De straf in het grafxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
"O kondet gij het waarnemen., wanneer de onrechtvaardigen in doodstrijd zijn en de engelen hun handen uitstrekken, (zeggende): "Geeft uw zielen op! Deze dag zal u de straf der schande worden toegekend..." (Al An am (6):93)
Het graf is een onbekend terrein. De buitenkant is stil, maar de binnenkant bevat geheimen en verschrikkingen, welke een gewoon mens niet kan waarnemen. Zij kunnen slechts waargenomen worden door iemand, die een hoog niveau van geloof en innerlijk gezicht heeft gekregen.Het is een vreemd feit dat dieren in staat zijn om de straf van in het graf te horen terwijl mensen dat over het algemeen niet kunnen. De Profeet (moge Allah hem zegenen en vrede geven) zei: Zij worden gestraft en de dieren horen het. Thabit al-Boenani zei hierover: "Ik liep op een keer tussen de graven en ik hoorde een stem achter mij zeggen:"Thabit! Wordt niet door de stilte bedrogen! Hoe veel mensen lijden daarin!" Ik keerde mij om, maar ik zag niemand."
Al-Hassan liep voorbij een begraafplaats en zei: "Wat zijn hier veel mensen! En wat stil zijn zij! Hoeveel onder hen zijn er, die lijden!"
We hebben in het vorige gedeelte al duidelijk gemaakt, dat een overledene of in een staat van zegening of van straf verkeert, en dit is vanaf het moment dat hij sterft tot het moment dat de twee engelen hem ondervragen. Wij zijn bij het moment aangekomen dat de deur naar de Tuin voor de ongelovigen wordt geopend en hem verteld wordt, wat zijn plaats in de Tuin zou zijn geweest, als hij Allah gehoorzaamd had. Daarna wordt deze gesloten terwijl een andere deur wordt geopend en hem wordt verteld om naar zijn plaats in het Vuur te kijken. Deze blijft open en een hete wind komt op hem af tot de Dag der Opstanding. Dan drukt de aarde op hem en hij wordt zo verpletterd dat zijn ribben splijten. Dan komen er verschillende vormen van straf op hem neer, afhankelijk van het soort slechte daden, dat hij verricht heeft.
Er zijn veel uitspraken aan ons geopenbaard, die ons de realiteit van de straf in het graf laten zien, of we kunnen het ook de straf in de tussenruimte tussen twee werelden noemen. De Profeet, moge Allah hem zegenen en hem vrede geven, zei:
Ik kwam voorbij Badr en ik zag een man uit de grond komen. Een andere man sloeg hem met een stok tot hij weer onder de aarde was. Daarna gebeurde dat opnieuw.
De Boodschapper van Allah, moge Allah hem zegenen en vrede geven, ging door en zei:
"Dat was Aboe Jahl ibn Hisham, die zo gestraft wordt tot de Dag der Opstanding.
Wij kwamen op de weg naar Basra voorbij een bepaalde drenkplaats. We hoorden het balken van een ezel en vroegen de mensen daar, wat het balken te betekenen had. Zij antwoordden ons, dat de moeder van een van de mannen, die vroeger gewoonlijk bij hen was, haar zoon iets gevraagd had en hij had haar gezegd als een ezel te gaan balken. Sinds zijn dood werd dit gebalk iedere nacht uit zijn graf gehoord."
'Amr ibn Dinar zei: "De zus van een van de mannen uit Medina stierf en hij begroef haar.Toen hij van de begrafenis terugkwam, herinnerde hij zich, dat hij iets in het graf had laten liggen. Hij vroeg een van zijn metgezellen om hem te helpen. Zijn metgezel vertelde dat zij het graf hadden opgegraven en dat waar zij op zoek naar waren, gevonden hadden. Toen zei de man: "Laten wij eens verder graven en zien wat er met mijn zuster gebeurd is. Hij tilde een van de stenen op die de opening van het graf afsloot, en zag dat het graf met vuur gevuld was. Hij plaatste de steen terug en vulde het graf opnieuw. Toen keerde hij naar zijn moeder terug en vroeg: "Hoe was mijn zus eigenlijk?" Zij antwoordde:
"Vraag je nu pas naar haar, nu ze dood is?" Hij zei: "Vertel het me. Zij zei: "Zij stelde meestal het gebed uit en legde haar oor te luister aan de deuren van de buren, en vertelde andere mensen wat ze gezegd hadden!"
Dan zijn er ook nog de hadiths van de Boodschapper (moge Allah hem zegenen en vrede schenken) over de Miraadj, waarin veel beschrijvingen voorkomen van straffen, die hij in de tussenruimte tussen de twee werelden zag. Wij geven hier een samenvatting daarvan.
Er zijn zielen, die als vee worden voortgedreven en gedwongen worden om kruiden te eten, die bitterder zijn dan aloë en de bittere vruchten van de zakkoem en over hete stenen van Djahanam worden gedreven, omdat zij hun eigendommen niet gereinigd hebben door de zakat te betalen.
Er zijn zielen, die vuil rottend vlees moeten eten, omdat zij verkracht hebben. Er zijn zielen wiens lippen met ijzeren scharen worden geknipt, omdat zij een burgeroorlog aanwakkerden. Sommigen hebben buiken zo groot als huizen en telkens als een van hen op staat, wordt hij neergeslagen en zegt hij: "0 Allah, laat het Uur niet komen!"
Zij staan op de weg van de mensen van de farao, die eraan komen en hun vertrappen, terwijl zij niets kunnen doen behalve schreeuwen. Dit zijn de mensen, die rente hebben gevraagd.
Sommigen schreeuwen met wijd open monden, terwijl zij hete kolen verslinden, die uit hun anussen komen. Dit zijn de mensen die de eigendommen van de wezen hebben geconsumeerd. Sommigen snijden stukken uit hun eigen zijde en eten hun eigen vlees. Dat zijn de lasteraars en degenen waarvan de Profeet (vrede zij met hem) heeft gezegd:
"Wij zagen mensen die vlees uit hun zijde sneden en het aten. Er werd gezegd: Zoals jullie het vlees van jullie broeder aten!" Ik vroeg: "Wie zijn zij?" en mij werd gezegd: "Degenen uit jullie gemeenschap die lasteren."
Sommigen hebben bronzen nagels waarmee zij over hun gezichten en borst krabben. Dit zijn degenen, die achterklap pleegden en de eer van de mensen aantastten.
Een deel van de hadith van de Miraadj is:
Sommige mensen kraakten met een steen hun hoofd open. Iedere keer dat zij dat deden, werden hun hoofden hersteld tot hoe zij daarvoor waren geweest. dit ging onophoudelijk door. Ik zei: "Djibriel, wie zijn dat? Djibriel antwoordde: "Dit zijn mensen die zich van het gebed hebben afgekeerd."
Een van de dromen van de Profeet - en de dromen van de Profeet waren waar en onderdeel van de openbaring en raakten de kern van de zaak - werd als volgt verteld. Hij zei: Afgelopen nacht zag ik dat twee mannen naar mij toe kwamen, mij bij de hand namen en mij naar het Heilige Land brachten. Ik zag dat een man zat en een andere man stond,die een ijzeren haak vast had en daarmee in de mondhoek van de zittende man sloeg en wel op zon manier, dat de haak aan de achterkant van zijn nek naar buiten kwam. Hij deed hetzelfde met de andere kant. Hierna genas de mond vanzelf en herstelde zich in de oorspronkelijke staat, en hij deed weer hetzelfde. Ik vroeg wat dit was en zij vertelden mij, dat ik door moest lopen.
Wij gingen verder en kwamen bij een man die op zijn rug lag. Een andere man stond bij zijn hoofd en verpletterde dit met een steen of rotsblok. Als hij het hoofd sloeg, rolde de steen weg en ging hij hem halen. Hij kwam niet terug tot het hoofd van de man weer in de normale staat was, en daarna verpletterde hij het weer. Ik vroeg wat dit was en zij zeiden mij dat ik door moest lopen.
"wij kwamen bij een gat dat er uit zag als een oven, nauw van boven en beneden wijd. Er brandde een vuur onder en er waren naakte mannen en vrouwen in. De vlammen kwamen van beneden omhoog. Toen het vuur dichtbij kwam, stonden zij op tot zij er bijna uitkwamen. Wanneer het wat doofde, gingen zij weer terug. Ik vroeg wat dit was en zij zeiden mij dat ik door moest lopen.
Wij gingen door tot wij bij een rivier van bloed kwamen waar een man in stond. Aan de oever van de rivier was er een man, die wat stenen voor zich had liggen. De man in de rivier kwam naar voren en wanneer hij uit de rivier wilde komen, gooide de man een steen naar hem en ging hij terug naar zijn oorspronkelijke plaats. Iedere keer als hij uit de rivier wilde komen, gooide de man een steen naar hem en ging hij terug naar zijn oude plaats. Ik vroeg wat dit was en zij zeiden mij, dat ik door moest lopen.
Wij liepen door tot wij bij een groene tuin kwamen met een reusachtige boom erin, onder de boom zat een oude man met een paar kinderen. Naast de boom was een man, die een vuur voor hem stookte. Zij namen mij mee naar boven, de boom in en in een huis, dat het mooiste was van alles wat ik ooit heb gezien. Daar waren oude mannen en jongelingen binnen. Zij namen mij op en brachten mij naar een ander huis dat zelfs nog mooier was. Ik zei tegen mijn metgezellen: "Jullie zijn de hele nacht bij mij geweest, vertel mij dus over wat ik gezien heb
De Profeet (moge Allah hem zegenen en vrede geven) zei over het toevlucht zoeken van de straf van de tussenruimte of het graf:
"Als ieder van jullie de laatste tashahoed uitgesproken heeft, moet hij toevlucht bij Allah zoeken tegen vier dingen: tegen de straf van de Djahannam, de straf van het graf; de beproevingen van de levenden en de doden en de beproevingen van de Dadjjal.
Dit alles laat zien dat de straf van het graf zonder twijfel waar is. Wij voegen hier nog dat aan toe wat Allah over twee straffen heeft gezegd, nl. de straf van de tussenruimte en de straf op de Dag der Opstanding:
Aan het Vuur zullen zij (in het graf) morgen en avond worden blootgesteld. En de Dag waarop het Uur zal komen, zal er worden gezegd: "Doet Faraos volk de strengste straf ondergaan." (Al-Momin (40):47)
"Doch degene, die zich van Mijn gedachtenis zal afwenden, zal in benarde omstandigheden leven en op de Dag der Opstanding zullen Wij hem blind doen opstaan." (Taa haa (20):124)
Bron: De reis van de ziel na de dood.
Een Samenvatting van Kitabar-Ruh van Ibn Al-Qayyiem. Uitgeverij Noer.
|