De mens is een doorzichtig en onbepaald wezen dat zich moet uitdrukken via zekere gedragingen en dat als gevolg daarvan uiterlijk - voor de anderen - veel meer omlijnd en gepreciseerd wordt dan hij innerlijk is. Hieruit komt de tragische wanverhouding voort tussen zijn geheime onrijpheid en het masker dat hij opzet in zijn omgang met anderen . Er blijft hem niets anders over dan zich innerlijk aan dat masker aan te passen alsof hij werkelijk diegene is die hij schijnt te zijn!
Wanneer je de ander zult kunnen integreren en aanvoelen als een deel van je-zelf zal het gevoel van die tragische wanverhouding verdwijnen als sneeuw voor de Zon. Die metamorfose wordt gedragen door de sacrale stilte die leeft achter dat doorzichtig en onbepaald wezen, zoals je dat zo mooi beschrijft, en anderzijds gepreciseerd en meer omlijnd uiterlijk. Af en toe of regelmatig die sacrale stilte opzoeken helpt om de identificatie ermee te verwezenlijken en de eenheid aan te voelen met zowel 'zijn geheime onrijpheid' als dat 'schijnbare masker'.
To be alone is essential for man to be uninfluenced, for something uncontaminated to take place. For this aloneness there seems to be no time, there are too many things to do, too many responsibilities and so on. To learn to be quiet, shutting oneself in one's room, to give the mind a rest, becomes a necessity. Love is part of this aloneness. To be simple, clear, and inwardly quiet, is to have that flame. Jiddu Krishnamurti, Letters to a Young Friend, 20
Alleen zijn is essentieel voor de mens om niet te worden beïnvloed, om iets onbesmets te laten plaatsvinden. Om deze alleenheid te leren voelen lijkt er nooit tijd te zijn, er is altijd iets te doen, we hebben te veel verantwoordelijkheden en ga zo maar door. Om te leren stil te zijn wordt het noodzakelijk om ons zelf op te sluiten in een kamer. Liefde maakt deel uit van deze alleenheid. Met dit vuur in zich is men eenvoudig, helder, en innerlijk stil. Jiddu Krishnamurti, Brieven aan een jonge vriend, 20
|