Ik ben Vanden Broucke Jean Pierre, en gebruik soms ook wel de schuilnaam jipie.
Ik ben een man en woon in Lauwe (Belgiƫ) en mijn beroep is gepensioneerd.
Ik ben geboren op 21/12/1954 en ben nu dus 69 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wandelen, fotografie en tuinieren.
Vandaag eens met de trein richting Zottegem om er een wandeling te maken van de wandelclub De Egmontstappers uit Zottegem. Eenmaal uit het station, was het nog een kleine 3km te gaan alvorens ik aankwam aan het OC van St Goriks Oudenhove, waar uiteindelijk de wandeling startte.
Sint-Goriks-Oudenhove is een dorp in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en een deelgemeente van de stad Zottegem, het was een zelfstandige gemeente tot aan de gemeentelijke herindeling van 1971. Het dorp is gelegen in de Zwalmstreek (Vlaamse Ardennen).
De oudste geattesteerde vorm van deze nederzettingsnaam werd gevonden door Maurits Gysseling in het Latijns Fonds van de Nationale Bibliotheek van Parijs en dateert uit 1172: oudenhoua sancti gaugerici. In 1172 werd door bisschop Nicolaus van Kamerijk aan abt Gillebertus de plechtige overdracht gedaan van het bezit en de inkomsten van de kerk van Sint-Goriks-Oudenhove. Andere attestaties zijn oudenoue sancti gaugerici[, sente goriicx oudenhouene en sente guericx haudenhoue[. De plaats werd in de 15de eeuw ook vermeld als sente gheericx houdenhoue, maar dat is een schrijffout van de scribent. De naam heeft eenzelfde oorsprong als Sint-Maria-Oudenhove en zou liggen bij het ontstaan van een gemeenschap rond een hof dat er altijd (van ouds) heeft gestaan. Oudenhove kan dan geïnterpreteerd worden als "het oude hof”. Sint-Goriks-Oudenhove hing af van de baronie van Zottegem. Al in 1172 stond er een kasteelwoning (met herenwoning, brouwerij, windmolen, boerderij), het Huys t'Audenhove (in leen van de heren van Zottegem). In de 15de en ook nog begin 18de eeuw was het in het bezit van de familie de Vilain (heren van Ressegem en Izegem), waardoor het ook t Goed van Resseghem of t Goed van Iseghem werd genoemd. In 1769 verkochten de erfgenamen van de Vander Meerens wat ervan restte; het geheel werd omgebouwd tot hoeve.
Sint-Goriks-Oudenhove ligt in de Vlaamse Ardennen op een hoogte van 25-92 meter. Ten westen van de dorpskom stroomt de Zwalm in noordelijke richting. Op de grens met Erwetegem (Traveinsbeek) ligt natuurgebied Steenbergse bossen. Het Mijnwerkerspad in natuurgebied Middenloop Zwalm is het verharde gedeelte van de vroegere spoorlijn Zottegem - Brakel - Elzele (Ellezelles), die deel uitmaakte van de spoorlijn 82 (Aalst - Elzele). De spoorlijn werd in 1963 afgeschaft. Tot dan bracht het "Fosttreintje" mijnwerkers van Zottegem en omstreken, naar de Borinage (Henegouwse steenkoolmijnen). Sinds 1978 werd een gedeelte (van de Slijpstraat te Sint-Goriks-Oudenhove tot Opbrakel) als recreatieve weg ter beschikking gesteld van wandelaars en fietsers.
Bij wielrenners zijn de hellingen De Vlamme, Kortendries, Langendries en Wolvenhoek bekend.
De wandelaars konden uit een 5tal afstanden kiezen en ik deed de 22km.
Het OC van Sint Goriks Oudenhove
Met de dorpskern in het zicht bereiken we zo terug de startzaal.Een hele mooie wandeling met heel veel variatie.
Bavikhove is een dorp (deelgemeente) in de Belgische provincie West-Vlaanderen en een deelgemeente van Harelbeke. Het ligt tussen Harelbeke-centrum en Hulste, langs de Leie.
Het staat bekend om de Bavik Brouwerij die onder andere een pils en Wittekerke Bier brouwt.
Bekende Bavikhovearen zijn wielrenners Stijn Devolder, Leif Hoste, Dirk Demol en de Vlaamse acteur en zanger Wim Opbrouck. De naam van het dorp kwam voor in een sketch van In de gloria waar Gerrit Callewaert, gespeeld door Wim Opbrouck, protesteerde tegen het ondertitelen van West-Vlaamse sprekers op de Vlaamse televisie.
De start van de wandeling was in het lokaal De Torengalm, de wandelaars konden uit 3lussen kiezen en 2 grotere afstanden met een rustpost. Ik besloot om de grootste afstand te wandelen. Het was een wandeling met heel veel afwisseling, enkel het midden gedeelte (de lus) viel tegen.Wandeling door natuurgebied. Via een tweede oude Leie-arm wandel je voorbij het kasteel in Ooigem.
Een aangename en rustige door de weekse wandeling, met bijna 700 deelnemers.
Vandaag wandelen richting oost-Vlaanderen, ik reed naar Deinze waar de plaatselijke wandelclub WND er hun jaarlijkse Canteclaermarsen hielden.
Deinze is een stad in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen, langs de rivier de Leie. De gemeente fuseerde met Nevele op 1 januari 2019 en telde op 1 januari 2023 44.930 inwoners, die Deinzenaars worden genoemd. De gemeente bestaat uit 17 deelgemeentes waarbij Deinze en Petegem-aan-de-Leie een stedelijke kern vormen met 17.900 inwoners. Deinze heeft een oppervlakte van 127,38 km².
Deinze ligt aan de Leie op een hoogte van ongeveer 7 meter. Iets ten zuiden van Deinze begint het Schipdonkkanaal met een loop in noordelijke richting, waar de Leie zich naar het noordoosten begeeft. De omgeving van Deinze is sterk verstedelijkt.Vlak bij het stadscentrum ligt het natuur- en recreatiedomein De Brielmeersen. In dit park is er een grote speeltuin, een dierenpark en een aantal sportvelden. De gronden werden in 1971 door het stadsbestuur aangekocht en vanaf 1975 werd het dierenpark ontwikkeld. Sinds januari 2015 wordt het park beheerd door de provincie Oost-Vlaanderen. De stad telt 17 deelgemeenten, heeft drie treinstations (Station Deinze, Station Hansbeke en Station Landegem) en heeft zowel aan de E40 als de E17 een op- en afrit.
De start was vanuit het VTI, en de wandelaars konden uit een 5yal afstanden kiezen. Vandaag koos ik voor de 12km, omdat ik eergisteren niet 100% was en dus niet wilde overdoen.
Nieuw parcours richting Grammene met veel landelijke wegels. Veel natuur rond de oude Leiemeanders en het Beekmeerspad. Gratis versnapering voor iedere ingeschreven wandelaar.
Een bewolkte dag met wat lichte mist die regelmatig uitviel, maar een aangename temperatuur om te wandelen. helaas zag ik de zon niet.
Een aangename en rustige wandeling , met veel afwissling. Na de tocht kreeg iedere wandelaar 2 gebakken kippeboutjes.
Vandaag besloot ik een wandeling te maken niet ver van huis, dit is voor de warmte die men beloofde.
Vichte is een dorp in de Belgische provincie West-Vlaanderen en een deelgemeente van Anzegem. Het was een zelfstandige gemeente tot aan de gemeentelijke herindeling van 1977. De dorpsnaam Vichte is afgeleid van Fifta of Vehta, de oude benaming van de Kasselrijbeek, die door Vichte stroomt en de grens vormde tussen de kasselrijen Oudenaarde en Kortrijk. Tot op vandaag spreken lokale bewoners nog van 'Der Vichten'. Vichte is vlot bereikbaar door zijn ligging bij een afrit (nummer 4) van de A14/E17. Een groot deel van het grondgebied is dichtbebouwd, behalve de zone achter het Beukenhof en de zone "Steverlynck Noord")
Beroemd om zijn 12e-eeuwse rooms-katholieke kerk (nu dienend als een cultureel centrum) en zijn particuliere kasteel. Het is ook de locatie van Brouwerij Verhaeghe, bekend om zijn Vlaamse Rode Ales.
Het Vichtse wapenschild is een van de oudste wapenschilden van België, ongewijzigd sinds de Middeleeuwen. Het oudst bekende zegel van de heer van Vichte, vinden we bij een oorkonde (1245) waarin Baldouinus de le Victe belooft het akkoord te zullen naleven dat gesloten werd tussen Lodewijk IX van Frankrijk en gravin Margareta van Konstantinopel. Het toont een schild getralied van zes stukken en de legende: + S' Bauduins de le Veste
De start was zoals gewoonlijk vanuit de Stringe en de wandelaars konden uit een 7tal afstanden kiezen. Wegens de grote warmte heb ik geozen voor de 12km.
Tocht naar het hinterland rond de vaart Kortrijk-Bossuit. Via talrijke land- en veldwegen en de streekeigen tegelpaden bereik je de rustposten. Je doorkruist de Vaarttaluds, een natuurgebied met een onverhard wandelpad.
Veel afwisseling gekregen
We hadden een controlepost ongeveer halverwege te Sint-Lodewijk Deerlijk.
Een rustige en aangename wandeling, toch nog een 765deelnemers die de hitte trotseerden.
Voordat ik ging wandelen, eerst nog naar het verjaardagsontbijt van een kleinkind. Omstreeks 10u30 kon ik vertrekken naar de wandeling, gelukkig was er eentje in eigen gemeente.
Lauwe is een dorp in de Belgische provincie West-Vlaanderen en een deelgemeente van de stad Menen. Lauwe was een zelfstandige gemeente tot aan de gemeentelijke herindeling van 1977. De leuze van de deelgemeente is: Lauwe Leeft. Lauwe is gelegen aan de rivier de Leie. De plaats is ook bekend om de 21 julifeesten (Nationale feestdag van België) (Summer@Lauwe), inclusief vuurwerk, waar jaarlijks veel volk op afkomt alsook de uitgebreide jaarlijkse kerstmarkt.
In 1917 werden voorwerpen van Gallo-Romeinse oorsprong gevonden, zoals een bijl en een slaghamer in silex. De Dronckaertstraat zou betrekking hebben op een heerweg van Roncq naar Kortrijk en verder.
De naam Lauwe werd mogelijk in een boek van 804 aangetroffen, maar zeker in 1128 als Lauwa en in 1134 als Lauha. Het zou afkomstig kunnen zijn van aleu (lichtend) of in verband staan met Keltische benamingen voor water zoals lova (waterloop) en lavo (meer). De heilige Aubertus van Kamerijk (Obertus, †668) zou hier zijn gedoopt. Omstreeks 804 zou hier al een gehucht zijn geweest aan een doorwaadbare plaats over de Leie. In 1128 werd gewag gemaakt van de eerste bekende heer van Lauwe, Disderus van Halewijn. Deze was overste van het Sint-Pieterskapittel te Rijsel. Het patronaatsrecht van de kerk behoorde dat kapittel toe. Een romaans kerkgebouw zou omstreeks 1100 zijn gebouwd. Na de Slag bij Westrozebeke (1382) werden de goederen van de heer van Lauwe verbeurd verklaard. De heerlijkheid kwam in handen van de familie van Ghistelle en omstreeks 1430 door huwelijk van de familie van Halewijn. In 1544 kwam hij aan Philip de Croy. De laatste heer was Juliaan Louis Frans Bidé de la Grandville die tijdens de Franse Revolutie gevangen werd genomen en stierf in 1802. Tijdens de 19e eeuw groeide de bevolking, mede door de industrialisatie. Tussen 1838 en 1842 werd een spoorlijn aangelegd. In 1834 werd de Leie gekanaliseerd. Een brug naar Wevelgem kwam 1868-1869 tot stand en deze verving een veerdienst. In 1855 kwamen zusters vanuit Heule en betrokken een klooster. Ze leidden een school. In 1977-1978 werden klooster en school grotendeels gesloopt. Omstreeks 1900 ontwikkelde zich de vlas- en dakpannenindustrie. In 1898 kwam er een jacquardweverij, De Witte-Lietaer genaamd. Oorspronkelijk linnenweverij, werd na 1900 ook katoen verwerkt. Het groeide uit tot een der grootste weverijen van Europa, die vanaf de jaren '50 van de 20e eeuw meubelstoffen en autobekleding ging produceren. In 1910 werd dakpannenfabriek Lauwberg opgericht, deze werd in 1965 gesloten.
De start van deze wandeling was aan de statie en werd georganiseerd door de sportclub Vaste Vuist. Na het vervullen van de papperassen kon ik beginnen aan de wandeling. Kon uit een 6tal afstanden kiezen en besloot de 21km te wandelen.
Natuurwandeling, wandelen langs rustige, landelijke wegen en paadjes. De moeite waard! Prachtige natuurgebieden zoals Biezenveld, Preshoekbos en Leieboorden, gebieden waar de stilte enkel doorbroken wordt door het vogelrijk.
Het was een hele mooie en aangename wandeling, met heel veel variatie en stukken beter dan hun grotere broer De 12uren van Lauwe.
Ik ging vandaag naar Oostkamp(Moerbrugge) om daar deel te nemen aan een wandeling van de Vredeseilanden. Natuur staat altijd vooraan bij die mensen.
Moerbrugge is een dorp in de Belgische provincie West-Vlaanderen. Het ligt op het grondgebied van de gemeente Oostkamp, twee kilometer ten noordoosten van het dorpscentrum van Oostkamp, ervan gescheiden door de Rivierbeek. Moerbrugge wordt doorsneden door het Kanaal Gent-Brugge.
In september 1944 had aan de kanaalbrug van Moerbrugge een hevige strijd plaats tussen Duitsers en geallieerden: de Slag om Moerbrugge. Vooral veel Canadese soldaten kwamen om, een monument (zie lager) ter hoogte van die brug herinnert aan die slag.
Moerbrugge ligt aan het Kanaal Gent-Brugge op een hoogte van ongeveer 5 meter, in Zandig Vlaanderen. De Warandeputten bestaan uit waterplassen, moeras, wilgenbroek en grasland. Ze zijn ontstaan door de herkalibrering van het aangrenzende kanaal, de naam verwijst naar het domein de Warande. Het gebied is vrij toegankelijk en de ingang ligt dicht bij de kanaalbrug, is 10 ha groot en ligt aan de monding van de Rivierbeek. Men wandelt er op knuppelpaden en er zijn 2 observatiehutten voor vogels.
De start was vanuit de zaal Zuidleie in Moerbrugge en de wandelaars konden uit een 6tal afstanden kiezen.
Pure natuurtocht met als blikvangers het Beverhoutsveld, De Leiemeersen, de Assebroekse Meersen en het bos van Ryckevelde. I.s.m. Calcutta Sponsor Aid. Toen ik begon aan de wandeling was het nog wat mistig en hoopte toch dat ik wat foto's kon nemen.
De startzaal
Hier wat wandelen door de Meersen
De Assebroekse Meersen is een natuurgebied in de Belgische stad Brugge ten zuiden van de wijk Ver-Assebroek. Het 420 ha grote gebied wordt beheerd door het Agentschap voor Natuur en Bos. De meersen vormen een geheel van laaggelegen vochtige weiden en hooilanden, omringd door rijen knotwilgen en populieren. Tot rond de Tweede Wereldoorlog kwam het gebied regelmatig onder water. Wie er hooide liep het risico zijn hooi te zien wegdrijven. Op Sint-Pietersdag (29 juni) verpachtte de eigenaar bij opbod perceeltjes weiland aan boeren uit de omgeving, die er tijdens de zomer enkele stuks vee konden laten op grazen.
Op weg naar de rustpost
Ook deze lus was heel mooi, heel veel variatie tijdens de wandeling.
De Gemene Weidebeek is een natuurgebied in de tot de West-Vlaamse stad Brugge behorende deelgemeente Assebroek. Het 32 ha grote gebied ligt aan de rand van de bebouwing van Assebroek en bestaat uit laaggelegen weilanden omgeven door bos. Er zijn sloten, knotwilgen, poelen en heggen. Er zijn 3 km wandelpaden in het gebied uitgezet.
Eénmaal uit de gemene weidebeek trokken we richting domein Ryckevelde
Ryckevelde (ook: Rijkevelde) is een domein van 180 ha op grondgebied van Assebroek en Sint-Kruis (deelgemeenten van Brugge), Sijsele (Damme) en Oedelem (Beernem). Een deel is militair domein, het kasteel krijgt een nieuwe bestemming en de bossen zijn deels beschermd natuurgebied. "Ryckevelde" gaf ook zijn naam aan de vzw Ryckevelde, beweging voor Europees burgerschap, die van 1956 tot 2014 zijn kantoor had in het kasteel van het domein. Rijkevelde heeft drie landschapstypes: bos, heiderestanten en een binnenduin of landduin (het Wit Zand of de Schobbejakshoogte).
Ooit vormden het Maleveld, Beverhoutsveld (bekend door de Slag om het Beverhoutsveld) en Sijseleveld een aaneengesloten heidegebied. Door aanplantingen werd Rijkevelde een ietwat eenzijdig naaldbos. Op vandaag zijn er weer bescheiden heidezones en een heemtuin. Het volledige domein is 180 ha groot. In 2016 werd beslist dat het met 14 ha zou uitgebreid worden
Was heel rustig in het domein
Na het verlaten van het domein, kwam k terug aan in de rustpost. Na de rust gingen de wandelaars terug richting Assebroekse meersen om zo terug te komen aan de startzaal.
Een hele mooi tocht met heel veel natuur. Een pluim voor de parcoursbouwer.
Vandaag eventjes in de provincie blijven, ging wandelen naar Schuiferskapelle, waar de wandelclub uit Tielt er hun Zomertocht hielden.
Schuiferskapelle is een dorp in de Belgische provincie West-Vlaanderen en een deelgemeente van de stad Tielt. Het is een landelijk dorpje, ruim drie kilometer van Tielt-centrum. Het telt een 1000-tal inwoners. Schuiferskapelle was een zelfstandige gemeente tot aan de gemeentelijke herindeling van 1977.
Schuiferskapelle was een gehucht dat deel uitmaakte van de stad Tielt, waar het ressorteerde onder de Roede van Tielt, als deel van Tielt-Buiten. Schuiferskapelle werd pas in 1862 een zelfstandige gemeente (wet van 8 augustus). Kerkelijk keert Schuiferskapelle echter terug tot in 1242, wanneer de heer van Meulebeke en zijn echtgenote het kapittel van Harelbeke schenken. Deze kapel blijkt de Onze-Lieve-Vrouwkapel te zijn, gelegen binnen de heerlijkheid Hulswalle. Deze heerlijkheid omvatte een groot deel van het huidige Schuiferskapelle. In de 14de eeuw, was de kapel in sterk verval geraakt en de inwoners van het gehucht bouwden op eigen kosten hun bedehuis weer op, gezien de grote afstand waarop zij verwijderd waren van de kerk van Tielt. Daarom ook vroegen zij aan de bisschop van Doornik en aan de kapittelheren van Harelbeke te voorzien in een kapelaan voor de lokale eredienst. Dit werd door de bisschop in 1328 ingewilligd, tot groot ongenoegen van de grote tienheffers, de kapittels van Harelbeke en Doornik, het klooster van Deinze en de kerk van Tielt. In 1626 kon Mgr. Triest, bisschop van Gent, het altaar wijden. Een plaatselijke kapelaan werd echter niet aangesteld en de kapelanie werd toegewezen aan de onderpastoor van Tielt. De eredienst zou pas na een langdurig proces, bij vonnis van de Raad van Vlaanderen in 1780, volledig hernemen. De huidige O.L.V.-Geboortekerk (1785) werd de waardige opvolger van de oorspronkelijke Hulswalle-kapel (1243), waaraan de familienaam de Scuvere verbonden was. Dit is meteen ook de verklaring van de plaatsnaam Schuiferskapelle. De kerk van Schuiferskapelle werd daarbij een succursale van die van Tielt. In 1797 door de Franse bezetter gesloten, werd pas in 1831 de kerk van Schuiferskapelle, nu echter met als patroon de H. Antonius, een parochiale kerk. Dit zette de bewoners van de nieuwe parochie aan te ijveren voor een zelfstandige gemeente. Ingezet met verzoekschriften tot de Koning gericht in 1838, zou het nog meer dan een kwarteeuw duren eer hun verzuchtingen voldoening kregen. In 1862 werd het dorp een zelfstandige gemeente, maar een goede honderd jaar later (in 1977) werd het weer bij Tielt gevoegd.
De start was vanuit Club77 en de wandelaars konden uit een 5tal afstanden kiezen. Ditmaal deed ik de 18km, die in werkelijkheid 20k was.
Genieten in de onbewandelde streek van de Tieltse deelgemeente. Landelijke verrassingen, rustige landbouwwegen en goed begaanbare dreven en wegels. Op verkenning naar Egem en verder door het heuvelend agrarisch gebied naar de heuvelrug van Tielt.
Een rustige wandeling, jammer van de geringe opkomst.
Vandaag met de club gaan wandelen naar kruibeke. We vertrokken met de bus (wat vertraging) richting Kruibeke om daar deel te nemen aan de Barbierbeektocht. Kruibeke is een plaats en gemeente in het noordoosten van de Belgische provincie Oost-Vlaanderen, en is gelegen in het Waasland. De gemeente ontstond in 1977 als fusie van de voormalige gemeenten Kruibeke, Bazel en Rupelmonde en telt ruim 17.000 inwoners, die Kruibekenaars worden genoemd. Kruibeke ligt tussen de rivier Schelde en de autosnelweg E17. Kruibeke hoort bestuurlijk tot het arrondissement Sint-Niklaas, gerechtelijk tot het arrondissement Dendermonde (Vredegerecht Beveren, Politierechtbank, Arbeidsrechtbank en ondernemingsrechtbank Sint-Niklaas). De kiesindeling is kanton en district Temse, arrondissement Sint-Niklaas - Dendermonde Dendermonde.
Het dorp Kruibeke ontstond als een gehucht van Bazel. Op het grondgebied werd de burcht Altena opgericht. De eerste bekende vermelding is in een oorkonde van 1055 uit de Sint-Pietersabdij in Gent, aangaande een zekere Irma, een vrije vrouw uit Crubeca, die zichzelf en haar nakomelingen onder bescherming plaatst van Onze-Lieve-Vrouw aan het altaar in de kerk van Melsele. De naam zou mogelijk verwijzen naar de vele kruiden die rond een van de beken aldaar groeiden, maar als naam van een beek is hij in ieder geval niet bewaard gebleven. De huidige schrijfwijze verscheen op 21 juni 1929 in het Belgisch Staatsblad.
Ergens in de middeleeuwen werd de parochie onafhankelijk van Bazel. In 1262 behoorde de heerlijkheid Cruebeke aan de familie Vilain van Gent.In 1547 werd de heerlijkheid Kruibeke en de burcht Altena eigendom van Gaspard Ducci, een rijke Italiaanse zakenman uit Antwerpen die er een lusthof van maakte, met een kasteel dat waarschijnlijk de basis vormde van het huidige kasteel. Mogelijk werden kasteel en burcht in 1583 zwaar beschadigd tijdens de aanloop van de val van Antwerpen. De erfgenamen van Ducci verkochten in 1594 kasteel en heerlijkheid aan de familie de Lanfranchi, eveneens rijke, van oorsprong Italiaanse, zakenlieden. Zij bewoonden het kasteel tot 1850. De aangetrouwde lijn Le Boucq de Beaudignies nam over en burggraaf Julius liet het kasteel moderniseren en uitbreiden in 1878 door architect Joseph Schadde. Het huidige neovlaams-renaissance gebouw dateert van die tijd.Vanaf 1904 tot 1952 reed hier ook tramlijn H Van Hamme naar Antwerpen-Linkeroever. Op 1 januari 1977 werd Kruibeke samen met Bazel en Rupelmonde opgenomen in de fusiegemeente Kruibeke. In het voorjaar van 2010 hebben voorbereidende gesprekken plaatsgevonden rond een mogelijke fusie tussen de gemeenten Kruibeke en Beveren. Begin april 2022 werd bekendgemaakt dat Beveren en Kruibeke in 2025 willen fuseren.
Men kon uit verschillende afstanden kiezen, met enkele clubleden deed ik de 30km.
Dit was een hele mooie wandeling, heel veel afwisseling en ook heel warm weer.
Na de fantastische reis naar Ijsland, terug in België ben ik vandaag gaan wandelen in Wichelen. Wichelen is een plaats en gemeente in de Denderstreek en het Scheldeland in de provincie Oost-Vlaanderen in België. De gemeente telt ruim 11.000 inwoners, die Wichelaars worden genoemd. Wichelen ligt aan de Schelde. In het eigen dialect wordt de plaatsnaam als "'wiχəln" (Wiecheln) uitgesproken.
De start was in GIBO de Meander en men kon kiezen uit een 3tal afstanden. Ik besloot de langste afstand te wandelen, en die bestond uit eerst de 12km volgen om zo terug aan de startzaal te komen en daarna nog eens de kleinste afstand te volgen. Genieten in het mooie natuurgebied van de Bergenmeersen en langs de bloeiende Scheldeboorden. Rustige, landelijke wegen en uitgestrekte groene velden ontdekken via trage wegen.
Bergenmeersen is een natuurgebied in een meander van de Schelde in de Belgische gemeente Wichelen. Ten westen van de Bergenmeersen en aan de overkant van de Schelde liggen Uitbergen en een deel van de Kalkense Meersen; ten oosten overstromingsgebied Paardenweide. Het maakt deel uit van het Natura 2000-gebied 'Schelde en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent'.
Bergenmeersen was vroeger een functioneel gecontroleerd overstromingsgebied (GOG) dat bij stormvloed water kon bergen. In het kader van het Sigmaplan werd het gebied in 2013 een gecontroleerd overstromingsgebied met gecontroleerd gereduceerd getij (GOG-GGG). Bij vloed passeert een beperkte hoeveelheid water de in- en uitwateringssluis, bij eb stroomt het terug naar de rivier. Bij spring- en stormtij functioneert de Bergenmeersen als een gewoon overstromingsgebied. Door de introductie van geregelde overstromingen herbergt de Bergenmeersen relatief zeldzame getijdennatuur.
Dag 8: Reykjavik - Keflavik - Zaventem - Moorslede
We nemen vandaag afscheid van het prachtige IJsland. Omstreeks 4u30’ vertrekken we uit ons hotel voor een transfer naar de luchthaven. Rond 7u40’ stegen we op richting Zaventem. By By IJsland. Het was een hele mooie reis, iets om nooit meer te vergeten. Het was een droom die werkelijkheid geworden is.
Na een half uurtje rijden komen we bij de Skógafoss. Alleen de wandeling langs de rivier naar deze machtige waterval is al een ongelooflijke ervaring: de vlakte lijkt te verdwijnen in wolken spatwater en een overdonderend geraas. Je kon ook de trap naar de top beklimmen voor nog meer cascades en uitzicht over de Zuid-IJslandse kust. De Skógafoss is een van de grootste watervallen van het land, met een breedte van 25 meter (82 voet) en een verval van 60 meter (200 voet). Vanwege de hoeveelheid water die de waterval voortdurend produceert, is op zonnige dagen normaal gesproken een enkele of dubbele regenboogzichtbaar. Bezoekers kunnen doorweekt raken als ze te dicht bij de waterval komen, wederom als gevolg van het opspattende water. Het Skógar Museum ligt op 1 minuut van de Skógar - waterval, vlakbij de ringweg, 30 km ten westen van Vik en 150 km ten oosten van Reykjavik. Het Skógar Museum in Zuid-IJsland is een collectie cultureel erfgoed van 18.000 regionale volkskunstvoorwerpen tentoongesteld in 3 musea en 6 historische gebouwen. Het Volksmuseum omvat landbouw- en visserijwerktuigen, boten en maritieme uitrusting, textiel en kostuums, muziekinstrumenten, zeldzame boeken en manuscripten, natuurlijke historie en fascinerende IJslandse curiosa. Het Openluchtmuseum omvat een traditionele turfboerderij, een 19e-eeuwse boerderijmet puntgevel, een huis gemaakt van scheepswrakhout, een multi confessionele kerk samengesteld uit 16 regionale kerken, en natuurlijk een miniatuur turfhuis voor elfen.
We reden nog een eindje verder om de volgende waterval te bezichtigen, de Seljalandsfoss waterval. Seljalandsfoss wordt gevoed door het smeltwater van de Eyjafjallajökull. Hij is smal en niet erg hoog, maar hij stort met verbazende kracht in een veld aan de zuidkust. Het pad achter het watergordijn langs levert u een mooi nat pak op. Vlakbij zijn nog enkele kleinere watervallen. Na deze mooie rondreis konden we, tijdens deze laatste dag, genieten van een bezoek aan de “Secret Lagoon” en er is misschien nog wat vrije tijd om nog een laatste keer van de hoofdstad te genieten. Overnachten gebeurd, zoals de eerste dag, in Fosshotel Lind Reykjavik.
De Skógafoss is een 60 meter hoge en 25 meter brede waterval in het zuiden van IJsland niet ver van het plaatsje Skógar. De Skógá rivier stroomt daar nu over de rand van een klif van de voormalige kustlijn van IJsland. Nadat de kustlijn zich door het omhoogrijzen van IJsland na de laatste ijstijd teruggetrokken had (die ligt nu op een afstand van ongeveer 5 km), bleven de kliffen achter en vormen nu over vele kilometers samen met de er achter liggende bergen de begrenzing tussen het laagland en de hooglanden. Het verhaal gaat dat Þrasi Þórólfsson, een van de kolonisten van IJsland, een kist met goud achter de waterval verborgen heeft. Ongeveer 1 kilometer naar het oosten valt de kleinere Kvernufoss waterval in een kloof naar beneden. Deze waterval is via een schapenpaadje te bereiken. Aan de oostzijde van de waterval gaat een pad omhoog stroomopwaarts langs de rivier. Dat pad is het begin (of eind) van de wandelroute die via de bergpas Fimmvörðuháls tussen de gletsjers Eyjafjallajökull en Mýrdalsjökull naar Þórsmörk voert. Vandaar gaat het verder via de zogenaamde Laugarvegur (warme bronnenweg) naar Landmannalaugar. De Skógafoss waterval is uniek aangezien deze direct door twee gletsjers wordt gevoed: de Eyjafjallajokull en Myrdalsjokull. De toch wel flinke klim van 370 treden naar de top van de waterval beloont je wel met een schitterend uitzicht langs de IJslandse zuidkust. Deze trap is tevens het vertrekpunt van de populaire wandelroute Fimmvorduhals Pass. De waterval stort zich over een indrukwekkende breedte van 25 meter zo’n 60 meter de diepte in. Deze lange, zware sluier van water geeft een donderend geluid en hult de wijde omgeving in een dichte spray en gebroken licht, waardoor je bij zonneschijn soms zelfs een dubbele regenboog kunt waarnemen.
Nog even op de foto
Hier ben je nooit uitgekeken op het landschap, je kan er uren blijven naar kijken.
Hier een paraponte aan het werk. Daarna gaan we naar het Skogar museum.
Het museum bestaat uit twee grote panden en op het buitenterrein zijn enkele typisch IJslandse woningen te zien. De ene grote hal huisvest het volksmuseum en de andere het transportmuseum. In het volksmuseum vind je zo’n 6000 attributen, waaronder archeologische vondsten, maar ook lokale klederdracht, en gebruiksvoorwerpen uit het verleden. De absolute topper uit de museumcollectie is de volledig getuigde houten vissersboot Pétursey. Deze boot is meer dan 150 jaar oud en deed dienst tot halverwege vorige eeuw. Met dit soort zeilboten was het eenvoudig te landen op de zwarte stranden van de zuidkust, aangezien hier nauwelijks natuurlijke havens zijn.
Het museum heeft verschillende zalen over verschillende gebouwen, waarin het leven in Ijsland aan de hand van enkele thema’s wordt geschetst en presenteert vervolgens verschillende kleine lage huizen met turfdaken, zoals die tot in de 19°eeuw werden gebouwd.
Hier binnen kregen we uitleg over de verschillende attributen
Na het bezoek gaan we verder naar de adembenemende Seljalandsfoss waterval.
De Seljalandsfoss waterval zie je al vanaf de Zuidelijke Ringweg liggen. Deze opvallende waterval is dan ook erg populair om te bezoeken, zeker omdat je er
achterlangs kunt doorlopen. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat er naast de toeristen die een individuele rondreis doen, ook bussen met toeristen deze plek aandoen. Hoewel de Seljalandfoss niet bijzonder hoog of krachtig is, is deze waterval vooral populair omdat deze letterlijk vanuit 360 graden te fotograferen is. Bovendien is de waterval bijzonder goed bereikbaar over verharde wegen tot bijna aan de voet van de waterval. De Seljalandsfoss is IJslands enige waterval die ’s nachts verlicht is. Vanaf de Seljalandsfoss kun je bij in de verte de Westman-eilanden zien.
Aangezien het mogelijk is om achter de waterval langs te lopen, is een regenjas aan te raden, want anders word je echt kletsnat. Het is geweldig om langs de Seljalandsfoss waterval te wandelen, vooral op een zonnige dag wanneer men een regenboog kan zien door de mist die van de waterval afkomt. In de winter is het pad achter de waterval gesloten, aangezien het dan meestal te glad en gevaarlijk is om daar te lopen. Het smeltwater dat deze waterval voedt is afkomstig van de gletsjer op de Eyjafjallajökull vulkaan, die in 2010 nog voor een chaos in het luchtverkeer zorgde door een uitbarsting. De ijskap bedekt een relatief klein oppervlak op de vulkaan van ongeveer 100 vierkante kilometer.
Bewust geen mensen van onze groep op de blog geplaatst.
Na deze mooie rondreis kunnen we tijdens deze laatste dag genieten van een bezoek aan de geheime lagune.
De Secret Lagoon, lokaal bekend als Gamla Laugin, is het oudste zwembad van IJsland. Het werd gemaakt in 1891 in Hverahólmi, een geothermisch gebied in de buurt van Flúðir. Wat onze plek speciaal maakt, zijn de rijke natuurlijke bronnen van warm water afkomstig van warmwaterbronnen. Vaðmálahver, Básahver of Litli Geysir (actieve geiser die om de paar minuten spuit en pronkt voor de gasten), zorgen voor 100% van de watervoorziening in de lagune. Het zwembadwater stroomt continu en
het duurt slechts 24 uur om het volledig te vervangen. Warm, schoon, rijk aan zwavel, blijft het hele jaar door op 38-40 graden Celsius. Deze warmwaterbron is lang niet meer zo geheim als de naam doet vermoeden, maar de Secret Lagoon (Gamla Laugin) in het zuidwesten van IJsland is nog steeds een heerlijke plek om in de buitenlucht ontspannend te badderen. Het hele jaar door kun je terecht in dit geothermische ‘openluchtzwembad’, met een heerlijke watertemperatuur van 38 °C tot 40 °C.
In dit bloedhete water kun je dus niet echt zwemmen, maar deze natuurlijke hotspring is perfect om sloom te genieten van het wonderlijke IJslandse rotslandschap om je heen. De Secret Lagoon is een klein vulkanisch meertje waar de laaghangende bewolking en de stoomdampen voor een mysterieuze sfeer zorgen. In de omgeving hoor je het gesis en geborrel van geothermische activiteiten en elke 5 minuten spuit in de verte de kleine geiser Litla Geysir omhoog. Vanaf wandelpaden kun je de bemoste lavavelden en kokende bronnen beter bekijken.
Na ons avondmaal hebben we nog wat gewandeld in Reyjavik.
Höfði (De kop of de kaap), sinds 1986 ook bekend als het Reagan-Gorbatsjov-huis, is een witgeschilderde houten villa in Reykjavík, de hoofdstad van IJsland. Het huis ligt aan de Félagstún tussen de Sæbraut (zeeboulevard) en Borgartún. Op een tiental meters ten noorden van het huis ligt de Kollafjörður tegen de achtergrond van de tafelbergEsja.
Blijkens een herinneringsplaquette op het gebouw was dit de plek waar op 26 juni 1905 de eerste draadloze communicatie plaatsvond tussen IJsland en de buitenwereld door de ontvangst van een telegram uit Poldhu Wireless Station in Cornwall. Op instigatie van de latere bewoner Einar Benediktsson werden de proeven op deze plek door Marconi's Wireless Telegraph Company voortgezet totdat in oktober 1906 een staatsmonopolie op telecommunicatie van kracht werd. Het huis zelf moest toen nog gebouwd worden.
Na deze wandeling gingen we terug naar ons hotel, zal een korte nacht worden, want we vertrokken om 4u30 in de morgen naar het vliegveld om tijdig onze vlucht te nemen.
Vandaag rijden we naar het zuiden van het IJsland. Onze eerste halte was aan een haventje in Djúpivogur. Djúpivogur is een vissersplaatsje en de oudste handelsplaats, dat ligt tussen de Berufjörður en de Hamarsfjörður, in de Oost fjorden. Er staan oude gebouwen bij de haven die dateren uit de tijd dat de Denen hier de handel beheersten van 1788 tot 1920. Langabúð is het oudste gebouw dat dateert uit 1790. Wat verderop stopte onze bus om ons de kans te geven een kiekje te nemen van het zwarte strand. Vandaar ging het verder tot in het dorp Höfn. We ontdekken de Vatnajokull gletsjer en in het bijzonder de indrukwekkende site van Jökulsarlon - de lagune van de Vatnajokull gletsjer. Nationaal Park Vatnajökull, een Unesco- werelderfgoed, beslaat zo’n 14700 km², 14 % van de oppervlakte van IJsland, en omvat de ijskap Vatnajökull en enkele losse gebieden aan de rand ervan. Met een amfibieboot (jaki) maken we een cruise op de Jökulsarlon lagune te midden van de blauwe ijsbergen van de Vatnajokull gletsjer, één van de grootste gletsjers in Europa. We hebben ook een zeehond gespot.
Na het middagmaal vertrekken we naar het Nationaal Park Skaftafell, één van de mooiste gebieden van het land. Hier bevind zich de Svartifoss waterval, beroemd om zijn prachtige orgelvormige basalt formaties. Wij verkozen de wandeling tot aan de voet van de gletsjers. We rijden nadien verder naar ’s werelds grootste lavagebied, Eldraun. We hielden nog eens halt in Vik, de wol hoofdstad van IJsland, en beroemd om zijn sublieme zwarte zandstrand. We kregen nog eens de kans om in een mooi winkelcentrum wat souvenirs, wollen sokken of truien te kopen. Vandaar rijden we verder in zuidelijke richting om te stoppen bij de sublieme zwarte zandstranden van Reynisfjara. De sneakergolven maken het strand van Reynisfjara tot een van de gevaarlijkste bestemmingen in IJsland. De zuidkust van IJsland ligt langs de open zee van de Noord-Atlantische oceaan die krachtige golven naar de kust brengt. De hoogste golven die daar (en waar ook ter wereld) worden gemeten, stijgen tot 40 meter, vergelijkbaar met een gebouw van tien verdiepingen.
Sneakergolven (ook bekend als sleeper-, king- of rouge-golven) zijn enorme kustgolven die plotseling kunnen verschijnen in een reeks kleinere golven. De sneakergolven zijn veel groter dan die ertussenin en reiken veel verder. De tijd tussen de gigantische golven kan variëren, soms komt de een direct na de ander, of kunnen er tientallen kleinere golven tussen zitten. De golven kunnen heel snel stijgen vlak voordat ze de kust raken. Dit gebeurt omdat de oceaanbodem zich snel verdiept buiten de kust. Bovendien zijn de oceaanstromingen zeer krachtig en vergroten ze het gevaar.
Andere gevaren in Reynisfjara zijn het vallen van rotsen en aardverschuivingen. De kliffen boven het oostelijke deel van het Reynisfjara-strand zijn steil en onstabiel, dus steenslag komt vaak voor. Daar kon Jean-Pierre een papegaaiduiker spotten op een nest in de rotsen. Voor onze overnachting reden we naar Hotel Dyrhölaey in Brekkur.
Nog eventjes wat landschappen fotgraferen.
We ontdekken de Vatnajokull gletsjer en in het bijzonder de indrukwekkende site van Jökulsarlon – de lagune van de Vatnajokull gletsjer.
Jökulsárlón is het bekendste en grootste gletsjermeer in IJsland. Het ligt ten zuiden van de Vatnajökullgletsjer tussen het nationale park Skaftafell en het stadje Höfn. Het gletsjermeer is vrij nieuw, aangezien het pas in de jaren 1934-1935 ontstond. Het meer groeide echter snel van 7,9 km² in 1975 tot minstens 23 km² hedendaags door het smelten van de gletsjers. Met een diepte van ongeveer 250 meter is Jökulsárlón momenteel[(sinds) wanneer?] het diepste meer van het land. Het meer is door de altijd ronddrijvende ijsbergen met fraaie ijsformaties populair bij toeristen. Er is een informatiecentrum en er zijn boottochten met onder andere een amfibievoertuig mogelijk op het meer. Het gletsjermeer Jökulsárlón ligt vlak bij de Atlantische Oceaan en is daar met een zeer smalle strook land van gescheiden. Deze landstrook wordt door
een rivier, die het smeltwater afvoert, doorsneden. Door de toenemende groei van het meer wordt gevreesd dat het meer ooit een diepe baai kan worden die van aan de gletsjertong rechtstreeks in de oceaan uitmondt. Er zijn echter plannen om dit te verhinderen, aangezien deze landengte de enige plaats is waar de Hringvegur een vlotte verbinding garandeert tussen het westen van het land en de streek rond Höfn
Daarna gaan we varen met een amfibiboot op de Jökulsarlon lagune tussen de ijsschotsen.
Hier zijn we nog aan wal
Bij een terreinwagen
Infobord betreft de lagune
Hier is onze amfibiboot.
Pakje aandoen tegen de kou
En nu zoeken of we nog wat robben kunnen spotten. We zullen geen ijsberen zien, die leven niet op Ijsland.
Prachtig
Hier heb ik een de kop van een zeehond kunnen nemen.
En deze kon ik niet missen.
Wat uitleg tijdens de rondvaart (alles was in het Engels)
Na de rondvaart nog een bezoek brengen aan de zwarte stranden.
Zicht op de gletsjer
Hier leven er papegaaiduikers. Sluwe vogels die zich moeilijk laten fotograferen. Hopelijk kan ik er een vastleggen.
Eventjes een fotootje van ons beiden.
Ook hier staat er een kerkje.
Basaltformties
Gevaarlijke golven Op deze rotsen zitten de papegaaiduikers en komen regelmatig opvliegen naar de rotsen op het vasteland.
Mooi poseren
Hier op het nest zit er een papegaaiduiker
De papegaaiduiker stond op mijn lijstje om er een te proberen op een foto vast teleggen.Hierbij had ik heel veel geluk, het zijn schuwe vogels en moeilijk te fotograferen. Mijn dag kon niet meer stuk.
Dag 5: Myvatn - Egilstadir - Oostelijke fjorden regio
Om 8u35’ vertrokken we alweer voor een dag vol verrassingen. We hielden een eerste keer halt bij de pseudokraters van Myvatn. De naam van het Muggenmeer doet het ergste vrezen, maar het is een vredig meer ten oosten van Akureyri, waar ’s zomers zwermen vogels op afkomen. Het omringende landschap is niet zo rustig, want Myvatn ligt te midden van een spectaculaire combinatie van uitgedoofde askegels en verwrongenlavaformaties, warme baden, kokende modderpoelen en sissende vulkaankraters. De pseudokraters zien eruit als minivulkaantjes. Ze ontstonden uit stoomblaren in de hete lava toen deze over moeras stroomde. Er zijn veel pseudokraters rond Myvatn, maar de mooiste, bedekt met groene wandelpaden, zijn die in Skútustaðir, die we dan ook een bezoekje brachten. Na ons ochtendwandelingetje reden we tot Dimmuborgir.Dimmuborgir is een natuurreservaat op Noord-IJsland. Het gebied kenmerkt zich door zeer grillige en grote rotsformaties die bestaan uit vulkanisch gesteente dat ontstond bij vulkanische uitbarstingen van ongeveer 3000 jaar geleden. Het afgekoelde lava lag waarschijnlijk op een zachte onderlaag, en toen die eenmaal was weggespoeld stortte het lava dak in. De naam samengesteld uit twee IJslandse woorden:
Dimmur→ grimmig/donker
Borg → fort/kasteel/stad.
Het is duidelijk waarom dit gebied deze naam draagt: de rotsformaties hebben veel weg van een oud, vervallen en grimmig kasteel. De IJslandse overheid verplicht toeristen op de paden te blijven, omdat ze gemakkelijk de tere natuur kunnen beschadigen. Bovendien is het niet moeilijk om in het reservaat te verdwalen. We zetten onze trip verder tot aan de geothermische centralevan Krafla, die in 1977 de eerste grootschalige geothermische centrale was die groene energie gebruikte. Ten noordoosten van Myvatn ligt de Krafla, die het laatst actief was rond 1725. Toen verwoestte de lava bijna de kerk van Reykjahlíð. Víti, de ondergelopen krater is helderblauw. Nu was het tijd om de magen te vullen. Na ons middagmaal reden we naar Hverir. Tussen 1975 en 1984 deden aardbevingen een lange vulkanische spleet ontstaan bij Leirhnjúkur, ten westen van de vulkaan Krafla, een verschijnsel dat de Vuren van Krafla werd genoemd. Lava stroomde over de vlakte en liet een veld van nog altijd rokende formaties achter die we te voet konden verkennen. We hielden onderweg nog een tussenstop in het Fjallakaffi. Dit ‘café in de bergen’ hoort bij hoogstgelegen boerderij in IJsland. Daar serveren ze traditionele kost, zoals kjötsupa (lamssoep), slaturterta (lamsquiche) en kleina (een Ijslandse donut). Aan dit laatste kon ik niet weerstaan en proefde deze lekkernij. We reisden verder via de uitgestrekte vlaktes van het Mödrudalsöraefi woestijnplateau met maanlandschappen naar de oostelijke fjorden. Overnachtingsplaats was dit keer Hotel Breiðdalsvík.Hotel Breiðdalsvík werd geopend in 1983 en wordt omgeven door majestueuze bergen en zwart zand. Het hotel is een vredige oase in de rauwe schoonheid van Breiðdalsvík in de Austfjörður. Het hotel heeft 37 goed uitgeruste kamers, evenals een gezellige lounge met open haard en een bibliotheek, een Finse sauna en een restaurant. Het restaurant biedt authentieke IJslandse gerechten, bereid met verse ingrediënten uit de omgeving van het hotel.
Nog een uitzicht vanaf ons hotel
Hier brachten we de nacht door, in de middle of no ware
We verlaten het muggengebied en rijden naar Dimmuborgir
Aangekomen in Dimmuborgir(duistere burchten)
We verkennen de vele natuurwonderen van de regio zoals de beroemde lavaformaties van Dimmuborgir,(het donkere kasteel) met zijn mystieke vulkanische grotten. Het is duidelijk waarom dit gebied deze naam draagt: de rotsformaties hebben veel weg van een oud, vervallen en grimmig kasteel. De IJslandse overheid verplicht toeristen op de paden te blijven, omdat ze gemakkelijk de tere natuur kunnen beschadigen. Bovendien is het niet moeilijk om in het reservaat te verdwalen.
Heel indrukwekkend
Efkes hallo zeggen
Na deze rotsformaties gingen we verder richting Krafla.
Het gebied rondom de Krafla-vulkaan is een vulkanisch gebied, met lava en kraters, dat o.a. in de jaren tachtig nog actief was. Overal komt stoom uit de grond en ruikt het naar zwavel. Rondom de geothermische Krafla-centrale ziet het landschap er futuristisch uit. Overal lijken de buizen kris kras door het landschap te lopen. Sinds 1977 wordt er in dit gebied door elektriciteitscentrale geothermische energie opgewekt uit stoom. De stoom wordt door de buizen geperst en Mývatn en Reykjahlid worden o.a. voorzien van duurzaam stroom door deze centrale.
Na het verlaten van deze site gaan we wat eten om daarna naar de lavavelden te gaan.
Het hotel waar we s'middags wat aten.
Zicht op het hotel waar we aten in de middag
Aangekomen aan de lavavelden.
Zwavelhoudende modderbronnen
Net maanlandschappen
je kan het je niet voorstellen als je er niet bent geweest.
Echt PRACHTIG!!!
Ongeveer 6 km ten zuiden van het Krafla gebied ligt (vlak bij de bergpas Námaskarð) Hverir. Het pastelkleurige gebied is een van de grootste solfatarenvelden van IJsland. Het ligt daar bezaaid met stoompluimen, solfataren, fumarolen en kokende modderpotten.
Na de lavavelden was er nog een verrassing voor ons. De gidse toverde nog een soort Bokrijk te voorschijn.
Een mooi kerkje
Wat oude huisjes uit de vervlogen jaren
Hier kon men wat drinken
Wat oude machines
Woeste landschappen
Kaart van Ijsland.
Na ons avondmaal nog een klein toertje gemaakt rond het haventje.
Onze dag speelt zich hoofdzakelijk af in het noorden van IJsland. We hielden een eerste halte om een kiekje te nemen van een prachtig uitzicht. We zijn de dag mistig begonnen maar na het optrekken van de nevel verscheen het zonnetje alweer. Het beloofde alweer een mooie dag te worden. De rit verliep verder naar Sauðárkrókur. Vandaar reden we verder langs de kust, richting Siglufjörður. Tussendoor hielden we even halt, tussen 2 tunnels door, om nog wat foto’s te nemen. Siglufjörður is gelegen in het schiereilandTröllaskagi en daar bevind zich een vissershaven op de bodem van een diepe fjord. Ongeveer 1200 inwoners leven hier het hele jaar door, in dit zeer mooie dorp met kleurrijke gevels en een levendige haven. Vanuit Dalvík maakten we een boottocht om de kans te hebben bultruggen of dwergvinvissen te spotten. Na anderhalf uur varen reden we verder langs het fjord en stopten om het mooie uitzicht op Akureyri te zien. Akureyri, de grootste stad van IJsland na Reykjavik, met meer dan 19000 inwoners, is een rustige plaats met een haven, winkels, cafés en restaurants. Boven alles uit torent de pittoreske Akureyrarkirkja met glas - in - loodramen en moderne afbeeldingen van beroemde IJslanders. Na de fotostop reden we verder naar Goðafoss, “De waterval van de Goden”. Overnachten gebeurde in Hotel Rauðaskriða te Husavik. Hótel Rauðaskriða is een door een familie gerund hotel, gelegen aan weg 85 tussen Húsavik en Akureyri. Het is een boerderij gelegen op het platteland, uitgebaat door een gezin met 3 kinderen. Ook de 2 katten, Grima en Krummie, het konijn Lulli Van Beethoven en een paard maken deel uit van de boerderij. Wij sliepen in een soort blokhut.
Het eerste fotostopje van de dag begon met wat mist
Aangekomen aan het vissershaventje Siglufjördur
Siglufjörður is een kleine vissersstad met 1.190 inwoners (2013) aan een smal fjord met dezelfde naam in de gemeente Fjallabyggð aan de noordkust van IJsland. Van 1900 tot 1970 was Siglufjörður de haring-hoofdstad van het Noord-Atlantisch gebied toen dagelijks honderden vissersboten het kleine fjord invoeren om hun gevangen waar aan land te brengen. In hoogtijdagen waren er wel 10.000 man in de haringverwerkingindustrie bezig, veel meer mensen dan er in het plaatsje zelf woonden. In het Síldarminjasafnið, een rood houten gebouw aan de kade, is het tegenwoordige haringmuseum gevestigd waar met beeld en geluidsmateriaal de herinneringen aan de haringvangst worden bewaard.
Eventjes wat tijd om enkele mooie foto's te nemen.
De marie Louise
Hier een tweede stop tussen de tunnels, hier waren er enkele muggen aanwezig.
Daarna reden we verder richting Dalvik, van daaruit maken we een boottocht om bultuggen en dwergvinvissen te spotten.
Aangekomen in Dalvik en ons pak gaan passen om mee te varen op zee
Op weg naar onze boot
Richting zee
Een deel van onze groep.
Een eerste staart in de verte. Hopelijk kan ik eentje maken van dichterbij.
Hebbes
Een bultrug
Nog een staart
Het kon niet op, hier waren aan het begin van de oceaan, de golven waren wat ruwer en sommige kwamen onwel.
Op de terugweg werden we getrakteerd met een warme chocolademelk en een stuk cake.
De groepsfoto
Nog een, nu met de gidse erbij.
Zicht vanuit Akureyi
Na deze ging het richting Godafoss, de waterval van de Goden.
De Goðafoss is een van de grotere watervallen van IJsland. Hij is gesitueerd in het district Mývatn in Noord-IJsland aan het begin (of eind) van de Sprengisandur-route, die dwars door het binnenland voert. Het water van de rivier de Skjálfandafljót valt over een breedte van 30 meter 12 meter naar beneden, en de Goðafoss wordt door rotsen in een paar stukken verdeeld. Een aantal kilometer stroomopwaarts ligt de Aldeyjarfoss. In het jaar 1000 werd door de Alding besloten om het christendom als nationale godsdienst te erkennen (althans buitenshuis; binnenskamers mocht men nog de oude goden aanbidden). De bedenker van deze constructie, de wetspreker Thorgeir Thorkelsson, die op weg naar zijn huis bij Ljósavatn langs de Goðafoss kwam, gooide als blijk van zijn bekering zijn heidense afgodsbeelden in deze waterval. Vandaar de naam Godenwaterval. Een van de gebrandschilderde ramen in de markante kerk van Akureyri herinnert aan dit verhaal.
Prachtig om er te wandelen, men komt ogen tekort om alles te zien.
Zie ons glunderen.
Na het bezoek aan de Godafoss waterval was het nog een heel eind rijden tot aan ons hotel. Terug een prachtige dag gehad.
Bij goed weer vertrokken we naar Deildartunguhver om de warm- water geisers te bezichtigen. Daarna reden we met de bus verder tot bij de prachtige watervallen van Hraunfossar (lavawaterval) en Barnafossar (kinderwaterval). Bij Hraunfossar spat het blauwe water van onder een met weelderig mos begroeide lavabank en stort in de rivier, terwijl Barnafoss in een woeste reeks stroomversnellingen door een kloof net stroomopwaarts raast. We bezochten ook Reykholt, de stad van de beroemde middeleeuwse historicus en schrijver Snorri Sturluson. Na dit bezoek reden we verder, helemaal te lande, om ons middagmaal te nemen in Laugarbakki. In de namiddag hielden we halt bij een kloof om nadien door te rijden naar een afgelegen boerderijtje (Listakot Doru) bij Vatnsdalsholar. Daar stelde een vrouw haar kunst tentoon. We trekken verder noordwaarts via de hoogvlakte van Holtavorduheidi, een desolaat landschap van eindeloze heidevelden, in de provincie Skagafjordur, één van de welvarendste streken van het land dankzij de landbouw en de paardenfokkerij. We hielden ook nog halt bij een afgelegen kerkje, Pingeyrakirkja. Deze prachtige natuurstenen kerk in Noord-IJsland staat vlak bij de vergaderplaats van de Vikingen en de vermeende locatie van het eerste klooster van het land. Het middeleeuwse albasten altaar van deze kerk komt uit Engeland. Het plafond is blauw geverfd en bezaaid met honderden gouden sterren die een overweldigend effect geven.Overnachten deden we in Mikligardur hotel in Sauðárkrókur. Een studenten accommodatie die in de maanden juni tot en met augustus dienst doet als hotel voor toeristen.
Zicht vanuit ons hotel
Deildartunguhver is de hoogst stromende warmwaterbron van Europa en staat alom bekend om zijn snelle stroomsnelheid van 180 liter (380 pinten) per seconde.
Het water bij de warmwaterbron Deildartunguhver komt tevoorschijn bij een constante 97 graden Celsius (207 graden Fahrenheit), waardoor het ongelooflijk gevaarlijk is voor degenen die zich te dichtbij wagen. Gelukkig zijn er een aantal houten loopbruggen en observatiepunten die je rond de warmwaterbronnen leiden zonder je in gevaar te brengen.
Vanwege de enorme energie die onder Deildartunguhver borrelt, wordt veel van het water gebruikt voor het verwarmen van IJslandse huizen. Eén pijp reist 34 kilometer (21 mijl) naar Borgarnes, terwijl een andere 64 kilometer (40 mijl) naar Akranes reist. Dit betekent dat als je een douche of bad hebt genomen binnen een straal van 64 kilometer van Deildartunguhver, je het water van de warmwaterbron hebt aangeraakt. Al het IJslandse warme water komt uit warmwaterbronnen zoals deze, behalve in sommige delen van de Westfjorden die nu geologisch veel ouder zijn dan de rest van het land, en dus minder actief. Dit is een fantastisch voorbeeld van hoe IJslanders efficiënt omgaan met de geleverde geothermische energie en is een van de belangrijkste redenen waarom IJsland zo'n uitstekende reputatie heeft voor groene energie.
De Hraunfossar (lavawatervallen) aan de Hvítá (Witte rivier) in het westen van IJsland is een heel bijzondere reeks van watervallen. Over een afstand van meer dan 900 meter lijken vele waterstroompjes vanuit het lava van het lavaveld Hallmundarhraun in de rivier te stromen. Dit lavaveld ontstond door een uitbarsting van een vulkaan die nu onder de Langjökull gletsjer ligt. Omdat dit lava poreus en water doorlaatbaar is, en op een harde en waterdichte ondergrond ligt, stroomt smeltwater en regenwater tussen het lava en de harde ondergrond naar beneden totdat het bij de Hvítá als het ware uit de muur komt. Een zeer bijzonder gezicht.
Mooi zicht
Reykholt is een plaatsje in de gemeente Bláskógabyggð in het district Árnessýsla in het zuiden van IJsland. Reykholt (Rookhelling) ligt in een geothermaal gebied en er komen door aardwarmte verwarmde kassen voor. Ook ligt er in dit plaatsje de Reykholtshver, een geiser die met enige regelmaat een waterkolom omhoog spuit. Deze geiser is met eenbetonnen bak afgedekt en het warme water wordt voor de kassenteelt gebruikt. In 2013 woonden er in Reykholt ongeveer 185 mensen. Verder heeft Reykholt een lagere school en wat kleine bedrijven.
Snorri Sturluson 1179 - 22 september 1241) was een IJslands historicus, dichter en politicus. Hij werd tweemaal verkozen tot wetspreker van het IJslandse parlement, de Althing. Algemeen wordt aangenomen dat hij delen van de Proza Edda heeft geschreven of samengesteld, wat een belangrijke bron is voor wat tegenwoordig bekend staat als de Noorse mythologie, en Heimskringla, een geschiedenis van de Noorse koningen die begint met legendarisch materiaal in de Ynglinga-saga en doorgaat naar de vroegmiddeleeuwse Scandinavische geschiedenis. Om stilistische en methodologische redenen wordt Snorri vaak beschouwd als de auteur van Egils saga. Hij werd in 1241 vermoord door mannen die beweerden agenten van de koning van Noorwegen te zijn.
Na het bezoek aan Reykholt gingen we wat eten in Laugarbakki.
We reden verder na het middagmaal
De Skagafjörður is een fjord in het noorden van IJsland, gelegen tussen de schiereilanden Tröllaskagi (oost) en Skagi (west). Aan de Skagafjörður ligt de gelijknamige gemeente Skagafjörður, waartoe het stadje Sauðárkrókur en het dorp Hofsós behoren en waar de visserij de belangrijkste economische sector is. Er bevinden zich drie eilandjes in de fjord: Málmey, Drangey en Lundey. Skagafjörður (IJslands: Sveitarfélagið Skagafjörður) is een gemeente in het noorden van IJsland in de regio Norðurland vestra. Het heeft 4.010 inwoners (in 2013) en een oppervlakte van 4180 km². De gemeente ontstond op 6 juni 1998 door het samenvoegen van de stad Sauðárkrókur met tien andere gemeentes. De grootste plaatsen in de gemeente zijn Sauðárkrókur met 2.575 inwoners, Hofsós met 171 inwoners, Varmahlíð met 128 inwoners en Hólar met 78 inwoners (in 2013).
Prachtig uitzicht
Je kan er uren doorbrengen zonder dat het verveelt
Prachtige vergezichten
Dorre landschappen
Rustig diertje
Zalig, zo'n rustig bestaan.
We hielden ook nog halt bij een afgelegen kerkje, Pingeyrakirkja.
Het was terug een fantastische dag. De natuur is hier toch op zijn mooist.
Vandaag op het programma stond een bezoek aan de hoofdstad Reykjavik. Een eerste halte hielden we aan de haven. Het monument, de Sun Voyager, sprong meteen in het oog alsook de Harpa concert hall en conference center. De bus bracht ons naar het centrum van de stad waar we nog een korte wandeling maakten en de gids Kari ons de belangrijkste gebouwen en plaatsjes toonde. We kwamen zo nog eens in de Laugavegur straat, voorbij het stadhuis en het parlement. De bus pikte ons terug op en we reden even ten zuiden van het centrum. Daar vindt men de beboste heuvel Oskjuhlid. Op de top van die heuvel staat Perlan (de parel), een koepel van spiegelglas. Dit prachtige gebouw, gemaakt van 6 ronde waterreservoirs, heeft vanaf het observatieplatform een geweldig uitzicht. Binnen bied de expositie Wonders of Iceland met interactieve technologie en design inzicht in de natuur van IJsland. Daarna reden we naar het schiereiland Reykjanes dat vrijwel geheel overdekt is met kale lavavelden. Daar bevind zich de helderblauwe Blue Lagoon die in de velden verborgen ligt. Doordat er creatief gebruik wordt gemaakt van het afvalwater van de waterkrachtcentrale kunt u in de buitenlucht heerlijk in de Blue Lagoon baden. Het witte slib zou genezend zijn.
Voor het middagmaal reden we terug naar Reykjavík . Hierna bezoeken we de hoogtepunten van de Gouden Cirkel. Eerst bezochten we de indrukwekkende Gullfoss waterval. De ‘Golden Falls’ zijn genoemd naar de gouden regenboog die zich op een heldere dag boven de kloof vormt. De machtige waterval Gullfoss in de rivier de Hvítá is adembenemend mooi, of hij nu half bevroren is in de winter, aanzwelt in het voorjaar of donderend omlaag stort in de lange, lichte zomer. De ligging in een diep ravijn draagt bij aan het spektakel, evenals het landschap van beijsde bergtoppen en grindwoestijn direct naar het noorden - een groot contrast met de groene vegetatie dichter bij de rivier. We rijden verder naar de Geysir, één van de krachtigste geisers ter wereld. Het warmtebronnengebied Geysir ligt op de uitlopers van Bjarnarfell, ten noordoosten van Reykjavik en telt een twaalftal heetwaterspuitgaten, waaronder Geysir, die zijn naam aan alle geisers in de wereld gaf. Tegenwoordig is de indrukwekkendste geiser de Strokkur, die we ook in actie zagen. De poel van de Geysir is veel groter maar meer dan wat belletjes zien we niet meer. In Strokkur spuit de karnton trouw tien keer per uur en blaast tamelijk geluidloos vanuit zijn helderblauwe poel een waterzuil van zo’n 15 tot 30 m hoogte. Tussen de uitbarstingen zakt het water, terwijl de druk toeneemt. Verder bezochten we ook nog het Nationaal Park Þingvellir, dat op de Werelderfgoedlijst van de Unesco staat vanwege zijn historisch, cultureel en geologisch belang. Op een wandeling door het diepe ravijn van Almannagja ziet u veel van de geologie van Þingvellir. De Amerikaanse en Euraziatische continentale platen drijven hier uiteen met een snelheid van 2.5 cm per jaar en scheuren IJsland open. Het lijkt op een canyon en je kunt de Oxarafoss waterval zien. We nemen daarna onze intrek in Bifröst Hotel te Bogarnes. Geniet tevens van de mooie zichten.
De Sun Voyager is een sculptuur van Jón Gunnar Árnason, gelegen naast de Sæbraut-weg in Reykjavík, IJsland. Sun Voyager wordt beschreven als een droomboot, of een ode aan de zon. De kunstenaar wilde het overbrengen van de belofte van onontdekt terrein, een droom van hoop, vooruitgang en vrijheid.
Harpa is een concertzaal en conferentiecentrum in Reykjavík, IJsland. Het openingsconcert vond plaats op 4 mei 2011. Het gebouw heeft een opvallende gekleurde glazen gevel geïnspireerd op het basaltlandschap van IJsland. Harpa is ontworpen door het Deense bureau Henning Larsen Architects in samenwerking met de Deens-IJslandse kunstenaar Olafur Eliasson. De structuur bestaat uit een stalen raamwerk bekleed met geometrisch gevormde glaspanelen van verschillende kleuren. Het gebouw maakte oorspronkelijk deel uit van een herontwikkeling van het Austurhöfn-gebied genaamd World Trade Center Reykjavík, dat tijdelijk werd verlaten toen de IJslandse financiële crisis van 2008 uitbrak. De ontwikkeling was oorspronkelijk bedoeld om een hotel met 400 kamers, luxe appartementen, winkels, restaurants, een parkeerplaats en het nieuwe hoofdkantoor van de IJslandse bank Landsbanki te omvatten. Deze gerelateerde ontwikkelingen werden on hold gezet, maar in 2018 werd de bouw hervat en vanaf 2022 is de ontwikkeling bijna voltooid. Het Reykjavik Edition Hotel, beheerd door Marriott International, opende in 2021 samen met winkels en restaurants; Landsbankinn zal naar verwachting begin 2023 zijn intrek nemen in hun nieuw gebouwde hoofdkantoor.
Op regelmatige tijdstippen wat grondig uitleg over de beelden en gebouwen die we tegen kwamen
DE UITDRUKKING "GEZICHTSLOZE BUREAUCRAAT" IS over het algemeen niet bedoeld als een compliment. Maar in Reykjavik zijn deze schijnbaar anonieme arbeiders vereeuwigd in de kunst. Daar, naast een eendenvijver, staat een standbeeld van een man die met een aktetas naar het stadhuis loopt. Het is een alledaags gezicht; een afbeelding van de alledaagse 'gezichtsloze' stadsambtenaren op weg naar hun werk. Deze ambtenaar is echter een beetje anders dan zijn levende inspiraties, omdat hij letterlijk gezichtsloos is. Een grote plaat IJslands vulkanisch basalt zit waar je een romp en hoofd zou verwachten. Het unieke beeld werd gebeeldhouwd door Magnús Tómasson in 1994, en je zult zelf moeten beslissen of het bedoeld was als een serieus eerbetoon, of een humoristisch, satirisch stuk. Monumenten voor een onbekende soldaat zijn gebruikelijk over de hele wereld, maar omdat IJsland geen staand leger heeft, is misschien een eerbetoon aan de burgers die hun land dienen het op een na beste ding.
Het stadhuis van Reykjavik
Perlan is een merkwaardig gebouw dat dateert uit 1988, uniek in IJsland en in de hele wereld. Op de aan de oostzijde van de stad gelegen heuvel Oskjuhlid is een glazen koepel gebouwd, in het midden tussen zes grote tanks. In vijf van de tanks wordt middels geothermie verwarmd water bewaard voor de stad, de zesde is omgebouwd tot museum. In dit Saga museum brengen waxwork figuren het oude IJsland tot leven en vertellen ze de geschiedenis van het bijzondere land.
Vanaf het platform bovenop de tanks kunt u overdag mooie plaatjes schieten van de stad en de omgeving. Beneden in de koepel zijn winkeltjes gevestigd en er is, eveneens binnen, een kunstmatige geiser nagebouwd, die om de paar minuten warm water en stoom spuit.
De Gullfoss is een waterval in de Hvítá (Witte rivier) in Zuid-IJsland. Het is een van de populairste watervallen van IJsland en is gemakkelijk (per auto) te bereiken. De waterval maakt deel uit van de Golden Circle, een favoriete rondreis langs Þingvellir, de Geysir en de Gullfoss die vanaf Reykjavik in één dag is af te leggen, en is mede daardoor een van de meest bekende IJslandse toeristenplaatsen. Het water valt in twee trappen, die min of meer haaks op elkaar staan, 32 meter naar beneden in een kloof die ook weer geheel haaks op de tweede trap staat. De trappen worden gevormd door harde lagen basalt die worden afgewisseld door zachtere materialen. Deze afzonderlijke lagen zijn ook goed in de wanden van de kloof te herkennen. De kloof is meer dan 70 meter diep, 20 meter breed en 2,5 kilometer lang. De Hvítá is een gletsjerrivier die echter ook door regen wordt gevoed en kan grote hoeveelheden water vervoeren (50–110 m³/s in de winter tot 100–180 m³/s 's zomers). Het in de kloof neerstortende water zorgt vrijwel altijd voor een grote hoeveelheid stuifwater dat, als de zon erop schijnt, prachtige regenbogen veroorzaakt. Daaraan dankt de Gullfoss zijn naam: Gouden waterval. Het is mogelijk om helemaal tot aan de rand van de waterval te komen waarbij het donderende geraas overweldigend is. Als het steile pad (dat alleen met een dun touwtje is afgezet) in de winter beijzeld is, kan dat echter een hachelijke onderneming zijn.
Wandelpad naar de waterval
Mooi zicht op de waterval
Mooie vergezichten
Met deze wagens rijden ze in het binnenland waar de gewone auto's niet kunnen rijden.
Hier zijn we bij de grote Geysir.Eruptie
Eruptie
De Geysir is een geiser op IJsland en van deze naam is het alom bekende woord geiser afkomstig. Geysir is afgeleid van het IJslandse werkwoord að gjósa, dat zoiets als spuiten of (op)borrelen betekent. De Geysir is nu een wat bolvormige, uit geyseriet bestaande ronde plaat met een diameter van ongeveer 14 meter, met in het midden een met heet water gevuld gat van ongeveer 3 meter breed dat 23 meter diep is. Daarna maakt de tunnel in de diepte een bocht en is de verdere ondergrondse waterloop onbekend. De Geysir ligt in een geothermisch zeer actief gebied in het Haukadalur, een dal in het zuidwesten van IJsland niet ver van de Gullfosswaterval. Een paar meter van de Geysir bevindt zich een andere geiser, de Strokkur ofwel karnton. In de onmiddellijke omgeving van deze beide geisers liggen meerdere heetwaterbronnen waarvan er een aantal door silicaten veroorzaakt blauw gekleurd water heeft. Een aantal van deze warmwaterbronnen had vroeger geiseractiviteit.
De Strokkur is een geiser in het zuidwesten van IJsland. Op een steenworp afstand ligt Geysir, de geiser waarvan de naam gebruikt werd om dit natuurlijke fenomeen een naam te geven. De Strokkur heeft regelmatige erupties om de 4 tot 8 minuten. De Strokkur werd na een aardbeving in 1789 actief en bleef ruim honderd jaar regelmatig tot uitbarstingen komen. Door een aardbeving in 1896 werd de watertoevoer van de geiser geblokkeerd, waardoor deze inactief werd. In 1963 werd de waterweg door de lokale bevolking schoongemaakt en sindsdien heeft de geiser weer regelmatig erupties. De geiser is 23 meter diep. Daar heeft het water een temperatuur van 120°C, maar door de heersende druk gaat het water niet koken. Op 16 meter diepte is de druk laag genoeg geworden, en kan het hete water tot dampvorm overgaan. Deze plotseling ontstane damp zoekt zich een uitweg, en sleurt de bovenliggende waterkolom met zich mee. Een eruptie is het gevolg. Strokkur betekent karnton. De geiser dankt deze naam aan het feit dat het wateroppervlak tussen twee erupties door nogal op en neer kan bewegen, gelijk aan melk in een karnton. Strokkur ligt in het Haukadalur (Haviksdal), een dal waarin zich meerdere warmwaterbronnetjes bevinden.
Nationaal park Þingvellir [ˈθiŋkˌvɛtlɪr̥] (IJslands: Þjóðgarðurinn á Þingvöllu) is een van de drie nationale parken in IJsland (naast Nationaal park Snæfellsjökull en Vatnajökull). Het ligt ongeveer 50 km ten oosten van de hoofdstad Reykjavik en is een 6 bij 40 km grote verzakking van de aarde
Als we het over geologie hebben, heeft de plaats een reeks scheuren in de aardkorst, veroorzaakt door de scheiding van de Noord-Amerikaanse en de Euraziatische tektonische platen. Hierdoor ontstaan prachtige steenstructuren. De belangrijkste van de scheuren is Almannagja. Het lijkt op een canyon en je kunt de Oxarafoss waterval zien. Sommige fouten zijn gevuld met doorzichtig water. In de beroemdste Silfra, is het zelfs mogelijk om te duiken. Over geschiedenis gesproken: het Ijslandse parlement werd hier in 930 opgericht. Het bleef hier tot 1798.
Heel veel genoten van deze dag. Het is een heel prachtig eiland.
IJsland (IJslands: Ísland) is een eilandstaat ten noordwesten van het Europese vasteland. IJsland wordt omringd door de Atlantische Oceaan in het zuiden, de Straat van Denemarken (tussen IJsland en Groenland) in het westen en de Groenlandzee, een deel van de Noordelijke IJszee, in het noorden. Het noordoosten van het land ligt net binnen de poolcirkel. IJsland had een bevolkingsaantal van 368.792 per 1 januari 2021, en meet een oppervlakte van 103.000 km². Daarmee is IJsland het dunst bevolkte land van Europa.
De hoofdstad Reykjavík ligt aan de zuidwestkust en is de noordelijkst gelegen hoofdstad op aarde. De stad Reykjavik heeft ongeveer 120.000 inwoners, met de omliggende gemeentes heeft de hoofdstadregio ongeveer 200.000 inwoners. Ongeveer twee derde van alle IJslanders woont dus hier. IJsland zelf is het meest westelijk gelegen land van Europa. Omdat de continentale breuklijn over het eiland loopt, ligt het westen van IJsland op de Noord-Amerikaanse Plaat.
Anders dan vele andere landen, die de staatsvorm in hun officiële landsnaam hebben opgenomen, stelde de regering in 2004 bij monde van de minister-president, dat de term "republiek" (lýðveldi) vóór de naam IJsland (Ísland), beschouwd moet worden als een beschrijving van de regeringsvorm van het land en niet als een deel van de naam van het land.
Het eiland is geologisch zo'n 20 miljoen jaar geleden ontstaan door vulkanische activiteit in de Atlantische Oceaan; het bleef echter lange tijd onbewoond. Volgens de overlevering was de Noor Ingólfur Arnarson, die in 874 arriveerde, de eerste permanente bewoner van IJsland. Nadat het eiland sinds 930 als het IJslands Gemenebest enkele eeuwen onafhankelijk was geweest, viel het in de eeuwen daarna onder bestuur van achtereenvolgens het Koninkrijk Noorwegen, de Unie van Kalmar, Denemarken-Noorwegen en Denemarken. In de 19e eeuw groeide het nationaal bewustzijn, maar pas sinds 17 juni 1944 is IJsland geheel onafhankelijk. Het huidige IJsland is een parlementaire republiek naar Scandinavisch model; in 2007 en 2008 leidde het land de index van de menselijke ontwikkeling.
Een natuurlijk fenomeen waar IJsland om bekendstaat, zijn geisers. Tot circa 1950 kwamen verspreid over heel IJsland zo'n 30 geisers voor. Bij Hveragerði en omgeving, in het Haukadalur (waar de Geysir ligt), bij Flúðir, en bij Hveravellir in het noorden van IJsland lagen de meesten. Het hete water dat ze omhoog spoten was zoet, maar er zijn minstens vier geisers geweest waar dit zeewater was. Eén lag in het zuidwestelijke puntje van het schiereiland Reykjanes vlak bij Gunnuhver, twee anderen aan de Ísafjörður in de Westfjorden en de vierde niet ver van Drangsnes.
Op IJsland zijn altijd tientallen geisers actief geweest; het aantal varieerde als gevolg van (kleine) aardverschuivingen van tijd tot tijd. Nieuwe geisers ontstonden, kokende waterbronnen kregen geiseractiviteit, de activiteit van andere geisers daalde (het bekendste voorbeeld hiervan is de Geysir) of stopte zelfs. Doordat men in de buurt van de geisers actief naar warmwaterbronnen is gaan boren, is het aantal geisers afgenomen.
Op dit moment is de Strokkur, die zijn waterfontein om de 5-8 minuten omhoog spuit, de enige bron op IJsland die aan de verwachtingen van een geiser voldoet. De andere geisers zijn nauwelijks actief of zijn door betonnen bakken afgedekt; het water ervan wordt opgevangen en voor verwarmingsdoeleinden of voor de warmwatervoorziening gebruikt.
Omdat aardwarmte op IJsland in ruime mate voorhanden is, zijn er voor de opwekking van stroom meerdere geothermische energiecentrales, zoals Nesjavellir, gebouwd.
IJsland bestaat voor het overgrote deel uit laag- en middelgebergte, al dan niet met gletsjers bedekt, van waaruit vele rivieren naar zee stromen. Ze zijn doorgaans voor schepen onbevaarbaar door de snelle stroming. Het binnenland is vrijwel onbewoond; het dichtstbevolkte gebied ligt aan de zuidwestkust rond Reykjavík. De hoogste berg van IJsland is de Hvannadalshnúkur. Deze ligt met zijn 2.110 meter hoogte grotendeels verscholen onder de Öræfajökull.
Bomen komen op IJsland vooral in dwerg- en struikvorm voor, bijvoorbeeld in het natuurreservaat Þórsmörk. Alleen in het oosten van het land komt een gebied voor dat 'bos' mag genoemd worden, het 2.000 hectare grote Hallormstaðaskógur. De bomen zijn daar voor het grootste deel aangeplant. Grote boomstammen die men soms langs de kust aantreft, is drijfhout dat van ver is gekomen.
Langs het noorden van het eiland stroomt de koude Oostgroenlandstroom, langs het zuiden de warme Golfstroom. Gekoppeld aan de wind die vaak van zuid naar noord over het eiland waait, is het klimaat in Reykjavík (zuidwest) kouder dan in Europa, maar nog steeds gematigd. In het noordelijke Akureyri daarentegen zijn de temperatuurschommelingen vanwege de vaak aflandige wind groter.
Vanaf de Vestfirðir in het noordwesten via het noorden tot aan het oosten van het land wordt de kustlijn gekenmerkt door grotere en kleine fjorden en baaien. Een aantal fjorden is in de wintermaanden alleen over het water te bereiken en is zelfs in de zomer slechts toegankelijk met een terreinauto. Dat is mede de oorzaak van de ontvolking die sinds de Tweede Wereldoorlog in dit deel van het land gaande is.
In het zuiden wordt de kustlijn gekenmerkt door een bijna volkomen afwezigheid van natuurlijke inhammen en uitgebreide spoelzandvlaktes, een resultaat van de overspoeling van de streek door het smeltwater van de Vatnajökull.
De westkust kenmerkt zich door brede fjorden en baaien, zoals de Faxaflói (Faxabaai) en de Breiðafjörður. De vuurtoren bij Bjargtangar nabij de vogelkliffen van Látrabjarg is het westelijkste puntje van Europa.
De puin- en gravelwegen in grote delen van het binnenland, zoals de Kaldidalur-route, zijn tijdens de zomermaanden uitsluitend toegankelijk voor terreinvoertuigen. In de winter echter zijn deze wegen daar zelfs voor de krachtigste voertuigen onbegaanbaar en derhalve ook gesloten voor alle verkeer.
Het landschap is bergachtig. Tafelbergen wisselen af met actieve en slapende vulkanen en caldera's, waartussen (meanderende) rivieren zich een weg banen. Omdat IJsland geologisch gezien erg jong is en de rivieren zich nog een weg door het harde basalt moeten slijten, komen er vele watervallen voor. In het IJslands wordt een waterval "foss" genoemd. Hiervan zijn er een aantal spectaculair. De Dettifoss is qua watervolume de grootste waterval van Europa. Valleien werden in het verleden opgevuld door de lava van grote vulkaanuitbarstingen, waardoor er soms hele lavavlakten zijn. Een derde van alle lava die de laatste 500 jaar wereldwijd werd uitgestoten, werd op IJsland uitgestoten.
De poolvos is het enige oorspronkelijke landzoogdier. In zee leven walvissen en aan de kust vindt men twee soorten zeehonden (grijze zeehond, Halichoerus grypus en gewone zeehond, Phoca vitulina). De immigranten brachten schapen, koeien, varkens, paarden en pluimvee mee. Muizen, ratten, nertsen en konijnen zijn over het algemeen per ongeluk ingevoerd. Rendieren zijn in de 18e eeuw ingevoerd en een aantal is verwilderd en leeft in de oostelijke hoogvlakten. De ijsbeer komt er niet voor, maar onder andere in Húsavík is een opgezet exemplaar te vinden. Deze kwam in 1969 op een ijsschots vanuit de richting van Groenland aangedreven. Ook in de zomers van 2007 en 2008 kwamen er ijsberen aan land. Deze dieren werden echter gedood omdat ze buiten hun natuurlijke habitat als gevaarlijk voor mensen worden beschouwd.
Reptielen, amfibieën en giftige dieren, zoals schorpioenen, komen op IJsland niet voor. Wel muggen, met name waar begroeiingen bij moerassen en meren voorkomen. Mývatn (letterlijk muggenmeer) staat bekend om de vele muggen die bij windstil weer als wolken over het meer zweven. 's Zomers zijn er ook vlinders, die echter moeilijk waar te nemen zijn. In de schone en heldere wateren op en rondom IJsland komt zeer veel vis voor, zoals zalm, forel, platvis en kabeljauw.
IJsland is een belangrijk biotoop voor ontelbare vogels en vogelsoorten. Vele soorten eenden en ganzen komen er voor, naast zeevogels, waadvogels en zeldzame roofvogels zoals de sneeuwuil. De wilde zwaan (Cygnus cygnus) is zeer algemeen in Reykjavík. Op IJsland komen zowel overwinteraars voor als vogels die het als rustplaats, broedplaats of foerageerplaats gebruiken. Zo komt de papegaaiduiker in groten getale (60 procent van de wereldpopulatie) voor. Daarnaast komt ook de zeekoet veel voor langs de klifkusten
In door warmwaterbronnen verwarmde kassen worden planten, bloemen, groenten (onder andere tomaten, komkommers en paprika's) en fruit (onder andere druiven en sinaasappels) geteeld. De belangrijkste regio's met kassenteelt zijn in Zuid-IJsland bij Hveragerði en de geothermale gebieden rond Reykholt (Borgarfjörður) in het westen en Flúðir in het zuidwesten.
Dag1:Moorslede-Zaventem-Reykjavik
Om 9u30’ zijn we vertrokken, vanuit Reizen Patteeuw, naar de luchthaven van Zaventem. Daar namen we dan de vlucht naar Keflavik, in IJsland. Na een vlucht van 3u15’ landden we op onze bestemmining. Het uurwerk konden we onmiddellijk 2 uren terugdraaien en zo werd het een dag van 26 uren. Met een bus werden we tot het Fosshotel Lind, in Reykjavik, gebracht. Na onze intrek in het hotel en een opfrisbeurt wandelden we door de levendige Laugavegurstraat tot aan het restaurant. Daar werden we culinair verwend. Op de terugweg naar het hotel maakten we nog een klein ommetje om de Hallgrímskirkja kerk te bewonderen met het standbeeld van Leifur Eiriksson.
Ons hotel voor de eerste en laatste dag. Hotel Foss
De intrigerende Hallgrimskirka kerk. De Hallgrímskirkja (letterlijk de kerk van Hallgrímur) is een kerk in Reykjavik, de hoofdstad van IJsland. De kerk is vernoemd naar de geestelijke Hallgrímur Pétursson (1614-1675), die door zijn Passíusálmar ("Lijden liederen") beschouwd wordt als de grootste hymneschrijver van het land. Met zijn 74,5 m is dit IJslands hoogste kerkgebouw. Door de ligging nabij het oude centrum van Reykjavik en de zichtbaarheid vanuit de wijde omgeving is de kerk een van Reykjaviks bekendste symbolen. Hoewel zij verreweg de grootste kerk is van het land is niet de Hallgrímskirkja de kathedraal van de Evangelisch-Lutherse Kerk van IJsland, maar de Dómkirkja, ook in Reykjavik. De architect, Guðjón Samúelsson (1887-1950), begon aan zijn ontwerp in 1937. Volgens het oorspronkelijke plan zouden kerk en toren niet zo groot worden, maar de Lutherse kerkbestuurders wilden de rooms-katholieke kathedraal, de ook door Samúelsson ontworpen Landakotskirkja, in grandeur overtreffen. Hij heeft zich bij dit expressionistische bouwwerk laten inspireren door de grote basaltpartijen die op IJsland te vinden zijn, bijvoorbeeld bij de Svartifoss. De trap rocks, bergen en gletsjers in het landschap worden weerspiegeld in het ontwerp van de kerk. Een inspiratiebron was voor Samúelsson ook de Grundtvigskerk, die in de jaren twintig en dertig in Kopenhagen in aanbouw was. De bouw van de Hallgrímskirkja begon in 1945 en werd 41 jaar later, in 1986, afgerond. Tijdens de werkzaamheden werd het ontwerp bekritiseerd als een ouderwetse mengelmoes van stijlen. De Hallgrímskirkja is Samúelssons laatste werk en wordt als zijn belangrijkste bouwwerk beschouwd. Hij heeft de voltooiing niet meegemaakt. Het orgel is in 1992 gemaakt door de Duitse orgelbouwer Johannes Klais te Bonn. Het heeft vier klavieren, een zelfstandig pedaal, 72 registers en 5275 pijpen. De grote luidklok in de toren draagt de tekst Eijsbouts Astensis me fecit ("Eijsbouts van Asten heeft mij gemaakt") en is gegoten door Klokkengieterij Eijsbouts te Asten. Voor de kerk staat het standbeeld van Leif Eriksson, zoon van Erik de Rode, de vermoedelijke eerste Europese kolonist van Noord-Amerika. Het standbeeld, vervaardigd door Alexander Stirling Calder, werd in 1930 door de Verenigde Staten geschonken om het 1000-jarig bestaan van de Alþingi
(het parlement van IJsland) te herdenken.
Terug aan ons hotel, het was een lange dag geweest.
Vandaag ging de wandelclub van WSK Marke met de bus naar Huldenberg, om daar deel te nemen aan hun jaarlijkse Zomertocht.
Huldenberg is een plaats en gemeente in de Belgische provincie Vlaams-Brabant. De gemeente telt ruim 10.000 inwoners. De gemeente ligt in de landstreek Dijleland en de Druivenstreek.
Toen we vanmorgen met de bus vertrokken richting Huldenberg was het goed an het regenen. Het beloofde een kletsnatte wandeling te worden.Dit jaar zijn de startlocatie en inschrijvingen in zaal Den Elzas te Huldenberg en de wandelaars konden uit een hele resem afstanden kiezen. Kom en ondek de valleien van Dijle en IJse, de tussenliggende plateau’s, en het natuurreservaat de Doode Bemde. De club biedt die dag uitgepijlde wandelingen aan met afstanden die variëren in lengte van 5 km tot 50 km. Door een slimme combinatie van verschillende lussen is er keuze tussen de volgende afstanden: 5, 8, 10, 12, 14, 18, 22, 25, 30, 40 en 50km. De mooiste onverharde paden en verkeersluwe wegen werden daarvoor uitgekozen. De wandelaars zullen ontdekken hoeveel ongerepte open ruimte en natuurschoon Huldenberg nog te bieden heeft, ofschoon het in de Brusselse rand ligt.
Na het bekijken van de verschillende parcours, besloot ik de 27km te wandelen.Het starten van de wandeling was door de regen, we kregen veel afwisseling tijdens de wandeling , jammer dat de zichten een heel stuk minder waren door het slechte weer. Gelukkig was het gestoopt met regenen tijdens het tweede gedeelte en bleef zo tot ik het einde haalde. Op de terugweg naar huis was het opnieuw aan het regenen, zodat we een natte start en aankomst hadden.
Deze keer ging ik wandelen naar Lapscheure. Daar was er een wandeling georganiseerd door levenslijnteam Damme.
Lapscheure is een dorpje in de Belgische provincie West-Vlaanderen en een deelgemeente van Damme, het was een zelfstandige gemeente tot aan de gemeentelijke herindeling van 1971. Het dorp ligt in het noordoosten van de provincie, tegen de grens met Nederland. Het is een plattelandsgemeente in De Polders, met in het landschap verschillende dijken, kreken en grachten.
Over de oudste vermeldingen van de naam is onduidelijkheid. Reeds in documenten uit 938 duiken de namen "Conbescura" en "Betscura" op, die waarvan sommigen vermoeden dat het Latijnse benamingen voor de plaats zijn. De vermelding "Lappesscura" dateert uit 1019, wanneer er reeds sprake is van een kapel die afhankelijk was van de kerk van Oostkerke. In 1200 wordt Lapscheure een zelfstandige parochie. Een eerst gebedshuis van Lapscheure lag noordelijker dan de latere dorpskern.
Bij een transgressie van de zee halverwege de 12de eeuw lag Lapscheure voor een groot deel in overstromingsgebied. De daaropvolgende eeuw wordt door middel van dijken een groot stuk van Lapscheure weer droog gelegd. Lapscheure zou echter veelvuldig te maken krijgen met zowel oorlogen als overstromingen tot aan de 20ste eeuw. In 1583 worden de dijken nabij Lapscheure om strategische redenen door de geuzen doorstoken, waardoor een groot stuk van het grondgebied weer overspoeld wordt. Er ontstaat in het oosten een kreek, het "Lapscheurse Gat". De kerk komt op een aparte schor te liggen. Sluis wordt door de Spanjaarden met forten verschanst. In het noorden van Lapscheure worden twee forten gebouwd rond 1600, namelijk de forten van Sint-Donaas en Sint-Job. In het begin van de 17de eeuw worden nieuwe dijken aangelegd. De deken van Aardenburg besliste na een bezoek aan Lapscheure in 1639 dat het geïsoleerde kerkje niet meer voldoet, en een nieuwe kerk moet worden opgericht. Een eerste houten kerk wordt in 1640 gebouwd, ten zuiden van de oude kerk, in de Sint-Jobpolder. In 1650-1652 wordt uiteindelijk een stenen kerk opgetrokken, met materiaal van de oude kerk. De forten Sint-Donaas en Sint-Job werden in 1783 onder keizer Jozef II ontmanteld. Bij de Belgische onafhankelijkheidsoorlog (1830) werden nog eens de dijken doorgestoken en werd de grens met Nederland bewaakt, maar daarna bleef het dorp gespaard van grote overstromingen en oorlogen, en kon het zich rap ontwikkelen. Halverwege de 19de eeuw was de bevolking toegenomen tot 700 inwoners. In de 20ste eeuw verdwijnen echter geleidelijk lokale winkeltjes, werden er geen nieuwe verkavelingen gelegd, en nam de bevolking weer af. Lapscheure bleef een zelfstandige gemeente tot 1971, toen het samen met Hoeke bij de gemeente Moerkerke gevoegd werd. In 1977 werden deze deelgemeenten van de gemeente Damme.
De start van deze wandeling was in Zaal Heldewijs en men kon kiezen uit een 5tal afstanden. Ik ging terug voor de langste afstand van 23km. Wandelen op de grensstreek tussen Lapscheure en Nederland. Nieuw parcours! Vanaf 15 km ga je naar Sluis, de meest Vlaamse stad in Nederland. De 4-9-12 km ontdekken de poldernatuur rond Lapscheure en Hoeke. Overzet over Damse Vaart voor iedere afstand is extra troef.
Zicht op St Anna Ter Muiden
Hier in St Anna Ter Muiden was onze 2°rust. Sint Anna ter Muiden (West-Vlaams: Anna-ter-Mu) is een zeer kleine stad in de gemeente Sluis in westelijk Zeeuws-Vlaanderen (Nederlandse provincie Zeeland), aan de Belgische grens. De stad heeft ongeveer 50 inwoners (2006) en concurreert met het iets kleinere Staverden en het iets grotere Bronkhorst en Eembrugge om de titel 'kleinste stad van Nederland'. Van deze plaatsen met historische stadsrechten kan alleen Sint Anna ter Muiden aanspraak maken op een naar middeleeuwse maatstaven stedelijk verleden. Een ander uiterste is dat Sint Anna ter Muiden op het westelijkste punt van het Europese deel van Nederland ligt. Sint Anna ter Muiden ligt in het zeekleipoldergebied op een hoogte van ongeveer 1,5 meter. In de omgeving vindt men diverse historische polderdijken die ook de Belgisch-Nederlandse grens overschrijden. In het zuiden ligt de Damse Vaart en in het nabijgelegen België vindt men kreken en overblijfselen van de Staats-Spaanse Linies, zoals de Linie van Cantelmo. Hier moest ik een lus maken van 8km richting Sluis
Hier ging ik over de vestingen van Sluis.
Een regenvlaag kwam opzetten
Het begon stilaan te regenen. Hier een zicht op de molen van Sluis. De Brak is een ronde stenen stellingmolen die zich bevindt te Sluis en als korenmolen is ingericht. Hoewel de stad Sluis in de 15e eeuw wel zeven windmolens telde zijn de meeste daarvan gesloopt. De laatste twee, beide houten standerdmolens, in 1926 en 1937. Gebleven is De Brak, genoemd naar een hondenras, die gebouwd is in 1739 en zich op een 2,5 m hoge molenbelt bevindt. Het was de eerste stenen molen van Sluis. In 1933 werd de molen stilgezet maar werd het malen op de begane grond voortgezet met een oliemotor. Op 31 oktober 1944 brandde de molen af ten gevolge van oorlogshandelingen. In 1950 werd hij echter hersteld. Op de begane grond kwam een elektrische maalderij, die echter in 1964 buiten bedrijf werd gesteld. Sindsdien is er een horeca-inrichting in gevestigd.
Sluis is een vestingstad in het westen van Zeeuws-Vlaanderen, in de Nederlandse provincie Zeeland. De gemeente waartoe het stadje behoort heet eveneens Sluis, maar de hoofdplaats van deze gemeente is Oostburg. Tot 1995 was Sluis een zelfstandige gemeente. Op 1 januari 2021 had de stad Sluis 2.350 inwoners. Sluis ligt in het zeekleipoldergebied op een hoogte van ongeveer 2 meter. De omgeving wordt gekenmerkt door akkerbouw. De Wallen van Sluis en de Damse Vaart zijn belangrijke natuurgebieden. Ten oosten van Sluis ligt de Krabbekreek terwijl de Belgisch-Nederlandse grens ten zuiden van Sluis gevormd wordt door het Lapscheurse Gat, dat overgaat in de Stierskreek. Enkele overblijfselen van de Staats-Spaanse Linie, zoals de Kruisdijkschans en Krabbeschans, zijn nog in het landschap aanwezig.
Na deze felle regenbui klaarde de hemel terug open en zo zou het nog de hele wandeling bliven.
Zicht op de Hoekemolen van Hoeke. De Hoekmolen is een windmolen in het tot de West-Vlaamse gemeente Damme behorende dorp Hoeke, gelegen aan Natiënlaan 21. Het betreft een ronde stenen molen van het type grondzeiler, die fungeerde als korenmolen.
Na gisteren een wandeling te hebben gedaan in Ingelmunster, ging ik vandaag wandelen in de streek van Zottegem. Ikreed naar Erwetegem.
Erwetegem is een dorp in de Belgische provincie Oost-Vlaanderen en een deelgemeente van de stad Zottegem, het was een zelfstandige gemeente tot aan de gemeentelijke herindeling van 1971. Erwetegem ligt in de Vlaamse Ardennen. Het hoogste punt van het dorp ligt rond de Emmerstraat, op ongeveer 102m boven zeeniveau, en is daarmee het hoogste punt van de stad Zottegem. In Erwetegem werden muntvondsten gedaan uit de Gallo-Romeinse periode en uit midden 11de eeuw. In 1116 bekend als "Herwetengem". Uit geen enkel document blijkt dat Erwetegem reeds als vastomlijnde levens-, rechts- of kerkelijke gemeenschap zou bestaan hebben voor de 12de eeuw. Op het grondgebied van de latere parochie Erwetegem is nochtans zeker een vroeg-Frankische nederzetting, waarschijnlijk in de 5de eeuw, gebouwd geweest, zoals de Saal-Frankische naam aanwijst (1087 Heruetingehem): "Hariwith - inga - heim" of: "woonst van de lieden van Hariwith. Vanaf de 13de eeuw beheerden de Sint-Pietersabdij van Gent en de abdij van Mont-Saint-Martin (die vanaf 1162 het patronaatsrecht had verkregen over de kerk) er veel eigendommen (pachthoeves). Tot de 13de eeuw behoorde het dorp aan de heren van Erwetegem (Zeger van Erwetegem 1118) en nadien, tot de 18de eeuw, aan de heren van Zottegem.
De start was vanuit het OC en men kon uit een 5tal afstanden kiezen. Ik ging voor de langste afstand(21km). Parcours naar Steenhuize-Wijnhuize, deelgemeente van Herzele, waar de centrale rustpost was.
Ik ben Vandevoorde Dorine, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Doortje.
Ik ben een vrouw en woon in Lauwe (Belgiƫ) en mijn beroep is weefselcontroleuse.
Ik ben geboren op 20/10/1963 en ben nu dus 61 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: sport in het algemeen.