De betekenis en waarheid van de doodxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
"Iedere ziel zal de dood proeven." (Al Imran (3):185)
Wat is de dood? Is het totale vernietiging? Of is het eenvoudig de scheiding van de ziel van het lichaam? En als de ziel van het lichaam gescheiden is, wat gebeurt er dan met elk van hen? Wat gebeurt er met de mens zelf, de eigenaar van het tijdelijke lichaam en de eeuwige ziel? Wordt zijn bewustzijn beëindigd als het lichaam sterft? Of blijft zijn bewustzijn doorleven in de eeuwige ziel? Voelen de doden op dezelfde manier plezier en pijn als de levenden dat doen? Kan het bewustzijn van een levend persoon, wiens ziel in het lichaam ingesloten is vergeleken worden met het bewustzijn van een dode wiens de ziel van het lichaam bevrijd is?
Het antwoord op de laatste vraag is natuurlijk, nee! De levenden zijn zich bewust en de doden zijn zich bewust. Maar er is een verschil en er is geen enkele manier om dat te vergelijken. Dood is een zuivere vernietiging. Het is eerder een verplaatsing van de ene wereld naar de andere. Als een dode man de zegening of de straf van het graf voelt, betekent dat niet dat hij levend in zijn graf ligt, dat hij voedsel, kleding en dergelijke nodig heeft. Het betekent ook niet dat zijn ziel in alle delen van het lichaam aanwezig is, zoals hij dat was in deze wereld. De ziel keert naar het lichaam terug, maar op een manier die anders is dan in deze wereld, opdat de dode ondervraagd en in het graf getest kan worden.
We kunnen enig begrip van de dood krijgen, door het met de slaap te vergelijken, dit is immers de "kleine dood; maar er is uiteraard een natuurlijke ongelijkheid tussen deze twee. In de slaap verlaat de ziel van de mens het lichaam door de neusgaten en reist tot hij in de aanwezigheid van de Heer van de Troon is. Als de slaper zich in reine staat bevindt, knielt zijn ziel voor zijn Schepper. Dan mag hij de wereld van de dromen binnengaan of de zielen van de overleden mensen ontmoeten, maar wat hij eigenlijk zal ontmoeten is een pagina uit Allahs kennis van het Onzichtbare, dat zowel het goede als het slechte wat hij voor een bepaalde mens heeft bepaald, bevat. Als de slaper oprecht, vrijgevig en zuiver is en iemand, die zichzelf tijdens de waaktoestand niet met domme dingen bezig houdt, dan zal de ziel naar hem terugkeren en het hart de waarheid mededelen, die Allah, de Grote en Majesteitelijke, hem heeft laten zien.
Als dit gebeurt, wordt het een waarachtige droom genoemd. In de slaap kan de ziel ook vrij over de wereld reizen en de zielen ontmoeten van mensen, die nog in leven zijn en kennis van hun verkrijgen. Iets daarvan is waar en iets is niet waar. Het gedeelte wat niet waar is, is een normale droom of het geklets van de ziel.
Ook als de slaper een leugenaar is en van onwaarheden houdt, dan reist zijn ziel tijdens zijn slaap naar de hemel en beweegt zich. vrijelijk over de wereld en ontmoet andere zielen en krijgt ware informatie over het Onzichtbare. Maar als de ziel naar het lichaam terugkomt, ontmoet hij Sheitan halverwege en die vermengt de waarheid met onwaarheid zoals hij doet als de persoon wakker is. Als de slaper wakker wordt is hij verward en beneveld over datgene wat Allah, de Almachtige en Majesteitelijke hem heeft laten zien en daarom begrijpt hij, het niet, hij herinnert zich alleen wat Sheitan hem heeft laten zien. Dit zijn verwarrende dromen.
Als bewijs hiervoor noemen wij wat Allah de Grote in soera az-Zoemar heeft gezegd:
"Allah neemt de zielen van de mensen op wanneer zij sterven en ook van hen die niet sterven tijdens hun slaap. Dan houdt Hij die, die Hij ten doden heeft opgeschreven en zendt de overigen tot een bepaalde tijd (in het lichaam) terug." (Az-Zoemar (39):42)
In de toestand van de slaap verlaat de ziel niet volledig het lichaam, zoals hij dat wel bij de dood doet, maar verblijft in het lichaam en verlaat dit niet om vrijelijk door de hemelen te bewegen. Wij kunnen het met een straal of een draad vergelijken waarvan het einde aan het lichaam verbonden blijft.
De straal van deze ziel strekt zich uit tot de hemel en keert dan weer terug naar het lichaam als de slaper wakker wordt. Het lijkt op stralen van de zon. Het lichaam van de zon is in de hemel maar zijn stralen zijn op aarde. De twee gevallen zijn niet precies hetzelfde, maar het is een manier om het duidelijker te maken.
In het geval van de dood, blijft het lichaam op de grond terwijl de ziel zich in de tussenruimte tussen de twee werelden bevindt. Een tussenruimte is iets wat twee dingen scheidt; hemel en aarde, of deze wereld en de Volgende Wereld. Met andere woorden het is de periode tussen de dood en de opstanding. De zegen of de straf van de tussenruimte zijn niet gelijk aan de zegen en de straf van de Volgende Wereld. Het is iets dat gebeurt tussen deze wereld en de Volgende Wereld. Ondanks het feit dat de ziel zich in de tussenruimte tussen de twee werelden bevindt en het lichaam nog in de aarde is, zijn de twee nog steeds verbonden. Daarom ondergaan beiden de zegen of de straf.
Wij hebben de situatie met de slaap vergeleken, maar er is natuurlijk een verschil. In de slaap verblijft de ziel in het lichaam. Het verschijnt als een straal naar de hemel zodat de slaper een droom heeft waarin hij zich of gelukkig of ellendig voelt. Hij ervaart ofwel zegen ofwel straf in zijn slaap.
In de dood verblijft de ziel hoofdzakelijk in de tussenruimte en niet in het lichaam. Als Allah de grote ziel wil zegenen of straffen, dan verbindt Hij de ziel met het lichaam. Het is in de hemel maar tegelijkertijd kijkt hij naar en is hij verbonden met het lichaam in de grond. De ziel is op meer dan een plaats op dezelfde tijd. Een bewijs hiervoor is dat de Boodschapper (vrede en zegeningen met hem) Moesa (vrede en zegeningen met hem) op de Nacht van de Miraadj in gebed op zijn graf zag staan en hij zag hem ook in de zesde en zevende hemel.
Desondanks ondergaan lichaam en ziel tegelijkertijd de zegeningen of de straf. Op andere momenten overkomt het alleen de ziel. Een dode kan zijn bewustzijn enige tijd verliezen maar de zegeningen of de straf gaan door. Dit hangt af van wat Allah, de Grote wil en het hangt af van de daden van de overledene.
Iemand uit de vroegere tijden dacht, dat als zijn lichaam maar tot as verbrand werd en een deel van het as in zee gestrooid werd en een ander deel op droog land tijdens een winderige dag, dat hij dan van de straf van het graf gered was. Maar Allah beval de zee om de as te verzamelen en de as die op het land was gegooid ook en zei toen: "Sta op!" en de man ontdekte dat hij voor Allah stond. Allah ondervroeg hem: Waarom heb je dit gedaan?" Hij antwoordde: "Uit vrees voor U mijn Heer, maar U bent degene die het, het beste weet." Dit was de reden waarom Allah het hem vergaf.
Die daad kon de straf of de zegening van het graf niet voorkomen, die effect hebben op de delen die niet meer bestaan. Als een rechtvaardig man in een vuur verbrandt, dan zal zijn portie zegeningen zijn lichaam en ziel nog steeds bereiken en zal Allah het vuur koel en vredig voor hem maken. Voor de zondaar wordt de koele lucht als vuur en hete wind. De elementen van het universum gehoorzamen hun Heer, Organisator en Schepper. Hij laat hen zich gedragen op de manier die Hij wil. Alles gehoorzaamt aan zijn wil in een nederige onderwerping aan zijn verkondiging.
Bron:
De reis van de ziel na de dood.
Een Samenvatting van Kitabar-Ruh van Ibn Al-Qayyiem. Uitgeverij Noer.
|