politiek correct? Je behoort tot de softies van het politiek correcte denken. Je bent van oordeel dat de vrijheid van meningsuiting geen vrijgeleide is om andersdenkenden - en laten we maar duidelijk zijn: de moslims - nodeloos te provoceren. In wezen gaat het om het aloude dispuut over the ends and the means (Aldous Huxley): we willen een doelstelling bereiken waarover geen onzekerheid bestaat, maar de middelen om daar te geraken zijn wel onderhevig aan twijfel. De doelstelling is zoveel mogelijk mensen, in het bijzonder fanatieke moslims en christelijke fundamentalisten, binnen te halen in de moderniteit. De eigenschappen van de moderniteit zijn: de cartesiaanse twijfel (dubito, cogito, ergosum), vrijheid van meningsuiting, zelfbepaling van het individu mét maatschappelijke verantwoordelijkheid. De cartesiaanse twijfel brengt onder meer met zich mee dat men heilige teksten niet erkent als bron van wetenschappelijke kennis: een heilige tekst kan een morele boodschap hebben maar de feitelijke inhoud moet onderworpen worden aan het onderzoek van de historische kritiek. Vrijheid van meningsuiting is niet onbegrensd: het principe kan afgewogen worden tegen andere, zoals dat vrijwel altijd het geval is met principes. Duidelijke voorbeelden zijn de notie laster en eerroof en het racisme wat laster en eerroof is aan het adres van een groep. De zelfbepaling van het individu houdt vanzelfsprekend de gelijkwaardigheid in van alle individuen, maar is evenmin ongelimiteerd: een individu is pas volwaardig mens als het zich ook maatschappelijk betrokken voelt en bereid is zich naar eigen talent en vermogen maatschappelijk te engageren.
Tot daar willen we de fanatici brengen, maar maken we enige kans wanneer we mensen zonder enige traditie in deze gedragsvormen en waarden bruuskeren met spotprenten en beledigingen? De tussentijdse doelstelling moet zijn deze traditie geleidelijk te introduceren door het bevorderen van mensenrechten en democratie: pas wanneer een bevolking bewust is van haar juridische en democratische kracht, zal ze minder vatbaar zijn voor raddraaiers, ophitsers en demagogen. De onwetende fanaticus is niet de eerste tegenstander, wel de geestelijke en politieke leider die van deze onwetendheid misbruik maakt. Spotprenten halen daarom minder uit dan handelsverdragen waaraan de voorwaarde is gekoppeld dat de handelspartner meer respect moet opbrengen voor de mensenrechten.
Is dit een knieval voor de extremisten? Laten we het eerder beschouwen als een noodzakelijk pragmatisme: onze overheid kan het geweld in eigen land proberen te bedwingen, maar tegenover de uitbarstingen in landen waar de oproerkraaiers vrij spel hebben vermag men weinig. Het Westen kan niet ieder land binnenvallen waar fundamentalisten de massa in hun greep hebben, nog afgezien van de vraag of de invasies waar het wel al is gebeurd Afghanistan en Irak zon succes hebben opgeleverd.
De taktiek verschilt van situatie tot situatie maar komt in essentie op hetzelfde neer: in westerse landen zal men moeten hameren op het naleven van regels die al in de grondwet staan, in het geval van politiek en sociaal achtergebleven landen zal men moeten aandringen op een aanpassing aan internationale verdragen en principeverklaringen zoals die over de Rechten van de Mens. Kortom, een pamflet schrijven is niet zo moeilijk, een karikatuur publiceren evenmin, de weg opgaan van de geleidelijke modernisering is heel wat lastiger, onder meer omdat de moderne mensper definitie een twijfelaar is en de fanatici twijfelen nooit: de moderne mens spreekt ook en vooral de intelligentie aan, de dwepers en volksmenners bespelen de emoties en de primaire reflexen zoals de angst wat heel wat gemakkelijker blijkt. Moderniteit vraagt zware inspanningen, fanatisme en blind geloof behoren tot de infantiele fase van de ontwikkeling en gebeuren vanzelf.
In zijn verweerschrift tegen Eric Goens (zie De Morgen van zaterdag) stelt Guy Polspoel een ongecontroleerd opbod vast inzake de misdaadverslaggeving en hij vraagt zich af: Is de kijker daar immuun voor of wordt hij er angstiger van en gaat hij bijgevolg vragen om een hardere hand?
Een direct antwoord kan men daar moeilijk op geven omdat angst vooral een onbewust proces is en men kan bezwaarlijk heel de bevolking onderwerpen aan een psychoanalyse.
Maar er zijn wel indirecte of symptomatische aanwijzingen.
Om te beginnen is er de toegenomen consumptie van bepaalde geneesmiddelen zoals kalmeer- en slaapmiddelen, anti-depressiva en angstremmers.
Ten tweede is er het politieke succes van al wie oproept tot het herstel van law and order in Nederland normen en waarden genoemd en in de taal van Leterme rechten en plichten .
Lastiger om te bewijzen is het vermoeden dat de mensen vandaag explosiever zijn geworden:ligt de frustratiedrempel nu lager dan voordien, is het waar dat de meeste burgers nu minder kunnen incasseren dan vroeger, is de onverdraagzaamheid toegenomen?
Er zijn een aantal indices die in die richting lijken te gaan zoals het juridisch vervolgen van spelende kinderen, maar misschien wijst dit meer op de juridisering van de samenleving, de zogenaamde processitis, dan op het vermeerderen van burenruzies en gelijkaardige conflicten. Er is het huiselijk geweld tegen kinderen en partners met weerom dezelfde vraag: komt dit nu vaker in de media omdat er een markt voor is of omdat het vaker gebeurt?
In elk geval heeft Polspoel in die bewuste Morgen Beter een interessante opmerking gemaakt over zijn ervaringen in de VS. Daar werd in verband met een item steeds de vraag gesteld: zit er een goed verhaal in? De voorbije week heeft aangetoond dat de VRT en de andere media die Amerikaanse toer opgaan: van de steekpartij in Oostende werd een feuilleton gedraaid met dagelijkse afleveringen, niet in een ontspanningsprogramma maar in het journaal. Een duidelijker bewijs dat de media, en in het bijzonder de VRT, mikken op ramptoeristen en verslaafden aan kijkfiles is niet te bedenken. En zo is de informatieve opdracht van de VRT stilaan verworden tot infotainment, tot een gemakzuchtig inspelen op de zucht naar sensatie en spektakel.
Wat mij bij deze observatie bezig houdt, is de vraag of de politici die de evaluatie van de openbare omroep gekoppeld hebben aan kijkcijfers, nu trots zijn op zichzelf. Hun kortzichtigheid zou wel eens als een boemerang in hun gezicht kunnen slaan: een ernstig beleid wordt met een kiespubliek dat beheerst wordt door oppervlakkige sensatie zeker niet gemakkelijker -in tegendeel: sensatie en inspelen op onbewuste (angst-)reflexen maakt de weg vrij voordemagogen.
een flippende tijd? Maakt Tom Naegels zich er al te gemakkelijk van af, of ben ik samen met tientallen andere commentatoren de feiten aan het opblazen? In zijn column Spijkerschrift (zie De Standaard) schrijft Naegels vandaag zaterdag dat de dader van de fatale steekpartij in Oostende een gefrustreerde en stomdronken puber was. Mensen zijn complex. Ze kunnen flippen. Naegels vergeet één detail: de dader liep wel met een mes op zak. De relativisten kunnen verwijzen naar de messengevechten uit grootvaders tijd toen je naar geen enkele dorpskermis kon als je niet voorbereid was op messentrekkerij.
De kernvraag is dus of de gewelddaden toenemen, of het klimaat in de samenleving veranderd is, dan wel of alleen maar de media korter op de bal spelen en de feiten uitvergroten.
Kort na elkaar maakten we de roofmoord op Joe vH mee, de raid van Hans vT, het neersteken van een Waalse schooldirecteur in zijn bureau door een leerling die eveneens een mes had meegebracht. Zijn dit incidenten zonder enig verband behalve dan de media-aandacht?
Gaat het om onveiligheid of om een ongegrond onveiligheidsgevoel? Hebben de tienduizenden Vlamingen die stemmen op het VB en andere rechtse politici die het herstel van law and order beloven, helemaal ongelijk: komt hun stemgedrag voort uit een vaag onbehagen of is het een symptoom van een malaise?
Reeds in zijn cursiefjes en ander proza van de vroege jaren 50 noemde LP Boon de stad Brussel een stenen jungle, een oord van misdaad en verderf. Cultuurpessimisme is van alle tijden: lees er de Griekse en Romeinse filosofen maar op na. Wie de toestand van nu ernstig of alarmerend noemt, kan alleen spreken over gradaties, over een relatief verschil met een vorige generatie, zeker niet over een absoluut verschil: gewelduitbarstingen, normvervaging (om weer zon modewoord te gebruiken) zijn er altijd geweest. Hoe ruig is de verruwde zeden van vandaag: zonder ernstig sociologisch en criminologisch onderzoek kan men daar niets zinnigs over zeggen. Wel is het duidelijk dat misdaad loont voor degenen die het in the picturebrengen: de journalistieke norm wordt niet meer gezet door analyses van grote politieke problemen, maar door de dagelijkse misdaden- en ongevallenrubriek van Het Laatste Nieuws. Het journaal op Eén kopieert dat van VTM, de strijd om de kijker is zoals de strijd om de krantenlezer, een competitie naar beneden geworden: niet de inhoud en de kwaliteit primeert, maar de sensatie en het spektakel.
Daarom is het moeilijk om nog een betrouwbare barometer te vinden die de morele gezondheid van onze samenleving exact weergeeft. We worden constant gemanipuleerd door impressies, close-ups van extremiteiten en op de duur heeft niemand nog zicht op het totaalbeeld. Het debat begint meer en meer te lijken op een twist tussen believers en non-believers. Ik wou dat ik het sussende toontje van Tom Naegels kon beamen, maar mijn intuïtie zegt dat er meer aan de hand is: het zijn niet alleen de gepeste en bezopen pubers of adolescenten die flippen, we leven in een flippende tijd.
Zowel in De Morgen als in De Standaard besprak Dirk Verhofstadt, het slimmere broertje van, het nieuwe boek van de Nederlandse cultuurfilosoof Paul Cliteur. Daarin zet deze man zich af tegen het zogenaamde cultuurelativisme en pleit hij voor een ethisch esperanto: een set van minimumwaarden die iedereen zou moeten aanvaarden.
Ten eerste is niet erg duidelijk wat de denigrerende term cultuurrelativisme precies inhoudt: als men daarmee bedoelt dat alle culturen gelijkwaardig zijn, dan wordt er terecht de draak mee gestoken. Wie een simultane vergelijking van de huidige culturen maakt, loopt kans verwijten van discriminatie en racisme naar zijn of haar kop te krijgen indien hij of zij de ene cultuur hoger aanslaat dan de andere. Een diachronische of historische vergelijking ligt daarom makkelijker: is er iemand die eraan twijfelt dat de Europese beschaving van vandaag superieur is aan deze in de Middeleeuwen? Met de twee wereldoorlogen nog vers in het geheugen hebben we geen reden om een hoge borst op te zetten, maar het valt moeilijk te betwisten dat nooit eerder zoveel burgers van zoveel rechten konden gebruik maken als in deze tijd. De scholingsgraad en gezondheidszorgen zijn quasi onvergelijkbaar.
Kortom, het is evident dat de ene cultuur boven de andere kan geplaatst worden en sedert de proclamatie van de Universele Verklaring over de Rechten van de Mens in 1948 - mijn tweede punt -beschikken we over een ethisch esperanto, een verzameling principes en normen waaraan culturen kunnen worden getoetst. In Brussel vindt een congres plaats over genitale verminking, niet alleen in Afrika maar ook in Europa waar dokters soms kiezen voor het kleinste kwaad. En met dit voorbeeld stuikt het comfortabele - niet de kern - van onze theorie in elkaar: is het kleinste kwaad wel klein genoeg om het toe te staan? Kan een in onze beschaving gevormde geneesheer een meisje voor de rest van haar leven tekenen omdat het anders met nog barbaarser middelen zou gebeuren?
Of moet zon dokter deze ouders aangeven bij het gerecht wegens poging tot kindermishandeling? En dan is de volgende stap: wat zou het gerecht hiermee moeten aanvangen, kan repressie een ander gevolg hebben dan het verderzetten van de praktijk in de clandestiniteit? Gaat het hier niet voor de zoveelste keer om het moeilijkste wat er is: de verovering van de geesten, het doorbreken van een soort hypnose die van generatie op generatie is doorgegeven. Dit confronteert ons met de urgentie van de verplichte inburgering. Migranten moeten van bij hun aankomst geleerd worden wat hier aanvaard wordt en wat nooit zal aanvaard worden. Gezien het aantal illegale of niet-geïdentificeerde inwijkelingen is in deze problematiek ook een verantwoordelijkheid weggelegd voor de vrijwillige hulpverlening, voor alle individuen en organisaties die zich over vluchtelingen ontfermen.
Integratie betekent de aanvaarding van dit ethisch esperanto in de praktijk, niet enkel op papier of bij ronkende toespraken. Je bent toch geen neo-kolonialist als je tot een Afrikaanse moeder zegt dat er geen enkele voorvader of hemelse geest bestaat die mag eisen dat je een kind voor het leven verminkt. En onmiddellijk voel ik mij verplicht hieraan toe te voegen dat tot in de vroege jaren zestig en misschien hier en daar nog, duizenden West-Europeanen psychisch werden verminkt of misvormd door de christelijke cultus van de zonde tegen het zesde gebod. Wellicht vindt Cliteur deze bedenking een voorbeeld van 'cultuurrelativisme'.
Jos Geysels ontlokte in Knack aan Jean-Luc DH de bedenking dat hij vandaag net zo goed in een socialistische partij zou kunnen militeren, alleen weet hij niet zo direct in welke. Pieter van het Cremlin, die zoals een lievevrouwbeeldje van Lourdes maar een kleine poetsbeurt nodig heeft om op te gloeien van verontwaardiging, slaat roder uit dan een vlag op 1 mei.
Wat leren we hieruit? Een aantal politici is in de eerste plaats bezig met zichzelf, met pure partijpolitiek of met la politique politicienne. Een ruimere benadering van het politieke bedrijf, daarvoor is hun schedel te nauw.
Wie aangesloten is bij de CM krijgt wekelijks Visie in de bus, het blad van het ACW. Daarin kun je over allerlei onderwerpen - de armoede in eigen land, de woonmarkt, de migratie en Derde Wereld, de Amerikaanse oorlogsgekte standpunten lezen die linkser zijn dan die van de SPa. Hieruit blijkt duidelijk dat het ACW, de oorspronkelijke arbeidersvleugel van de christen-democraten, de meest natuurlijke bondgenoot is van de socialisten. Jean-Luc heeft dus niets nieuws gezegd en de Crem evenmin: die man schurkt zich aan tegen het Blok zoals een rund dat jeuk heeft van de eigen stront. Mocht er een Forza Flandria komen met enige kans op succes dan wringen figuren als de Crem zich vooraan op de lijst: azijnpissers dragen nu eenmaal rechts.
citaten uit György Konráds 'De medeplichtige' (uitg. van Gennep) 1. Over het algemmen houden woorden de waarheid gevangen; heel het woordenboek is uitverkoren, maar slechts weinig woorden kennen de genade. 2. Laten we de filosofische waarden kopelen aan de herinneringen van het lichaam. 3. We bespotten degene die de waarheid zegt, de leugenaar hijsen we op de kansel. 4. De wijze weet dat hij zijn wijsheid niet aan eigen kracht dankt, hij heeft zijn kaars ontstoken aan de vlam van een ander. 5. Kankeren mag, inzicht hebben is al een vijandige daad. 6. Ik ken helden noch genieën of heiligen, wij zijn mislukte probeersels. 7. Ik ben een student; alle steden, alle mensen zijn voor mij gelijkenissen, ik sla ze gade, vereenzelvig me er een ogenblik mee en vervolg mijn weg. 8. Onderdrukking is slechts te handhaven als de onderdrukte glimlacht. 9. Wees, zoals mijn moeder negen maanden lang deed, een barmhartig universum. 10. Terwijl jij zachtjes kreetjes slaakt, is je hele buik met mij in gesprek. 11. Jij bent natuurlijk een opvoeder, je wilde altijd iets anders dan wat er voorhanden was. 12. Mensen wetenschappelijk observeren komt neer op ze niet te zien. 13. Medelijden kun je niet met je verstand bedenken, je kunt het alleen maar voelen.
Van elke stelling kan men het tegendeel beweren. Nietzsche schreef het al in een van zijn zwartste buien: 'Het beste voor een mens is om nooit geboren te worden, het tweede beste om zo vlug mogelijk testerven.'
In tegenstelling daarmee kan men verwijzen naar de befaamde 'toespraak tot de hoofden van Lebak' in Max Havelaar: 'deze streek is arm. Laten we ons gelukkig prijzen, want hier is veel te doen...'
(een parafrase, geen woordelijk citaat)
Waar geen doden zijn, kan men ze niet met piëteit gedenken; zonder zieken is een verzorgende hand overbodig; waar niemand eenzaam is, bestaat geen verlangen naar een vriendschappelijk woord...
Cynici zullen opmerken: laten we dan maar nog meer kanonnenvlees naar het slagveld sturen etc etc
De kern van de zaak is dat aan het leven zoveel onwillekeurig lijden inherent blijft, dat willekeurig, door de mens veroorzaakt lijden best vermeden kan worden: het is er heus niet voor nodig om de taak van trooster op zich te nemen.
Wellicht kan beschaving het best daaraan afgemeten worden: hoe slagen we erin het onwillekeurig lijden draaglijk te maken en het willekeurige te vermijden.
En die evolutie lees je niet af aan de stijging van het bruto nationaal product.
Is deze wereld zieker dan in het verleden? Op een boekenplank ligt het boek van Barbara Tuchman: 'de waanzinnige veertiende eeuw'. Hoe zal men over 500 jaar schrijven over de twintigste eeuw die ononderbroken doorloopt in de eenentwintigste? De kranten staan bol van emotie omtrent een al bij al banale steekpartij wat op zich een bemoedigend signaal kan zijn: blijkbaar heeft het publiek, of althans een groot deel ervan, een drempel bereikt en laat het weten dat het zo niet verder kan. Maar dat publiek zal over een paar maanden weer massaal stemmen op een als partij vermomde bende die haat en afkeer predikt, en de duizende vluchtelingen in Afrika roepen minder emotionele weerstand op; integendeel: als de sterksten onder hen de overtocht wagen, hebben we liefst dat onze grenswacht hen onderschept en terugstuurt. Is de mens het wreedste onder de zoogdieren? Dient zijn superieure intelligentie vooral om superieure moordtuigen te ontwerpen? Wat betekent vooruitgang als de technologie naast comfort voor een minderheid, ellende voor de meerderheid oplevert, of tegenover het materiële comfort een innerlijke leegte, verveling en onbehagen. Zijn deze vragen kneuterige romantiek of wordt het toch dringend tijd dat de mensheid zich bezint over de weg die zij ingeslagen is. Wat je met zekerheid kan stellen: deze wereld is niet direct een gedroomd geschenk voor wie erin geboren wordt.
Karel de Gucht meent dat de socialisten geen recht van spreken hebben over een mogelijk bezoek van Albert II aan Congo, want 'zij dwepen met Cuba'.
Bij mijn weten zijn er de afgelopen 10 jaar geen 3 à 4 miljoen doden gevallen in Cuba. Van het Cubaanse onderwijs- en gezondheidssysteem kunnen de Congolezen alleen maar dromen.
Maar de vergelijking tussen Cuba en Congo is niet de kern van de zaak.
Je hebt de paradox dat ook de liberalen denken aan een ceremoniële functie voor de volgende koning, iemand die zich van politieke uitspraken zal onthouden, en tegelijk willen de liberalen nu dat de huidige koning in Congo een 'politiek signaal' gaat geven.
Men kan argumenteren dat de koning in dat geval zou 'gedekt' zijn door de regering, maar is de koning in die redenering iets anders dan een pop in handen van de buiksprekers Verhofstadt en De Gucht?
Ik ben een overtuigd republikein, maar zelfs als republikein meen ik dat ook een koning recht heeft op enig menselijk respect.
Over dommigheid In De Morgen van zaterdag staat een artikeltje over een kassierster die door haar baas werd betrapt op diefstal en met naam en foto bekend gemaakt in het Chinees-Engels maandblad Rolic News. VUB-professor Paul de Hert, gespecialiseerd in privacy, verklaart dat zoiets in België niet kan. Ons land is na Duitsland het land waar de privacy het best gegarandeerd wordt. Heeft die professor dan nooit gehoord van de website van onze vorige minister van sport, Marino Keulen, waar alle veroordeelde dopinggebruikers met naam en misdrijfaan de schandpaal werden genageld. Of moeten we toch besluiten dat voor de sport een uitzonderingsrecht geldt: de professor maakt zich zorgen over de toekomstige kansen van deze vrouw op de arbeidsmarkt, voor van doping verdachte atleten telt die overweging niet: die worden in de media al lang schuldig verklaard nog vóór één rechter een uitspraak heeft gedaan.
In De Zevende Dag verdedigde SP.a-volksvertegenwoordigster Magda Demeyer haar wetsvoorstel om het verkopen van dieren in winkels te verbieden met twee zonderlinge argumenten. Eerst zei ze samen met haar buurvrouw, een amateur-hondenfokster die blijkbaar goed geld verdient aan haar hobby, dat dieren geen koopwaar mogen zijn. Zullen we dan maar een verbod op de veehandel doorvoeren of de boeren verplichten hun varkens en koeien gratis af te staan aan de slachthuizen? Ten tweede vertelde deze teergevoelige politica over het hondje dat zij in een asiel had gekocht: de beste koop van haar leven. Als er een plaats is waar honden aan hun lot overgelaten op elkaar zitten gedrongen, dan zal het wel in een asiel zijn; en als je het risico wil lopen om een gevaarlijke hond in huis te halen, dan moet je het zeker daar proberen. Iedere dierenliefhebber heeft een afkeer van de impulsaankopen: huisdieren zijn inderdaad geen speelgoed dat je kan weggooien als de nieuwigheid eraf is. Maar gebruik dan toch degelijke argumenten en onderwerp de handelaars aan redelijke en controleerbare voorwaarden. Nu valt te verwachten dat honden en katten en andere huisvrienden niet meer in de gecontroleerde handel worden gekocht, maar op het internet of bij zwartkwekers.
De verkiezingen naderen, de strijd om het domste wetsvoorstel is begonnen.
In De Standaard van zaterdag komt de directeur informatie van VTM aan het woord. Deze Eric Goens bedient zich van redeneringen die zo krom zijn als een vishaak, vandaar dat hij er zoveel kijkers mee vangt.
Hij zegt onder meer: 'Ik geloof niet dat je plat en commercieel bent als je voor de kijker werkt. Dan noem je de kijker ook plat en commercieel, en dat is hij niet.'
Een ramptoerist is dus iemand met een gezonde nieuwsgierigheid: leve de chauffeurs die in een kijkfile staan. Voor Goens is de kijker dus een mythologisch wezen met een onfeilbaar oordeelsvermogen en een superieure smaak. Ipso facto getuigen de programma's die naadloos aansluiten bij het oordeel en de smaak van deze kijker van een buitengewone intelligentie en subtiliteit. Kijk dan naar de inhoud van de bladen en de tv-zenders die deze mythische kijker voorschotelen wat hij wenst: kan iemand in alle ernst volhouden dat Het Laatste Nieuws en Dag Allemaal hoogtepunten van journalistiek zijn? Of Bildzeitung in Duitsland en de tv-zenders van Berlusconi in Italië?
Een nieuwsmedium is nooit een medium in de neutrale, wetenschappelijke betekenis van dat woord: elk nieuwsmedium maakt een keuze, brengt een rangorde aan. Wie het buitenlandse politieke nieuws als laatste item brengt of helemaal niet, geeft meteen aan dat deze berichtgeving voor hem minder of helemaal niet belangrijk is. En wie dit bij herhaling doet, heeft wel degelijk een vormende invloed op de nieuwsconsument. Net zoals bij de voeding kan je ook de informatiehonger sturen: inspelen op de sensatiezucht versterkt deze sensatiezucht, zodat men steeds verder zal moeten gaan in het opzoeken van de grenzen inzake effectbejag.
De journaals van de laatste jaren bestaan in hoofdzaak uit rampen, misdaden en ongevallen: denkt men nu echt dat zo'n dagelijks bombardement met negatieve prikkels geen invloed heeft op de geesten?
Een journalist, of hij dat graag heeft of niet, is wel degelijk een opvoeder. Geen enkele editorialist heeft er moeite mee dat hij een 'opiniemaker' wordt genoemd: is het helpen vormen van een opinie dan geen opvoeding?
Men kan een bevolking - net zoals een klasgroep - zowel dommer als slimmer maken: een intellect dat nooit wordt gestimuleerd om een inspanning te leveren, zal indommelen precies zoals een spier bij gebrek aan oefening atrofieert.
De kijker tot god uitroepen is niets anders dan je eigen verantwoordelijkheid ontlopen. Naar mijn smaak is deze houding laf en hypocriet.
Ik ben een Vlaming en daar ben ik steeds minder fier op. Wat betekent nationale trots eigenlijk: heb jij enige verdienste aan de genialiteit van Rubens of Ensor; heb jij een van de gedichten van Gezelle of Claus geschreven? Nationale trots doet denken aan de dwazen die staan te juichen voor Kim of Justine maar zelf geen tennisbal over het net kunnen slaan.
Is er wel iets om trots op te zijn? Zeker niet een talent want dat heb je gekregen. Het enige waar men fier op zou kunnen zijn, is wat men met moeite heeft verworven of tot stand gebracht. Zoals Multatuli het schreef: niet in het snijden van de padi is de vreugde, de vreugde is het snijden van de padi die men zelf geplant heeft. En dan nog past enige bescheidenheid: meestal kan het nog heel wat beter. Plus est en vous is geen zinloze leuze al kan geen enkele mens zichzelf verdragen zonder momenten van tevredenheid: mededogen moet men niet alleen betonen tegenover de anderen maar net zo goed ten opzichte van het eigen falen. Het bewuste leven is een golfbeweging: een top mag niet te lang duren of die ontaardt in ijdelheid en hoogmoed, een dal mag je niet opslokken of je verzinkt in de depressie. Lenigheid is het kenmerk bij uitstek van een gezonde geest.