Wellustelingen....
episode...
96... |
In het portaal stonden wij plots tegenover twee vrouwen. Moeder en dochter zo te zien. Dezelfde haartooi, dezelfde gebogen houding, dezelfde harde mond, dezelfde sloffen aan de voeten en dezelfde vinnige, onderzoekende blikken. xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ze kwamen bij meneer pastoor de begrafenis bespreken. Negen uur was al goed, zei oeroud. Vader zat dood in zijn zetel vanmorgen, vervolledige halfoud. Tweeenzeventig jaar en heel zijn leven hard gewerkt. t Was toch te jong. Ze wisten dat er morgen een trouw was in de kerk en in de namiddag een doop. Daarom waren ze nu gekomen. Halfoud moest volgende week geopereerd worden aan haar tenniselleboog. Ze had nog nooit een raket in de hand gehad. Wat een mens toch allemaal krijgt, nietwaar meneer. Veel volk zou er niet komen, maar het moest toch een schone begrafenis zijn. Ja, ze waren al naar het met het briefje van de dokter naar het gemeentehuis geweest. Kort na de middag. Overlijdensbewijzen voor de bank en voor de pensioenkas.
Moet meneer pastoor nog andere papieren hebben? Morgen ging halfoud naar de ziekenbond. Ze wist dat ze recht hadden op een rouwpremie. Het was wel niet veel, maar toch iets, nietwaar meneer? Ze vertrouwden de begrafenisondernemer niet helemaal. Wat ze zelf konden, deden ze liever zelf en beter. Als je de prijs ziet van de kisten, meneer. Ze waren er echt niet goed van. Daarom hadden ze eerst in beraad gestaan het lichaam van vader aan de geneeskunde te schenken. Oeroud vreesde voor de praatjes in het dorp. Dus liever niet. Later, als halfoud de elleboog kon bewegen, zouden ze terugkomen om vijf namissen te bespreken. Elke maand een en de goedkoopste. De vroegmissen dus, Gerdas missen. Een gebed om zeven uur is evengoed als een om elf uur, nietwaar? Of meneer pastoor nog vandaag de sacramenten van de doden kon komen geven?
Meneer daar was toch niet de man van die mevrouw uit de villa? Of ze hem al hadden? De moordenaar, meneer. De dag van vandaag gebeurde er toch wel wat. Als halfoud boodschappen moest doen was oeroud altijd ongerust. Vandaar dat ze al hun groenten zelf kweekten. Ze hadden ook kippen en konijnen. Als meneer een konijn moest hebben, hoefde hij maar te spreken. Goed, mals vlees, tja hun dieren werden niet opgejaagd en voor hem aan de helft van de prijs van bij de marchand.
Wordt vervolgd
|