Hazretie Loeth (a.s)
Zijn uitnodiging
Zijn naam is Loeth, zoon van Haran, zoon van Tarih. Loeth was de neef van de profeet Ibrahim. (Zoals reeds vermeld werd door Ibn Kathir). Hij verliet Ibrahim en ging naar Sodom. De mensen daar waren slechte atheïsten en struikrovers. Zij waren de eerste gemeenschap die sodomie pleegde; de meest verwerpelijke misdaad. Zij pleegden dergelijke slechte daden in het openbaar. Sinds de profeet Adam had nooit iemand dergelijke zonden begaan. De profeet Loeth nodigde hen uit de eenheid te aanvaarden, alleen Allah te aanbidden en te stoppen met de slechte daden die ze pleegden. Desalniettemin gingen ze door met hun afschuwelijke zonden en dwaalden af zonder hun profeet te gehoorzamen. Allah overstelpte hen met een onverwachte straf zodat zij een voorbeeld zouden zijn van de straf die ongelovigen te wachten stond.
De verloochening door zijn volk en hun volharding in ongeloof
Allah zei: "Wij zonden ook Loeth, hij zei tegen zijn volk: 'Plegen jullie de ergste zonden zoals voor jullie geen van de wereldbewoners gepleegd heeft?' Waarlijk, jullie oefenen jullie lusten op mannen uit in plaats van op vrouwen. Nee, jullie zijn het volk, dat de grenzen overschrijdt." (Qs Al Ar'af 7:80-81)
Ibn Kathir zei, dat, toen Loeth hen uitnodigde om de islam aan te nemen, Allah te aanbidden en hun slechte daden op te geven, er geen enkele man was die in hem geloofde.
Zij gaven hun misdaden niet op en waren zelfs van plan Loeth de stad uit te jagen, zoals Allah zei: "En het antwoord van zijn volk was slechts dat zij zeiden: 'Verjaag hen uit jullie stad, dit zijn zeker mannen die rein willen zijn!'" (Qs Al Ar'af 7:82)
Behalve dat ze de afschuwelijke misdaad van sodomie bedreven, waren de mensen van het volk van Loeth ook nog struikrovers, ze verbraken eden en als ze zich verzamelden, waren ze obsceen in woord en daad. Zij schaamden zich nooit, dat ze homoseksuele daden in het openbaar bedreven, zij leken op beesten zonder verstand, of zelfs nog erger.
Engelen-worden naar hen toegezonden
Allah zei: "En (gedenk) Loeth, toen hij tegen zijn volk zei: 'Pleeg geen gruweldaden, want niemand van de wereldbewoners is jullie daarin voorafgegaan. Waarlijk jullie benaderen de mannen en beroven de reiziger! En jullie plegen het verwerpelijke in jullie samenkomsten. ' Maar zijn volk gaf hem geen ander antwoord dan: 'Breng Allahs bestraffing over ons, als je tot de waarachtigen behoort.' Hij zei: 'Mijn Heer! Geef mij de overwinning over het volk dat uit verderfzaaiers bestaat. (Qs Al Ankaboet 29:28-30)
Toen het volk van Loeth door hun koppigheid hem vroeg de bestraffing te laten doen gelden waarvoor hij hen gewaarschuwd had, deed hij een beroep op Allah en vroeg Hem dat hij verheven mocht zijn over dit boosaardige volk. Allah verhoorde zijn gebed en zond Zijn geëerde engelen die aan Ibrahim voorbijkwamen en hem de informatie gaven, dat hij de vader van een kundige zoon zou worden. Zij vertelden hem ook over de missie die zij in Sodom uit te voeren hadden.
Allah zei: "(Ibrahim zei): 'Met welk doel zijn jullie gekomen, o boodschappers?' Zij zeiden: 'Wij zijn tot een volk gestuurd dat misdadig is; om stenen van gebakken klei naar hen te sturen.' Getekend door jullie Heer voor de overtreders." (Qs Ad-Dzariyat 51:31-34)
Allah zei: "En toen Onze boodschappers met goed nieuws tot Ibrahim kwamen, zeiden zij: 'Waarlijk, wij gaan het volk van deze stad vernietigen, waarlijk haar inwoners zijn onrechtvaardig.' Hij zei: 'Maar daar is Loeth.' Zij zeiden: 'Wij weten beter wie daar is, en waarlijk wij zullen hem en zijn familie redden - behalve zijn vrouw, zij zal tot degenen behoren die achterblijven.'" (Qs Al Ankaboet 29:31-32)
Allah zei ook: "Toen Ibrahim geen angst meer had en het goede nieuws hem bereikte, begon hij bij Ons te pleiten voor het volk van Loeth." (Qs Hoed 11:74)
Ibrahim wenste, dat het volk van Loeth berouw zou tonen, het juiste geloof zou aanvaarden en de zonden opgeven die zij begingen. Daarom zei Allah:
"Waarlijk, Ibrahim was, zonder twijfel, standvastig en riep Allah in nederigheid aan en was vol berouw. O Ibrahim, Laat dit. Voorwaar, het bevel van jouw Heer is uitgesproken. Waarlijk, er zal een bestraffing komen die niet meer teruggedraaid kan worden." (Qs Hoed 11:75-76)
De teerling is geworpen. O Ibrahim, je moet niet op deze manier spreken. De zaak werd door Allah beslist. Deze zondaars zullen Zijn harde straf ondergaan.
Allah zei: "En toen Onze boodschappers bij Loeth kwamen, was hij bedroefd voor hen en voelde zichzelf door hen in het nauw gedreven. Hij zei: "Het is een verschrikkelijke dag." (Qs Hoed 11:77)
De geleerden zeiden: "Toen de engelen, Jibriel, Mika'il en Israfil de profeet Ibrahim verlieten, gingen ze als knappe jongelingen naar Sodom bij wijze van test van Allah. Zij vroegen aan Loeth hen als gasten te aanvaarden. Hij vreesde, dat, als hij weigerde iemand anders van het volk van Sodom hen als gasten zou nemen, daar hij dacht dat ze menselijke wezens waren."
Al-Soeddi zei, dat, toen de engelen de rivier van Sodom bereikten, zij daar de dochter van Loeth ontmoetten. Zij was water aan het halen voor de familie. De engelen die in de vorm van mannen verschenen, vroegen aan haar of er iemand was die hun als gast zou willen nemen. Omdat ze bang was, dat de mensen uit haar stad hen zouden verleiden, vroeg ze hen te wachten en dat deden ze. Ze keerde naar huis terug en vertelde haar vader over de gasten. Ondanks het feit dat het volk van Loeth hem had verboden gasten te ontvangen, ging Loeth naar buiten en kwam met de engelen terug. Niemand wist iets van de gasten, alleen de familie van Loeth. Zijn vrouw ging echter naar buiten en vertelde aan de mensen in de stad, dat Loeth enkele zeer knappe mannen, zoals nooit tevoren gezien waren, als gast ontvangen had.
Ibn Kathir zei: "Het volk van Loeth kwam al gauw naar hem toe, zoals Allah zegt:
"En de inwoners van de stad kwamen zich verheugen. (Loeth) zei: 'Waarlijk! Dit zijn mijn gasten, beschaam mij dus niet.' En vrees Allah en breng geen schande over mij.' Zij zeiden: 'Hebben wij jou niet verboden iemand (te onderhouden, te beschermen)?' (Loeth) zei: 'Dit zijn mijn dochters, als jullie zo moeten handelen." (Qs Al Hidjr 15:67-71)
Allah zei ook: "En de mensen haasten zich tot hem, en sinds lange tijd plachten zij misdaden te bedrijven." (Qs Hoed 11:78) die nog bij hun vorige grote zonden kwamen.
Loeth sprak hen toe en zei: "O mijn mensen! Hier zijn mijn dochters, zij zijn zuiverder voor jullie." (Qs Hoed 11:78). Hier onderwijst hij hen om op wettige manier hun behoeftes te bevredigen door samen met hun vrouwen te zijn, die beschouwd worden als de dochters van Loeth, daar een profeet van een volk beschouwd wordt als de vader van een volk. Allah zei: "De Profeet is dichter bij de gelovigen dan zijzelf en zijn vrouwen zijn hun moeders." (Qs Al Azhab 33:6) Allah zei via de tong van de profeet Loeth:
"En laten jullie degenen die Allah voor jullie geschapen heeft om jullie vrouwen te zijn, achter? Nee, jullie zijn een overtredend volk!"
(Qs As Sjoe 'ara 28:166) Loeth zei daarna tegen zijn volk: "Vrees Allah dus en verlaag mij niet met betrekking tot mijn gasten! Is er onder jullie dan geen enkele rechtvaardige man?" (Qs Hoed 11:78)
Dit vers houdt een verbod in homoseksualiteit te bedrijven en de getuigenis dat er wijze mensen waren in het volk van Loeth. Zijn volk antwoordde hem:
"Jij weet beslist wel, dat wij noch een wens noch een behoefte aan jouw dochters hebben, en jij weet beslist wel wat wij willen." Hij zei: "Ik wenste, dat ik de kracht had om jullie te overweldigen of dat ik tenminste een krachtige ondersteuning had." (Qs Hoed 11:79-80)
De Qoer'aaninterpretatoren vermeldden, dat Loeth achter de gesloten deur van zijn huis stond en bleef argumenteren met zijn volk om hen te stoppen, terwijl zij probeerden de deur te openen en naar binnen te gaan. Toen de zaak slechter werd, sprak hij de bovengenoemde woorden uit. Aldus beschreef Allah hun toestand, terwijl Hij zwoer bij het leven van zijn profeet Mohammed (a.s) , zeggende: "Waarlijk, bij jouw leven in hun wilde roes, lopen zij blind rond." (Qs Al Hidjr 15:72)
De kwelling overvalt de ongelovigen
Allah zei: "En hij heeft zeker voor Onze greep gewaarschuwd, maar zij twijfelden aan de waarschuwingen! En zij probeerden zeker zijn gasten tot schande te brengen. Aldus verblindden Wij hun ogen: 'Proeven jullie dan Mijn bestraffing en Mijn waarschuwingen.' En waarlijk, een eeuwige bestraffing greep hen vroeg in de ochtend." (QsAl Qamar 54:36-38)
Ibn Kathir zei, dat het de engel Jibriel was die naar de ongelovigen ging die zich onder het volk van Loeth bevonden en hun gezichten met zijn vleugel sloeg, totdat hun ogen uitgewist waren, alsof ze geen plaats in hun gezicht hadden gehad. Zij liepen trillend rond, en probeerden steun te vinden door muren te betasten en dreigden dat ze de volgende dag Loeth onder handen zouden nemen.
Allah zei: "Zij zeiden: 'O Loeth! Waarlijk, wij zijn boodschappers van jouw Heer! Zij zullen jou niet bereiken. Reis met je familie af in een deel van de nacht, en laat niemand van jullie omkijken, maar je vrouw (zal achterblijven), waarlijk, de straf die hen zal treffen, zal haar treffen. De ochtend is hun aangewezen tijd, is de ochtend niet nabij?'' (Qs Hoed 11:81)
De engelen bevalen Loeth 's nachts de stad met zijn familie te verlaten en niet terug te keren als hij de geluiden van de kwelling hoorde die zijn volk zou ondergaan. Loeth werd ook bevolen achter zijn familie aan te lopen en niet voor hen uit te gaan.
"Behalve zijn vrouw" Deze uitdrukking heeft twee betekenissen die allebei mogelijk zijn.
■ Het kan betekenen dat de hele familie van Loeth uit de stad zal trekken behalve zijn vrouw die achter zal blijven en daardoor de kwelling zal ondergaan zoals de andere mensen, of
■ Het kan betekenen dat de vrouw van Loeth met hen mee liep maar daarna omkeerde en zou blootstaan aan de kwelling. De eerste betekenis wordt verkozen. Allah weet het beter.
De engelen zeiden tegen Loeth:
"Voorwaar, de ochtend is hun aangewezen tijd. Is de ochtend niet nabij?" (Qs Hoed 11:81)
De engelen gaven de blijde tijding aan Loeth dat die mensen bij het aanbreken van de morgen vernietigd zouden worden. Loeth en zijn twee dochters gingen naar buiten en er wordt gezegd dat zijn vrouw hen vergezelde. Niemand uit deze stad volgde de familie van Loeth. Toen ze de stad uit waren en de zon opging, werden de mensen van Sodom blootgesteld aan een onverwachte bestraffing. Allah zond hen de pijnlijkste en de ergste straf, die zij niet vermijden konden. Allah zei:
"Toen dus Ons Bevel kwam, keerden Wij (de steden) ondersteboven en het regende stenen van gebakken klei op hen, hoog opgestapeld; Getekend door jouw Heer, en zij zijn niet ver van onrechtvaardigen verwijderd." (Qs Hoed 11:82-83)
Er wordt gezegd, dat Jibriel de zeven steden van het volk van Loeth met al zijn mensen, dieren en gebouwen erin, vernietigde en daarna de steden ondersteboven draaide en dat toen Allah, het stenen van gebakken klei (liet regenen) op hen, hoog opgestapeld. (Qs Hoed 11:82) Het waren hele dikke bakstenen die op hen neervielen als hevige regen. Op iedere steen stond de naam van degene die er mee getroffen moest worden, zoals Allah zei: "Getekend door jouw Heer, voor de overtreders." (Qs Hoed 11:83)
Volgens het verhaal van Loeth, zei Allah verder: "en zij zijn niet ver van onrechtvaardigen verwijderd." (Qs Hoed 11:83), dit betekent, dat deze straf ook gegeven kan worden aan degenen die dezelfde zonde begaan als het volk van Sodom; namelijk homoseksuele onzedelijkheid. Daarom beweerden vele moslimgeleerden dat ieder die een dergelijke zonde begaat, ter dood gestenigd moet worden of hij nu getrouwd is of niet. De profeet Mohammed (a.s) zei ook: "Als je twee mensen vindt, die dezelfde zonde begaan als het volk van Loeth, dood dan beide partijen."
Er wordt gezegd, dat de vrouw van Loeth samen met haar volk achterbleef, maar andere geleerden zeggen, dat ze naar buiten ging met haar familie, toen ze echter het schreeuwen van de mensen hoorde, keek ze om en was ongehoorzaam aan de bevelen van haar Heer. Toen ze: "O mijn volk" zei, viel er een baksteen op haar en ze werd gestraft net als de rest van de mensen. Zij aanvaardde dezelfde godsdienst als haar volk en ze had een oogje op de gasten van haar echtgenoot Loeth en Allah zei:
"Allah geeft voor de ongelovigen een voorbeeld, de vrouw van Noah en de vrouw van Loeth. Zij verkeerden onder twee van onze oprechte dienaren, maar beide bedrogen hen, dus hun echtgenoten baatten hen niet tegen Allah, en er werd gezegd: 'Gaan (jullie) het vuur binnen tezamen met degenen die binnentreden!'' (QsAt-Tahrim 66:10)
De zin "maar beiden bedrogen hen" betekent dat zij de godsdienst van hun echtgenoten niet volgden. Het betekent niet, Allah verhoedde het, dat deze vrouwen overspel pleegden. Allah heeft het nooit voorbeschikt dat de vrouw van een profeet zo'n zonde zou plegen.
Op de plaats waar de steden van het volk van Loeth waren, is nu een stinkend meer (de tegenwoordige Dode Zee). Zelfs zijn aangrenzende gebieden worden niet voor één of ander nuttig doel gebruikt. Zo waren de steden van Loeth een voorbeeld van de ernstige straf die Allah degene laat ondergaan die aan Hem ongehoorzaam is en die Zijn boodschappers niet volgt. Het is ook een teken van de Almacht van Allah en Zijn barmhartigheid voor de gelovigen door hen voor een dergelijke bestraffing te redden en hen op het rechte pad te leiden, zoals Hij zei:
"Waarlijk, hierin is een teken, maar de meeste van hen zijn geen gelovigen. En waarlijk, jullie Heer! Hij is echt de Almachtige, de Genadevolle." (Qs As Sjoe 'ara 28:8-9)
Hij zei ook: "Dus de (wettige) roep nam het van hen over bij de zonsopkomsten Wij keerden (de steden) om en lieten er stenen van gebakken klei op vallen. Zeker! Hierin zijn tekenen voor degenen die zien." (Qs Al Hidjr 15:73-75)
Allah zei: "En waarlijk! Zij (de steden) waren precies op de weg (van Mekka naar Syrië) gelegen." (Qs Al Hidjr 15:76)
Het meer dat de plaats van deze steden innam, ligt aan een weg die vaak door de mensen gebruikt wordt, zodat ze gewaarschuwd worden voor de toorn van Allah als ze hem ongehoorzaam zouden zijn, zoals Allah zei:
"Waarlijk, jullie gingen in de ochtend aan hen voorbij. En in de nacht; zullen jullie dan niet nadenken?" (Qs As Shaffat 37:137-138)
Hij zei ook: "En voorwaar, Wij hebben daarvan een duidelijke les nagelaten voor een volk dat begrijpt." (Qs Al Ankaboet 29:35)
Allah zei ook: "Dus Wij hebben de gelovigen daarvan naar buiten gebracht. Maar Wij vonden geen enkel islamitisch huishouden behalve één. En Wij hebben daar een teken achtergelaten voor degenen die een pijnlijke bestraffing vrezen." (Qs Ad-Dzariyat 51:35-37)
Dit is een voorbeeld en een teken van de Almacht van Allah en dat degene die ongehoorzaam is, blootgesteld zal worden aan een pijnlijke bestraffing.
|