zijn gat 9 Hemel,roept hij, wondre stukken, Tastende naar zijne plaat, Dat wil nu precies toch lukken Dat mijn harnas daar nu staat. 10 Waarlijk, sprak hij op het leste, Toen hij wat bedaarder werd, Jan de snijder wist het beste, Waar de plaats is van mijn hert !!
Mijn moeder (zie foto uit 1951 hiernaast) werd geboren in 1891 en overleed in 1981. Het spreekt vanzelf dat er in haar jonge jaren nog geen sprake was van muziek, tenzij wanneer de fanfare eens uitging met de kermis of met de processie
Muziek maakte men zelf, en wel met zijn eigen stem : tijdens het werk, of s'avonds rond de stoof werden allerlei liedjes gezongen.
In 1913 heeft mijn moeder een notaboekje aangelegd, en de toen meest populaire liedjes opgeschreven. In 1960 heeft ze enkele ervan nog gezongen : die staan op mijn bandopnemer, maar ik kan ze hier spijtig genoeg niet laten horen.
Ik kan ze echter wel overschrijven, en dat is wat ik een voor een ga doen. Ik hoop dat de bezoekers er veel genoegen aan beleven en iets meer over die tijd te weten komen, want sommige van die liedjes leggen toch enkele minder fraaie sociale toestanden uit (zie bvb. de dobbelaer).