op 18 november verscheen in het "Eindhovens dagblad" het levensverhaal van motorcrosslegende Jan Clijnk, het is geschreven door Erwin Blatter met de "voortreffelijke" hulp, zoals hij zelf zegt, van oa Peter Rietman en Peter Van Hassel die Jan van dichtbij meemaakten.
van Gerard Vogels uit het Nederlandse Aarle-Rixtel kreeg ik het ingescande krantenartikel met foto doorgemaild, waarvoor onze dank.
Onze Jan lag vooraan of hij lag eraf
Motorcrosser Jan Clijnk won in 1956 als eerste Nederlander een Grand Prix. Twintig jaar na zijn dood is het Atoomkanon van Helmond nog niet vergeten. Onze Jan was een motorkunstenaar.
door Erwin Blatter
Zijn naam wordt genoemd in het lied De motorcross is O.H.I.O. van Normaal en in de Helmondse sportgalerie hangt zijn foto naast die van de broertjes Van de Kerkhof en Willy van der Kuijlen. Motorcrosser Jan Clijnk (1930-1989) was in de jaren vijftig een begrip. En niet alleen in Helmond: zijn faam reikte tot buiten de landsgrenzen. Hij kreeg eens een brief uit het buitenland waarop niets anders stond dan "Jan Clijnk, motorcrosser ", zegt broer Anton (78). Die kwam dus gewoon aan.
Op 13 mei 1956 vestigde Clijnk definitief zijn naam. Die zondag won hij in Schijndel als eerste Nederlander een Grand Prix. In de 500 cc nog wel, de koningsklasse. Zoals altijd had zijn start hem in een goede uitgangspositie gebracht. Clijnk was vermaard om zijn flitsende starts. Ze leverden hem de bijnaam "het Atoomkanon van Helmond" op. Onze Jan kende geen tweede en derde plaatsen, zegt broer Anton. Hij lag vooraan of hij lag eraf, want inhouden deed-ie nooit. Dat is hem wel eens funest geworden.
Zoals die keer dat Clijnk zo hard van zijn BSA kukelde dat zijn hele onderrug in het gips moest. Hij kreeg een soort korset om. Na een week heeft hij het losgeknipt, omdat hij weer wilde rijden.
Jan Clijnk, geboren op 25 maart 1930, was de oudste uit een gezin van negen kinderen. Kort na de Tweede Wereldoorlog beëindigde hij zijn timmermansopleiding om als monteur in de motorzaak van Piet Reijnders in Eindhoven te gaan werken.
Nadat hij de Triumph-legermotor van zijn vader tot crosser had omgebouwd, maakte Clijnk in 1947 zijn motorcrossdebuut op een baantje bij de Sint Jozef-speeltuin in Helmond. Hij reed er prompt naar de overwinning.
Voor zijn volgende wedstrijd had hij zich aangesloten bij de Rooms Katholieke Zuid Nederlandse Motorsport Bond (RKZNMB). Hij verscheen op de (toenmalige) sintelbaan van Nuenen, maar die race verliep allesbehalve vlekkeloos. Niet alleen had Clijnk een slechte start, na een paar ronden brak zijn gaskabel.
Opgeven was er niet bij voor de krachtmens uit Helmond. Vastbesloten de race uit te rijden, greep hij onder de tank van zijn motor de kabel vast en gaf er een snok aan: zo kon hij toch nog gas geven. Schuin op zijn motor hangend en met één hand aan het stuur reed hij naar de overwinning. Zijn reputatie van nietsontziende en spectaculaire rijder was geboren. Toen was het lek boven, hoor. Hij wilde niks anders meer dan crossen. Onze Jan werd heel populair. In Sint Anthonis viel hij eens van zijn motor, toen ging de helft van het publiek naar huis.
Clijnk was zo succesvol dat hij het niveau van de zuidelijke bond al gauw ontgroeide. In 1952 stapte hij over naar de Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging (KNMV). Bij de grote bond moest de onverschrokken Helmonder het opnemen tegen koene klasbakken als Frans Baudoin, Broer Dirkx en Hennie Rietman. Dat waren gelouterde kerels met bergen internationale ervaring, maar Clijnk, via Norton inmiddels overgestapt op een BSA, had daar geen ontzag voor. Stoïcijns en kordaat als altijd reed hij zijn wedstrijden, vast van plan ze te winnen.
De motorcross bracht hem in landen als België, Engeland, Duitsland, Frankrijk en Italië. Daar was tenminste geld te verdienen met de sport. Jan zat vaak maanden in het buitenland, dan belde zijn moeder ongerust op. Had-ie weken niks van zich laten horen, zegt Ad Jansen (72). De Gerwenaar reed vroeger wedstrijden met Clijnk. Jans rijstijl was zuiver geënt op snelheid en spektakel. En hij reed heel gemakkelijk. Hij wist heel goed wanneer hij het gas moest dichtdraaien. Maar Jan trainde nooit, dat verrekte hij gewoon. Als hij dat wel had gedaan, was hij wereldkampioen geworden. Zeker weten. Hij was ontzettend getalenteerd.
Zoals Clijnk reed, stond hij ook in het leven: vastberaden, onverstoorbaar en onverschrokken. Clijnk was volgens zijn broer Anton een heel typische figuur. Jansen noemt Clijnk niet sociaal, snel aangebrand en een beetje over het paard getild. Hij voelde zich superieur. Dat straalde hij ook uit. En Jan had lange tenen, maaide wel eens tegen-oe aan als je niet oppaste. Stom geboren en niks bijgeleerd zei hij vaak als hij met iemand in discussie was. Maar Jan was echt niet zon kwaaie als sommige mensen wel dachten.
Een ongeluk op het motorcrosscircuit van Oisterwijk in 1951 had Clijnks reputatie geen goed gedaan. Theo Aben uit Sint Anthonis was met Clijnk in aanraking gekomen waarop beiden van de baan vlogen. Aben knalde met zijn hoofd tegen een boom en overleed ter plekke. Jansen bestrijdt dat Clijnk schuld had aan Abens dood. Dat ongeluk gebeurde in het heetst van de strijd. Dit pakte helaas verkeerd uit. Er werd gezegd dat Jan hem expres van de baan zou hebben gereden, maar zo stak hij niet in elkaar. Ik ken ook niemand die een hekel aan hem had.
Omdat Clijnk meestal in het buitenland was, had hij in 1964 bijna geen races om het Nederlands kampioenschap gereden. En in degene die hij wel reed, viel hij uit. Aan het eind van het seizoen had hij geen punten en Clijnk raakte zijn internationale startbewijs kwijt. De KNMV, niet ongevoelig voor alles wat Clijnk voor de Nederlandse motorcross had betekend, wilde hem begin 1965 zijn vertrouwde H3-nummer teruggeven. Onder één voorwaarde: dat hij in Gemert bij de eerste NK-wedstrijd hoog zou eindigen. De Helmonder viel uit en de bond was onverbiddelijk: die hield Clijnks internationale startnummer op zak. De gevallen held besloot terstond dat hij geen meter meer zou rijden. Hij had altijd geleefd als een god in Frankrijk, zegt broer Anton, maar meer dan motorcrossen kon hij niet. Na zijn carrière had hij eigenlijk nog niets.
Gedesillusioneerd ging Clijnk in de kroeg van zijn schoonouders werken. Zijn nieuwe leven bleek maar voor even. Betsy Crousen, met wie Clijnk in 1964 was getrouwd, kreeg kanker en overleed op 2 mei 1966. Zijn schoonmoeder, die de losbandige Helmonder nooit had geaccepteerd als de man van haar dochter, zette hem prompt op straat. De dood van Betsy betekende een kentering in zijn leven, herinnert Jansen zich. Hij voelde zich buitengesloten en raakte aan de drank. Broer Anton: We hebben hem jarenlang proberen te helpen, maar niets hielp.
Clijnk werd nog opgenomen in de Nijmeegse afkickkliniek Dekkerswald. Die behandeling hielp niet en Clijnk belandde eenzaam en verlaten in Den Herd in Helmond, een opvangcentrum voor daklozen. Daar overleed hij op 26 mei 1989 aan een hartaanval.
Jan Clijnk op zijn vertrouwde BSA Goldstar (foto: Peter Rietman)
foto uit het "Eindhovens dagblad" toegezonden door Gerard Vogels
fragment van het artikel uit het "Eindhovens dagblad" toegezonden door Gerard Vogels, op de foto zien we vlnr: Piet Van Den Oever, Jan Clijnk, Hennie Rietman en Frans Baudoin die onlangs is overleden
|