Disclaimer In verband met een recent dispuut omtrent plagiaat wil ik bendadrukken dat deze teksten uiteraard niet origineel zijn maar een condensatie van teksten die over dit onderwerp werden gepubliceerd. Ik kan de geschiedenis van Egypta niet heruitvinden en mijn persoonlijke bijdragen aan origineel onderzoek hierover zijn nihil. Ik tracht hier met zoveel mogelijk bronvermelding een samenvatting te geven over wat hedendaags bekend is. Ronald Milo
Foto
Inhoud blog
  • Bewerking van stukje van 03/03/2006 over dynastie 0
  • Anoebis02
  • Horus valk
  • neboe
  • Horus ? Schorpioen een koning uit Dynastie 0

     

    100%
    150%
    200%

    loupe voor wie de kleine tekst moeilijk kan lezen
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     

    Hierboven vind je een afbeelding van de god HAPI, de Nijlgod of beter gezegd de God van de Overstroming van de NIjl. De Egyptenaren maakten immers een onderscheid tussen de nijl als stroom, die ze "iteroe" noemden, en de welvaart brengende overstroming die ze personifiлerden in de god Hapi. Hij werd meestal voorgesteld met een hangbuikje en hangborsten (een teken van welvaart voor de oude Egyptenaren) en met een haartooi van waterplanten. Vaak wordt hij echter ook in de verschillende provincies ( nomen) afgebeeld met het embleem van de provincie op zijn hoofd. Dit is ook het geval in bovenstaande afbeelding. Hapi werd vooral vereerd te Assoean en Jebel el Silsila waar hij geacht werd rond te dwalen in de grotten bij de eerste stroomversnelling (cataract). In de Delta daarentgen geloofde men dat hij in grot nabij Memfis woonde. Om hem te vereren en gunstig te stemmen werden, meestal in de nabijheid van een nilometer, offergiften in de stroom gegooid.

      Woordenschat

    .

    WELKOM OP DEZE WEBSITE GEWIJD AAN ALLE ASPECTEN VAN HET OUDE EGYPTE DER FARAO'S

    Inhoud



    Een herschikking van het blog is aan de gang om alle delen aanklikbaar te maken vanuit het centrale Inhoudsmenu. Enig geduld wordt op prijs gesteld. Ondertussen kan u nog steeds bij de artikels terecht via de inhoud in rechterkolom
    e-mail van de auteur: ronald.milo@skynet.be
    07-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Sened (Senedi)

    NAAM EN INSCRIPTIES



    De nesoet-biti nam Sened is zowel aanwezig op de koningslijst van Sakkara (in het graf van Tjoeloi), de lijst van Abydos in de tempel van Seti I als op de Koninklijke Papyrus van Turijn(cat.1874) en dit steeds als vijfde koning1 van de Tweede Dynastie. Hij volgde zoals deze documenten aantonen Oeneg(Oeadjnes) op. Over zijn opvolger bestaat er minder overeenkomst want respectievelijk Neferkara, Djadjatepi (Chasechemoei) en Aaka worden in deze lijsten als dusdanig vernoemd.


    Ongelukkig genoeg zijn er geen goed bewezen eigentijdse bronnen voor deze koning. De meest overtuigende inscriptie is nog deze gevonden in de tempel van Chafra te Gizeh2. Het handelt om een hergebruikte schaal waarop "nswt-biti Snd" voorkomt. Het is mogelijk dat het handelt om een vaas uit de Tweede Dynastie alhoewel de epigrafie wijst op een lichtjes latere datum3(Derde Dynastie ?).


    Valse deur uit het graf van Sheri.Foto John D. Degreef, Caпro 1384


    Een inscriptie4 in het graf van Sheri (Mastaba MM B3), onbetwistbaar uit de Vierde Dynastie,13 toont een cartouche van koning Sened (zie figuur hierboven ). De titels van Sheri wijzen er dus op dat zijn begrafenis cultus te Sakkara werd gevierd en dat men zich deze koning nog herinnerde een hondertal jaar na zijn dood. De titels van Sheri zullen worden vertaald aan het eind van dit artikel5.


    Voor sommigen6 getuigen Sheri's titels voor een connectie tussen de begrafeniscultussen van Sened en Peribsen. Van deze laatste zijn alleen vondsten in Opper-Egypte bekend. Indien Sened in het zuiden zou hebben geregeerd en Peribsen in het noorden kan het naast elkaar vieren te Sakkara van hun begrafeniscultus betekenen dat, althans in het begin, de territoriale verdeling van het rijk zoals voorgesteld na de dood van Ni-Netjer op een vreedzame basis werd doorgevoerd7. Het feit alleen dat er een opzichter van de Oeab-priesters van Peribsen bestond in de necropool van Sakkara tijdens de Vierde Dynastie vertelt heel wat over ons gebrek aan kennis over de koningen van de Tweede Dynastie.


    Volgens andere geleerden zouden deze titels er eerder op wijzen dat beide namen Sened en Peribsen slechts ййn persoon aan duiden 8. De naam Snd die zou betekenen de "Verschrikkelijke", zou dan een pejoratieve naam zijn die men in het Nieuwe Rijk aan deze "ketterse" koning Peribsen heeft gegeven. De naam wordt echter beter vertaald als "Hij die vrees aanjaagt" en de koningen blijken duidelijk niet identiek te zijn. Immers een cartouche van Peribsen op een cilinderzegel in Milaan toont aan dat de nesoet-biti van Seth-Peribsen eveneens Peribsen en zeker niet Sened is9. Daarnaast zie ik niet goed in hoe de naam Sened pas in het Nieuwe Rijk zou zijn gegeven aan Peribsen terwijl beide namen reeds voorkomen op de valse deur in Sjeri's graf ( daterend uit de Vierde Dynastie). Bovendien is er een groot verschil in de afkomst van de bronnen van Peribsen en Chasechemoei en deze van de vijf eerste koningen van de Tweede Dynastie.


    Een ander document uit het Nieuwe Rijk dat nog de nesoet-biti van Sened vernoemt is de Berlijnse Medische Papyrus (3038), die qua inhoud trouwens sterk gelijkt op de papyrus avn Ebers. Van deze papyrus wordt gezegd (15,1 1-3) dat hij behoorde aan koning Hspti (of Chasti / Zemti = Den uit de Eerste Dyn.) die hem zou gegeven hebben aan zijn opvolger Send (dit is historisch onmogelijk want op zijn minst 7 koningen zouden gedurende ongever 120 jaar tussen beide hebben geregeerd). De naam Sened wordt hier met het hiлroglief Gard. G 54 (geslachte gans) geschreven10.




    Cartouche op riem van Berlijns brons 8433 cfr voetnoot 4 Wildung tav 4,1


    Op de rugzijde van de riem van een bronzen beeldje (Berlijn n° 8433) uit de periode van de Zesentwintigste Dynsatie staat eveneens in een cartouche de naam van Sened. De naam is geschreven op de archaпsche wijze met drie tekens (s-n-d). In elk geval bewijst dit dat hoe obscuur Sened ook moge wezen voor de moderne Egyptologie men zich zijn naam nog eeuwen na zijn dood herinnerde.11


    Vanuit de area van Ni-Netjer's gallerijen te Sakkara kent men een tichelsteen12met de cartouche naam van koning NeferSenedjRa. Dit is een aanduiding van de aanwezigheid van een offerschrijn of zelfs van het graf van deze koning in de nabijheid. Indien deze cartouche werkelijk op Sened zou duiden dan is het de oudst gekende cartouche naam die men kent en dus ouder dan deze op de zegels van Neferkaseker, Peribsen uit de Tweede en Nebka en Hoeni-Nisoeteh uit De Derde Dynastie.


    Sened kent men, net als zijn voorganger, slechts uit vondsten van Neder-Egypte (PM V, 90 die Sheri te Abydos localiseert is duidelijk een vergissing) en ook evenals zijn voorganger Oeneg is er maar ййn graf te Sakkara S 3014 (niet gepubliceerd maar blijkbaar uit de tijd van Oeneg) waar materiaal betreffende deze koning gevonden werd.


    HET GRAF

    De tombe van Sened is nog niet gevonden maar gezien de inscripties op de valse deur in het graf van Sheri13 moet het ergens in de necropool van Sakkara en mogelijks in de buurt van Sjeri's graf gezocht gezocht worden. Wel werd er, zonder overigens over duidelijke bewijzen te beschikken geopperd dat de gallerijen onder het westelijk massief van het Djoser complex hiervoor in aanmerking zouden komen

    De exacte plaats van Mastaba B3 te Sakkara is echter verloren maar het moet ongeveer in de omgeving van een plaats een 350 m (tot hoogstens 1500m )14 ten noorden van Djoser temenos geweest zijn waar zich nog andere graven uit de Vierde Dynastie bevindenen zoals Leps. 6 van Metjen.

    Een alternatieve locatie is in de necropolis van het Nieuwe Rijk, waar Horemheb's graf gelegen is (ten zuiden van de gallerijen A en B (graven van Hetepsechemwoei en Ni-Netjer)en ten oosten van het Sechemhet complex. Begin 2002 werd hier door Dr. Raven en R.Van Walsem15 van de Universiteit van Leiden een graf en gallerijen ontdekt behorende aan Merineith-Merira (een hogepriester van Aton te Memfis en Achetaton -tijdens de regering van de ketterse farao Achnaton uit de Achtiende Dynastie). Het ondergrondse deel bleek bijna geheel te bestaan uit herbuikte delen daterende uit de Tweede Dynastie ( we komen hier later op terug). Maar tot nader order zijn de graven van Sened en Oeneg voorlopig nog niet gelocaliseerd.16

    Delen van de muurreliлfs van de door Mariette 17 ontdekte Mastaba B3 van Sheri in Sakkara zijn verspreid over musea in de ganse wereld 18 : Cairo(1384), Florence (2554), London (B.M.1192), Oxford (Ashm.Mus. 794), Aix en Provence en een copij, naar het origineel in Caпro, van de valse deur in de Museo archeologico Napoli19.

    De laatste koningen van de Tweede Dynastie (Sechemib, Peribsen en Chasechemoei) zijn slechts vaag bekend te Sakkara (maar dit kan natuurlijk louter het gevolg van een "archeologisch toeval" zijn of meer waarschijnlijk te wijten aan de aanwezigheid van de uitgebreide bouwwerken van de Derde Dynastie die bij hun aanleg deze van de voorgaande dynsatie zouden vernietigd hebben ). Er bestaat dus nog een kleine kans dat nog vondsten van deze koningen te Sakkara worden gedaan. Minder waarschijnlijk is het daarentegen dat er te Abydos nog vondsten van de alleen in het noorden bekende fara's worden gedaan.


    Er is misschien een kleine kans dat Peribsen, Sened heeft opgevolgd 20 maar dan kunnen we Neferkara-Aaka, Neferkaseker, Sechemib-Perenmaat niet meer plaatsen in deze dynastie. Een interval van 10-20 jaar tussen beide koningen is in elk geval beter aanvaardbaar. Dan kunnen we in deze periode te Memfis Neferkara-Aaka, Neferkaseker, laten regeren en te Abydos Sechemib waarna dan Peribsen dan op de troon komt.


    Het voorkomen van hun cultusgoed dicht bij elkaar te Sakkara schijnt niet te wijzen op een breuk of burgeroorlog. Volgens F.Raffaele was er tijdens deze periode alleen maar een crisis ( zoals in de Derde en Vierde Dynastie ook voorkomt) spruitende uit moeilijkheden bij de opvolging, korte regeringen en economische en omgevingsfactoren en misschien de religieuze hervormingen van Peribsen, wat zich dan uit in een zwakke centrale autoriteit en een relatieve schaarsheid van de bronnen.Maar catastrofes of buitengewone gebeurtenissen dat niet.

    In een artikel van 1979 21(Z.A.S. 106 p. 120-32) bespreekt W. Helck de chronologie van de inscripties op de stenen vazen gepubliceerd door Lacau-Lauer in hun studie van het Djoser complex. Hij besluit dat Ni-Netjer opgevolgd werd door Peribsen,Sechemib en Chasechem in Opper-Egypte en ongeveer gelijktijdig met voornoemden en in vrede met hen levend door Oeneg , Sened , Noebnefer en mogelijks een tweetal ander koningen in Neder-Egypte. Het zou dan Chasechemi zijn die beide rijken terug verenigde. De titels van Sjeri zouden dan niet alleen aantonen dat Sened en Peribsen twee verschillende koningen waren en ze zouden tevens geen argumenten aanbrengen om aan te nemen dat Peribsen ook in Neder-Egypte had geregeerd maar wel dat beide rijken op goede voet met elkaar stonden (enige moeilijkheden later in de dynastie daar gelaten).


    P. Kaplony geeft in een studie over stenen vazen 22 een lijst van voorkomen van opschriften van de koningen na Ni-Netjer in volgende volgorde: Wng (10) Nfr-nb (2), Snd (1), Prj-ib-sn (2), Schm-ib /Prj-n-maat (10), Chaj-sechemwy (11). Wat opvalt is de posities die hij toeschrijft aan Nfr-nb (Noebnefer) en Sechemib-Perenmaat . Daarnaast blijkt hieruit dat het opschrift op de vaas ( met uitsluiting van de Nefersenedjra tichelsteen) de enige getuige is voor het bestaan van Sened darterend uit zijn eigen tijd.


    Wildung 23 besluit de paragraaf handelend over dit onderwerp aldus :" in ihm (Seth - Peribsen) nicht einen selbstandigen Herrscher zu sehen,sondern einen lokal gebundenen Aspekt des zusammen mit ihm in den Inschriften genannten Snd, der uns unter diesem Namen noch mehrfach in der spatern Uberlieferung begegnen wird ".

    BESLUIT

    Met de huidige kennis van zaken moeten we helaas besluiten dat men niet met zekerheid kan zeggen of Sened en Peribsen:
    1. twee verschillende koningen waren die onmiddellijk na elkaar regeerden. Grdseloff 24 stelt zelfs een vader zoon relatie voor.
    2. twee verschillende koningen waren wiens regeringen ongeveer 5 tot 20 jaar uit elkaar lagen met enkele korte regeringen er tussenin.
    3. twee verschillende koningen waren die gelijktijdig min of meer in vrede naast elkaar regerden te in Neder- en Opper-Egypte.
    4. ze slechts twee aspekten vormden van een koning waarbij Snd de naam van de koning in Neder-Egypte en Peribsen de Seth (=Horus) naam was van deze koning in Opper-Egypte. Deze laatste hypothese is echter de minst waarschijnlijke want zowel de titels van Sjeri als de cartouche met de nesoet-biti naam van Peribsen , eveneeens Peribsen op het cylinderzegel van Milaan (Milan Civ. Racc. R.a.n. 997.02.01) spreken deze theorie tegen.

      De reconstructies van de Analensteen laten voor de periode tussen de dood van Ni-Netjer en de troonsbestijging van Chasechem plaats voor een veertigtal jaar. Persoonlijk ben ik eerder geneigd te geloven dat een dergelijke periode beter past bij een reeks koningen die elkaar opvolgen dan bij een gelijktijdige reeks in Opper- en NederEgypte waarbij Sened en Peribsen twee verschillende koningen zouden zijn die mekaar niet direct zijn opgevolgd. Dit blijft uiteraard een hypothese.

      De tekst op de valse deur van sheri



      Tracht op zijn minst al de cartouches te vertalen morgen geef ik de transliteratie en overmorgen de vertaling



      Hieronder de transliteratie van de tekst. Let er op dat de cartouche van Peribseb vooraan werd gezet uit eerbied. Deze van Sened staat op zijn plaats in de bovenste zin maar eveneens vooraan in de twee andere. Sjeri bij alle zinnen helemaal achteraan is de naam van de ambtenaar.




      Vertaling :


      • Zin 1. De opzichter van de Oeab-priesters van Peribsen in de necropool van Sened in het paleis, en in al de plaatsen van hem ( van zijn cultus) de meester van de dingen vn de koning ( de verantwoordelijke voor  de koninklijke zaken ) Sjeri.
      • Zin 2.De opzichter (directeur) van de begrafenispriesters van Sened in de necropool, Sjeri
      • Zin 3.Priester van Sened in zijn graf, meester van het dak (?), Sjeri

    1.W.Helck, 1984 "Sened", LÄ:849<br>
    2.Steindorff in U. Hцlscher 1912:"Das Grabendenkmal des Königs Chephren", p.106.<br>
    3.T.Wilkinson,1999, "Early Dynastic Egypt", p.88<br>
    4.B.Grdseloff 1944, "Notes d'épigraphie archaïпque", ASAE 44:294;D. Wildung 1969," Die Rolle Ägyptischer Könige im Bewusstsein ihrer Nachwelt", MДS, pl.III.2;W. Kaiser, 1991, "Zur Nennung von Sened und Peribsen in Sakkara B3", GM 122:49-55
    5.F.Raffaele website
    6.T Wilkinson, 1999, op.cit. p 88<br>
    7.W.Helck, "Die Datierung der Gefässaufschriften der Djoserpyramide", ZДS 106: p.132<br>
    8.Barta, 1981,"Die Chronologie der 1. bis 5. Dynastie nach Angaben des reconstruierten Annalensteins, Z.Д.S. 108,p. 23-33.
    9.Seth-Peribsen moet één tot vier regeringen en zowat 10 tot 20 jaar later hebben geregeerd dan Sened.<br>
    10.D. Wildung 1969, op. cit. p. 45-51<br>
    11.D. Wildung 1969, op cit. p.51, tav. IV,1; p. 45-51 <br>
    12.Orientalia 57, 1988 p. 330<br>
    13. W.S. Smith "A History of Eg. Sculpture and Painting in the Old Kingdom' p.173' ;W.S.Smith 'A History of Egyptian Sculpture and Painting in the Old Kingdom' p.173" plaats de datering van Sjeri tussen het midden en het einde van de Vierde Dynastie. Helck dateert de mastaba van Sjeri tijdens de regering van Khafra (Khefren); cfr. i.e. id. in M.D.A.I.K. 15, 1957 p. 93 . Hij werd daarin gevolgd door Weill in "La IIe et la IIIe dynasties" 1908 p. 35, 333 en A.Moret "Fragments du Mastaba de Shery, prêtre des Rois Peribsen et Send' Fondation Piot 25, Paris 1922 ;p. 298 <br>
    14.A.Dodson, 1996, "The mysterious 2nd Dynastie", KMT 7:2 p.24<br>
    15.R. Van Walsem, Phoenix 47, 1/2 2001 p. 68-89<br>
    16. Voor de localisatie van zijn graf houde men in het achterhoofd
    <ol><LI>Dat Sjeri de begrafenis-cultus van Sened leidde wat ons laat vermoeden dat zijn graf zich te Sakkara bevindt (cf. Kaiser, in: GM 122, 1991)<LI> Oeneg moet een figuur van belang zijn geweest tijdens de regering van Ni-Netjer (misschien zelfs zijn zoon) en dit des te meer als hij blijkt identiek te zijn met Oer-Maaoe Oeadj-sen, bekend van de inkt-inscripties op stenen vazen gevonden in het Djoser complex. Het zou dan logisch zijn dat hij zijn graf zo dicht mogelijk bij dit van zijn beroemde voorganger zou laten oprichten. <LI> De hoegergenoemde tichelsteen met de cartouche van Nefer-Sened-Ra (en die zowel uit de archaпsche periode als uit de tijd van de Ramsessiden kan stammen) zou er in het eerste geval op wijzen dat het graf van Sened ( die in dit geval vrijwel zeker identiek is met Nefer-Sened-Ra) niet ver uit de buurt van de vindplaats moet liggen. Het artikel in Orientalia 57, 1988 p.330 specifieert echter niet de exacte schrijwijze van de naam Nefer-Senedj-Ra.<br></OL>
    17. A.Mariette 'Les Mastabas des l' Ancient Empire' 1889 p. 92-4; <br>
    18. Moret,1922, op. cit. wijdt een ganse studie aan al deze stukken; Wildung 1969 op. cit. p.47 n4.<br>
    19.F.Raffaele op zijn website <br>
    20. Zoals gesugereerd door Grdseloff 1944, op.cit. 294<br>
    21. W.Helck 1979, Z.Ä.S. 106 p. 132 <br>
    22. P. Kaplony, 1965 , "Bemerkungen zu einigen Steingefässe mit archaischen Königsnamen, M.D.A.I.K. 20 , 1965 p. 1 -46<br>
    23. D.Wildung ,1969, op.cit. p. 48<br>
    24. B.Grdseloff, 1944, op. cit. p 294<br>
    25. Verder nog W.Kaiser 'Zur Nennung von Sened und Peribsen in Sakkara B3' G.M 122, 1991 p. 49-55; W.Helck 'Thinitenzeit' p. 103-6; Vercoutter 'L'Egypte et la Vallee du Nil' t. I.


    07-02-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    05-02-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.BA

    Enkele bA-woorden

    1. We gaven reeds eerder in deze rubriek een aantal woorden die met kA , de ziel begonnen. Nu geven we een aantal woorden die met bA een ander aspect van de ziel uitdrukt maar dat we voor het gemak ook met ziel zullen vertalen. Op de eerst regel zien we hoe de ziel zelf geschreven wordt met het bA teken dat een jabiroe voorstelt een soort kraanvogel, om zeer precies te zijn de ephipiorhynchus senegalensis. Als ideogram dus met een streepje achter wordt het teken dus gebruikt om de ziel uit te drukken. Een variant is zonder ideogram streepje maar met een wierookvatje voor. Dit zegt ook wat het dient te zeggen en nog een andere variant toont een vogel met een mensenhoofd wat ook een ( maar eerder de pictografische dan de klankvoorstellende) afbeelding van het "ba" aspect van de ziel was. Hier is dan zowel het wierookvatje als ideogramteken bij aangebracht.

    2. Op de tweede regel gaat het om een meervoud met toch een wat bijzondere betekenis. Het wordt geschreven met drie jabiroevogels wat dus een gewone vorm van meervoud of met op het eind de meervoudsstreepjes. Verder is het woord identiek aan de laatste vorm van het enkelvoud maar komt er als determinatief of als ideogram een zittende koning bij. Het translitereert als bAw= baoe = en betekent de zielen van de overleden koningen van .....en wordt dan meestal gevolgd door de naam van een stad Ioenoe of Ion, Heliopolis bv.

    3. Op de derde rij staat het werkwoord " zijn", " een ziel bezitten". Ik bezit een ziel dus ik ben. Descartes was dus niet de eerste met zijn "cogito ergo sum" ( ik denk dus ik ben)

    4. Op de derde rij zien we dat "er zijn" voor de doorsnee Egyptenaar "werken" betekende vandaar bAk=werken met als determinatief een arm met de stok van de opzichter die zal slaan als het werk niet snel genoeg vordert . Verder de zelfstandigen naamwoorden bAK= dienaar , hij die werkt en met de vrouwelijke uitgang "t" erbij de dienares. Het geslacht kan ook afgelezen uit het determinatief man of vrouw aan het eind van het woord.

    5. Op de volgende twee regels zijn het been (b) en de gier (A), fonetische complementen voor ba= luipaardhuid. Het stukje staart en huid staat hier als determinatief. Voor de penis of bAH is het orgaan zelf in volle werking determinatief de bAH staat zo (mede) aan de oorsprong van het ba of het zijn. Er moet gewerkt worden voor er een nieuwe ziel of zijn aangemaakt wordt.

    6. Voegen we de bA-deel van de ziel (met het been (b) als fonetisch complement vooraan) bij het kA-deel van de ziel dan breekt er na de nacht ( ster als determinatief voor de tijd) een nieuwe morgen aan want BAkA betekent zowel "morgen" als de "morgen"

    7. Tenslotte nog een woordspeling als we in het Nederlands bakbak doen dan bakken we in het Egyptisch een cake. Het korreltje staat hier als determinatief wellicht als graankorreltje met het meervoud erbij om aan te duiden dat een cake uit veel korreltjes graan gemaakt wordt.

      Ik had wel graag eens geweten of jullie deze reeksen zinvol vinden. Mij lijkt het een aangname manier om wat woordenschat op te bouwen. Maar wat denken jullie daarvan. Ik heb nog nooit antwoord gekregen op mijn vragen maar ik blijf hopen.

    05-02-2007 om 20:37 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (1)
    31-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OENEG

    OENEG

    Men vermoedt, zoals hoger reeds werd aangegeven, dat er op het einde van Ni-Netjers regering een verzwakking van het centrale gezag is opgetreden met als gevolg een periode van troebelen, die pas een einde nam tegen het eind van de Tweede Dynastie. Het is zelfs niet onmogelijk dat het land uit elkaar viel en dat de nu volgende koningen niet over het ganse land heersten. Dit is mogelijks het geval voor Ni-Netjer's kandidaat opvolger Oeneg van wie er buiten Sakkara geen vondsten werden gedaan en wiens gezag zich mogelijks niet tot het zuiden uitstrekte. Over de oorzaken van deze crisis tasten we in het duister al kunnen de uiterst lage waterstanden bij de overstroming van de Nijl tijdens de laatste jaren van Ni-Netjer, zoals aangegeven op de Palermo steen, ons laten vermoeden dat mogelijks hongersnood of een andere economische factor aan de basis lag van de troebelen. Het is echter niet geweten of de opsplitisng , als er al een opsplitsing was, te wijten was aan een vreedzame opdeling van het land tussen b.v. twee broers of het gevolg van een oorlog.

    W. Barta's reconstructie van de annalensteen 1 geeft vijf jaar voor de duur van de regering van Oeneg wat zeer aanvardbaar lijkt.Volgens Manetho regeerde Tlas met wie we deze koning zullen vereenzelvigen zeventien jaar.

    NAMEN VAN DE KONING

    1. Nesoet-biti naam

      De nisoet-biti naam werd door B. Grdseloff2 gelezen als "Oeneg". Kaplony leest de naam als Sesjen of dus lotus bloem'3 .





      1.Naar Grdseloff (cfr voetnoot 2), 2 Naar T.Wilkinson4, 3. Naam zoals hij te vinden is op de Abydos lijst nr 12, 4. Naam zoals op de koningslijst van Sakkara nr 6

      Oeneg versus Oeadjes of Oeadnes, de naam zoals hij op de koningslijsten van Abydios en Sakkara voorkomt. Oeadj-nes is een verkeerde interpretatie van de naam door schrijvers van het Nieuwe Rijk. Dit is eenvoudig te verklaren het lotusbloemteken (Kahl S.A.H. m4, p.586), gelezen als Wng (oeneg) zou door de schrijvers van het Nieuwe Rijk verwisselt zijn het Gardiner M13 (wAD -oeadj) papyrus teken. In cursief schrift lijken de tekens ook heel sterk op elkaar. Mogelijks werden ook de fonetische complementen n+g in het Nieuwe Rijk omgedoopt tot n+s of het fonetisch complement g werd n+s. Op die manier ontstond dan het woord 'ns'. Oeadj-nes betekent in het Egyptisch 'fris van tong' en dit werd in het Grieks vertaald als "ougot-las" vanwaar de naam Tlas die Manetho gebruikt voor deze koning.Op de Sakkara lijst werd ns voorgesteld door een dierentong (Gardiner f20) die eveeens de fonetische waarde nes heeft.


      Maar er is nog een andere hypothese. Namelijk dat de naam Oer (of Hr=horus) Maaoe Oe-adjsen voorkomend op enkele inscripties van Ni-Netjers vazen aan de oorsprong zou liggen van Oe-adjes.


      Maar de interpretatie van Kaplony ( zie illustratie) namelijk dat bij de grote hiлroglief ( a.h.w. een aan de punt uitgerafeklde omgekeerde wortel) onderaan het Gardiner V7 teken zou staan ( met fonetische waarde sjen = boom) is niet overtuigdend. De fonetische complementen achter het teken zijn immers "s+n" en wanneer men Sesjen zou lezen zouden de fonetische complementen "sj + n" zijn en er kan geen twijfel over bestaan dat we hier een "s" hebben die volgt achter de grote hiлroglief, die op een boom maaar ook op papyruskolom en dus op een Oeadj lijkt. De lezing is dus Oeadj-sen of Oeadj-nes net zoals op de koningslijsten.


      Belangrijk om te vermelden is ook dat Oeneg de naam is van een godheid die voorkomt in de pyramidteksten.5


    2. Horus naam

      De Horus naam van deze koning is onbekend6


      D.Wildung en recent nog W. Barta1 associлren Oeneg - Oeadjnes met Horus Sechemib, bekend van de zegelafdrukken van uit het graf van Peribsen te Oemm el Qaab (Abydos). Zoals J.P. Lauer reeds aantoonde7 staat op de zegelafdrukken nergens de naam van Peribsen naast deze van Horus Sechemib zodat deze namen dus wel degelijk aan twee verschillende personen kunnen hebben toebehoord. Evenmin staat het onomstotelijk vast dat Horus Sechemib zijn naam veranderde in Seth Peribsen (zoals later Chasechem, Menthoehotep en Amenhotep IV hun naam zouden veranderen) en blijft dus alles mogelijk. Niettemin blijft de associatie Oeneg-Sechemib volledig speculatief en kunnen de drie namen evengoed aan drie verschillende personages hebben toebehoord.


      Daarnaast dient men ook rekening te houden met het feit dat Oeneg-Oeadjnes chronologisch dichter bij Ni-Netjer staat en Sechemib-Peribsen dichter bij Chasechem(oei).



      Vazen met vermelding van de Hoet-ka Hor Sa


      W. Helck heeft betoogd 8dat de Horus naam van Oeneg wel eens Sa9zou kunnen zijn. Inscripties van stenen vazen uit de oostelijke gallerijen beneden het Djoser complex vernoemen een 'Hwt-k3 Hrw S3' (Hoet-ka Horoe Sa, de zieletempel van Horus Sa). Volgens Helck zouden deze inscripties uit het tijdperk na Ni-Netjer stammen10. Francesco Raffaele11denkt niet en wel om epigrafische redenen dat deze Horus Za  zou thuishoren in de reeks van efemere koningen die volgt op Qa'a ( met o.a. Sneferka, Ba/Vogel) omdat de epigrafie van hun inscripties schijnt uit te sluiten dat ze na Ni-Netjer zouden hebben geregeerd. Anderzijds lijken de inscripties van Horus Sa, waarin zijn Ka-huis vernoemd wordt, goed op de inscripties die het Hoet-Ka van Hetepsechemoei vernoemen. Volgens Raffaele moet 'Sa' een andere efemere koning zijn die korte tijd te Memfis zou hebben geregeerd na het overlijden van Ni-Netjer of Sened. Inderdaad de 39 van hem bekende inscripties zijn meestal gekoppeld aan de naam van de ambtenaar Chnoemenii ( uit het tweede deel van Ni-Netjers regering) wat eerder zou suggeren dat deze Horus naam aan Oeneg, aan Sened of aan een totaal andere koning zou behoren.12


      Een andere inscriptie die het 'Hwt Ka Hrw Za' vermeldt werd in de jaren 1980 gevonden bij het graf van Maya13 Dit zou er kunnen op wijzen dat het recent ontdekte koninklijke graf dat werd hergebruikt door Merire-Merineith uit de late Achtiende Dynastie dat van Horus Sa zou kunnen zijn.


      Peter Kaplony 14 dacht de Horus naam van Oeneg te moeten zien in de Oengsechemoei op de recto zijde van het Caпro fragment 1 van de Annalen op lijn 4,9, boven de ruimte van het derde jaar. Dit zou het probleem oplossen en SA zou dan elders moeten geplaatst worden. Terzelfdertijd zou dit betekenen, daar de naam zich boven de ruimte die het derde jaar aanduidt bevindt, dat de regering van Oeneg niet langer dan 10 tot 12 jaar zou hebben geduurd maar dat ze evenmin zeer kort van duur kan geweest zijn want in het geval van een regering van 5 jaar of zminder zou de naam entitel reeds boven het eerste jaar moeten aanvatten om genoeg plaats te bieden aan de volledige titulatuur.15


      Voor de vollediheid vermelden we nog een andere hypothese van Kaplony omtrent de identiteit van Horus Sa 16. Namelijk dat Sa, de Horus naam zou zijn van de koning met de nesoet-biti Oer-Za-Chnoem 17, Djoser's vader en voorganger na een interregnum van 2 jaar en d 23 dagen. Sa zou dan een koning vande Derde Dynastie zijn.


      Als laatste opmerking nog dit: het is absoluut uitgesloten dat de Horus namen van Horus Vogel(die onmiddellijk na Qa'a moet komen) en nog minder Horus Ba of Swelim ( die bij de Derde Dynastie hoort) zouden worden in verband gebracht met Oeneg, Sened, Noebnefer of Neferkaseker.


    OBJECTEN VAN DEZE KONING

    Gegraveerde inscripties op vazen uit Noord Sakkara





    1. Vazen uit mastaba S3014:

      Het niet gepubliceerde graf S3014 te Sakkara18 ligt ergens in het centrale mastaba veld waar latere graven uit de Tweede en Derde Dynastie zoals S3012, 3009 19 in overvloed aanwezig zijn. Het ligt ongeveer 75 m ten zuidwesten van het graf van Hesire (S2405)20.De naam van de eigenaar is onbekend.


      Deze inscriptie werd niet gepubliceerd21 maar is zo gelijkvormig met een inscriptie van Ni-Netjer22dat men zich de vraag kan stellen of we hier niet opnieuw te doen hebben met een koning die een vaas van een voorganger liet herbewerken23


      Een andere stenen vaas uit deze tombe vermeldt de twee beschermgodinneen van Neder- en Opper-Egypte24, Oeadjet en Nechbet, zodat men zich kan afvragen of Oeneg toch niet over deze twee streken regeerde misschien alleen in het begin van zijn regering.


      F.Rafaele vermeldt zonder meer te specifiлren nog een derde inscriptie uit dit graf.


      Daarnaast dient men nog aan te stippen dat de tekening van een van de vazen in 1961 gepubliceerd door Lacau-Lauer,25 niet overeenkomt met deze die rond dezelfde tijd gepubliceerd werd door P. Kaplony 26 die een schets gebruikte die hem werd overhandigd door W.S. Smith27. Of is dit een andere inscriptie op dan een vierde vaas uit graf S3014?


      In de tekening van Kaplony (1) bevindt zich de t juist onder het nesoe teken, bij Lauer bevindt het zich meer naar links. (2) de bloesem van het oeng teken is eerder driehoekig dan ovaal gepunt. (3) de twee nebti tekens rechts zijn iets hoger gepositioneerd en niet kleiner van fromaat dan deze van de koningsnaam links (4) de nebti mandjes in de rechterkolom zijn verbonden met met de jz en de hoet tekens waarop ze geschreven zijn, waar ze dat bij Lacau-Lauer niet het geval is en waar het hoet teken ook twee Chekeroe's bezit; (5) de orientatie en orthografie van jz en hoet zijn volledig verschillend in de twee tekeningen (6) Oeadjet's mandje in de koningsnaam is getekend met twee lijnen erin waar bij Lacau-Lauer geen lijnen te zien zijn. Het kan bijna niet anders dan om een vierde vaas gaan ofwel moeten we veronderstellen dat W.S. Smith de schets zeer snel of uit het hoofd heeft gemaakt.


    2. Vazen uit het Djoser complex:

      De naam van Oeneg (nebti-nesoet-biti naam) komt voor op twaalf ( 7 volgens F. Raffaele)28 stenen vazen uit dit complex.29 Men dient er de nadruk op te leggen dat deze 7 inscripties "auf Rasur"30 gemaakt werden evenals deze van Qa'a, Hetepsechemoei, Nebra en Ni-Netjer en dat deze best nogmaals van nabij dienen te worden onderzocht en dat er nieuwere fotografische opnamen nodig zijn dan de foto's en tekeningen aanwezig in oudere publicaties31


    3. Vaas van onbekende oorsprong32

    Inscripties in inkt

    Andere stenen vazen met ditmaal inscripties in inkt en die gedateerd werden tijdens de regering van Ni-Netjer vermelden een Oer Maaoe Oe-adjnes of Oe-adsjen (wr mAAw waDns) die volgens Helck de volgende opvolger van Ni-Netjer zou kunnen zijn.


    HET GRAF VAN OENEG

    Het graf van deze koning werd nog niet gevonden. Het zou kunnen dat het zoals de graven van de eerdere koningen uit de Tweede Dynastie een reeks ondergrondse gallerijen bevat en kan zich dan mogelijks in het noordwesten onder het Noordelijke Plein van het Djoser complex bevinden. Een andere mogelijk is dat er ten zuiden van de gallerij-graven van Hetepsechemoei en Ni-Netjer nog koninklijke graven uit de Tweede Dynastie zouden bevinden, wat meteen zou verklaren waarom de afsluiting van Sechemchet trappenpyramide zich iets meer naar het westen bevindt. Beide areas zijn echter momenteel nog niet obderzocht en helaas werd de area ten oosten van Sechemchets trappenpyramide gedeeltelijk ontmanteld voor de aanleg van de pyramide en de verhoogde weg van Oenas


    Daarnaast werd nog en ander gebied voorgesteld n.m.l.het noorwestelijk deel van de begraafplaast uit het Nieuwe Rijk ten zuiden van het Djoser complex ergens rond de tombe van Horemheb.


    We herhalen nogmaals dat het graf van Merineith-Merire, hogepriester van Aton te Memfis en Achetaton tijdens de regering van Achnaton volgens de onderzoekers10 een hergebruikt graf is waarschijnlijk uit de periode van Oeneg en Sened en mogelijks zelfs het graf van ййn van beiden waarbij de voorkeur zou uitgaan naar Sened.





    Voor voetnoten en kleine tekst gebruik het vergrootglas aan 150 en 200 % boven in de linkerkolom





    Voetnoten:
    1. Barta, " Die Chronologie des 1. bis 5. Dynastie nach angaben des rekonstruierten Annalenstens' in Z.Д.S. 108, 1981 p. 11 ff en p. 19.
    2. Grdseloff "Notes d'йpigraphie archaпque" 1944 ASAE 44 p.288-291.
    3. Kaplony, "Inschriften der дgyptischen Frьhzeit" 1963, vol I p.638; Helck** 1987 p.103;-- Lacau an Lauer, "La Pyramide а Degrйs IV. Inscriptions Gravйes sur le Vases", 1959 Caпro, IFAO PDIV.1 n.101-107, PD IV.2 p. 50-53, PD V pl.11.
    4. T.Wilkinson, "Early Dynastic Egypt", 1999 p. 87. geeft de naam van Oenag zoals hij afgebeeld is op een inscriptie naar tekening in Lacau en Lauer, 1959 (cfr infra) plaat V.4.
    5. § 607d, 952 'want ik ben Oeneg, zoon van Ra, die de hemel ondersteunt, die de aarde geleidt en over de goden oordeelt' Faulkner A.E.P.T. p.164) in connectie met de God Ra (cfr. ook P. Kaplony in K.B.I.A.F. p.204 n.340).
    6. Wildung, "Die Rolle дgyptischer Kцnige im Bewusstsein ihrer Nachwelt" 1969, Berlin: Bruno Hessling.MДS 17;- W.Helck "Die Datierung der Gefдssaufschriften der Djoserpyramide" 1979 in ZДS 106, p. 131.
    7. in Orientalia 35 p.22.
    8. W. Helck "Thinitenzeit", p. 103;
    9. Hrw Z3 (Heroe Sa); Lacau Lauer op.cit PD V pl.6-7
    10. Horus Za/Sa heeft zeker niets te maken met Sa-nacht van de Derde Dynastie. Helck Z.A.S.106 p.129 ff.
    11. F.Raffaele, website, onder Wneg
    12. T. Von der Way, Zur Datierung des "Labyrinth-Gebaudes" auf dem Tell el-Fara'in (Boeto), in: GM 157, 1997, 107-111.
    13. J. van Wetering, The Royal Cemetery of the Early Dynastic Period at Saqqara and the Second Dynasty Royal Tombs, in: 'Proceedings of the Krakow Conference 2002); F.Raffaele, website onder Wneg.
    14. in 'Steingefasse...' 1968 p. 67 n.135; Excursus I and II.
    15. Wel is het zo dat we niet weten hoe op de Annalen de koningstitel en de naam van de moeder van de koning zouden aangebracht zijn als de koning slechts 1 of 2 jaar regeerde, een periode die de kort is om de volledige titulatuur in de beschikbare ruimte aan te brengen. Dit alles is moeilijk verifiлerbaar daar het Caпro 1 fragment in het museum met de recto zijde naar boven ligt en een goede foto niet beschikbaar is.F.Raffaele wensite onder Wneg
    16. Kaplony I.A.F. p. 380, 468, 611.
    17. Kaplony, R.A.R. I, 1977 p. 146-155.
    18. F.Rafaelle. website Wneg, note: De ligging van graf S3014 kan mogelijks onmiddellijk ten oosten van S3019, in de groep graven ten westen van het graf van Hesire, gelocaliseerd worden. Dit wordt ondermeer gesteund door Helck Z.A.S. 106 p. 12 ofwel en misschien nog waarschijnklijker tussen S3010 en S3020 (zoals door Reisner wordt aangenomen (in Tomb Development, 1936, p. 385 and 386 "group c", grotendeels uit de derde Dynastie).Hoe dan ook S3014, ogenschijnlijk niet meer dan een put, is te zien op fig. 97 van Encyclopedia of the Archaeology ...1999 p. 701, door K.Bard, op zo een 100 m. ten westen van S2302, dat toebehoort aan Ruaben een ambetenaar van Ni-Netjer (artikel geschreven door A. Tavares). We weten echter dat op zijn minst in ййn geval een identiek nummer S3518 aan twee verschillende graven werd toegekend en dat anderzijds het nummer 3512 nooit aan een graf werd toegewezen. Ik (Raffaele) denk dus dat S3014 op Anna Tavares' plan ofwel een vergissing ofwel een duplicatie van nummer is. S3014 wordt nergens op een plan van N. Sakkara tenzij op dit van Tavares gespot. (Zie ook A.J. Spencer, Orientalia 43, 1974 figure inset, G.T. Martin, JEA 60, 1974 (my 3014 / pencil E of 3019) en andere kaarten van Noord-Sakkara.
    19. met inscripties van Chnoemhotep, Lacau en Lauer op.cit. PD V, 5 fig. 10-11
    20. Zie hiervoor pl. 18 in Emery J.E.A. 56, 1970; alsook W.Helck in Lex. Ag.V,1985 p.399 ; Quibell 'Archaic mastabas' 1932 pl. I,II; Mariette 1889.
    21. Sakkara, 1930-31 onderzoek door C.B. Firth; 3 inscripties);--Lacau en Lauer, op.cit. IV. p 16 n.2.
    22. Lacau en Lauer, op.cit. n68.
    23. W.Helck,1979 op.cit. p. 124.
    24. 6. P.Kaplony "Bemerkungen zu einigen Steingefдsse mit archaischen Kцnigsnamen", 1965 MDAIK 20: p.7 fig 6 & 8, p.16 n 6; --W.Helck op.cit. p. 131.
    25. J. Kahl (1994) geeft 14 "Quellen" of bronnen voor Oeneg voor een totaal van 11 objecten (drie hiervan Quellen 2856-58, zijn stenen vazen met de gegraveerde nesoet-biti/nebti namen van graf S3014 in Lacau-Lauer, PD IV.2, 53; drie andere, 2859-61, zijn inkt inscripties van nummers/maten op dezelfde drie vazen. Lacau en Lauer, PD IV.2, 50 noemen zeven vazen uit de Trappenpyramide (allen op platen gereproduceerd) maar enkel lijnen verder lezen we dat het twaalf vazen zijn en het is naar dit laatste aantal, dat verkeerd moet zijn, waarnaar T. Wilkinson in "Early Dynastic Egypt", 1999, p. 88 refereert. 26. Lacau-Lauer, op. cit., fig. 5b.
    27. P. Kaplony, ZAS 88, 1962, nr. 6.
    28. 6a3. P.Kaplony, op. cit., 16.
    29. Lacau en Lauer, op. cit. p.19, n.105, p.20 n. 101-107.
    30. Lacau en Lauer op.cit. PD IV.1 platen 19-20 en Helck, in: ZAS 106.
    31. Lacau-Lauer,op. cit. PD IV 2, 31, n. 3.
    32. Kaplony, BK 1973, nr. 27.

    31-01-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    28-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Werkwoorden

    De werkwoorden

    Men onderscheidt verschillende klassen van werkwoorden in het Egyptisch. Maar laten we eerst het volgende zeggen: verschillende grammaticale begrippen in het Egyptisch komen niet overeen met de inhoud zoals wij die er aangeven. Een voorbeeld:

    Wanneer wij spreken over de infinitief (de onbepaalde wijs) in het Egyptisch van b.v. "horen" heeft dit niet dezelfde betekenis als bij ons. De infinitief van een Egyptisch werkwoord kan bijna worden gelijkgesteld met een zelfstandig naamwoord (substantief) n.m.l. "het horen" of "een horen". In dit opzicht wordt de infinitief vaak gebruikt als toelichting bij een afbeelding a.h.w. de benoeming of ondertiteling van de momentopname van de afbeelding. Zie onderstaande afbeelding. Het binden ( snoeren) van een boot = spt smH (de boot is een determinatief) het teken ervoor lezen we als mH en de rest zijn éénlettertekens). In dezelfde betekenis kan het ook staan als inleiding van een hoofdstuk of als spreuk. Er zijn nog vele andere mogelijkheden maar we zullen ons in het begin op deze toeleggen.

    HOE VORMT MEN DE INFINITIEF

    Wel dat zal afhangen van de klasse van het werkwoord. We zullen niet ingaan op alle klassen van werkwoorden maar in hoofdzaak vier klassen onderscheiden.

    • 1.De sterke werkwoorden met een stam bestaande uit twee of drie medeklinkers zoals dD (djed) spreken, sDm (sedjem) horen.Deze stam verandert over het algemeen niet in de infinitief en blijft dus sDm het horen

    • 2.De dubbelende werkwoorden met een stam die eindigt op een dubbele medeklinker zoals mAA (maä) zien. Houden in de infinitief hun dubbele eindmedeklinker ( in andere vormen echter zullen ze hem verliezen). Dus mAA het zien

    • 3.De zwakke werkwoorden die eindigen op een zwakke medeklinker i of w. Het moeilijke nu juist is dat deze i vaak niet geschreven wordt dit wordt aangegeven door in de transliteratie de i tussen haakjes te zetten. Enkel voorbelden zijn mr(i) (meri) liefhebben, Hsi (hesi) prijzen, in(i) (ini) gaan, iw(i) (i-oeï) vertrekken en iii (iïï) aankomen. Deze werkwoorden krijgen een t bij de stam. Mr(i).t ook mr.t geschreven in transliteratie. Hs.t, in.t, iw.t, ii.t.

      Deze t is hier een specifieke uitgang van de infinitief van deze werkwoorden en dus geen vrouwelijke uitgang t want iedere infinitief als zelfstandignaamwoord gebruikt is mannelijk.

    • 4.Het extra zwakke werkwoord (r)di (redi) geven. Het werkwoord is zwak en zou dus (r)d(i) moeten geschreven worden dit is niet echt exact want het teken met de arm en het brood of het brood staat voor "di" De r tussen haakjes aan het begin van het woord betekent dat de r soms ook niet geschreven wordt ( zie infra). Ook hier neemt de infinitief een t dus rdi.t of di.t

    28-01-2007 om 23:12 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    21-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

     

    In Noord-Sakkara bevinden zich vijf graven van edelen met inhoud daterend uit de tijd van Ni-Netjer

    Een relatieve datering werd opgesteld door Helck1.De opzichter van de beeldhouwers (medjh gnoetioe) Roeaben behoort tot het eerste gedeelte van de regering van Ni-netjer, opgevolgd door Nihptiptah en in het laatste gedeelte van de regering door Khnoemneferhotep (Nfr-htp-Khnemoe) en Khnoemenii (Ii-en-Khnemoe).1

    1. S 2171 (Sect. E1)І

      Hierin een zegelafdruk met Ni-Nether Horus naam, Grgt Nechbet (de naam van een stad), wijngaarden, een staande anthropomorf (=op een mens gelijkende) beeld van een godin met een anch teken en een wadj scepter, daarnaast ook 'Hoet-[Hor]-wa-Pe' wat de naam is van een koninklijk domein en de per dsjr (heilige huis) van dit domeinі.

      Dit graf bevindt zich onmiddellijk aan de westerzijde van het iets kleinere S2185, bij de oostelijke helling. Evenals dit laatste werd het gebouwd onder de regering van Djer's in de Eerste Dynastie. Maar ten tijde van Ni-Netjer werd S 2171 herbouwd voor een onbekende beamte van Ninetjer.

      DE bovenbouw bestaat uit een uit moddersteen (tichelsteen)opgebouwde mastabamet twee nissen in de oostelijke gevel, waarvan de zuidelijke meer complex is en een speciaal grondplan volgt.4 The superstructure of this tomb is a mudbrick mastaba with two niches on the east facade, the southern more complex and with a particular plan ; the tomb lacks the outer thick mudbrick wall that usually surrounds the other contemporary mastabas.

      Het ondergronds gedeelte is gedeeltelijk uitgegraven in de zandsteen die op deze plaats van het plateau de kalksteen bedekt. De trap verloopt rechtlijnig zoals bij sommige graven uit de Eerste en Derde Dynastie, van noord naar zuid om na een tiental meter het valhekken te bereiken. Een paar meter voor dit hekken bevinden zich vier kleine stapelruimten (twee aan de west- en twee aan de oostzijde). In de hoofdgang vinden we op enige afstand van elkaar nog een dergelijk twee koppel van opslagkamers. Na een korte afstand verbreeedt de gang omdan op het einde een kamer te vormen met twee stapelplaatsen aan de oostzijde een ruw gegraven aanhangsel in het zuiden en de begraafkamer in het westen.

      1.Helck Z.A.S. 106, 1979 p.120-132.; Kaplony I.A.F. I. 2.Quibell 'Archaic Mastabas' 1923 p.30 pl.XVII,3 ; P.M. Top. Bibl. 'Memphis' 1974 p.436; Kaplony I.A.F. III,748) 3.Kaplony I.A.F. I p.151-3) 4.Vandier 'Manuel d' Archaeologie Egyptienne' I p. 695-6, fig. 457 n.132 en 663 voor het ondergrondse)
    2. S 2302 sectoren G2-F21

      Het graf hoort toe aan Roe-aben (of Ni-roe-ab)2 . Het is een van de grootste private mastabagraven van de archaпsche begraafplaats van Noord-Sakkara. We vinden er acht inscripties met de namen Ni-netjer en Roe-aben, daarnaast ook de titel Hrp-nebi en het koninklijke domein 'Hoet sentjer netjeroe'; en een vaas uit gemarbreerde kalksteenІ draagt de titel Roeaben '[Medjeh]? -Qestioe of Gnoetioe)--Opzichter van de beeldhouwers4

      Dit zeer groot graf S2302 ligt ongeveer 100 m ten westen van de rotswand en 80 m zuidoostwaarts van Hesira's graf S2405; onmiddellijk ten oosten ervan vindt men ander mastaba's uit de Tweede en Derde Dynastie en een tachtigtal meters naar het zuidoosten toe ligt S2171.

      Beschrijving van het graf:5
      De bovenstructuur (58 x 32,64 m) gebouwd van moddersteen en gevuld met een zeer compacte zwarte klei. Een buitenmuur over de ganse omtrek van de mastaba laat alleen een nauwe gang tussen de binnemuur en de mastaba over. Zowel binnen en buitengevel van deze muur zijn vlak op twee nissen aan de oostzijde na. De ene bij de noordelijke hoek en een andere, meer complex van vorm, bij de zuidelijke hoek. Deze nissen (kapellen) zijn ook in de binnenste gevel aanwezig 6(zie de figuur hieronder).

      Het ondergrondse deel is van het Reisner Type IV A 7 (1): de trap die naar beneden leidt begint een zestal meter binnen de muur en is zoals de rest van de onderbouw volledig in de kalksteenrots uitgehouwen. Na ongeveer 10 meter bereikt de trap de noordelijke en westelijke kamers en naar het zuiden toe na opnieuw een korte trap een grote steen die de weg blokeert zoals een valhek,en toegang geeft tot een gang die verder zuidwaarts verloopt. Na twee stapelkamers (ййn aan elke zijde) bereikt deze gang een andere valsteen waarachter zich opnieuw voorradkamers bevinden aan twee aan elke zijde van de gang. Dan de laatste valsteen en enkele meter zuidwaarts ervan gaat de gang verbreden en drie opslagplaatsen monden daar aan de rechterkant ( d.i. de westelijke zijde) van de gang uit. Aan de oostzijde treft men eveneens drie kamers aan waarvan de meest zuidelijke in verbinding staat met de centrale kamer bij middel van een andere kamer. Tevens is deze zuidelijke kamer met de hoofdgang verbonden langs een smalle doorgang bij de ingang die communiceert met een complex van bad-en voorraadkamer en een latrine Deze laatste is immers ook toegankelijk via de hoofdgang. Op zich verbreedt de hoofdgang daar tot een echte centrale kamer waarin de drie meest zuidelijke kamers via een gemeenschappelijke gang uitmonden. Aan de westelijke zijde vinden we dan de begraafkamer met een ovale put, iets groter dan een meter, waarin de sarcofaag werd gezet. De kamers zijn 1,4 tot 1.8 m hoog.en vertonen sporen van deurstijlen en kalkbepleistering. Het complex latrine, wasplaats ( met een hol voor een waterkom in de grond, geplaatst in een soort niche gevormd door twee zuilen) vindt men nog al vrij veel terug in het zuidelijk of zuidoostelijk deel van de ondergrondse structuur van graven uit deze periode. Het is waaarschijnlijk eenafbeelding op kleiner schaal van de ruimtes voor dit doel bestemd het koninklijk paleis.7. Men vindt ze ook terug in het graf van Ni-Netjer en Hetepsechemoei.

      Plan van graf 2302 Het Oudste Egypte Emery p.80 aangepast
      1. Quibell loc.cit.; Kaplony I.A.F. I p. 151-3 ; II p.834-38; P.M. loc.cit.; Emery 'Het Oudste Egypte' 1963 p. 79-80-   2. Helck Z.A.S. 106, 1979  3. Kaplony I.A.F.S. p.(34 fig.1076) 4. Kahl S.A.H.1994 p.732-gnwty- and p.353-bronnen. 5. Vandier Manuel I p. 661; Emery loc.cit.; Quibell loc.cit.; alsook Helck L.A. V, 1984 p.387 en volgende. 6. Vandier 'Manuel' I p.695-6 en 7.idem p. 661-2 7. A.M. Roth JARCE 30, 1993, 40); 8.


    3. Graf S 2498 ,in sector H21

      Men kent vier inscripties uit deze mastaba het zijn alle zegelafdrukken. Eén ervan omvat alleen maar de naam van Ni-Netjer. De drie andere bestaan uit langere inscripties waarbij mogelijks ook de naam Nikara2 voorkomt. Het graf  bevindt zich een 150 m meer naar het noorden dan dit van Ruaben. Het is het kleinste van de vier hier besproken graven. Door een trap, die zoals gewoonlijk in de oost-west richting verloopt betreedt men het ondergrondse gedeelte. Na een valhekkensysteem komt men zo in de hoofdgang, die in feite een grote kamer is in noord-zuid richting en verder drie opslagplaatsen waarvan een aan de oosterzijde en twee aan de westelijke zijde, na een korte overgang, naar het zuiden toe, komt men in volledig naar het westen gerichte kamer die op haar uiteinde toegang verleent tot de begraafplaats

      1.Quibell op.cit. 44-5; P.M. op.cit. 440; Kahl op.cit. p.353; Kaplony I.A.F. I p.153; I.A.F. II p. 838/ 2.Kaplony I.A.F. II ,838 / 3.Vandier op. cit. p. 663.
      Uit te vergroten met vergrootglas op de zijstrook links
    4. Graf S 3009, in sector H31

      Dit graf dateert volgen sommigen2uit de Tweede Dynastie maar het is niet onmogelijk dat dit graf in werkelijkheid uit de Derde Dynastie zou stammen. Dit is trouwens de opinie van Helck3 en Reisner4. Het graf bevindt zich in de centrale begraafplaats (op ongeveer 60 m ten westen van de tombe van Hesira) in het centrum van een groep mastaba's uit de Tweede en Derde Dynastie. Men kent drie inscripties uit deze tombe. Op een stenen vaas komt de naam Ptahenhpti (Ni-hpti-Ptah) 5 voor naast de naam van Chnoemenii (Ii-n-Chnoem). Van dit laatste individu werden ook in graf S24296, daterend uit de Tweede Dynastie,inscripties gevonden op albasten vazen. Blijkbaar was het een man van standing en belang tijdens deze periode want zijn naam wordt nog teruggevonden op een toch belangrijk aantal vaten in het Djoser complex met betrekking tot het Heb-sed festival. Ook in graf S3009 vindt men inkt inscripties met zijn naam evenals op zegelafdrukken in Labyrinth van Boeto 7. Waarschijnlijk was hij het die een groot aantal vazen, afkomstig uit private graven van tijdens de Eerste Dynastie,  met naaminscripties van koningen uit deze dynastie verzamelde. Deze zouden dan later worden teruggevonden in de gallerijen VI-VII van het Djoser complex en in het graf van Sechemchet8.

      I. Regulski vindt in dit graf archeologische argumenten voor haar datering van de inkt inscripties van de stenen vazen afkomstig uit het Djoser complex . Haar datering van dit graf in een periode van de late Tweede Dynastie tot de vroege Derde Dynastie maakt van de hogergenoemde hoveling Chnoemenii een tijdgenoot van Chasechemoei. Hij zou dan waarschijnlijk gestorven tijdens de regering van Netjerichet Djoser of van Sechemchet.

      • 1.Kahl. op.cit. 353-4; Pyr.Deg. IV vol.1 pl. VI,8 ; id. V p.5 fig. 10,11/
      • 2.Pyr.Deg.V. p. 5/
      • 3. L.A. V,1984 p.399. Helck stelt trouwens in Z.A.S. 106 p. 12 dat graf S3009 zich in de omgeving van S3014(een graf uit de regering van Oeng) bevindt maar dit is waarschijnlijk onjuist daar dit laatste graf zich in werkelijkheid toch een hondertal meter ten westen van de zuidwesthoek van graf S2302 bevindt. /
      • 4.Tomb Dev. p.386 /
      • 5. Helck op.cit. 127/
      • 6. Gelegen op enkele meter ten zuidwesten van S2498 /
      • 7.GM 157, 107ff./
      • 8.Horus Sekhemkhet, 21, pl. 65
    5. Private graven te Gizeh en te Helwan

      In de zuidelijke begraafplaats te Gizeh werden door Petrie vijf verschillenden inscripties op 11 kruikzegels gevonden 1 Te Helwan was het Z. Saad die in graf 505 H4 er nog een paar andere vond. Bij geen van beide reeksen werd echter de naam van een hofbeambte vermeld maar op deze van Gizeh verschijnt wel de naam van het domein 'Hoet senter netjeroe' (tempel van de wierook der goden) en de Per-Desjer (Rode Huis) en Grgt Nekhbet. Bij de inscripties van Helwan vinden we een een domein in de oostelijke Deltaterug waarvan de naam niet bewaard is gebleven 2. (On the inscriptions from Saqqara, Giza and Helwan see

      • 1.Kaplony, IAF I, 151-3; id., IAF III, pl.124-5; Petrie, Gizeh and Rifeh, 1907, 7, pl. V
      • 2.Kaplony, IAF II, 838
      • Over de inscripties te Sakkara, Helwan en Gizeh raadplege men verder Kaplony, IAF I, 150-3; id., IAF II, 834-8; en voor het graf te Gizeh ook G.T. Martin, in: OrMonsp IX -Fs Lauer, 1997, 279-88 waar ook de kaart van Zuid-Gizeh door L. Covington's 1902-3 in gepubliceerd is.

      Samenvatting

      De regering van Ni-Netjer schijnt er een geweest te zijn van orde en stabiliteit. Daarvan getuigen de vele vondsten en inscripties ( ten minste indien ze binnen zijn regering dienen gedateerd te worden), zijn groot graf en de grote mastaba's van hofdignitarissen te Sakkara. Deze periode staat dan ook in sterk contrast met de hierop volgende periode die er een is van instabiliteit en wanorde.

    21-01-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    12-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verder vervolg Ni-Netjer

     

    vervolg NI-NETJER

    Zegelafdrukken en het graf van Ni-netjer

    Zegelafdrukken werden gevonden in zes private graven en graf V te Oem el Qaab en het koningsgraf B te Sakkara. De private graven zijn de nummers 2171, 2302, 2498, 3009 te Sakkara, een graf te Gizeh en graf 505 H 4 te Helwan. De zegels van Ni-netjers graf te Sakkara werden niet gepubliceerd in het artikel van Hassan over het graf (A.S.A.E. 38, 1938, 521) maar enkele ervan kan men vinden in Munro (S.A.K. 10, 1983 p. 279). Bij het zegel uit tombe V te Oem el Qaab ( Chasechemoei) kan men alleen het teken Netjer lezen in de Horus naam met ernaast nog "Baoe Pe" en theoretisch zou het dus ook nog om Netjerihet ( Djoser) kunnen handelen.

    1. Het graf van Ni-Netjer in Sakkara (B)

      Het omvangrijk complex gallerijen, die de ondergrondse structuur van Ni-Netjer's graf vormen, werd ongeveer 40 jaar na het graf van Hetepsechemoei (A) ontdekt. S.B. Hassan die de afbeeldingen van de verhoogde weg van Oenas bestudeerde noteerde immers in enkele lijntjes aan het eind van zijn artikel (ASAE 38, 1938, 521) dat een ander graf een beetje gelijkend op graf A, ontdekt door A. Barsanti in 1900, zich op een kleine afstand naar het oosten toe onder deze weg bevond. De ingangstrap begint onder de mastaba afkomstig van vizier Nebkaoehor uit de Zesde Dynastie (circa 150 meter verwijderd van de de ingang van het graf van Hetepsechemoei). De gang loopt eerst rechtdoor met een paar valhekkens en buigt dan naar het westen om uit te monden in de eerste groep van magazijnen en nabijgelegen gallerijen van het zogenaamde voorvertrek. Drie hoofdgallerijen vormen de hoofdas van dit ondergrondse van waaruit lange gangen zich afsplitsen om een groot labyrint te vormen vooralleer uiteindelijk in het uiterste zuid-westen uit te monden in de begraafkamer, waarvan het plafond bezweken was gedeeltelijk door putten die er later in de Saïtische en Perzische periode boven waren uitgegraven en gedeeltelijk door de slechte kwaliteit van de rots in dit deel van de site (Dodson in KMT 7:2, 1996 p. 19 en volgende). Voor dezelfde reden bestaat het grondpplan niet uit mooie rechte gangen en vierkante kamers, zoals trouwens te zien op het plan dat alleen het noord-westelijk deel voorstelt en gepubliceerd werd in GM 63.

      Het onderzoek van deze gallerijen werd pas in 1980 hervat door Schotse en Duitse onderzoekers. Men nam aan dat de area die zij onderzochten ongeveer overeenkwam met deze van tombe A maar recente onderzoekingen zouden er op wijzen dat nog een verdere 5000 m² van Ni-Netjer's graf veruit het grootste zouden maken maar dit moet echter nog definitief uitgemaakt worden.

      In recente jaren heeft echter ook G. Dreyer zijn activiteiten verlegd van de Oemm el-Qaab, naar de koninklijke necropolis van Sakkara maar buiten enkele aanwijzingen in een lezing "Aufgaben und Forschungsschwerpunkte der Abteilung Kairo" voor de 175e verjaardag van het DAI op 11.11.2004 is tot hier toe nog niets hierover gepubliceerd1

      De bovenbouw werd in het begin van de negentiger jaren van vorige eeuw onderzocht. Het is bijna niet mogelijk dat zo een grote oppervlakte overdekt was met een mastaba uit moddersteen omdat hiervoor een zeer grote hoeveelheid matriaal zou nodig geweest zijn. Dr. Munro's team bracht argumenten aan om aan te nemen dat de area op zijn minst in twee delen op te splitsen was. De ene startend bij de eerste 20 meter m. in het noorden was bedekt met compacte klei (mogelijks vormde dit een open hof aan de noordelijke ingang). Na een opstap van een meter hoog, bedekt met metselwerk uit lokale kalksteen,  begon een tweede langere area, een groter terras waarop mogelijks een mastaba of een andere structuuer heeft gestaan. Dit zuidelijke deel was mogelijks door een verborgen en dus sacraal gedeelte verbonden met de overeenkomstige ondergondse sector, waar de begraafkamer en de model appartementen gelegen waren.

      Er werd geen spoor van een omheiningsmuur gevonden maar wel een 'droge gracht" (dry moat zoals Dr. N.Swelim hem noemde) uitgehakt in de rots van west naar oost verlopend, juist tussen de verhoogde weg van Oenas en de zuidelijke muur van Djoser's complex. Deze gracht kan waarschijnlijk in verband gebracht worden met de graven uit de Tweede Dynastie en zou dan aangelegd zijn door Ni-Netjer die aldus een ruimte schiep waarin de bovenbouw van het graf van Hetepsechemoei (zijn vader of grootvader? en inspirator van deze grafvorm) begrepen was om zo een impressionant monumentaal geheel te vormen.

      Indien dit juist is dan zou deze noordelijke area van het complex overeenkomen met het meer profane gedeelte van het ondergrondse (de opslagplaatsen). Het open hof zou dan kunnen bestemd geweest zijn voor ceremoniële doeleinden zoals de grote omheiningen te Abydos (Talbezirke') en deze van Sakkara met in het bijzonder deze van het Djosercomplex. Zo werden in het koninklijke graf de complemantaire functies verenigd, die vroeger beoefend werden in afzonderlijk monument. De opslitsing ervan kwam echter terug onder Peribsen en Chasechemoei te Abydos. Op eenzelfde manier werden ook de private graven nu ruimtes niet alleen bestemd voor de doden maar ook voor de levenden. De ideale weg die wordt afgelegd in een mastaba als deze van Hesira (S2405), waar de bezoeker naar de offerplaats geleid wordt langs een serie van begeleidende afbeeldingen op de muur kan vergeleken worden met de eigentijdse (maar dan complexer en groter), in - en beneden in-  het koninklijke monument van Djoser te Sakkara.

      Veranderingen in de religieuze praktijken maar ook meer practische factoren ( een graf dat frequent bezocht werd was veiliger voor rovers dan een eenzaam en alleenstaand graf) leidden tot het concept hoe een graf gebouwd diende te worden en wat er zich in moest bevinden.

      Opgemerkt moet nog worden dat de bovenbouw van graf B zou kunnen wijzen op een onverwachte vroege evolutie het koninklijk begrafenismonument; namelijk de vereniging van de rituele vertrekken en de begraafvertrekken (waarvan men dacht dat dit slechts onder Djoser had plaats gevonden), zou dus een precedent gevonden hebben in de koninklijke graven van de vroege Tweede Dynastie te Sakkara, gelegen op een boogscheut van het trappyramidecomplex van diezelfde Djoser.. Aan de andere kant kan niemand zeggen wat er zich allemaal onder dit laatste complex bevindt of bevonden heeft (structuren in verband met de graven van Hetepsechemoei, Ni-netjer en anderen ?)

      • 1.Zie ook J. Van Wetering: " The Royal Cemetery of the Early Dynastic Period at Saqqara and the Second Dynasty Royal Tombs", in: Hendrickx en al. eds., Egypt at its Origins, 2004, 1065f.].
      • 2.[cf. J. Van Wetering, op. cit., 2004; D. O'Connor, in: Pyramid Origins: a New Theory, in: E. Ehrenberg (ed.), Leaving No Stones Unturned. Essays ... in Honor of D.P. Hansen, 2002, 169-182; W. Kaiser, Zur unterirdischen Anlage der Djoserpyramide und ihrer entwicklungsgeschichtilichen Einordung, in: Grammer-Wallert, Helck (eds.), Gegengabe ...., 1992, 167-190; P. Munro, SAK 10; P. Munro et al., DE 26, 1993, 46-58].


      Vervolg :Over de afdrukken in private graven en datering

    12-01-2007 om 01:05 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    06-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg Ninetjer

    vervolg NI-NETJER

    Ninjeter's inscripties op fragmenten van stenen vazen

    1. Abydos

      Te Abydos werden twee inscripties gevonden : Eentje met de naam van het domein van Nebra 'Hoet-Ha-Sa' opnieuw beschreven door Ninetjer met "Iz i'a ra-neb Neswoet-biti Nebti Ninetjer" (Personeel van de dagelijkse reininging van Ninetjer.); op de ander staat de koning zijn nesoetbiti naam boven het teken van een boot. Beide komen uit de tombe van Peribsen (cfr. Petrie R.T. II pl. VIII, 12 and 13).

    2. Afkomst onbekend

      Zes stuks opgenoemd in het corpus van Kahl) : Kaplony 'Steingefasse' 39 (17) ; id. I.A.F. III, 862 ; id. M.D.A.I.K. 20 p. 26 n.50; id. I.A.F.Supp. 1074; id. K.B.I.A.F. 1137; Helck Z.A.S. 83 p. 94.

    3. Uit het pyramide complex van Sechemhet te Sakkara

      Een inscriptie aldaar (Goneim 1957 pl. 65 a) is mogelijks toe te schrijven aan een hofdignitaris van Ninetjer (de naam is echter niet bewaard) (Kahl corpus n.2822 en ook Goneim I , 21 tav. 25a ; Helck Z.A.S. 106 p. 125,130).

    4. Tell el Fara'in - Boeto

      Inscripties van een zekere Chnoemenii (Ij-n-Khnemoe) en Renoety werden gevonden te Boeto (P. Kaplony 'Archaische Siegel und Siegelabrollungen aus dem Delta...' in Van den Brink ed. The Nile Delta in Transition, 1992 p. 23-30; T. van der Way, 'Zur Datierung des "Labyrinth-Gebaudes" auf dem Tell el-Fara'in (Buto)' in G.M. 157, 1997 p.107-111).

    5. In Djosers (Horus Netjerihet) trappenpyramide te Sakkara.

      Deze site heeft sinds het eind van de twintigerjaren tot in de vijftiger jaren van vorige eeuw meer dan 20.000 fragmenten en honderden inscripties opgeleverd. (Gunn A.S.A.E.26 and 28 voor de twintiger jaren en Lacau-Lauer 'La Pyramide a Degrees' vol. IV, 1959- gebeitelde inscripties- en vol V, 1965-inscripties in inkt voor het vijfde decennium)

      Zij vormen een van de voornaamste bronnen om inzicht te krijgen in het functioneren van de administratie in het Vroege Tijdperk. Een uiterst nauwkeurige cataloog ervan (dynastieën 0 tot 3) vinden we in het corpus (=verzamel werk, cataloog) van Kahl 1994.De vazen van Ninetjer die in Sakkara gevonden werden zijn genummerd 2104 tot 2821. De ganse verzameling van Ninetjer bestrijkt de nummers 2097 tot 2848. Van de 717 gevonden in de trappenpyramide zijn er maar 20 die de naam van de koning dragen de andere 700 werden door Helck aan zijn regering toegeschreven (Z.A.S. 106, 1979 p.120-32 expec. p.130).

      Maar in ambitieus project, dat van start ging in 2002, om alle voorwerpen uit de koninklijke graven van de eerste dynastieën te Abydos, die bewaard worden in het Koninklijk Museum van Kunst en Geschiedenis te Brussel opnieuw te bestuderen werden door de ploeg van Hendrickx heel wat nieuwe bevindingen gedaan (Hendrickx, Van Winkel, Bull. MRAH, 64, 1993, 5-38; Hendrickx, Bielen, De Paepe, in: MDAIK 57, 2001, 73-108; S. Bielen, niet gepubliceerde MA thesis. S. Bielen, in: S. Hendrickx et al. (eds.), Egypt at its Origins, 2004, 621-635).

      In het bijzonder gaat de aandacht naar het werk van Ilona Regulski, die data verzamelt voor haar doctoraatsthesis over Palaeografie (dit is een hulpwetenschap van de geschiedschrijving die zich bezig houdt met het bestuderen en ontcijferen van oude handschriften en archiefstukken) van het Vroeg Egyptisch schrift van Nagada IID-IIID tot Netjerichet-Djoser. In een recent artikel (2006) "Inkt inscripties van de Tweede Dynastie uit Sakkara (in: S. Hendrickx et al. (eds.), Egypt at its Origins, 2004, 949-970) stelt zij dat de grote massa van de stenen vazen, ook die afkomstig van het Vroeg-Dynastisch kerkhof te Sakkara en het trappenpyramide complex aldaar, origineel van Abydos afkomstig zouden zijn. Verder stelt zij nieuwe regels voor om de uit Sakkara afkomstige met inkt beschreven vazen te dateren. Voornamelijk deze afkomstig uit het de oostelijke gallerijen VI-VII van het TPC van Netjerichet/Djoser zou ze eerder tijdens de regering van Chasechemoei situeren dan tijdens deze van Ninetjer zoals eerder werd aangenomen door de studie van Helck We komen hier later nog op terug.

      Het is onmogelijk om hier zelfs in algemene trekken een overzicht te geven over de verschillende aspecten van dit corpus. Het volstaat om te zeggen dat veel administratieve titels, topografische namen, domeinen, en namen van hofdignitarissen (Chnoemneferhotep, Chnoemenii), van enkel obscure koningen en verder namen van paleizen, goden en feesten genoemd worden. Deze kunnen min of meer geordend worden in een chronologisch raamwerk door paleografie en door het herhaald voorkomen van de namen van enkele stichtingen en domeinen. Het talrijk voorkomen van deze laatste tijdens de regering van Ninetjer getuigt van een uitzonderlijke graad van welvaart en een strikt georganiseerde staatsbureaucratie. Iets wat beter te vergelijken valt met de regeringen van Den en Qa'a dan met deze van zijn onmiddellijke voorgangers.

      Eigenaardig genoeg vinden we nergens een vermelding van het Heb-sed jubileumfeest dat hij toch minstens éénmaal moeten hebben gevierd. Maar sommige van de inkt-inscripties, die door Helck in het tweede deel van zijn regering werden gedateerd ( onder ambtenaar Chnoemenii) vermelden wel een Heb-sed feest alhoewel dit nergens direct verbonden is met de naam van de koning.(Pyr.Deg. V n. 273,4; cfr. Helck op.cit. p. 128).

      Verschillende van deze vazen, meestal daterend uit de Eerste Dynastie, zouden door Ninetjer aan sommige hoge ambtenaren zijn geschonken als koninklijke gift. Enkele van deze vazen dragen dan ook in inkt aan de binnenzijde van de vaas inscripties van deze ambtenaren terwijl er aan de buitenzijde inscripties uit de Eerste Dynastie zijn ingegraveerd.(PD IV 22, 30, 41, 97).

      De vrij ingewikkelde geschiedenis van deze vazen, ontdekt in het trappyramidecomplex van Djoser (Pyr.Deg. IV-voor de gegraveerde koningsnamen en Pyr. Deg. V - voor de inkt inscripties van private personen)werd gereconstrueerd door Helck 1979 in het van hem afkomstig en hogerop aangehaalde artikel (ZAS 106, 120ff.). Hij veronderstelt dat er op zijn minst drie groepen van vazen dienen te worden onderscheiden: de eerste en grootste groep uitgemaakt door deze die door Ninetjer in de tweede helft van zijn regering werden bijeen verzameld en daarna door Peribsen en later nog door Chasechemoei, naar alle waarschijnlijkheid uit magazijnen van Ninetjer's tombe of uit de bovenbouw ervan, werden ontvreemd om tenslotte definitief te belanden in de oostelijke gallerijen onder het TPC (trappyramidecomplex) van Djoser of elders waar ze door hem werden geplaatst in het eerste deel van zijn regering

      De befaamde Heb-sed albasten vaas uit het TPC (Cairo Museum JdE 64872; Firth-Quibell, Step Pyr., 1935, 135, pl. 104) vertoont een deel van een bijna uitgewiste inscriptie in inkt die verwijst naar het vierde feest van Sokar (cfr. de Palermo Steen voor de vorige vier feesten). Op een ander vaas komt een beter bewaarde inscriptie voor met een jaar dat naar de Shemsoe Hor, de zeventiende census van het vee, een aanduiding van de Oeadj-Hor phyle en van de Inj-Setjet (cfr. Peribsen) verwijst. [Lacau-Lauer, Pyr. Deg. V, 274, fig. 153]. Alhoewel geen koningsnaam voorkomt schijnt alles er toch op te wijzen dat deze vaas aan Ninetjer toebehoorde. [A.M. Roth, Egyptian Phyles...1991, 223; D. Gould, in: Bickel-Loprieno (eds.) Aeg. Helvet. 17, 31]. Onder meer de phyle naam, de "jaarfeiten" en andere epigrafische en stylistische argumenten samen met de vorm van de vaas ( zeer gelijkend op de eenhorige albasten vaas met de naam van Hetepsechemwoei cfr. PD IV, nr. 50) lijken in die richting te wijzen .

      Vervolg ( zegelafdrukken en graf van deze koning ) binnenkort

    06-01-2007 om 00:00 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    03-01-2007
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vervolg van Farao Ninetjer (Tweede Dynastie)

    vervolg NI-NETJER



    OBJECTEN VAN DEZE KONING

    Het beeldje in de Michailidis collectie.

    Zoals hogerop reeds gezegd zou dit beeldje het eerste driedimensionaal portret zijn van een Egyptische farao, dat bewaard bleef en met zekerheid toe te wijzen is aan een specifieke koning omdat zijn naam er op voorkomt. Het ivoren beeldje van Narme, en delen van de houten beeldjes van Djer, Den Qa'a zijn ofwel zonder opschrift ofwel fragmentair odf de naam kan niet met zekerheid worden uitgemaakt zoals op de Min collossen of het beeldje uit het Mьnchener Museum.

    Het beeld behoort tot een van de belangrijkste private collecties van Vroeg-Dynastische voorwerpen "Georges Michailides'. Het werd door W.K. Simpson in 1956 (JEA 42, 44-49) gepubliceerd maar recnete opmerkingen door G. Dreyer (Elephantine VIII, 1986, 65, n. 164) hebben een schaduw van twijel geworpen over de authenticiteit ervan (Kahl, Das System, 1994, 12, n.9).

    Het beeldje heeft ee, basis van 8,8 x 4,8 cm en is 13.5 cm hoog. Het materiaal waaruit het gemaakt is werd door Simpson geïdentificeerd als een op albast gelijkende harde steen met een groen-gele schijn. Het oppervlak is gepolierd en de stat van bewaring behoorlijk goed.

    De koning zit op een troon waarop aan beide zijden de inscriptie 'Nesoetbiti Nebti Ninetjer' voorkomt. De troon maakt een bocht juist achter de top van de witte kroon. De koning draagt het lange Heb kleed, de witte kroon van Boven-Egypte en houdt in zijn handel de gesel en staf die in relief op de borst voorgesteld worden. Een lange bard eindigt juist boven de rechterhand. Het algemeen voorkomen doet denken aan de beelden van Chasechem in Caпro en Oxfor meer deze zijn toch verfijnder en meer gepolierd en hebben niet het plompe gezicht en de plompe voeten van het Ni-netjer beeldje. Het gelijkt inderdaad meer op het ivoren beeldje van Choefoe van Abydos en nog meer op het hoofd in rood kwartsiet van Huni-Choefoe in Brookly. De auteur van het artikel vernoemt ook de sterke gelijkenis in houding en kleding van het beeldje met een beeld van Menkaoehor (Ve dynastie) afkomstig uit Rahinah.

    Men kan niet besluiten dat het beeldje tijdens het Oude Rijk werd gemaakt of later als offerbeeldje voor deze koning daar men de algemene kenmerken van het beeldhouwwerk tijdens het Vroeg-Dynastisch tijdperk nog maar fragmentarisch en dus onvoldoende kent.

    Ninetjer en de Analen van de Palermo steen

    Palermo Steen - Recto, lijn 4 ( jaar 6-20 )

    Vijftien jaar van Ninetjer's regering zijn bewaard op deze ananeln uit de vijfde dynastie. Volgens de voorgestelde reconstructie wordt deze regering als volgt ingedeeld 5 jaar (die ontbreken ) aan de rechter kant van de steen van Palermo, 15 jaar die bewaard bleven zijn, daarnaast 15 of 16 jaar ( die ontbreken) aan de linkerzijde van de steen en tenslotte de laatste negen jaar die bewaard bleven (maar zeer zwakjes en nauwelijks leesbaar ) op het Caпro 1 fragment; in totaal dus ongeveer 45 jaar (cf. Barta, ZAS 108, 11-23; Helck, MDAIK 30, 31-5; Kaiser, ZAS 86, 39-61; voor recente vertalingen leze men T. Wilkinson, Royal Annals, 2000, 119-129; 204-206; A. Jimenez Serrano, La Piedra de Palermo, 2004, 43-48).

    Op de figuur ziet men het begin van het zesde jaar (half vergaan)Shemsoe Hor dit wil zeggen de volgelingen van Horus; [zesde (biлnnale) voorkomen van de telling (van het vee)]. Jaar 7 : Verschijning van de koning van Boven-Egypte; die de koor uitrekt voor de 'Hoet Heroe Ren' (gewoonlijk gelezen als [Ntr] r-n kan dit mogelijks ook verwijzen naar de 'Gouden Naam' in het bovenste register); de naam van het gebouw Hoet Renoe Ren werd door Helck beschouwd als deze van tombe B te Sakkara (oostelijke gallerijen). Jaar 8: Shemsoe Hor ; achtste census van het vee. Jaar 9 : Verschijning van de koning van Boven- en Benden-Egypt ; loop van de levende Apis (?) (Helck leest 'rondenloop van de Apis' (cfr. 'Thinitenzeit' 1987 p. 165); jaar 10: Shemsoe Hor ; vijfde voorkomen van de census. Jaar 11 : Verschijning van de koning van Benden-Egypte; Tweede festival van de Boot (van Sokar). Jaar 12 : Shemsoe Hor ; zesde census van het vee.

    Jaar 13 : eerste feest van 'Hor sba pet' (Horus de ster van de hemel) (of ook Eerste reis naar [het gebouw] 'Hor doea pet') ; stichting van de domeinen 'Shem Ra en Mehoet' (De zon is gekomen en de Noordelijke). Bepaalde geleerden (van Schafer in 1902 tot recent nog in Wilkinson's 'Early Dynastic Egypt, 85) hebben voorgesteld om het tweede deel te lezen als " de aanval van de steden...." maar alhoewel de schoffel hiлroglief 'mer' vaak gebruikt wordt in de betekenis van 'verwoestend' (cfr het Libisch palet) dan schijnt de rechthoekige omheining op de Palermo Steen meer te duiden op een relatie met een gebouw, een paleis of een begraenis domein. Een alternatief is echter dat het hier om versterkte (buitenlandse ?) steden gaat en dan is het natuurlijk verleidelijk dit in verband te brengen met het mogelijks bestaan van een burgeroorlog die in het midden van de Tweede Dynastie zouden plaatsgevonden kunnen hebben en naar waar de analen aldus zouden verwijzen volgens de tweede lezing (W.B. Emery, Archaic Egypt, 1961, 93).

    Maar er is ook een probleem wat betreft het eerste deel van dit jaar: Helck (op. cit., 66) leest het namelijk als een reis naar het begrafenis domein van de koning; het boot hiлroglief verschilt inderdaad met dit gebruikt als determinatief voor het Shemsoe Hor feest of andere ceremonieлn en dus zou het inderdaad kunnen beteken zeilen maar de naam van het begrafenis domein zou dan moeten omringd zijn met een rechthoekig teken, dat hier echter ontbreekt. Opmerking : in archaпsche inscripties worden de begrafenis domeineen -zoals Hor sba Het- geschrven binnen een circulair soms gekanteeld teken terwijl de koninklijke domeinen meestal binnen een eenvoudige rechthoek worden geschreven (T. Wilkinson op.cit.1999 hoofdstuk 4 fig. 4,1 en 4,2).

    Jaar 14: Shemsoe Hor; zevende teeling van het vee. Wetenswaardig is de hoogte van de overstroming van de Nijl in dit jaar: slechts een een voorarmlengte (en ook de volgende jaren blijft het gemiddelde peil zeer laag ); dit zou een aanknopingspunt kunnen opleveren om de aard van de problemen die de volgende koningen moesten trotseren te bepalen en mogelijks ook de oorzaak van de crisis in de staat.

    Jaar 15 :verschijning van de koning van Beneden-Egypte, Tweede race van de Apis stier. Jaar 16:Shemsoe Hor, achtste veetelling. Jaar 17: Verschijning van de koning van Neder-Egypte; derde viering van het festival van de Boot (Sokaris ? cfr. Kitchen-Gaballa in Orientalia 38 p. 13) ; Jaar 18 : Volgelingen van Horus; negende census; Jaar 19 : Verschijning van de koning van Beneden-Egypte; Offer voor de moeder van de koning; feest van de eeuwigheid (djet) (Helck cit. 166) ; de lezing 'Maa (n) Moet-Nesoet djet', die dan zou slaan op het overlijden van de koningin-moeder lijkt echter een meer logische lezing. Dit zou dan betekenen "De koningin-moeder ziet (kent of vervoegt) de eeuwigheid ". Helaas is het determinatief onder de djet groep niet dat van eeuwigheid maar dat van feest! J.D. Degreef meent dat Djet hier zou kunnen verband houden met papyrus [W.B. V, 511] en dat de zin zou slaan op het 'Snijden van de Papyrus', een later bekend Hathor-festival. Jaar 20 :Volgelingen van Horus; [Tiende telling van het vee].

    wordt vervolgd

    03-01-2007 om 01:44 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    16-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het tweede kistje

    VOOR HEN DIE ONGEDULDIG WORDEN Deel 2

    Bekijken we nu het albasten kistje

    >


    De schrijfrichting is hier van links naar rechts in drie kolommmen van boven naar onder en dan een horizontale regel onderaan van links naar rechts. Er is een loepe links bovenaan het blog voor wie de tekens niet duidelijk mochten zijn

    1. We beginnen met het vlaggetje nTr=netjer of god
    2. Daarachter de luchtpijp-en-hart teken voor nfr= nefer = goed, mooi enz
    3. Daaronder het mandje nb=neb heer, meester
    4. Daaronder de twee streepjes met eronder de zandkorreltjes. Het tweemaal herhalen van het teken geeft aan dat het om een tweevoud gaat van het mannelijk woor ta=ta wat betekent land. Het mannelijk tweevoud heeft de uitgang wy=oei dus er staat ta.wy=taoei of twee landen. Dan volgt de cartouche.
    5. Er staat dus netjer nefer neb taoei of de god goed (van) twee landen. In goed Nederlands :(de) goede god (van de) twee landen. Dat de god netjer vooraan staat heeft twee redenen. Uit eerbied maar ook omdat netjer hier bijvoeglijk naamwoord is en dus achter het zelfstandig naamwoord staat.

    Nu de cartouche

    1. Daarin staat de zon ra=re of ra. Ze staat als godheid vooraan
    2. Dan de kever met de meervooudstreepjes. Enkelvoud is xpr=cheper. Meervoud is xpr.w =cheperoe=vormen, verschijningen,transformaties.
    3. Daaronder het mandje nb=neb=heer, meester

    Het geheel wordt dus niet gelezen als re-cheperoe-neb of cheperoe-neb-re zoals we zouden verwachten maar als neb-cheperoe-re wat betekent de heer van de verschijningen (vormen) van re. Het is de nesoebiti naam van deze koning.

    Hierop volgt

    1. De gans=sa=zoon
    2. Het teken re=re of de god Ra
    3. Neb=heer teken
    4. Het volgende teken is gevolgd van drie streepjes en dus een meervoud. Het teken zelf is een heuvel met een rijzende zon erachter en staat voor xA=cha als werkwoord xA'i betekent dit "verschijnen" de zon die verschijnt achter de heuvels. Maar hier staat het in de betekenis van het zelfstandig naamwoord kroon. Dit is een mannelijk woord dus meervoud met w=oe, waaruit dus xa.w=chaoe=kronen. Dus de zoon van Ra, heer van de kronen en dan volgt de cartouche die identiek is aan deze die we bij het vorige kistje beschreven en dus beduidt Toet anch Amon de heerser van Thebe (heqa Ioenoe sjema). Het is dus de Sa-ra-naam of eigennaam of geboortenaam van de farao Toet anch Amon (het levende beeld van Amon).

    De derde kolom is wat moeilijker opnieuw.

    1. We vinden allereerst het soe teken dat we verbinden met één van de twee t (broodje)-tekens onderaan het is een afkorting voor nesoet (nsw.t), wat de koning betekent. Uit eerbied voor de koning staat het weer vooraan.
    2. Dan het rieten mandje waarbij opnieuw een t hoort. Het is een twee letterteken n.m.l. Hm=hem gevolgd door de vrouwelijke t, Hm.t=hemet= de echtgenote.
    3. Daaronder staat een vogeltje het betekenis wr=oer=groot, de mond=r eronder is een fonetisch komplement. Met het vorige woord betekent het dus de grote echtgenote maar we missen hier de uitgang t bij oer. Grammaticaal moet het wr.t zijn want echtgenote is vrouwelijk en eindigt ook op een t. Maar we hebben reeds gezien dat grammaticale uitgangen nog al dikwijls eens moeten wijken voor plaatsbeperking. U zou ook een bovenstaande t kunnen lenen en zeggen dat de t bij nesoet is weggevallen. Dat kan ook. U ziet er zijn heel wat mogelijkheden om tot hetzelfde resultaat te komen. Het went op den duur wel! Net zoals men op de computer met de muis copy en paste aanklikt maar het evengoed met het toetsenbord kan doen door ctr-C of Ctr-V te drukken. Het geheel betekent dus de grote echtgenote van de koning wat de officiële titel was voor de eerste vrouw van de koning of de koningin.
    4. Dan vinden we haar naam in de cartouche. De vier eerste tekens lezen identiek aan deze van ToutanchAmon's eigennaam dus Imen anch
    5. dan vinden we nog het teken "s" en op de volgende rij het teken "n" . Dus imen-anch-s-n of wanneer imen die uit beleefdheid vooraan werd gezet op zijn plaats komt anch-s-n-imen of Anchesenamon, een dochter van de ketterse farao Achnaton.

    Zo, we zijn al aan de onderste regel toe. Hier moeten we wat pragmatisch worden want het zijn geijkte uitdrukkingen

    1. Anch=leven is het eerste teken
    2. het broodje op de tweede plaats staat voor het werkwoor (r')di=redi=geven in zijn vorm van "zij of weze gegeven"
    3. de groep aangevoerd door de slang en alle tekens eronder en de daarop volgende groep, lont-zon-lont, beduiden alle twee hetzelfde "eeuwigheid". Men zou het kunnen vertalen door "voor eeuwig en altijd". Maar Dt=djet de eerste groep heeft eerder een notie van plaats en wordt misschien beter vertaald door overal. Dit wordt trouwens aangegeven door de groep ta, (streepje, dat in feite een langgerekt ovaaltje zou moeten zijn, met de zandkorreltjes) dat hier niet als ta=land staat maar als determinatief voor alles wat met land en dus ruimte te maken heeft.  De tweede groep wordt nHH=nehehe gelezen. De n wordt niet geschreven en de zon is een determinatief dat nu eens, wat hoogst uitzonderlijk is,  in het midden staat maar duidt op een tijdsnotatie. Het geheel is dus te vertalen als "leven zij hem gegeven voor eeuwig(overal) en eewig ". Het eigenaardige nu is dat de zin hier afbreekt juist onder de cartouches van Toet anch Amon de rest van de zin behoort tot de cartouche van zijn vrouw Anchesenimen of Anchesenamon. Over deze naam kunnen we nog het volgend kwijt de s hoort als bezittelijk voornaamwoord bij anch dit wordt weergegeven als anch=s en betelkent dus haar leven. Anch=f betekent dan zijn leven. We komen hier nog wel op terug. Dus haar naam betekent "Haar leven (is) van(voor) Amon". De n betekent immers als voorzetsel: van, voor , aan.

    Hoe weten we dat nu dat dit deel van de zin bestemd is voor Anchesenamon. Wel het tweede teken achter de anch en het laatste teken is het teken "ti" ( het is de afbeelding van een stamper). Het is een teken dat als een grammaticaal einde kan beschouwd worden voor de derde persoon enkelvoud vrouwelijk dat men aan een werkwoord hangt om een wens uit te drukken. Maar gezien het vrouwelijk is kan het niet meer op Toetanchamon slaan. Het derde teken is het teken rnp (d.i. een palmtak ontdaan van zijn bladeren, werd gebruikt als kerfstok) het staat voor jong zijn. Dus de vertaling luidt moge zij leven moge zij jong blijven.

    De ganse zin luidt dan :De goede god, heer van twee landen Neb-cheroe re, de zoon van Ra, heer van de kronen, ToetanchAmon, moge hij leven voor eeuwig en eenwig en de grote vrouw van de koning Anchesenamon, moge zij leven, moge zij jong blijven. Een hele boterham om dus weinig meer te zeggen dan de namen van de koning en de koningin.

    16-12-2006 om 17:13 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    06-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een beetje practijk

    VOOR HEN DIE ONGEDULDIG WORDEN

    Ik kan mij best voorstellen dat jullie wat ongeduldig worden en een beetje practijk zouden willen. We beginnen met een tweetal voorwerpen met inscripties uit het graf van .......Het zijn eenvoudige teksten.


    We beginnen met het eerste kistje. De bovenkant. Het kistje is ingelegd met ebbehout en ivoor. De leesrichting is van rechts naar links en boven naar onder. We ontmoeten achtereenvolgens :

    1. Een pluim die de letter i voorstelt
    2. het spelbord dat mn=men voorstelt
    3. het waterteken dat n betekent ( fonetisch complement bij men)
    4. samen dus imnn of dus imn=imen want de laatste n is een fonetisch complement en telt dus niet mee. Dit is de god die wij onder de naam Amon kennen.
    5. volgt een kwartelkuiken w=oe ingesloten tussen twee broodjes= t dus twt=toet. Dit betekent beeld, beeltenis, voorstelling
    6. dan volgt het Egyptisch kruis, of het sandaal-leertje (boot-strap) anX =anch wat betekent leven of levend.
    7. dan zien we de herderstaf die staat voor hkA of heka wat betekent heerser
    8. dan een kolom. Dit is een speciaal teken het is een afkorting voor Iwnw =Ioenoe of Heliopolis
    9. dan volgt niet het teken swt=soet (want als je goed kijkt zijn er bloeiende uiteinden aan de plant het is dus niet swt maar wel de heraldische plant Sma=sjema het embleem voor Opper-Egypte

    Er staat dus imen toet anch heka ioenoe sjema. Het kistje zelf heeft de vorm van een cartouche. Dus het is een koningsnaam. Imen toet anch doet wel vreselijk denken aan Toet anch Amon en inderdaad de godheid Imen is hier uit eerbied vooraan geplaatst. Het is dus Toet anch Imen of of het beeld levend Amon. Het bijvoeglijk naamwoord staat in het egyptisch achter het zelstandig naamwoord dus in onze taal het levend beeld Imen. Maar we weten ook dat de genitief in het Nederlands uitgedrukt door " van" in het Egyptisch kan geschreven worden met het watertekentje (letter n) maar ook door twee zelfstandige naamwoorden gewoon na elkaar te plaatsen. Wat hier het geval is voor Toet (en zijn bijvoeglijk naamwoord anch) en Imen. Dus we lezen Toetanch Amon of "( het) levend beeld (van) Amon. Het lidwoord "het" staat tussen haakjes want lidwoorden worden niet geschreven in het Egyptisch.

    hekA Ioenoe sjema zijn drie achter elkaar geschreven zelfstandige naamwoorden waarvan we de twee laatste als genetief beschouwen en dus vertalen als (de) heerser (van) Heliopolis (van) Opper-Egypte. Nu moet je weten dat met Heliopolis van Opper-Egypte de stad Thebe bedoeld werd. En de puzel is opgelost. Toet anch Amon ( het levende beeld van Amon), heerser van Thebe.

    Bekijken we nogmaals het "mn" teken. In zijn volledig uitgewerkte vorm en in zijn tradtionele vorm. Nu kunnen we ons inderdaad voorstellen dat het gaat om een bordspel. Het geeft ook een zeer karakteristiek effect weer van de Egyptische kunstregels. Men ziet het voorwerp van uit twee hoeken tegelijkertijd. Het spelbord van bovenaan met de de vierkantjes en de pionnen zijwaarts. Maar door de pionnen bovenop het spel te zetten wordt meteen aangegeven dat de pionnen op het bord horen. Perspectief was onbekend maar daar hadden de Egyptenaren het combinatie zicht voor uitgevonden.

    Over het tweede kistje later

    06-12-2006 om 13:16 geschreven door ramsesje


    >> Reageer (0)
    04-12-2006
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ninetjer

    NI-NETJER

    De regering van Ni-netjer was de langste (40-45 jaar) uit de tweede dynastie en samen met deze van Chasechemoei relatief goed gekend. Wat betreft het aantal gedocumenteerde bronnen is het zonder twijfel het hoogtepunt uit de eerste helft van deze dynastie

    Zijn dood werd gevolgd door een zeer obscure periode van ongeveer 20 tot 30 jaar tot de troonsbestijging van Chasechem(oei)

    Het materiaal van Ninetjer's regeringsperiode komt bijna uitsluitend uit Beneden-Egypte (Sakkara, maar ook van Gizeh en Helwan); Slechts enkele inscripties op fragmenten van stenen vazen, die zijn naam vermelden, zijn ons uit Opper-Egypte bekend (Abydos-Oemm el Qaab tombe P and V).

    De overgrote meerderheid van inscripties van Nineter zijn deze die in inkt werden aangebracht op de binnenkant van stenen vazen en fragmenten ervan van het complex van Djoser te Sakkara. Honderden ervan werden aan hem toegeschreven door interne criteria zoals wordt uitgelegd in het belangrijk artikel van W. Helck (ZAS 106, 1979, 120-132) wiens conclusies echter recent werden in twijfel getrokken door I. Regulski (zie verder). Koningsnamen vindt men nooit onder deze inscripties in inkt (uitgezonderd enkele tempel of graf namen zoalls Hoet-Ka......enz). Maar anderzijds was op een groot aantal vazen afkomstig van de zelfde site Nineters Horus naam op de buitenkant gegrift.

    Nineter's graf (B) werd in 1938 door S.Hassan gevonden te Sakkara. De ingang ligt ongeveer 150 m oostwaarts van het graf van Hetepsechemoei (A) in het gebied ten zuiden van het Djoser complex. Slechts een tiental jaar geleden werd het graf opnieuw grondig onderzocht. W. Helck (op. cit) stelde voor dat bijna het geheel van de duizenden stenen vazen afkomstig van de gallerijen van het Djoser complex origineel in (de bovenstructuur van ?) het graf van Ninetjer zouden geplaatst zijn om daarbna te verhuizen naar de locatie waar de archaeologen Firth, J.Quibell en J.P. Lauer ze ontdekten.

    De Palermo steen, brengt verslag uit van de een deel ( 15 jaar 6e tot 21e) van de regering van Ninetjer en vermeldt ook het begin van zijn titels. Zoals reeds vermeld is hij de derde vorst op de schouder van het Caïro beeldje CG1, na Hetepsechemoei en Nebra. Ternslotte vernoemen we nog een beeldje van Ninetjer. Het zou het eerste niet in stukken gebroken beeldje zijn van een identificeerbare Egyptische koning want zijn Horus naam werd erin gegrift. Recent echter heeft men de autheticiteit ervan betwist.

    DE KONINKLIJKE NAMEN

    Tot het verschijnen van het artikel van Grdseloff (ASAE 44, 1944, 187) die de lezing 'Ninetjer' intoduceerde werd de naam gelezen als Netjeren of Netjerimoe. De naam netjer of god staat hier uit eerbied voor de n en de naam dient dus gelezen als n-netjer. Zonder twijfel was hij de derde koning van de Tweede Dynastie (de tussenkoningen tussen de Tweede en de Eerste dynastie niet meegerekend) hij staat als immers derde op het Cairo beeldje CG1 dat uit de periode kort na zijn regering stamt.

    Bij Manetho vinden we de naam Binothris (althans in de versie volgens Africanus; Eusebius noemt hem Biophis) Bit sluit goed aan bij de naam Ba-Ninetjer of Baoe-netjerw uit de lijsten van het Nieuwe Rijk. Deze persoonlijke naam staat nochtans nergens vermeld in eigentijdse documenten waar Ninetjer zowel de Horus als de nesoebiti/nebti -schijnt te zijn.

    Op de Turijnse papyrus is de naam evident er staat netjer-r-n te lezen n-netjer de r is dan een fonetisch complement bij netjer.

    Ook de lijst van Abydos en deze van Sakkara leveren weinig moeilijkheden op. Het kleine teken voor de ram (Abydos) en de ba-vogel 'Sakkara) is een wierookptje met zijn rook. Het kan als determinatief staan achter het woord "sntr" voor wierook maar ook allenstaand voorkomen als ideogram en wierook betekenen. Met een ba vogel erachter als determinatief betekent het ba ( ziel) en met een ram erachter als determinatief eveneens ba maar nu met betekenis van ram. Abydos leest dan vlot ba-n-netjer en Sakkara ba-netjer-w. De r en t achter netjer (in feite neter) zijn dan fonetische complementen




    Er is echter heel wat meer inkt gevloeid over het gedeelte van de Palermo steen waar de koningstitels op vermeld staan. (D. Wildung 'Die Rolle', 42-43). Op zijn minst zijn er drie interpretaties voor deze korte serie hiлrogliefen. (Palermo Stone recto, lijn 4); Van rechts naar links lezen we : de horus naam N-ntjr dan een zittende farao, een bies met kleine scheuten die in latere tijden voor "n(e)ch(e)b" zal staan maar die wel gelijkenis vertoont met de "soet" plant uit nesoet of koning, dan een mond of de letter r, een golfje of de letter n en het teken voor goud n(e)boe. Dit wordt gevolgd door het begin van een afgebroken cartouche.

    1. De zittende koning kan opgevat worden als een determinatief bij de Horus naam. Dan volgt r(e)n (n) n(e)bw . R(e)n betekent doorgaans naam maar kan ook jong (van vee of antilopen) betekenen. Klassiek is de r(en) n n(e)boe de gouden Horus naam. Maar de gouden Horus naam is enkel bekend vanaf de vierde dynastie met mogelijks één uitzondering van Khaba uit de Derde Dynastie. Zou hier dan kunnen staan "zoon of jong van de Goudene" ( waarbij de Goudene dan de god Seth van Ombos is ?) In beide gevallen zou het dus een voorloper van de Gouden Horus naam kunnen zijn. Alleen wat staat het bloeiend riet daar dan te doen. Is het een vergissing voor de n(e)soet plant en betekent het aldus koning ? Of is het geen vergissing en betekent het "bloeiende".
    2. Het zogezegd determinatief van de zittende koning zou in feite betekenen "toet" dit is standbeeld, afbeelding, vorm " men zou dan de naam moeten lezen als "de bloeiende vorm (van de naam?) van de Goudene."
    3. "Rn (ny) N(e)bw" zou een naam zijn geplaatst tussen de Horus naam en de Nesoet-biti / Nebti cartouche.

    Het zou dus wel eens kunnen dat deze lijn een grote betekenis heeft voor de studie van de Gouden-Horus naam. Maar het is moeilijk om uit te maken of we achter achter de Horus naam met een volledige H(o)r N(e)bw Ren -of Gouden Horus naam te doen hebben of met de titel Ren (n) N(e)boe gevolgd door de ontbrekende naam in de cartouche. In het eerste geval zou de cartouche dan een derde naam bevatten die dan ofwel de nesoet)biti of de nebti naam of beide zou moeten zijn. Het zou wel eigenaardig zijn daar op de verso zijde van Palermo steen bij farao Oeserkaf het volgende staat Neswt-bity (Wsrkaf) iri.f m mnw.f ...met de N(e)soet biti titel buiten de cartouche zoals het traditioneel voorkomt . Nog een andere mogelijkheid is nog dat r+n dus wel degelijk naam zo betekenen en neboe de Gouden Naam wat dan de lezing "Gouden naam, Rn ' of "Gouden naam Naam zou opleveren. Hoe dan ok,de evolutie van de titulatuur is nog steeds slecht bekend, en zo zou eveneens de nebti naam ontstaan zijn achter het gebruik van deze samenstelling als een terugkerend infix van de nesoet-biti namen.

    We hebben ook al besproken dat in sommige documenten de nebti naam Ninetjer ook de nesoet-biti naam was.

      04-12-2006 om 00:00 geschreven door ramsesje


      >> Reageer (0)
      29-11-2006
      Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Meervoud en een Neb probleem

      Het meervoud

      1. De meest typische manier om het meervoud van zelfstandige naamwoorden aan te duiden is door het toevoegen van de drie meervoudstreepjes samen met de uitgang w ( oe). Maar in de hiлrogliefentaal ging men soms zeer spaarzaam om met tekens en zo is het niet ongebruikelijk dat i (i) en w (oe) vaak weggelaten werden in een woord tenzij ze aan het begin van een woord voorkomen. Dit weglaten gebeurt verschrikkelijk veel wanneer het om een grammaticale uitgang gaat zoals de meervouds w. Zie hieronder het woord voor vogel= aped en zijn meervoudsvormen en het word hebesoe = kleren. Omdat de de drie streepjes volstaan om het meervoud weer te geven wordt telkens bij de tweede vorm van het meervoud de w weggelaten. Bij de translatie schrijven we deze alsnog maar tussen haakjes.




        Voor wie het nog niet gezien zou hebben de gans bij het woord vogel is een determinatief en ook het eigenaardige teken achteraan het woord kleren, bestaande uit een "men" spelbord en een daarachter weggestoken "s" , is eveneens een determinatief het staat voor een kleed (s) met franjes deze laatste verbeeld door het spelbord.

      2. Tweede manier om het meervoud weer te geven is het teken driemaal herhalen. Zie hieronder voor de landen .Ook hier gaan we de uitgang w in detranslatie tussen haakjes zetten tA(w). Merk op dat men de drie puntjes of zandkorreltjes want dat stellen ze voor kan weglaten. Soms zijn het er ook maar twee ipv drie. In de afbeelding staat een capitale fout het meervoud van ta is taoe en niet taoei wat een tweevoud is


      3. In het Egyptisch kennen we ook een tweevoud, telkens het om paren gaat .Voorbeeld de (twee) oren, de (twee) armen maar en dit komt frequent voor ook de (twee) landen d.i. Opper- en Neder-Egypte. In het mannelijk is de uitgang wi (oei) voorbeeld taoei= de twee landen, aoei=twee armen en in het vrouwelijk ti (ti) v.b. de Neb-ti naam van de koningen (de twee meesteressen).

      4. Zoals bij het meervoud kan het tweevoud ook uitgedrukt worden door het woord tweemaal (i.p.v. driemaal bij gewoon meervoud) te herhalen c.f.r. taoei de Twee Landen.

      dat het om een reële arm gaat en niet om de letter a. In de nebti naam word de dualis of het tweevoud gevormd door de de twee kommetjes niet alleen te herhalen maar door er tevens de godinnen waar het overgaat erboven te plaatsen. Merk op daar het over een meesteres gaat we achter het kommetje= neb meester de vrouwelijke uitgang t verwachten maar die is hier weggevallen.

      Er is een foutje in bovenstaande afbeelding. Bij de laatste nebti meervoudsvorm is er een t (broodje) wegevallen voor de dubbele streep. Op zich is dit niet echt ongebruikelijk want ook een t en d worden vaak weggelaten, zeker als het grammaticale uitgangen betreft, maar we wilden hier juist de normale vorm illustreren. U ziet de Egyptenaren waren geen meesters in een unieke spelling. Het voornaamste was dat men het begreep en dat het esthetisch mooi was


      Merk ook op dat de doorstreepte dubbele streepjes onderaan in taoei geen dubbelle streepjes zijn maar de afbeelding van irrigatiekanalen en dus beschouwd worden als een soort determinatief dat hier, en dat is uitzonderlijk, ook tweemaal herhaald wordt. Gewoonlijk wordt het determinatief niet verdubbeld of verdrievoudigd.Het land stond dus voor de Egyptenaren gelijk met het geïrrigeerde land of "kemet" de rest was "desjeret" of woestijn .

      Nu we het toch over neb hebben. Dit kan niet alleen meester betekenen maar ook ieder, alle, gelijkwelk. Hoe kunnen we nu die twee onderscheiden ?

      1. neb in de betekenis van "alle, ieder," gedraagt zich als een bijvoeglijk naamwoord en staat dus ACHTER een zelfstandig naamwoord en komt in getal en geslacht overeen met het zelfstandig naamwoord zoals ieder bijvoeglijk naamwoord doet. (cfr chet nebet)
      2. Wanneer het om een meester gaat is het een zelfstandig naamwoord en dit komt dus VOORAAN te staan (cfr neb abdjoe)




        Merk op dat de papyrusrol bij"chet " een determinatief is en dat de bijtel in abdjoe gelezen kan worden als "mer" maar ook als "ab" dat het hier ab moet zijn blijkt uit het been (b) als fonetisch complement. De cirkel met het kruis  staat als determinatief voor stad.

      29-11-2006 om 00:00 geschreven door ramsesje


      >> Reageer (0)
      24-11-2006
      Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.NEBRA

      NEBRA (RANEB) KAKAOE

      Zoals eerder gezegd staat de opvolging Hetepsechemoei, Nebra, Ninjeter vast. Zie hiervoor hoger de bevindingen van graf A te Midden-Sakkara en het beeldje van de priester Redjit (vroeger Hotepdief).

      NAMEN

      De horusnaam ( zie hierboven de serech op lijn drie) Nebra vinden we op een uit Memphis afkomstige stele, op het Cairo CG 1 beeldje en verder op afdrukken van cylinderzegels en rotsgraffiti. Soms wordt de naam als Raneb gelezen dit zou echter impliceren dat de betekenis van de naam '(De god ) Ra is (mijn) Heer indhodt. Maar in deze tijd was Ra als godheid nog onbekend. Het is dan ook meer dan waarschijnlijk dat het hier om een zogenaamde directe genetief gaat . De genetief is een naamval die op bezit duidt en best kan vertaald worden in het nederlands door "van". Neb kennen we reeds als zijnde "heer" , en Nebra wordt dan de heer van Ra waar Ra staat voor de zon en niet voor de godheid. Dus de Heer van de zon. (Wilkinson 1999 p. 84; maar ook J. Kahl, in voorbereiding).

      De geboortenaam in latere koningslijsten is unaniem Kakaoe (Sakkara-Tjoeloi graflijst nr; 4; Abydos-Sethi tempellijst nr. 10, Turiinse Canon 2,21). Zie hierboven lijn 1 en 2. Dit gelijkt bovendien erg op de naam die Manetho vermeldt " Kaiechos "0( versie Africanus) en Kaichoos ( versie Eusebius); Manetho voegt er nog aan toe dat tijdens zijn regering :" de' Apis-stier te Memphis en de Mnevis stier in Heliopolis alsook de geit van Mendes vereerd werden als goden. De lengte van zijn regering versie Africanus was 39 jaar maar dit is blijkbaar te lang een periode van 10-15 schijnt dichter bij de werkelijkheid te liggen.

      In de Annalen van Memphis (Palermo steen, Caïro steen en andere fragmenten), zou de regering van Nebra, volgens de reconstructie van de muur waar de stenen vandaan komen op de vijfde lijn staan . Deze lijn vangt rechts aan met de regering van Hetepsechemoei. Zijn regering zou ongeveer zes jaarkompartimenten eindigen voor de sectie van Ninetjer' s regering die bewaard gebleven is op de Palermo steen. Alle reconstructies komen overeen over het feit dat de beide regeringen van Hetepsechemoei en Nebra ongever 39 jaar hebben geduurd. Maar de juiste onderlinge verhoudingen van de regeringsjaren zijn niet precies bekend intelligente gokken gaan van 29+10 tot 19+19. Alle mogelijkheden blijven echter open al schijnt een kortere regering van Nebra van ongeveer 10 jaar meer waarschijnlijk dan een 19+19 verdeling (Helck M.D.A.I.K. 30,1974 p.31; id.'Thinitenzeit' 1987 p.125; Kaiser Z.A.S. 86,1961 p.39; Barta Z.A.S. 108,1981 p.11; text in Schafer 'Ein Bruchstuck Altagyptischer Annalen' ). *(Helck-Z.A.S. 106, 1979 leest de naam 'Kaoe' en niet 'Kakaoe').

      Naam Noebnefer op vazen uit djoser's complex

      Uiteindelijk nog dit : Gunn (in A.S.A.E. 28 p.152) stelt de naam Noebnefer -zoals te zien op lijn 4 - (in twee inscripties op vazen uit Djoser's complex) voor als Nebra' s nesoet-biti naam; maar aangezien de beide namen sindsdien nooit meer samen zijn gevonden moeten we op onze hoede zijn met deze hypothese. Nebra's nesoet-biti naam is waarschijnlijk Kakaoe ofwel een totaal verschillende naam. Noebnefer kan ook onmoglijk de nesoet-biti naam van Neferkaseker (reeds zelf een nesoet-biti naam) zijn en zou dan een ander ephemere koning uit de periode post-Ninetjer en pre-Chasechem zijn. Anderzijds komt de paleis naam 'Hoet Menet-'Anch' voor in beide Pyr.Deg. IV inscripties (nr.99 en 100) maar ook in een inscriptie die gedateerd wordt onder Ninetjer (Noeb Rn). Dicht bracht er Helck toe om Noebnefer als een dichte opvolger van Ninetjer te beschouwen die hij plaatste na Oeng en Sened. Maar alles zou beter op zijn plaats vallen indien Noebnefer inderdaad de nesoetbiti naam van Nebra zou zijn, die op dit ogenblik indien we abstractie maken van Kakaoe niet echt met zekerheid bekend is. Indien dit werkelijk zo zou zijn dan kan echter Kakaoe niet meer als nesoet-biti fungeren en waar moet men dan de oorsprong van deze naam zoeken ?

      Kanttekening bij de naam Kakaoe:

      Deze lezing van de naam wordt nu algemeen aanvaard. Zoals we in onze uiteenzetting over Ka (29.09.2006) reeds hebben gezegd wordt stier gespeld zoals op de eerste lijn het correcte meervoud zou dan zijn zoals op de tweede lijn en de correcte naam Ka-kaoe:Ziel van de stieren zoals op lijn drie. Vergelijk dit met de bovenstaande namen zoals ze op de monumenten werden gevonden en u zult begrijpen dat Egyptenaren vrij los maar esthetisch verantwoord omsprongen met hun spelling. In het eerste geval wordt de stier weggelaten en  meervoud wordt hier uitgedrukt niet door gans het woord driemaal te herhalen of door de meervoud streepjes maar door alleen de penis driemaal voor te stellen wat natuurlijk de mannelijke kracht van de koning benadrukt. Indien we alleen over deze versie zouden beschikken zou het logischer zijn Kaoe (Stieren) in plaats van Kakaoe te lezen. De betekenis van de naam komt dan wel in het gedrang.  In het tweede geval wordt de eerste Ka correct voorgesteld als ziel en het meervoud eveneens correct door de drie streepjes maar nu herhaalt men de armen niet bij het begin van het woord stier.

      VOORWERPEN

      • De stele (zie fig.) die zich nu in het Metropolitan Museum of Art (acc. 60.144) bevindt werd in 1960 door het museum gekocht. Het was afkomstig uit de streek van Memphis met name uit Mit Rahina in de Midden-Sakkara necropool en werd gepubliceerd door H.G. Fischer in 1961. De steen bestaat uit rode graniet, 99 x 41 cm groot en alhoewel het bovenste gedeelte ontbreekt kan men de stele op grond van reconstructie rangchikken als een met een ronde bovenrand. In een later artikel bij J.P. Lauer ( in 'Orientalia' 35, 1966 p.21-27) waarin deze trachtte de koninklijke status van de Thinitische begraafplaats van Sakkara te benadrukken, haalt hij als een van de tegenargumenten hiervoor aan (en als argument om Abydos als koninklijke begraafplaats van de Thinitenkoningen te bestempelen) het ontbreken van koninklijke steles in de mastabas van Sakkara. De Nebra stele zou dit argument dan ontkrachten. Evenwel ging de betwisting hier over het veld met mastabas aan de noor-oosttelijke helling (nu bijna unaniem aanvaard als zijnde een begraafplaats voor edelen) en niet over graven A en B waarvan de status van koninklijke begraafplaats uit de Tweede Dynastie nooit werd betwist.

      • Het beeldje van Redjit (vroeger Hetepdief) Caïro CG 1 werd reeds onder Hetepsechemoei besproken.

        Zegelafdrukken
      • Zegelafrukken (cfr I.A.F. 3 fig. 264,294,295,296,367) zijn gevonden in graf tomb A ten zuiden van de temenosmuur van Djoser. (cfr. Hetepsechemoei voor bespreking en afbeeldingen).

      • Er zijn slechts drie stenen vazen met inscripties van Nebra gevonden in het Djoser complex. (Pyr. Deg. IV,1 pl.VI,3,4 en 11,58) maar er bestaat nog één waarvan de herkomst onbekend is (Kaplony, Steingefasse 35,16) en dan is er nog de inscriptie op een vaas uit het complex van Menkaoere te Gizeh (Reisner, Mycerinus pl.70c).

        Inscriptie bij Armant site 34
      • Twee rotsgraffiti nabij Armant dragen de serech van deze koning : de eerste bij Armant site 34(fig ->) in de westelijke woestijn en een andere bij site 40 in de oostelijke woestijn (Winkler) (cfr. Wilkinson E.D.E. p.168,173). Alleen site 34 toont zonder twijfel de serech van Nebra, de andere is meer uitgewist en onduidelijker.

      • Tenslotte is er nog een plaat in steatiet met zijn naam op gebonden te El Kab door Quibell (1898) in het trapgraf nr.2 (Wilkinson, op.cit. 333).

      Nota bij de inscripties op de stenen vazen

      De inscriptie op de vaas uit het graf van Peribsen te Oemm el Qa'ab (P) werd bestempeld als een usurpatie van een vaas van Nebra' door Ninetjer, maar de rechterzijde kan evengoed op een natuurlijke wijze ziijn afgesleten en het 'ra-neb' teken boven links heeft niets te maken met de koningsnaam maar is misschien een aanwijzing van de dagelijkse reinigings rite door de priester. De tekens onder de serech van Nebra kunnen mogelijk duiden op het koninklijk domein 'Hoet za Ha neb' , bekend uit de eindperiode van de Eerste Dynastie. Een ander domein van koning Nebra vinden we terug op een zegelafdruk uit het graf van Hetepsechemoei-Nebra (Maspero A.S.A.E. 3, 1902) (cfr. fig. nr. 264) maar de lezing als Ti-oea is zeer onzeker.

      Een andere inscriptie op een vaas van Horus Ninetjer (Pyr.Deg. IV n. 68) noemt Hoet Pe-Hor-Msn van Horus Nebra , op een gelijkaardige inscriptie (Pyr. Deg. IV nr.58) uit de regering van Hetepsechemoei werd de Horus naam van Nebra toegevoegd. Buiten deze vazen zijn er geen andere meer waar de naam van Nebra op voorkomt. Hierbij laten we buiten beschouwing de twee waarop de naam van Noebnefer voorkomt vermits we deze als een aparte koning zullen beschouwen.

      GRAF A (Sakkara)

      De gallerijen onder het complex van Oenas werden besproken in het artikel van Hetepsechemoei. Hier zullen we alleen herhalen dat sinds een paar jaar de tendens bij de meeste onderzoekers is om dit graf niet alleen aan Hetepsechemoei maar ook aan Nebra toe te schrijven.

      Er zijn vier mogelijkheden

      1. Nebra bezette dit graf dat echter volledig door Hetepsechemoei gebouwd werd .
      2. Nebra bezette het (onafgewerkte) graf van Hetepsechemoei en beëindigde de bouw ervan.
      3. Nebra werd ergens anders begraven en de zegelafdrukken tonen alleen aan dat hij het graf van zijn voorganger voltooide of er zelfs alleen maar de begrafenis voorzat (zoals bij Qa'a-Hetepsechemoei en Chasechemoei-Netjerihet te Abydos).
      4. Nebra bouwde alleen maar deze tombe en sloeg er enkele objecten die aan zijn voorganger toebehoorden in op.

      De stratigrafie van dit monument is echter weinig bekend en latere begravingen hebben deze nog meer komen verstoren.

      Op grond van de uitsgestrekheid van het graf wordt Hetepsechemoei als eigenaar verkozen omdat dit beter past bij een langere regering. We bezitten immers veel meer materiaal uit de periode van Hetepsechemoei dan uit deze van Nebra. Dit leidt dan tot de veronderstelling dat Nebra's regering dus korter geduurd zou hebben dan deze van Hetepsechemoei en alleen deze zou dan de tijd gehad hebben om een dergelijk complex te bouwen. Maar dit is alles behalve zeker. We weten dat de periode van de regering van beide samen zowat 40 jaar geduurd heeft en dus zou het evngeod kunnen dat ze elk 20 jaar hebben geregeerd. Het kan bijvoorbeeld goed zijn dat de schaarste aan vondsten van Nebra te wijten is aan toeval. Maar een statistische en vergelijkende analyse toont aan dat we meer objecten hebben van koningen die langer hebben geregeerd en minder of toch zeer weinig (en soms geen enkel) voor kort regerende koningen (v.b. Nineter,Chasechemoei versus Oeneg, Sened en Noebnefer)

      Men kan dus met een bepaalde zekerheid Hetepsechemoei als de bouwheer van dit graf aanwijzen. Zijn regering heeft waarschijnlijk dubbel zolang geduurd als deze van Nebra ( 19 versus 10 jaar).

      Stadelmann heeft de de gallerijen onder de volledige westzijde van Het Djoser complex te Sakkara met zekerheid tijdens de Tweede Dynastie gedateerd. Niet minder dan drie verschillende groepen gallerijen werden in de zachte rots uitgehouwen in deze area ( van de westelijke helft van het noordelijke plein, door het centraal "Westelijk Massief" tot aan de zuidelijke gallerijen die slechts een vijftigtal meters van graf A verwijderd zijn.

      De langste, centrale groep zou van Ckasechemoei kunnen zijn ( maar geen enkele vondst bewijst dit ). Dus kan er evengoed aan gewerkt zijn door de weinig bekende vorsten uit het midden van de dynastie of zelfs door Nebra. Een ander alternatief is dat andere gallerijen zich zouden kunnen bevinden in een nog niet geëxploreerd en met zand bedekt gebied ten zuiden van Hetepsechemoei's en Ninetjer' s gallerijen en ten oosten van de pyramide van Sechemhet.

      BESLUIT

      .

      We kunnen besluiten dat de weinige vondsten in ons bezit niet toelaten om ons een duidelijk beeld te vormen van de regering van Nebra, die wellicht een vijf- tot tiental jaar geduurd heeft.

      We kunnen wel gaan speculeren over het bijzonder karakter van de koninklijke namen en titels van de koningen van deze dynastie, waarvan verschillende maar vage schaduwen zijn in de lange geschiedenis van het Oude Egypte. Onafhankelijk van de correcte lezing van zijn naam Raneb of Nebra kunnen we zeggen dat de "zonneverering" terrein schijnt te winnen tijdens deze periode in de namen en titels: Horus Neb-Ra, Nesoetbiti-Nebtyi Oeneg, Seth-Ra Peribsen, Netjerikhet Ra-noeb... om nog niet de namen op de koningslijsten uit het Nieuwe Rijk (en latere afleidingen ervan(?)) van deze Tweede en Derde Dynastie te noemen. Het zijn namen die samengestld zijn met Ra: Neferkara, Nebkara.

      Deze feiten samen met het begin van de "slechte tijden" op het eind van de Eerste Dynastie en nadien (zowel de naam van Hetepsechemoei als deze van Chasechemoei, zouden een afspiegeling zijn van deze situatie) kunnen door ons niet omgezet worden in "zekere" geschiedenis maar zijn wellicht voldoende om ons voor te stellen dat de staat bepaalde "onrust" diende te verwerken (daarom niet in de aard van een burgeroorlog tussen de volgelingen van Seth en die van Horus of tussen het Noorden en het Zuiden zoals vroeger al eens werd gesuggereerd).

      Deze perikelen vonden hun einde-alhoewel verre van definitief- op het einde van de regering van Chasechemoei en deze van Djoser/Netjerichet: de verbondenheid met koninklijke voorgangers werd benadrukt op verschillende manieren: ("collecties " van stenen vazen met koninklijke inscripties, legitimatie van het heilig bloed langs vrouwelijk lijn, voorzitten en organizeren van de begrafenisceremonieen begraving van de overleden koning, oprichten van majestueuze monumentale koninklijke graven en complexen). Voor de schitterende periode van de "grote pyramiden" aanvangt zou er nog een duistere periode van enkele decaden ( midden en late Derde Dynastie) volgen.(cfr D. Gould, 2003].

      De wortels van de mysterieuze (en ongetwijfeld ook politieke) problemen die eindigden met Peribsen's "ketterij van Seth" schijnen te liggen of op zijn minst de kop op te steken bij het begin van de eerste helft van de Tweede Dynastie of misschien reeds op het einde van de vorige dynastie (F. Raffaele, 2005).

      Tot op heden echter is het practisch onmogelijk gebleken om de oorsprong en de essentie van de culturele veranderingen die leidden tot de aanname van bepaalde namen, nieuwe koninklijke titels, en de verandering van godheid die het koningschap beschermde (en gedeeltelijk ook de verandering van plaats van de koninklijke necropool en andere meer of minder relevante verschijnselen) te verklaren. Nieuwe vondsten zijn steeds welkom en essentiëel voor een betere interpretatie. Maar ook het bestuderen van de gekende feiten vanuit een andere theoretische hoek of een nieuwe analyse van vanouds bekende bronnen (met betere foto's, door directe observatie, of in het licht van andere nieuwe ontdekkingen of juist zonder de vanzelfsprekendheid van "oude" dogmas) kan belangrijke details en oplossingen aanbrengen die werden over het hoofd gezien en aldus nieuwe gedachtenstromen op gang brengen die leiden naar volkomen verschillende conclusies dan deze die momenteel algemeen aanvaard worden.

      24-11-2006 om 00:00 geschreven door ramsesje


      >> Reageer (1)
      12-11-2006
      Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

      Zelfstandige naamwoorden

      Zelfstandige naamwoorden zijn woorden die duiden op een persoon, een levend wezen of een object. In het Oud-Egyptisch kent men slechts twee geslachten: mannelijk en vrouwelijk. Onzijdig bestaat niet, net zoals in het Frans. Maar waar men in het Frans le en la gebruikt om mannelijk en vrouwelijk te onderscheiden doet men dit in het Oud-Egyptisch met een uitgang. Vrouwelijke woorden eindigen vrijwel altijd met t (broodje). Mannelijke woorden eindigen slechts zelden op een t .

      Lidwoorden

      In het Oud-Egyptisch is er geen plaats voor lidwoorden zoals "de" , "het, "een" in het Nederlands " le" en "la" en" un" en "une" in het Frans of "the" en "a" in het Engels. De Egyptenaren schrijven dus "man" en dat zowel "de man" als "een man" betekenen. Dit blijkt meestal wel uit de context.

      Bijvoeglijke naamwoorden

      Een bijvoeglijk naamwoord is een naamwoord dat iets zegt over een eigenschap van het zelfstandig naamwoord vb: de domme man en de wijze vrouw , dom zegt iets over de man, wijs over de vrouw . Het zijn bijvoeglijke naamwoorden.

      Net als in het Frans volgen de bijvoeglijke naamwoorden het geslacht van het zelfstandig naamwoord. Is het zelfstandig naamwoord vrouwelijk dan neemt het bijvoeglijk naamwoord ook een t .

      In het Oud-Egyptisch volgt in de zinsorde het bijvoeglijk naamwoord het zelfstandig naamwoord.
      De slechte man wordt dan "man goed " -s bin
      De slechte vrouw wordt "vrouw slecht" s. t-bin.t
      Omdat de t hier een uitgang is wordt ze bij transliteratie gescheiden door een punt van het zelfstandig naamwoord of bijvoeglijk naamwoord.

      Zoas u wel zal begrepen hebben is het vogeltje in het woord slecht een determinatief het staat bij alles wat als klein of slecht ervaren wordt . Het stelt een mus of een zwaluw voor. Het diertje heeft een gevorkte staart.

      12-11-2006 om 00:39 geschreven door ramsesje


      >> Reageer (4)
      05-11-2006
      Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tombe A (het graf van Hetepsechemoei ?

      GRAF A ONDER HET BEGRAFENIS COMPLEX VAN OENAS TE SAKKARA

      Alhoewel niet met 100% zekerheid wordt dit grafstelsel vrij algemeen aanzien als dit van Hotepsechemoei.


      De ingang van het grafcomplex op de rechterzijde zie je nog juist de hoek van de pyramide van Oenas (in donkere steen)
      ;

      De Onderbouw

      Toen Alessandro Barsanti begon aan de exploratie van de omgeving van het begrafenis complex en de pyramide van Oenas ( laaste koning van de vijfde dynastie en de eerste waar pyramide teksten werden bij gevonden) te Sakkara , stuitte hij op de ingang van een gallerij die onder de Pyramide van Oenas heenleidde en zich over heel wat meters uitstrekte, zich vertakkend in een honderdtal donkere en onzekere gangen, gedeeltelijk juist onder de pyramide en de begrafenistempel van Oenas gelegen.

      De strucruur van graf A (toegeschreven aan Hotepsechemoei is beter bekend dan deze van graf B toegeschreven aan Ninetjer [*]. De labyrintvorm van graf A imiteert waarschijnlijk de gangen van de koninklijke verblijfplaats en geeft een interessant idee van de layout van een vroeg koninklijk paleis.

      De lange afdalende trap begint zowat 20 meter n.n.o. van de noordostelijke hoek van de Oenas pyramide, juist nabij de afsluiting van het noordelijke hof van de tempel van Oenasj. Na ongeveer 25 meter zien we aan de westzijde van de trap een doorgang die naar een eerste verzameling stapelplaatsen leidt. Het is een oost-west verlopende gang aan wiens zuid- en noordzijden 14 lange kamers van gelijke grootte uitmonden. Een dergelijke set van stapelplaatsen vinden we 5 meter ten zuiden van de eerste aan de tegenovergestelde (oostzijde) zijde van de trap. Circa 10 meters verder naar het zuiden bereikt de trap het grondvlak van de kelder ongeveer zeven meter onder de grond gelegen.

      Plan van het grafcomplex. De zwarte dwarsstrepen duiden de valhekken aan


      De hoofdgang vertakt zich in verschillende secundaire gallerijen en geeft door middel van vier valhekkens ( met enorme de weg versperrende stenen) ) toegang tot de meest zuidelijke kamers. De kamer bij c (zie tekening hierboven)is de begraafkamer, 'a' is een model latrine en deze tussen a en b een stapelkamer voor vazen. De plaatsen zijn dus geschikt zoals in een koninklijk paleis (cfr. Roth, JARCE 30) met het complex latrine-, bad- en slaapkamer zoals in andere private mastabas (cfr. Roth, loc.cit.; Quibell, Archaic Mastabas, 1923) van de 3e of 4edynastie.

      De put langswaar de begraafplaats werd benaderd in de Late Tijd

      Te bemerken valt de afwijking tegenover de oost-west richting van de meest zuid-oostelijke gang van het ondergronds complex ( alle andere gangen liggen evenwijdig aan de noord-zuid of oost-west as. Dit netwerk van gallerijen is tijdens de Saîtische en latere periodes nog bezet geweest. Men heeft er beenderen gevonden en verbrande mummies van honderden begravingen die tijdesn de Coptische periode geplunderd werden. De begraafplaats werd betreden door een put, die uitmondde in de hoofdgang juist voor de ingang van de tweede ( oostelijke ) serie van op een kam gelijkende gangen, die dan ook als een werkelijke begraafplaats werd gebruikt in tegenstelling met de gaten in de valhekkenstenen die alleen door rovers werden gebruikt . Samen met de mumiies, dieren- en mensenbeenderen werden hier uit de Late Periode oesjabti-achtige** beeldjes in klei, fragmenten van papyri in demotisch schrift e.a.gevonden naast amuletten in faiënce.

      De eerste zegelafdrukken en inscripties op stenen vazen werden gevonden achter het vierde en laatste valhekken in de eerste en meest westelijke gangen. De naam van Horus Nebra schijnt de enige geweest te zijn die men kon lezen op de kleistopsels van de vazen in deze area. In de eerste westelijke gangen met kamstructuur werden verschillende vazen in klei gevonden maar zonder inscripties. Eveneens zonder inscripties werden vazen in dioriet, albast en schist gevonden in de kamers tussen het eerste en het tweede valhek. (Barsanti in: ASAE 3, 252, noemt verkeerdelijk drie kamers in het westen en één aan de oostzijde van dit deel van de hoofdgang. Er zijn maar twee westelijke kamers zie kaart ).

      Belangrijk is dat in de zuidelijke bijkamers na het vierde valhek ( deze waren gebouwd als conische kapellen zoals deze te Abydos en Nagada ) de kleizegelafdrukken van Nebra samen met deze van Hetepsechemoei werden gevonden.(Maspero, ASAE 3, 185-190).

      Gallerij uit het complex
      * Deze laatste zijn na de onderzoekingen van S. Hassan's begin van de 1950er jaren nog heel recent geлxploreerd. Het is te hopen dat nog onderzoek zal volgen in deze tombes uit het begin van de Tweede Dynastie (A and B) want deze herbergen, ondanks hun povere staat van bewaring en structurele instabiliteit waarschijnlijk nog veel meer materiaal dan de kleinere koningsgraven C en D. Deze werden bovendien hergebruikt door belangrijke personages tijdens de Achtiende Dynastie en zijn dus meer systematisch en meer volledig ontruimd dan de tombes A en B
      Oesjabti's zijn kleine beeldjes, die waarschijnlijk oorspronkelijk de geslachtofferde dienaars dienden te vervangen en meegegeven werden met de overledenen om voor hen in het hiernamaals het lastige werk te verrichten.

      De boven bouw (volgt)

      Van de bovenbouw van het graf rest niets meer. DE bovenbouw werd genivelleerd tijdens de Vijfde Dynastie om de pyramide van Oenas te bouwen. Onderzoek verricht door S. Bey Hassan toonde een gelijkaardige serie van gelijkaardige ondergrondse gallerijen een hondertal meter meer naar het oosten onder een deel vn de verhoogde weg van Oenas. (SAAE 38, 521) (cfr. Munro et al., in: DE 26, 1993, 47ff. voor sporen van de bovenbouw van Ninetjer);. Er zijn twee belangrijke hypothesen aangaande de bovenbouw van de complexen van Hetepsechemoei/Nebra en Ninetjer.

      1) Een Mastaba-achtige structuur in moddersteen (mudbrick) of een zand- en afval heuevel bij elkaar gehouden door muurtjes in moddersteen.

      2) Een op een afsluiting gelijkende structuur in moddersteen.

      De eerste hypothese is nauwelijks aanvaardbaar want het zou een immense hoeveelheid materiaal hebben gevraagd, speciaal wanneer het om een echte mastaba zoals ze gebouwd werden door de Eerste Dynastie zou gaan. lt. De tweede hypothese leunt waarschijnlijk veel dichter bij de waarheid aan. Een "echte" afsluiting zoals deze van Netjerihet (Djoser) of zoals de Gisr al Moedir moet men eveneens verwerpen want er werden geen sporen van muren gevonden. Maar een soort open hof op een lage opstap die, zoals een temenos, de de binnenste structuren afbakende is veel waarschijnlijker.

      In thet complex van Ninetjer schijnt een soort van bedekkende, van oost-naar west lopende opstap een paar meter ten zuiden van de verhoogde weg van Oenas een externe meer toegankelijke ruimte te scheiden van een binnenste meer verdoken area. Een soort spiegelbeeld boven van de "lijn" die in de ondergondse gallerijen de voorkamers scheidt van wat naar alle waarschijnlijkheid de meer intieme koninklijke ruimte kan genoemd worden. (DE 26, 1993, 53).

      Wanneer een bovenbouw aanwezig was is het waarschijnlijk dat deze zich niet verder uitstrekte dan het laatste ( meest zuidelijke ) derde van deze gallerijen.

      .De noordelijke sector bestaat uit een circa 20 meter lange band bedekt met klei die aan de zuidzijde abrupt onderbroken wordt door een nieuwe laag, achter de bedekkingsopstap, en die een meter hoger ligt en uitgehakt werd in de rots, de vertical oost-west its vertical oost-west sectie is bedekt met dun zandstenen metselwerk.(Orientalia 62, 1993 p.206).

      Het graf wordt bijna unaniem gesitueerd tijdens de regering van Hetepsechemoei. Zijn opvolger Nebra had waarschijnlijk geen tijd om zich een eigen graf te bouwen (alhoewel men aanvaardt- maar niet algemeen- dat nog verschillende ondergrondse structuren, toebehorende aan de Tweede Dynastie, zich onder het "westelijk massief van Djosers complex, iets ten noorden van het graf A zouden bevinden). Nebra zou zich dan zowel de tombe als de vazen van zijn voorganger toegeлigend hebben (Fischer cit.)

      Er bestaat npochtans een kleine kans dat tombe A door Nebra zelf zou zijn gebouwd die zich dan de objecteni uit een nabijgelegen graf van Hetepsechemoe zou hebben toegeлigend . Dit is blijkbaar toch minder waarschijnlijk. Inscripties wijzen er immers op dat de regering van Hetepsechemoei langer heeft geduurd dan deze van Nebra.

      Het voornaamste bewijs dus om het gallerijcomplex aan Hotepsechemoei toe te schrijven is het feit dat deze langere regeringperiode beter te verenigen valt met de constructie van een dergelijk uitgebreid graf, het eerste in dit nieuwe koninklijke kerkhof van Memphis.

      Nog vrij recent (e.g. in Orientalia 63, 1994, 381) echter werd de westelijke tombe (A) toch aan Nebra toegeshreven(in de passage komt wel een fout voor op het einde van lijn acht waar oost dient vervangen door west cfr F. Rafaele).

      Tot slot zullen we het nog hebben over de droge gracht die in de richting west-oost loopt evenwijdig met de temenos van Djoser (zie de planen onderaan) en de verhoogde weg van Oenas.Het is mogelijk dat het een natuurlijke gracht is (DE 26 met foto's ; Orientalia 62, 1993, 381) en dit geval moet het een bepalende factor zijn geweest bij het plaatsen van de twee tomben A en B uit de Tweede Dynastie. Anderzijds beschrijft N. Swelim (in: J. Baines ed. 'Pyramid Studies and other Essays ... to I.E.S. Edwards', 1988, 12-22) op overtuigende wijze de relatie tussen deze droge gracht en en de trappenpiramide complex van Djoser. In dit geval zou deze koning uit de vroege Derde Dynastie dit topografisch element gebruikt hebben als een soort avn barriиre om zijn uitzonderlijk groot monument te beschermen. Alleen meer diepgaand archeologisch onderzoek zal het mogelijk maken de uitbreiding en de manier van constructie van het koninklijk kerkhof in Midden-Sakkara beter te bergrijpen.

      . Vast staat dat het zich va Noord naar Zuid ontwikkelde (de kortstondig regende vorsten uit het midden van de dynsatie liggen begraven in de omgeving van het kerkhof uit het Nieuwe Rijk waar Maja, Merira,en Horemheb begraven liggen ( cf. J. Van Wetering) Evenwel is een zeker patroon in ontmanteling van de bovenstructuren van de koninklijke tomben nog niet vastgelegd. We moeten dan ook voorzichtig zijn om de vernietiging van deze structuren toe te schrijven aan Oenas wat hoe eigenaardig het ook moge klinken dit kan al begonnen zijn tijdens de regering van Djoser

      CONCLUSIE

      .

      Gedurende de regering van vroege koningen zoals Den, Qaa, Ninetjer, Peribsen, Khasechemoeiwy en Netjerihet werden grote innovaties in verschilldens aspecten van de rregering van het Oude Egypte ondernomen

      De regeerperiode van Hetepsechemoei is niet zo rijk aan vondsten als deze van zijn tweede opvolger Ninetjer, maar ze geeft niettemin blijk van een duidelijke hang naar verandering vooral in de administratieve en begrafenis architectuur. Dit moet gepaard zijn gegaan met snelle veranderingen die optraden in andere aspecten van de organisatie van de staat.

      De bespreking van zijn naam we al eerder aangesneden en er wordt beweerd dat deze koning het rijk opnieuw verenigde na een burgeroorlog tussen de Twee Landen. Iets dergelijks zou een eeuw later onde Peribsen nog eens plaatsvinden Dit zijn nog resten van oude manier om de gegevens te interpreteren en de geschiedenis te reconstrueren. Immers niets, tenzij . de aanwezigheid te Sakarravan van enkele noordelijke koningen die zeer kortstondig regeerden bewijst dat er oorlogsdaden werden gesteld tijdens deze periode. Zoals trouwens met Peribsen- Chasechemoei is het extreem moeilijk om de schaarse bronnen te interpreteren in die zin dat er zich religieuse- of oorlogsontwikkelingen zouden hebben voorgedaan. Daarom moet iedere interpretatie van feiten zoals de verandering van necropool, de vooruitgang in architectuur of de betekenis van een troonnaam alleen op een hoogst speculatieve wijze gezien worden als een effect van historische gebeurtenisssen en zal dus pure hypothese blijven. Men zou kunneen denken dat de schaarsheid zelf van het materiaal over deze weinig bekende vorsten er voor gezorgd heeft dat sommige onderzokers zich hebben laten verleiden om ten allen prijze naar geschiedenis te zoeken ' (cfr. K. Sethe's reconstructief van de predynastische gezschiedenis op basis van latere mythen).

      Hetepsechemoei verkoos zijn grafmonument te Sakarra te bouwen nadat Abydos deze rol an tenminste 200 jaar had vervuld. Het belang van zijn aanwezigheid in het verstedelijkte Memphis als hoofdstad kan nauwelijks overschat worden maarr men kan er ook nauwelijks aan twijfelen dat de koningen van de Eerste Dynastie eveneens een koninklijk paleis te Memphis bezaten (waar sommigen onder hen het grootste deel van hun regeerperiode doorbrachten ) : mogelijks was er geen nood meer aan het bevestigen van de band met de archaпsche koningen of was er anderzijds een soort vrijwillige breuk met het verleden.

      De vroege begrafeniscomplexen van de Tweede Dynastie, althans indien ze beter gekend zouden zijn, zouden misschien het koppelteken kunnen vormen tussen de trap-tunnels van Den - Qa'a (voorzien van een aparte temenos, n.m.l.de Kom es Sultan 'Talbezirke' in Noord-Abydos.) en de trappenpyramide (binnen in de temenos) van Netjerihet - Chaba. De ondergrondse structuren in de private mastabas zijn trouwens op dezelfde leest geschoeid.

      . In het centrum van de graven van de Eerste Dynastie , juist boven de begraafkamer, heeft men vaak een zandheuveltje gevonden. Dat is een duidelijke voorloper van de mastaba van Netjerihet en de ondergrondse gallerij modules. ( zie ook Nebetka's S3038).

      Er is geen enkel overblijfsel van omwallingsmuren voor de Sakarra tomben A en B maar de area boven het netwerk van gallerijen was genivelleerd tot een laag opstapplatform en is door Duitse archaeologen opgegraven op de plaats van de tombe van Ninetjer (Munro et al. D.E. 26,1993 ; id. G.M. 63, 1983). Het is mogelijk, dat wij omdat de evolutie van de bovenbouw van de koninklijke graven zich over een zo groot aantal jaren uitstrekte wij een deel ervan missen. Bovendien hindert hun algehel verdwijnen een precise reconstructie, maar een parallel met de eigentijdse particuliere graven te Noord-Sakarra (zoals S2302) suggereerd dat het monumentale aspect ervan zeker niet vrwaarloosd mag worden.

      De jaartal etiketten, een belangrijk onderdeel geproduceerd door de administratie van de Eerste Dynastie vanaf de regering van Narmer tot en met Qa'a , verdwijnen plots uit het grafuitrusting . Zij houden gelijk op te bestaan en hun functie wordt overgenomen door andere middelen. Wat nog op een ingrijpende verandering in de administratie van en controle over het rijk alsook in de tijdsrekening wijst is het volgende: sinds de tijd van Hotepsechemoei dat tellingen van vee ( en andere rijkdom) de basis vormden van de tijdsrekening (dit werd tijdelijk oevrgenomend oor de Derde Dynastie en uiteindelijk definitief aanvaard sinds de regering van Snofroe.

      De regering van Hetepsechemoei moet ongeveer 15 tot 25 jaar hebben geduurd. De absolute dat zouden circa 2845-2825 v.Chr. liggen. Dit berust op de meest geloofwaardige benadering voor de reeksen Narmer-Qa'a (3060-2850) en Hotepsechemwoei -Chasechemoei (2850/2845 - 2700/2690 BC). Deze lengte van zijn regering laat de constructie toe van de grote tombe, waarvoor vele jaren nodig zullen zijn geweest en tevens ook grote en perfecte (re) organisatie van het staatsapparaat. Helck (Thinitenzeit, 124) nam een periode van ongeveer. 39 jaar aan voor de regeringen van f Hetepsechemoeiy en Nebra samen, dit volgens de plaats die ze zouden hebben ingenomen op de Annalensteen (rechts en waarschijnlijk ook aan het begin van lijn IV op het originele stuk).



      05-11-2006 om 00:00 geschreven door ramsesje


      >> Reageer (0)
      29-10-2006
      Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

      HOTEPSECHEMOEI

      Manetho vertelt ons dat de Tweede Dynastie negen vorsten telde die in totaal driehonderdtwee jaren regeerden. Zoals gezegd is de volorde van de eerste vier door archeologisch bewijsmateriaal vastgelegd. De stichter van de dynastie werd met zijn Horusnaam Hotep -sechemoei genoemd. Soms schijneen de overgangen naar een andere dynastie bij Manetho ongegrond (cf. F. Raffaele, BASADE 1, 2003) dan is het hier zeker niet he geval: cfr de mogekijke tussenkoningen en de afwezigheid van graven van de eerste koningen van de Tweede Dynastie in de necropool van Abydos.

      Zoals we reeds weten was in deze tijd de vornaamste naam de Horus naam. hij werd aangenomen bij de troonsbestijging. Het eerte teken binnen de serech is het "htp (hepet)" teken met betekenis. Vrede, voldoening verzadiging,. De twee daarop volgende tekens zijn te beschouwen als een tweevoud en eindigen dus met de uitgang - "wi (oei)"- het teken is een "sxm (sechem)"-scepter en betekent hier macht. Dus twee machten. De totale naam kan vrij vertaald worden als de twee machten verkeren in vrede (vrede van de twee machten). Met de twee machten wordt dan zoals in de nebti-naam de beschermgodinnen van Neder- en Opper-Egypte verstaan.

      Zijn geboortenaam was Hetep-Nebti (of Sehetep-Nebti).Waarschijnlijk was het Nebti-deel van de naam hier niet te beschouwen als een koninklijke titel maar als een infix [ later in het Oude Rijk zal dit woord gebruikt worden bij namen van prinsen zoals bij Sekhemkhet's Djesertj-Nebti (Ankh) op een textiellijst-label van Sakkara of op de laat Derde Dynastie, te Elephantine gevonden en met inkt beschreven vazen met de naam van een wrt-Hts Djefat-Nebti].***

      Hotepsechemoei is te identificeren met de Boeadjaoe en de Baoenetjer van de koningslijsten en met de Boкthos van Manetho die bevestigde dat ook de koningen van de Tweede Dynastie afkomstig waren van This. Manetho zegt dat er gedurende de 38 jaar durende regering van Boethos er zich een kloof opende te Boebastis en dat vele mensen omkwamen. Daar dit deel van de westelijke Delta geologische sporen vertoont van vulkanische werking berust dit verhaal waarschijnlijk op bepaalde feiten. Boethos (Africanus) en Bochos (Eusebius) neemt men aan misinterpretaties te zijn van de naam Boedjaoe (Abydos koningslijst , 9e naam) en de naam Bdjaw is op zijn beurt dan weer een misinterpretatie van de echte naam Hotep ( dit te wijten aan gelijkvormigheid van de tekens van beide namen in het hiлratisch).

      Een inscriptie van 43 kolommen van Mastaba G 1011 (Giza, writing board) werd door Reisner naar het Caпro museum gebracht in het begin van de twintigste eeuw. De naam Boedjaoe en andere koningen van het Oude Rijk worden erop vermeld. (Wildung 'Die Rolle Agyptischer konige...' 1969 p. 39 tav. 2,3).

      Baoe-netjer is de naam die we vinden op de Turijnse Papyrus (2.20) en op de lijst van Sakkara (derde naam). Op monumenten is deze nooit teruggevonden.

      Gezien de zeer waarschijnlijke Memphitische oorsprong van de Turijnse papyrus en van de Sakkarra koningslijst kan de naam Baoenetjer verwijzen naar een van de kortstondige koningen die tussen Qa'a en Hotepsechemoei geplatst zijn. De koning "Vogel" zijn naam is geschreven met en vogelteken dat kan geпnterpreteerd wordn als Ba (echter te onderscheiden van de Horus Ba van de derde Dynastie. Dit zou dan de koning kunnen zijn wiens geboorte naam als Baoenetjer werd doorggeven. Indien deze theorie correct is wordt Manetho's Kakaoe dan Hotepsechemoei en wordt Nebra niet vermeld) .

      Bekijken we de eerste cartouche dan zien we na elkaar het been teken "b", en in het tweede teken herkennen we het tweeletterteken "DA (dja)" maar dat ook als afkorting kan voorkomen voor "wDa (oedja)" en dan welvarend betekent ( vooral in de formule anch, oedja, seneb= moge hij leven, welvarend zijn en gezond) . Het derde teken is " tA (ta)" . Het laatste teken is "w (oe)" dus sttat er b-oedja-ta-oe maar in de tijd dat de naam geschreven werd werd d-t-D-T (d,t, Dj, Tj) vaak door elkaar gebruikt en zo is deze Ta te beschouwen als een dja en dus fonetisch complement en komt dus te vervallen en komt men tot B-oedja-oe. Wat trouwens bljkt uit de tweede cartouche maar hier staat dan aan het eind het teken M44 dat mij allen bekend is als determinatief bij srt (doorn) spd (scherp) en dat ik dus niet kan verklaren.

      In de derde catouche is het makkelijker we hebben het teken "nTr ( netjer) " wat god betekent en daarna de Ba vogel driemaal wat dus het meervoud aangeeft en door de uitgang w(oe) gevormd wordt vanwaar ba-oe. Netjer als god staat hier echter vooraan uit respekt en dus lezen we Ba-oe-netjer.In de vierde cartouche lezen we vrijwel hetzelfde. Met de doorstreping van het teken netjer wordt aangegeven dat in de oorspronkleijke inscriptie deze letter vaag of uitgewist voorkomt. Wanner met de ba vogel de ziel aangegeven wordt staat hier vaak het streepje boven dat aanduidt dat precies gaat om wat de hiлroglief voorstelt Hier dus de ba-vogel of een onderdeel van de ziel.. Driemaal geeft het meervoud aan wat nog eens benadrukt wordt door de laatste drie streepjes die ook het meervoud aangeven. De perkament rol of voorlaatste teken geeft dan wer aan dat om iets "abstracts" gaat. We zouden het geheel vertalen door de (ba)-geesten van degod

      Zoals gezegd staat zijn naam met die van zijn twee directe opvolgers op een granieten beeld gevonden te Memphis. Op grond van een vuurstenen schaal te Gizeh heeft men betoogd dat de volgorde van de nemen op het beeld niet strikt chronologisch ebhoeft te zijn, maar dit is zeer onwaarschijnlijk en de opeenvolging lijkt wel juist.

      Hotep-sechemoei heeft blijkbaar Qa'a begraven maar de mogelijkheid bestaat ( zie hoger) dat op zijn minst twee koningen Sneferka en Vogel, van Neder-Egyptische afkomst, tussen Qa'a en Hotepsechemoei geregeerd hebben. Aan de andere kant zijn er ook de labels uit de laatste jaren van Qa'a waar de naam van een prins Sehetep-nebti op voorkomen en die er kunnen op wijzen dat Hotepsechemoei een (jonge?) opvolger was van de laatste legitieme koning van de Eerste Dynastie. De erfgenaam van deze laatste, Sen-Nebti stierf ongeveer voor het einde van vijfendertigste regeringsjaar van Qa'a en schiep dus problemen bij de opvolging van S-Hetep-Nebti **(s-Hetep is de causatieve werkwoordvorm van Htp; deze naam Sehetep-Nebti is nauw verwant aan de persoonlijke naam Hetep-Nebti, die we uit talrijke inscripties kennen, van Hetepsechemoei. Ook lijkt de betekenis van de naam " de twee machten leven in vrede " er op te wijzen dat er enige politieke tweedracht of familiale twist bestond tijdens de laatste jaren van Qa'a.

      ** Nota: De Sen-Nebti en S-hetep-Nebti namen worden vrij algemeen aanvaard als zijnde de twee opeenvolgende nebti namen van Horus Qaa

      ***
      Hoedanook kan dit probleem anders opgelost worden en kan de vraag gesteld of nebti in afwezigheid van nesoebit wel duidt op de Nebti naam. Over het probleem van Nebti als een weerkerend infix in prinsennamen en de kwestie van de koninklijke titels van Horus Adjib en zijn opvolgers kan men de belangrijke bijdrage van P. Kaplony, "Er ist ein Liebling der Frauen". Ein "neuer" König und eine neue Theorie zu den Kronprinzen sowie zu den Staatsgцttinnen (Kronengöttinnen) der 1./2. Dynastie, Ägypten und Levante 13, 2004, 107-126] lezen..

      Zijn graf is nog niet gevonden maar bij de pyramide van Oenas te Sakkara heeft men een onderaardse gallerij ontdekt met kruikzegels die zijn naam dragen.In een volgende aflevering meer over deze zegels andere voorwerpen en het graf.

      De Zegels

      Bij recente opgravingen te Oemm el Qaab werden in de offerkamers bij de ingang van het graf van Qa'a (Q) zegels van Hotepsechemoei ontdekt. ( Dreyer 1993b 11; Dreyer et al. 1996 , in: MDAIK 52,1996, 71-72, fig. 25, pl. 14a). Men heeft dit als een bewijs aanzien dat Hotepsechemoei zijn positie legitimiseerde door de begrafenis van zijn voorganger te leiden of op zijn minst deel te nemen aan zijn dodencultus. Dit zou dan pleiten voor "keinen Bruch zwischen 1. und 2. Dynastie" (geen breuk tussen de Eerste en de Tweede Dynastie).

      Andere zegelafdrukken werden gevonden door A.Barsanti in het meest westelijke van de twee graven ten zuiden van het Djoser complex, onder de pyramide van Oenas (A.S.A.E. 2, p. 249-57 en A.S.A.E. 3, p. 182-90; Kaplony I.A.F. 3 fig. 262,263,281,282,307) en het zijn deze zegels die toelieten het gallerijen complex te dateren tijdens de regering van Hotepsechemoei (zie ook verder). Het koninklijk landgoed van Hotepsechemoei wordt op de zegels 'Hwt Nswt-Bity Nebty HTP'. ( huis van koning Hotep) genoemd. Het koninklijke domein daarentegen 'Hor Kha (m) sba' (Horus rijst als een ster) De hogergenoemde zegels uit het graf van Qa'a vernoemen het befaamde koninklijke palies te Boeto 'Hwt Pe Hor Mesen' (of 'Hwt Pe Hor Way') . Dit paleis werd gebouwd tijdens de Eerste Dynastie en was nog in gebruik tijdens de Derde Dynastie (T. Wilkinson E.D.E., 1999, 119-20 en vooral  P. Kaplony, IAF I, 1963, 150ff.).

      Andere objecten

      Het meest befaamde object waarop de koningsnaam voorkomt is het beeldje van een knielende priester (Cairo C.G.1) vroeger Hotepdjef genaamd en nu geпdentificeerd als Redjit . Het is gemaakt van roze graniet en het komt uit Memphis (Mit Rahina). Op de basis bevindt zich een inscriptie (Helck, Thinitenzeit, 1987, 240) die een toespeling maakt op de 'Chef van de bewierokers, Redjit, geliefd door nTr-Achti,. De god Netjer Acheti is een phoenix bovenop een vogelstok. Dit kan verband houden met de stad Boeto. Op fragmenten van stenen vazen zijnen de namen van Hetepsechemoei en Nebra geassocieerd met Bastet  (de godin van Per Bast =Boebastis) of "Zij van de zalfpot "' (Wilkinson E.D.E. p. 282); de vogel op de top van een conisch voorwerp komt ook op de schouder van hetzelfde beeld voor net voor de Horus namen van de eerste drie koningen van de Tweede Dynastie. (Redjit inscripties). Wildung suggereert om de vogelhiëroglief in kwestie te interpreteren als de god Djaoeti (Thot). Redjit was dus een priester van de begrafeniscultus van deze drie koningen in de necropool van Memphis en dit tijdens het midden of op het einde van deze Tweede Dynastie (zie ook H.G. Fischer, in: Artibus Asiae 24, 1961, 46, fig.1; D. Wildung, Die Rolle..., 1969, 36-40). Deze laatste auteur en recent ook nog M. Eaton-Krauss en H. Sourouzian (beide in : Grimal ed., Les Criters de datation stilistiques... 1998) dateren het beeldje in de late Derde Dynastie wegens de ongebruikelijke inscriptie op de schouder en in het bijzonder op de basis van het circulair hoofddeksel wat sterk gelijkt op het beeld van Metjen.

      Een beencylinder mogelijks afkomstig uit Helwan bevindt zich in het Brooklyn Museum (Needler 1984, p.379). Het kan een deel van een meubel zijn en toont de serekh van Hotepsechemoei in vereenvoudigde vorm maar scherp van lijn. Deze koning is ook te Abydos bekend door fragmenten van inscripties op 4 stenen kommen, gevonden door Petrie in de Oemm el Qaab tombe P (Peribsen) en één gevonden in het graf V (Chasechemoei) op dezefde site . (Tomb P : Petrie R.T. II tav. 8,8 - 8,11; tomb V : Kahl, Das System, 1994, Quelle 2047; Amelineau, N.F. II, 1902, pl. 21,6). Twee van deze inscripties verwijzen naar het Ka-Huis (Hwt Ka) van Hotepsechemoei. Het stuk in tav. 8,11 noemt de god Achti en dit heeft Helck (cit. supra) er toe gebracht om de twee vogelfiguren op het Caïro C.G.1 beeldje van Redjit als Netjer Achti te lezen .

      Meer dan twintig fragmenten van beschreven stenen vazen afkomstig uit het trappenpyramide complex van Djoser worden gedateerd onder Hotepsechemoei (Lacau-Lauer, PD IV.1, 1959, pl. 10-12, 15, 17, nr.79-83; PD IV.2, 1961, 29-32, 39-40; Kahl, op. cit., 310-11).

      Ander inscripties op stenen vazen uit private collecties vinden we in Kaplony Z.A.S.88,1962, fig. 5, 8, 9 en id., MDAIK 20, 1965, fig. 48, 49. Zij vernomen de paleizen van deze koning te Memphis en Boeto, de Bastet stichting, de Opper- en Beneden Egyptische kroontempels, de Hwt-Ka van Hotepsechemoei en de Hwt-Ka van Netjer Akhety, de Hwt 'Za-ha-ka' en 'iz mehit'. (cfr. ook Helck, in: ZAS 106, 1979, 122; id., Thinitenzeit, 117, 124, 194-5,204,217). (Stenen vazen inscripties. fig.2)

      Twee beschreven stenen kommen van Hotepsechemoei werden door Reisner in Menkaura' s pyramide complex te Gizeh gevonden. Een vaas in albast die eveneens zijn serech droeg werd door Brunton in graf 3112 tef Badari gevonden. Tot slot dragen een paar stukken van onbekende herkomst (waaronder en zwart granieten beker ) de naam vandeze koning (Kahl cit. p. 312).

      Op zijn minst enkele van de inscripties op de stenen vazen werden op oudere stukken gegraveerd. Scherf BM 35556 (cf. Spencer, Catalogue, 1980, 42, nr. 275 = Petrie RT II, pl. 8.12; goede photo in: Donadoni Roveri - Tiradritti eds., Kemet. Alle Sorgenti del Tempo, 1998, 251; zie ook Kahl) zou zelfs op zijn minst door drie koningen herbenut zijn (waarbij we dan nog Nebra niet rekenen,wiens naam in de Hwt-Ka rechthoek rechts verschijnt ) en volgens F.Raffaele zou de Nswtbity Htp(-Nebty) de eerste naam zijn die hierin gegraveerd werd (het htp teken kan opgespoord worden onder het nTr teken van Ninetjer's naam).



      29-10-2006 om 23:56 geschreven door ramsesje


      >> Reageer (0)
      09-10-2006
      Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Expeditie naar de bronnen van de nijl

      Expeditie naar de bron van de Nijl
      2005-2006





      Volgens de beste metingen van het ogenblik, strekt de machtige Nijl zich uit over 6.824 kilometers of 4.240 mijl vanuit het achterland van Boeroendi tot aan de mediterane kust van Egypte. En alhoewel de rivier gedurende het grootste gedeelte van twee eeuwen geëxploreerd en gereëxploreerd is geworden, heeft er nog niemand in een enkele trek de rivier van monding tot bron opgevaren of zijn ganse lengte kilometer na kilometer met GPS in kaart gebracht. Deze tocht was de nochtans het soort uitdaging dat Cam McLeay, Garth MacIntyre, en Neil McGrigor kon bekoren. McLeay, een geëxpatrieerde Nieuw-Zeelander, die nu in Oeganda leeft, is een rivierloper van wereldklasse. McIntyre staat aan het hoofd van een zaak in Wellington (Nieuw-Zeeland) die materaiaal voor "outdoor"- activiteiten verkoopt en McGrigor heeft, sinds hij in 2002 zijn Britse zaak in verhuur van kratten verkocht heeft, zich toegelegd op wat hij zelf noemt "avontuur en breken van records". Hij is momenteel houder van het snelhieds record "rond Groot-Brittannië" (27 uur) een wapenfeit dat hij verrichtte in een 16m lange motorboot.

      Deze drie hadden hun expeditie opgevat als een terugkeer naar de tijd van de ontdekkingen, incluis de duidelijk Victoriaans klinkende objectieven : " de expeditie voor de geschiedenis vast leggen " en "het team te bevestigen als voortrekkers op het gebied van exploratie". Maar belangrijker nog hoopten zij hun GPS data te kunnen gebruiken om aan te tonen dat de verste bron van de Nijl (dat is de bron van waaruit de rivier zoals hij doorheen het landschap meandert het meest kilometers aflegt om vanaf de bron de Middellandse Zee te bereiken) in Rwanda ligt en niet in het meer zuidelijk gelegen Boeroendi. Met andere woorden zij wilden bewijzen dat de langste rivier van de wereld nog langer is dan algemeen wordt aangenomen. McLeay die een rafting-bedrijfje bezat had nog een bijkomende bedoeling hij wou ook het toerisme in Oeganda, dat sinds het terreurbewind van Idi Amin in een neerwaartse spiraal verzijld geraakt was wat opkrikken.

      De betekenis van de verschillende zijtakken van de NIjl is nog steeds het onderwerp van discussie en niet alle rivier experten waren onder de indruk van de geografische missie van deze mannen. "Hun claim dat ze een nieuwe bron van de Nijl gevonden hadden is afhankelijk van wat men een significante bron noemt." zegt Pasquale Scatturo, wiens eigen eerste afdaling van de Blauwe Nijl werd beschreven in het "2005 IMAX Mystery of the Nile". Robert Collins, geschiedschrijver van de rivier en auteur van het boek " De Nijl" voegt er aan toe: "Zij spreken over een verschil van een paar mijl; niets dus vergeleken bij de ganse lengtte van de rivier. "

      Hun reis begon op 20.09.2005 Zij reisden behoorlijk comfortabel langs de eindeloze landerijen van de Egyptische Nijl en het Nasser meer. Zelf in het noorden van Soedan was de reis meer vervelend dan echt moeilijk (water zo bruin door het slib dat het leek of de motor modder in het rond zwierde). In het grootste moeras van de wereld, de Sudd in Zuid-Soedan, ontmoetten zij Nijl cobras, varanen en vooral muggen. Zo veel dat er iedere morgen duizenden dood lagen aan de buitenkant van de netten. Maar het werd maar pas echt spannend wanneer ze Noord-Oeganda bereikten, waar de rivier versmalt tot een paar honder meter en via massieve stroomversnellingen uitmondt in diepe poelen vol krokodillen.

      Bij Murchison Falls stort de rivier zich van een 43 meter hoge rots naar beneden. Om deze hindernis te overwinneen had de ploeg een vliegende opblaasbare boot (VOB) meegebracht, een vlot opgehangen aan een gemotoriseerde zeilvlieger dat kon opstijgen en landen op het water en een hoogte tot 10.000 voet (3.048 meter)kon bereiken. De fabrikant van de VOB had de ploeg gewaarschuwd om het ding niet te gebruiken om vooraad te vervoeren op een snelstromende rivier, maar het leek hen het beste middel om obstakels zoals watervallen te overwinnen.

      Heathcote, die McLeay op vorige raftings reeds begeleid had, voegde zich te Murchison bij de ploeg. Het plan was om de gemotoriseerde vlotten te demonteren en in verschillende vluchten met de VOB over de waterval te brengen. McGrigor piloteerde het spul en alhoewel het vliegtuigje handig te bedienen was, waren de vluchtcondities toch vrij gevaarlijk gezien de krachtige thermieken die oprezen uit de hete savanne en langs de koelere lucht boven de rivier scheerden. Bovendien kon de VOB alleen maar op het water landen en de Oegandese Nijl was een vreselijke landingsbaan vol krokodillen, hippos, rotsen en stroomversnellingen.

      Het team wist begin november de Murchison Falls te overwinnen en op 07.11. vloog McGrigor met de VOB voorop om de anderen te ontmoeten op een met de GPS gepland punt. Onderwijl loodste McLeay het voorste vlot door een serie stroomversnellingen. Bootschroeven "bijten" niet zo goed in wild water zoals dat rond de Murchison Falls. Het water wordt te sterk verlucht als het op de rotsen uiteenspat en op zichzelf terugvalt . Het team moest hun motoren op de staart trappen om over de schuimende boden van de stroomversnellingen en over de "tong" (de zuivere kanalen van het snelle groene water dat het schuim voorafgaat )-van iedere versnellingen te springen. De tongen zelf waren steile hellingen van neerstortend water en iedere restje paardekracht was nodig om de boten er overheen loodsen.

      McLeay vertelt over een moment toen hij de steile helling van een der versnellinge onderschatte " Ik sprong plots op, varende aan een snelheid van 40 kilometer per uur, en de stroom onder mij was in en klap helemaal verdwenen." Zijn boot dook in een ontzettend grote trog, de boeg werd door de stroom gegrepen en kantelde achterste voor in het water. McLeay was zich bewust van het feit dat in de poelen stroomafwaarts hongerige krokodillen op hun prooi zaten te wachten en slaagde er in op de gekapseisde boot te klimmen. Tegen de tijd dat MacIntyre en Heathcote er in slaagden hem in een draaikolk te slepen was de stuurarm van McLeay's ondergelopen boot afgebroken.

      Ze waren net bezig dit euvel tijdelijk te herstellen wanneer McGrigor, in de VOB een kijkje kwam nemen. Laagvliegend om de situatie in ogenschouw te nemen, raakte hij met een vleugel een boom en verloor de controle over de VOB en landde onderste boven op de noordelijke oever van de Nijl. Het opgeblazen vlot ontplofte bij impact, en de hete uitlaat pijp van de motor belandde op McGrigor's naakte dij . Toen de anderen op de plaats van de crash aankwamen, waren ze opgelucht hem levend terug te vinden staande naast de vernielde VOB met alleen maar een gebroken en zwaar verbrand been. Toen riep McLeay hulp in via zijn satelliet telefoon. Ze hadden er een tocht van 5.311km opzitten.

      Steve Willis, 38, een Britse vriend van McLeay, die in de omgeving  jachthuisjes bezat, kwam hen de volgende morgen aan de Nijl oppikken. Begeleid door een niet gewapende Oegandese wachter reden zij naar het hoofdkwartier van het Nationaal Park van Murchison Falls. Terwijl Willis reed vertelde hij hun over de Lord's Resistance Army, een rebellengroep bekend om het ontvoeren en in slavernij brengen van kinderen en die sinds 1986 zowat een 100.000 slachtoffer zouden gemaakt hebben. In oktober had het Internationaal Gerechsthof de LRA leider Joseph Kony veroordeeld wegens misdaden tegen de menselijkheid.  Kony had hierop geantwoord door zich op blanke vreemdelinge te wreken, waaronder een Britse hulpwerker die werd gedood enkele dagen voor het ongeval met het team.

      Plots weerklonken schoten en boorden zich Kalashnikov' kogels in de aluminium huid van de SUV. McLeay keek achterom en zag slechts één man in een olijfkleurig uniform. Toen werklonk een nieuw salvo. McLaey dook op de bodem van de auto en de Oegandese garde schreewde tegen Willis dat hij harder moest rijden. Maar het vuur deed de achterbanden ontploffen en de auto belandde in het olifantengras naast de weg waar het tot stilstand kwam.

      McLeay verliet het voertuig langs de passagiersdeur op het moment dat enkele vurende rebellen op hem afkwamen, Heathcote volgde en verdween in het gras, de Oegandese wachter verliet de auto langs de achterdeur met het enige wapen van de groep bij zich. Willis sprong van de chauffeurstoel direct in de vuurlijn en MacIntyre trachtte door een raampje te vluchten maar werd aan het hoofd getroffen. Met zijn gebroken been was McGrigor de laatste om het voertuig te verlaten en hij viel in elkaar toen hij van de SUV wou wegstappen. Hij kroop naar het lange gras legde zich op de rug en bleef stil in de hoop dat men hem niet zou vinden. Hij was echter snel ontdekt door twee teenager rebellen waarvan er een een zwaar misvormd gezicht had. Zij sleepten McGrigor terug naar de tereinwagen en vroegen om geld wat hij hen gaf. Dan vroegen ze om zijn satelliet telefoon en wapen. Hij zei dat hij geen van beide bij zich had., wat maar een halve waarheid was-hij had namelijk geen wapen. Toen ze achter kledij vroegen klom McGrigor in de met bloed bespatte wagen om zijn bagage te nemen. Hij zag dat de rebellen ondertussen gras op de bodem van de chauffeursplaats gelegd hadden en dit in brand staken. Zij bevalen hem te knielen als voor een executie.

      MacIntyre had geluk gehad de kogel was langs zijn schedel gescheerd maar de wonde bloedde zo profuus dat hij tijdelijk verblind was. In het gras stuitte hij op de ongedeerde Heathcote, die hem verder de bush in loodste. De Oegandese wachter werd nooit meer teruggezien door de leden van de expeditie. MacIntyre en Heathcote hoorden McGrigor roepen bij de auto en zagen plots rook opstijgen maar toen ze verder liepen stootten ze op verse leeuwenuitwerpselen.

      McLeay was zo snel mogelijk recht vooruitgesprint . Na enkele mijlen en na het oversteken van enkele riviertjes zag hij plots duizende antilopen die er heel relaxed uitzagen dit stelde hem gerust. Hij besefte dat hij aan de hinderlaag ontsnapt was en keerde terug naar de weg waar hij uiteindelijk als laatste (hij had er tocht van 32 kilometer blootvoets opzitten ) werd opgepakt. McGrigor was verrast door het feit dat de rebellen het plots op en lopen zetten. Hij sleepte het brandend gras uit de Land Rover, wat de ganse omgeving in vuur zette en poogde met zijn gebroken been het vuur te doven. Toen hij het vuur onder controle had sleepte hij de brandstofzakken van de boten een tiental meter ver in het nog brandende gras waar het alles in lichterlaaie zette. De bedoeling was om de rebellen te doen geloven dat de Rover in de vlammen was opgegaan.

      Plots stootte McGrigor, hobbelend rond de Land Rover, op het levenloos lichaam van Willis. Hij was getroffen in zijn zijde, de kogel was door zijn oksel gedrongen en had het lichaam via de heup weer verlaten. Via de satelliet telefoon kon hij hulp bellen en zijn precise GPS coördinaten doorgeven. Bij zonsondergang landde een helicopter met de militaire attaché van de Amerikaanse ambassade Lt. Col. Richard Skow. Willis liet Debbie, een zwangere vrouw van 31, en een twee jaar oud zoontje Joseph na. Zijn vrouw besloot de jachthuisjes verder uit te baten.

      In Kampala werden de wonden: het been van McGrigor, de schotwonde aan het hoofd van McIntyre en de voeten van McLeay verzorgd. De ganse tijd fungeerde Lt. Col. Skow als hun gastheer. Zodra het been van McGrigor's geheeld zou zijn wou het team echter verder want met 5.311 kilometers achter hen bleven hun drie objectieven onafgemaakt. ( de ganse Nijl opvaren, elektronische kaart maken van de ganse lengte van de stroom en bewijzen dat de verste bron in Rwanda lag) . De dood van Willis wierp en duistere schaduw op de expeditie maar men zou ze aan hem opdragen. Zij keerden terug naar Oeganda langs dezelfde weg langs waar ze gekomen en aangevallen waren omdat ze wilden terug aanzetten op dezelfde plaats waar ze gestopt waren. Maar ditmaal zou het Oegandese leger hen beschermen en hen elke steun bieden die ze nodig hadden.

      Op 31 maart 2006, claimden de drie avonturiers dat zij de eerste waren geweest die de rivier van monding tot de "echte uiterste bron" diep in het Nyungwe regenwoud in Rwanda opgevaren waren. 2°16'55.92. Z en 29°19'52.32. O.

      . Bron national geographic

      09-10-2006 om 00:35 geschreven door ramsesje


      >> Reageer (1)
      08-10-2006
      Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Transliteratie

      Het transliteatieschrifttabel

      Eerste kolom de computertransliteratie , tweede kolom de klassieke transliteratie en derde kolom de hiлroglief

      Wij zullen het computertransliteratieschrift gebruiken in gewone tekst wanneer het om afbeeldinge gaat met hiлrogliegfen, zulen we beide gebruiken omdat dan toch een jpeg of gif image dient gebruikt.

      08-10-2006 om 23:01 geschreven door ramsesje


      >> Reageer (0)
      07-10-2006
      Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lauer J.-P.

      Jean-Philippe Lauer (1902-2001)

      Franse architect en archeoloog. Geboren te Parijs 07.05.1902. Architect van vorming. In 1926 kwam hij voor de eerste maal naar Egypte, in dienst van de Services des Antiquités Egyptiennes naar voorbeeld van illustere voorgangers zoals A.Mariette de oprichter van de dienst, G.Maspéro en . Lacau,. De bedoeling was dat hij Firth van advies zou dienen bij zijn restauratiewerk aan de Trappenpyramide te Sakkara.Dit zou zijn carrière volledig bepalen, want Lauer spendeerde de volgende 75 jaar van zijn leven in de dienst van de Egyptian Antiquities Service. In 1956 na de een onderbreking wegens Oorlog van Suez hervatte hij zijn werk te Sakkara en bracht hij telkens van november tot april in Egypte door. Hij leefde daar met zijn familie in een huisje aan de rand van de woestijn.

      Gedurende meer dan veertig jaar exploreerde hij het Trappenpyramidecomplex, ruimde hij de omgeving op en restaureerde, zoveel mogelijk met originele steenblokken die ter plaatse werden gevonden, dit complex. Het huidige uitzicht van de trappenpyramide dankt men voornamelijk aan het werk van Lauer.

      In samenwerking met professor Jean Leclant hielp hij mee aan het Frans project ter bestudering van alle pyramiden van Sakkara en de hertselling van de pyramide teksten. Met name aan de opzoekingen aan de pyramide van Teti, PepI en Meren-re, waar honderden fragmenten beschreven met magnifieke hiërogliefen afkomstig van de wanden van de begrafeniskamers van deze koningen werden verzameld. Deze brachten nieuwe elementen en kostbare aanvullingen aan bij de pyramide teksten die ontdekt en gepubliceerd werden door Maspero, later herzien en herbestudeerd door K.Sethe. Deze teksten zijn de oudste mythologische en religieuze teksten van alle die momenteel bekend zijn.

      De opgravingen Lauer-Leclant te Sakkara-Zuid brachten een belangrijke tegenhanger van het werk dat door W.B.Emery was verricht op deze plaats. Lauer schreef verschillende boeken over de pyramiden en Sakkara.

      07-10-2006 om 22:17 geschreven door ramsesje


      >> Reageer (1)
      01-10-2006
      Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Archeologische problemen

      Tweede Dynastie Historische en Archeologische Problemen

      B.ARCHEOLOGISCHE PROBLEMEN

      De archeologische onderzoekingen van de begraafplaatsen van de Tweede Dynastie hebben minder materiaal opgeleverd dan deze van de Eerste en Derde Dynastie. Er werd materiaal gevonden te Aboe Roash, Giza, Zawyiet el Aryan, Sakkara, Tarkhan, Naga ed Deir, Beit Khallaf, Abydos, Gebelein, Hierakonpolis, Elephantine maar alleen de vondsten uit Sakkara en Abydos hebben een "koninklijke " betekenis omdat er genoeg materiaal werd gevonden, dat bovendien genoeg verscheidenheid vertoonde. Van deze dynastie bestaan er ook stukken ( koninklijke en private beedjes, zegels en stenen vazen ) van onbekende herkomst nu in private handen (Michailidis), en nog andere zijn afkomstig van onvoldoend correct gevoerde of onvolledig gepubliceerde opgravingscampagnes (A.Mariette, E.Amelineau, J.Quibell). Het is namelijk zo dat veel van de graven uit deze dynastie werden onderzocht en opgegraven in een periode toen de technieken nog niet voldeden aan de moderne eisen die men nu stelt en dat de handelaars in antiquiteiten meer vrij spel hadden om sites om te woelen en stukken aan buitenlandse musea te verkopen.

      Maar als we de meest vruchtbare sites Sakkara en Abydos bekijken is de situatie niet zo dramatisch inzake mogelijkheid voor verdere opsporingen. Daarenboven hebben onderzoekingen --zowel in het verleden als hedendaags-- te Hierakonpolis (d.i. de stad Nekhen en het 'Fort'), samen met de in de laatste decades gestarte opgravingen te Boeto en vooral te Elephantine, nieuwe data aan het licht gebracht , waarvan er verscheidene betrekking hebben op de namen van koningen uit de Tweede Dynastie (Kasechem en Peribsen) en die bovendien aan de gekende bronnen over de begrafenis monumenten, een nieuwe dimensie hebben toegevoegd namelijk deze van geestelijke (tempels) en burgerlijke architectuur en mogelijks zelfs van een koninklijk paleis.

      Abydos wordt momenteel onderzocht door Duitse en Amerikaanse archeologen en geeft na 100 jaar van intens onderzoek nog steeds interessante vondsten prijs. Wat de Tweede Dynastie betreft moeten we hier zeker melding maken van de campagnes van David O' Connor aan de noorzijde van de omheiningen van de begraafplaatsen. Daarnaast de onderzoekingen die op het eind van de zeventiger jaren werden ondernomen door Werner Kaiser en Gunter Dreyer waaronder de heropgraving van de tombe van Chasekhemoei en de hogerop vermelde vondst van zegels van Hotepsechemoei in het graf van Qa'a . Beide opgravingen gaan trouwens nog verder.

      Ook te Sakkara is de situatie verbeterd. Het potentiëel van deze site is groter dan dit van Abydos maar het onderzoek stagneerde er een beetje de laatste jaren. De meeste private tombes uit de Tweede Dynastie werden "snel" onderzocht in het begin van de decade van 1860 en in het begin van de twintigste eeuw (respectief door Mariette en Quibell). Een vrij goede aanvulling daarbij vormde het onderzoek van G.A. Reisner in 1936. We bezitten genoeg acurate kaarten voor wat betreft het westelijk, centrale en midden-oostelijk gedeelte van de begraafplaats van Noord-Sakkara waarin zich een aantal mastaba's uit de Tweede Dynastie bevinden. We belichtten reeds de vondsten uit de gallerijen van het Djoser/ Neterychet's complex.

      Meer bronnen voor wat de studie van de Tweede Dynastie aangaat zijn de private stèles met inscripties ( vooral deze van Helwan) en enkele beeldjes van private personen en koningen (één van Ninetjer en twee van Chasechemoei). Deze koningsbeeldjes zijn bijna uniek terwijl er meerdere voorbeelden zijn van private personen maar hier duikt dan weer de moeilijkheid op dat, omdat we hun oorsprong niet kennen, het minder gemakkelijk is om ze aan de Tweede hetzij aan de Derde Dynastie toe te wijzen.Ten laatste vermelden we nog de koninklijke stelae en de voorstellingen op stenen blokken met namen van Nebra, Peribsen en Chasechem en de reeds beschreven en vrij veel voorkomende kleiafdrukken van zegels met de koninklijke serechs van Hotep, Hotepsechemoei, Nebra, Ninetjer, Sechemib, Peribsen and Chasechempoei ( zowel uit Sakara, Abydos als van elders ) Nu blijven er ons nog twee categorieën van archeologische vondsten te beschrijven.

      Kaart van Noord-Sakkara. Klik op de kaart om te vergroten en klik op vorige bovenaan om terug te komen

      A.DE KONINKLIJKE OMHEINGEN EN PLEINEN

      De eerste categorie behelst de omheinde koninklijke pleinen ten westen van de complexen van Djoser en Sechemchet. Op zijn minst één van deze monumente was bekend aan De Morgan in zijn "'Carte de la Nécropole Memphite' (Gisr el Mudir) maar gedurende vele jaren bleven zij onaangeraakt. W. Kaiser richtte echter de aandacht op deze "'Talbezirke" (sectoren van het dal) die dan ook het voorwerp werden van dieper en dieper onderzoek. We noemen slechts B.J. Kemp in JEA 52 (1966), W. Kaiser in MDAIK 25 (1969), R. Stadelmann in B.d.E. 97,2 (1985), David O' Connor in JARCE 26 (1989), Nabil Swelim in MDAIK 47 (1991) en de recente op "remote sensing" en magnetometrie gebaseerde onderzoekingen van de Schotse archeologen onder leiding van Ian Mathieson en Ana Tavares (JEA 79, 1993, JEA 83, 1997). Er is onder de onderzoekers echter nog geen eensgezindheid omtrent de datering van deze structuren.

      Het probleem bestaat er namelijk in dat in tegenstelling tot de omheinde pleinen van Abydos, die omringd werden door graven van hofdienaars waarin talrijke zegels werden gevonden die het mogelijk maakten deze aan bepaalde koningen van de eerste dynastie ( met inbegrip van Merneith's zogenaamde Westelijke mastaba) of van de tweede dynastie namelijk Peribsen (middelste fort) en Chasechemoei (Shunet ez Zebib) toe te wijzen deze van Sakkara uitblinken in de afwezigheid van potten en vazen (Petrie 'Tombe van de hovelingen ... 1925; O' Connor op.cit.; N. Swelim 'S.P.'1983; Mathieson - Tavares op. cit.).

      De structuren te Abydos met paneelfacades alhoewel van modderstenen (mudbricks) gemaakt zijn ook beter bewaard dan de muren te Sakarra nochtans gebouwd in lokale steen. Dat komt waarschijnlijk door de relatieve afzondering van de Abydos site, daar waar de monumenten te Sakarra door een overvloed aan graven in deze area veel hebben geleden.

      Zoals gezegd staat de datering niet vast. N. Swelim (op. cit.) lijkt meer geneigd deze pleinen te Sakkara toe te schrijven aan de periode na de regering van Chasechemoei (Khaba, Sa and Ba), maar in zijn chronogie van de Derde Dynastie zijn er toch een paar bekritiseerbare punten aan te wijzen.

      Rainer Stadelmann (op. cit. p. 304 ff en fig 3) en nog recenter Ian Mathieson, neigen eerder naar een vroegere datering. Stadelmann was bovendien de eerste om nog het mogelijke verloop van twee andere muurstructuren aan te wijzen: de ene tussen deze te Gisr el Mudir's en deze van Sechemchet, en de andere ten westen van het Djoser complex (op. cit; zie ook id. 'Die Aegyptische Pyramiden' 1997 p. 30 fig.9). De recente opgravingen echter zouden Gisr el Mudir aanwijzen als de koninklijke omheining van Chasechemoei. De afmetingen van de muur zijn enorm zowel wat betreft de dikte (meer dan 15 m, gevormd door twee evenwijdige, uit steen gemetste wallen waarvan de tussenruimte met puin en zand gevuld werd) als de lengte De omtrek bedraagt 650 x 350 m -vergelijk met deze van Djoser/Netjerychets 544,9 x 277,6 m).

      In deze ruimtes zijn alleen maar  gebroken potten en vazen van de Tweede en Derde Dynastie gevonden naats graven van latere datum. Meer nog bij de grote 'Wall of the Boss" (muur van de bult) en de omheining van Ptahhotep schijnen op zijn minst stukken van deze muren nooit voltooid te zijn geweest en a fortiori dus ook de structuren zelf niet.

      De Shunet ez Zebib te Abydos en het Middelste Fort (alhoewel niet omringd oor evenveel putten van dienaars als de bouwwerken van de Eerste Dynastie) dragen sporen van een ingestorte centrale verhevenheid. Deze werd door O'Connor , wegens de plaats die deze innam, correct geïnterpreteerd als zijnde de voorloper van Mastaba M1 in het Djoser complex. Verder dient nog vermeld de mogelijke aanwezigheid van begrafenisboten van de Tweede Dynastie in de nabijheid van deze die reeds werden gevonden dicht bij de Shunet.

      B.DE GALLERIJEN ONDER HET DJOSER COMPLEX

      Een ander belangrijk onderdeel van de monumenten van de Tweede Dynastie te Sakkara vormen de verzameling ondergrondse gallerijen. Het zijn de enige resten van de reusachtige mastaba graven die gebouwd werden ten zuiden van de zuidelijke temenos (= door een omheining omringd heiligdom) van Djoser's en onder het Westelijk Massief van hetzelfde complex. De gallerijen kunnen worden in,gedeeld:

      • 1. Deze ten zuiden van Djoser's comples

        1/. Men heeft voorgesteld dat er ten zuiden van Djoser's complex twee koninklijke graven zouden kunnen gebouwd zijn. Sommige kunnen ook nog onontdekt in de begraafplaats van het Nieuwe Koninkrijk ten, oosten van het complex van Sechemkhet liggen. De enige twee bekende graven zijn deze genaamd graf A en B (PM III2 p.613), dewelke twee grote parallel gelegen mastabas zijn met de lange as noord-zuid zoals het Djoser comples trouwens zelf. Ze liggen 120- 150 meters van elkaar verwijderd. De bovenstructuren van deze graven werden vernield tijdens de constructie van het complex van Oenas. De labyrintvormige onderbouw van tombe A werd ontdekt en onderzocht door Barsanti (ASAE 2 and 3) bij het begin van de twintigste eeuw. Deze van tombe B door S. Hassan in 1937-8 (ASAE 38 p. 521). Deze laatste noteerde allen maar kort de aanwezigheid ervan. Een kaart van graf A, waarvan men dacht dat het aan Hotepsechemoei en Nebra had toebehoord omwille van de zegelafdrukken die er in werden gevonden, werd getekend door J. P. Lauer  in 1930. Terwijl men van de lay-out van de onderbouw van graf B alsook over interessante suggesties omtrent de bovenbouw pas een idee kreeg door het werk verricht in de twee laatste decades van de twintigste eeuw (Peter Munro in G.M. 63, S.A.K. 10, 1983, D.E. 26, 1993; Kaiser in bibl.1992) .

        Graf A bevatte zegelafdrukken met de naam Hotepsechemoei (Gaston Maspero in ASAE 3, 1902 p. 185-90) maar ook afdrukken met de naam Nebra, zodat sommigen dachten dat deze laatste de tombe van zijn voorganger geusurpeerd had. Maar anderzijds zou Nebra ook een apart, nog onontdekt, graf kunnen gehad hebben zoals een stèle met zijn naam erop zou kunnen aanduiden. Men ontdekte deze stèle die herbruikt werd als een dorpel voor een modern huis. Deze stèle kwam ongetwijfeld van het nabijzijnde Sakkara. (Henry G. Fischer in Artibus Asiae 24, 1961 p. 45-56 en Jean Philippe Lauer in Orientalia 35, 1966 p. 21-7).

      • 2.Deze binnen het complex zelf.

        2./ De gallerijen onder het Westelijk Massieven van het Djoser complex en in de noord-westelijke sector van het Noordelijk Hof hebben slechts genoten van een kort onderzoek waarbij de plannen ervan werden opgesteld (Lauer, Pyr. Deg. I p. 180-6); de rots waarin ze uitgegraven zijn is uitzonderlijk zacht en verder onderzoek wordt verhinderd door het risico op instortingen. De bovenstructuur kan niet met absolute zekerheid aan Djoser worden toegeschreven (Massief I lijkt gebouwd op de laagste westelijke trap van pyramide (PI) ) maar het is bijna zeker dat deze lange gallerijen, die herbenut werden door deze koning van de Derde Dynastie als opslagplaatsen voor zijn complex, ooit hebben toebehoord aan het begrafenis monument van een voorganger, op een gelijkaardige manier als de kleine zuidelijke graven (tombe A, B). Zie hieronder.

        De oprichting van het Westelijk Massief door Djoser kan in vraag gesteld worden (ook als men het vergelijkt met de structuren opgericht in het oosten van het complex). Er is een duidelijke indicatie in de verticale stratigrafie (= studie van de boven elkaar liggende lagen) van de oostelijke muur van het Westelijk Massief I en in het stratum (=opeenvolgende lagen) van de westzijde van Pyramide P2, die aantoont dat het laatste stadium van de verbreding van de pyramide van latere datum is dan het gebouw van het Massief zelf. P2 ligt immers meer dan 4 meter hoger bovenop het terras van het Massief (Lauer P.D. I, 180; Stadelmann op.cit. 301). We kunnen dus stellen In tegenstelling met Kaiser ** dat het gebouw van het Westelijk Massief kan behoren tot een later stadium van de ontwikkeling van het Djoser complex (omdat het op zijn minst in zijn noordelijk deel onafgewerkt is en van een latere datum schijnt dan P1.) Maar hier volgt ook met zekerheid uit dat het van een vroeger datum is dan de laatste transformatie van de pyramide tot zijn uiteindelijk zestrappige vorm.

        **(Kaiser, MDAIK 25, dacht dat het Westelijk Massief contemporain was met de beginfase van de ontwikkeling van het Djoser complex) en mogelijks reeds voor Djoser's regering was gestart.

        Over de datering van de ondergrondse structuren kan niets met zekerheid worden bevestigd. We kunnen allen steunen op vergelijkingen met de ondergrondse structuren van contemporaine graven om tot een zekere opeenvolging te komen. Ook over wie er nu eigenlijk de oprichter van deze gallerijen was zal steeds twijfel blijven hangen (zelfs al is Chasechemwoei momenteel de eerste kandidaat) tot er een vollediger exploratie van deze uiterst uitgestrekte gangen mogelijk wordt. Dergelijk onderzoek zou nieuw licht kunnen werpen (vooral door het vinden van zegelafdrukken en framenten van stenen vazen ) op het initiële doel en datum van constructie. Maar we moeten in gedachten houden, dat alhoewel de uitgestrektheid van de gangen alleen al het zeer aannemelijk maakt om dergelijke vondsten te doen, we ons niet kunnen verwachten aan een aantal en kwaliteit van vondsten zoals deze die gevonden werden in de gallerijen onder de pyramide. Deze laatste gangen waren veel moeilijk bereikbaarder en dus voor rovers minder toegangkelijk dan het Westelijk Massief waar Firth en Lauer beenderen vonden die daar gebracht waren door hyena's (zoals hun uitwerpselen aantoonden) en dus is dit gedeelte van de Trappenpyramide zeker niet helemaal ontoegankelijk.

        Een ander graf dat waarschijnlijk ook door Djoser is overbouwd is gelegen onder het Noordelijk Massief . De gallerijen hebben, zoals ook deze van het zuidelijk graf dat tot hetzelfde complex behoort, een lengteas die oost-west gericht is in plaats van noord-zuid zoals alle andere. Men zou kunnen aannemen dat dit een deel van het graf van Sened of Peribsen kan zijn geweest. Want het graf (mastaba B3 ) van Shery waarin de begrafenis cultus van Peribsen en Sened wordt vermeld en waarvan men nu de exacte ligging niet meer kent, kan niet ver van de noordelijk muur van het Djoser complex gelegen hebben en dus in de buurt van het Noordelijk Massief (Firth vond kleizegels van Chasekcemoei en van Djoser in dit graf ( cfr. Lauer Pyr.Dg. I, 184 fig.208).

        Er zijn nog veel meer schachten en putten in het Trappenpyramide complex van Djoser ( zie fig. van pagina 64 in N. Swelim 'Some Problems' 1983) o.a. een gallerij met noord-zuid richting in de westelijke helft van het Noordelijk Hof, tussen deze onder het Noordelijk Massief en die onder Westelijke Massieven I & II. Het Westelijk Massief III ( meest naar buiten gelegen tegen de westelijk muur van de temenos ) daarentegen schijnt geen gallerijen te herbergen.

        De wederzijdse aard en onderlinge confrontatie van deze gallerijen in en rond het Djoser complex zullen we nog uitvoerig behandelen onder Djoser. Enkele opmerkinge kunnen we nu reeds lanceren.

          1. De plannen van de onderbouw van graf A & B ( alhoewel onvolledig) tonen een merkwaardig verschil in de manier van vertakken. De gallerijen van Hotepsechemwoei hebben een rechter en rechthoekiger verloop in de noord-zuid richting,en al zij het dat ze breder zijn (c. 120 x 50 m) dan deze onder Westelijk Massief I & II, tonen zij alle twee een relatief ordelijke opbouw. (maar zie ook nog verder). De gallerijen van de Westelijke Massieven daarentegen zijn uitzonderlijk goed ontwikkeld langs de noord-zuid as ( 400 m tegen slecht 50 in de oost-west richting ) en vertonen dus een belangrijke gelijkenis met de ongewoon uitgerekte vorm van tombe van Chasechemoei ( Tomb V te Oemm el Qa'ab (Abydos). Een analyse echter van de vorm van de fragmenten van de stenen vazen gevonden in de Westelijk Massief gallerijen schijnen beter te passen bij de Derde Dynastie dan bij de Late Tweede Dynastie.

          .Daarnaast staan de gallerijen van Ninetjer (graf B, het bekende deel is slechts 70 x 50 m ) in scherp contrast met recht toe rechtaan structuur van graf A en de Westelijk Massief gallerijen. De gangen en kamers schijnen in een minder ordelijke vorm af te takken van de centrale gallerij blijkbaar met minder respect voor de loodrechte hoeken die tombe A en de Westelijke Massief galerijen vertonen. In de huidge toewijzing van de graven volgt graf B ( Ninjeter) op graf A (Hotepsechemoei) en het W.Massief, maar het zou misschien ook kunnen gezien deze warrige structuur en gezien het historisch belang en de regering van Ninjeter behoorlijk belangrijker zijn dan deze van Hotepsechemoei, dat het kleinere graf B van een vroegere periode dateert dan graf A.

          Er valt trouwens nog een ander aspect onder de loupe te nemen voor een correcte analyse van dit probleem. Aidan Dodson geeft aan (zie KMT 9:2, 1996 p. 21-2) dat de kaarten van Lauer, die de enige zijn die tot nu toe bestaan, nogal schetsmatig en waarschijnlijk snel getekend zijn en dat het waarschijnlijk heel wat meer tijd zou hebben gevraagd om ze nauwkeuriger te tekenen. Munro's recente opgravingen zouden immers suggereren dat ook tombe A en de W.M.- gangen en kamers een minder regelmatige en rechthoekige structuur zouden vertonen dan in de unieke kaarten van Lauer.

          Het vinden van kleizegel afdrukken in een tombe is een zwak argument om de eigenaar van de tombe te bepalen maar we moeten het in aanmerking nemen tot meer bewijskrachtige vondsten worden gedaan. Verder moeten we ook bedenken dat de totale uitgestrektheid van van de onder- en bovenbouw van Nineter's tombe B bij verdere exploratie wel eens groter zou kunnen uitvallen dan deze van graf A (verondersteld wordt dat graf B kleiner is) . Zoals we reeds noteerden zou de hardere consistentie van de rots in de oostelijke area vergeleken bij deze rond de pyramide van Oenas en graf B de architect van Ninjeter kunnen gedwongen hebben om zich aan de natuur van de rots aan te passen bij de uitgraving van het graf. Bij de exploratie werd trouwens gezien dat men zich niet aan de voorziene regelmaat had kunnen houden en zich had aangepast waarschijnlijk door de flauwe kwaliteit van de rots. Bovendien was de area ingenomen door deze kamers en gangen veel breder en groter zodat dit verbazingwekkend labyrinth een bijkomende 5000 m2 besloeg. (A. Dodson loc. cit.)

        Als besluit moeten we zeggen dat een nieuwe uittekening op kaart van tombe A ( en mogelijks ook de gallerijen van het Westelijk Massief) nodig zijn naast een verdere exploratie van graf B alvorens we definitieve conclusies kunnen trekken uit hun vergelijkende studie. Verder zou nog en belangrijk aspect moeten onderzocht worden namelijk hoe gedroegen zich de volgende koningen voor wat betreft de grafmonumenten van hun voorgangers. Dan bedoelen wij niet hoe het Oenas complex en de begraafplaatsen uit het late Oude Koninkrijk en de private graven uit de Saïtische periode het aspect van de site veranderd hebben daar deze te ver in tijd vewijderd zijn van deze periode , maar hoe Djoser ze behandelde of aanpaste. Hij zou bijvoorbeeld zijn vaders grafmonument van het Westelijk Massief ( indien dit werkelijk aan Chasechemoei zou hebben toebehoord) in zijn eigen begraafplaats kunnen hebben willen inwerken. Dus ook de orientatie en andere zaken moeten worden bestudeerd.

        Tevens en niet in het minst dient ook de inspanning die Munro's en zijn ploeg leverden om een reconstructie te maken van zowel boven- als onderbouw als omheiningen van deze twee graven uit de vroege periode van de Tweede Dynastie bestudeerd te worden ( zie hierover de artikes over Hotepsechemoei en Ninetjer voor een beschrijving) samen met de betekenis van de zogenaamde "droge vestingsgracht" die tussen de zuidmuur van Djoser en de verhoogde weg van Oenas loopt (N. Swelim in Baines et al. 'Pyramid studies and other essays' 1988 p. 12-22; A. Tavares' 1993 voordracht)



      01-10-2006 om 00:00 geschreven door ramsesje


      >> Reageer (2)


      Inhoud blog
    1. Bewerking van stukje van 03/03/2006 over dynastie 0
    2. Anoebis02
    3. Horus valk
    4. neboe
    5. Horus ? Schorpioen een koning uit Dynastie 0
    6. Anoebis
    7. Laatste Updates
    8. Aker
    9. Lijst Farao's
    10. Samenvatting van de geschiedenis
    11. Amon
    12. Religie indeling
    13. Lijst van de goden
    14. Het Bestuur
    15. Cursus Hiërogliefen
    16. Geologische periodes van de aarde
    17. Paleo-, Proto-, Pre- en Neonijl
    18. Geografie
    19. Geschiedenis
    20. Eonijl
    21. Nijl_Quaternair
    22. Opvatting over geschiedenis
    23. De prehistorie
    24. MUMMIE VAN HATSJEPSOET GEÏDENTIFICEERD
    25. DE DYNASTIE WISSEL en de OVERGAN NAAR HET OUDE RIJK
    26. DE DERDE DYNASTIE
    27. GEURENDE STENEN
    28. SORRY
    29. en nog over stenen
    30. Nog enkele belangrijke technische woorden van de hongersnoodstèle
    31. Technische woorden van de Hongersnoodstéle.
    32. Pyramiden in beton ?
    33. Pyramiden in Beton ?
    34. OEFENING
    35. Offerformule Deel IV
    36. Pyramiden in beton !?! Deel 2
    37. Pyramiden uit gereaggregeerde steen ?
    38. DERDE DYNASTIE
    39. Chasechem /Chasechemoei
    40. Sechemib
    41. Peribsen (volledig)
    42. OFFERFORMULE DEEL III
    43. Woordenlijst
    44. WOORDENLIJST
    45. De offerformule
    46. Neferkaseker of Neferkasokar
    47. Neferkara
    48. Noebnefer
    49. BA
    50. OENEG
    51. Werkwoorden
    52. Verder vervolg Ni-Netjer
    53. Vervolg Ninetjer
    54. Vervolg van Farao Ninetjer (Tweede Dynastie)
    55. Het tweede kistje
    56. Een beetje practijk
    57. Ninetjer
    58. Meervoud en een Neb probleem
    59. NEBRA
    60. Tombe A (het graf van Hetepsechemoei ?
    61. Expeditie naar de bronnen van de nijl
    62. Transliteratie
    63. Lauer J.-P.
    64. Archeologische problemen
    65. TOEVOEGING
    66. kA
    67. Woordenlijst
    68. HERHALING
    69. INLEIDING TWEEDE DYNASTIE
    70. HORUS BA
    71. Horus Vogel en /of Horus Sekhet
    72. Qa'a, of Qa of Ka'a of Ka
    73. Horus Qa'a, laatste grote koning van de eerste dynastie
    74. Sedjemef
    75. Horus SEMERCHET
    76. Oplossinge oefening
    77. Horus Adjib
    78. Suffixen
    79. Horus DEN
    80. Laatste drieletter-tekens
    81. Tweede deel Drieletter-tekens
    82. HORUS DEN
    83. Wat GRAMMATICA (tegen de goesting maar nodig)
    84. Drieletter-tekens Deel 1
    85. Koningin Mer-Neith
    86. Transliteratie
    87. Horus Djet (Wadji- Oeadji)
    88. Oplossing van de opgave
    89. Mensoffers bij de farao's
    90. Bericht
    91. pa & ma, is niet vader & moeder
    92. Horus DJER II
    93. Gelukkig Nieuwjaar !
    94. De seizoenen
    95. Leren tellen
    96. Horus DJER en Uitwijding over de tijdrekening van de Egyptenaren2
    97. Horus DJER en Uitwijding over de tijdrekening vab de Egyptenaren
    98. LES HIEROGLIEFEN
    99. Horus AHA
    100. TWEELETTER-TEKENS
    101. MET VERLOF
    102. Wie was Menes ?
    103. OP ALGEMENE AANVRAAG
    104. Eikes, een spinnekop
    105. OOSTENDE
    106. Cursus deel
    107. Abydos
    108. Canon van Turijn
    109. Les 3
    110. De andere payrus van Turijn
    111. Les 2
    112. Bronnen 3
    113. Hiërogliefen Les 1
    114. Lijst abydos
    115. bronnen 1
    116. Wist Je ?
    117. HIEROGLIEFEN CURSUS ?
    118. Bronnen van de koningslijsten vb. Eerste Dynastie
    119. Eigennaam
    120. Troonnaam
    121. cartouche
    122. Gouden Horus
    123. Nebti naam
    124. Titulatuur van de farao
    125. Narmer palet
    126. DYNASTIE 0
    127. Peribsen

      E-mail mij

      Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


      Foto

      Gastenboek

      Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


      Blog als favoriet !



      Blog tegen de regels? Meld het ons!
      Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!