Het geduld van nobele mensen en het geduld van niet-nobele mensen
Iedere persoon moet geduld uitoefenen (hebben) om moeilijkheden te kunnen trotseren, of hij dat graag doet of met tegenzin. De nobele persoon oefent graag geduld uit, omdat hij beseft wat de voordelen van geduld zijn, en hij weet dat hij beloont zal worden voor zijn geduld en zal worden bekritiseerd wanneer hij in paniek raakt. Hij is zich bewust, dat als hij geen geduld heeft, paniek en ongeduld hem niet zullen helpen om gemiste kansen terug te winnen, en dat het datgene niet zal wegnemen waar hij niet van houdt. Wat er ook is verordend (besloten) en qada wa qadr is, kan niet worden stopgezet (dat het gebeurt), en wat er ook is verordend om niet te gebeuren, kan niet gebeuren. Dus, een houding van ongeduld en paniek veroorzaakt in feite schade. Een wijze man heeft gezegd: Wanneer moeilijkheden verschijnen, doet een man met wijsheid datgene wat een dwaze man na een maand doet (dus, zijn toevlucht zoeken tot geduld).
De niet-nobele man oefent alleen geduld uit, wanneer hij zich realiseert dat hij geen keuze heeft. Na het verspillen van veel tijd en energie en paniek en worstelingen, realiseert hij zich dat zijn ongeduld hem niet zal helpen. Dan oefent hij geduld uit op dezelfde wijze als een persoon, die is vastgebonden om te worden gezweept, geduld uitoefent.
De nobele persoon oefent geduld uit in het gehoorzamen van Allah, terwijl de niet-nobele persoon geduld uitoefent in het gehoorzamen van de Shaytan. Dus, niet-nobele mensen hebben de grootste geduld in het volgen van hun eigen begeertes en verlangens, en hebben het minste geduld in het gehoorzamen van hun Heer. Ze hebben het grootste geduld in het uitgeven op de weg van Shaytan en geen geduld wanneer ze een paar centen moeten uitgeven op de weg van Allah. Ze zullen vele moeilijkheden verdragen (doorstaan) om hun eigen begeertes en verlangens te volgen, maar kunnen niet eens de kleinste moeilijkheden verdragen om hun Heer te behagen. Ze zullen laster (kwaadsprekerij) verdragen omwille van het verrichten van slechte daden, maar kunnen geen geduld uitoefenen in het verdragen van laster omwille van Allah. Zulke mensen zullen het oproepen tot het goede en het verbieden van het slechte uit de weg gaan, uit angst voor wat mensen over hen zullen zeggen wanneer ze dat doen, maar ze zullen hun eer blootstellen aan laster en dat geduldig verdragen omwille van het volgen van hun eigen begeertes en verlangens. Eveneens zijn ze niet bereid om geduld uit te oefenen in hun toewijding aan Allah, maar wanneer het aankomt op hun toewijding aan Shaytan en hun eigen begeertes en verlangens, dan zullen ze een opmerkelijke (enorme) geduld uitoefenen. Zulke mensen zullen nooit nobel zijn in het zicht van Allah, en op de Dag des Oordeels zullen ze niet worden verhoogt met de mensen van voornaamheid (die nobel zijn) en deugdzaamheid.
|