Mijn trouwe metgezel, mijn makker onderaan wat hangt gij daar nu slapkes en helemaal ontdaan. Ge fronst en buigt uw kopke, werkloos, onbemind sinds 't vrouwke van ons wegging, van mij met mijne vriend
Hoe konden wij ons eertijds toch bandeloos vermaken en 't foefke van verrukking scheetjes laten slaken. Gij waart mijn hete totem, gij strekte mij tot eer wanneer het vrouwke smachtte van "doe nog één keer"
'k Beloof u beste maat, m'n ridder van de nacht zodra de lente komt, vertrekken wij op jacht dan breng ik voor u mee, een hete jachttrofee want zo'n schoon machien verdient een natte snee
Zie, daar verschijnt een glimlach op uwe rode kop en richt gij, bij 't gedacht alleen al, uw kletsenbol weer op! Welnu ik denk aan 't zelfde, 'k versta uw wenk zeer wel kom hier, ik zal u helpen, mijn trouwe metgezel...
(Guido GezWelle)
|