Vroeger, toen de Turkse laatstejaars van het atheneum studie- en beroepskeuzevoorlichting kregen, stelde ik bij hen een buitensporige belangstelling vast voor onze werkloosheidsuitkeringen.
Het was de tijd van de multiculturele klassen, toen er nog een mix was van Vlaamse leerlingen en migrantenleerlingen. Vlaamse ouders haalden toen één voor één hun kinderen weg uit de school die hoe langer meer op een concentratieschool begon te lijken. Een witte school zoeken was toen geen probleem, maar ik vrees dat die zuivere scholen nu ook al doordrongen zijn van allochtone leerlingen.
Terug naar hun belangstelling voor 'den dop'.
Elk jaar aan het einde van het schooljaar, kregen de laatstejaars in de klas een uiteenzetting over voortgezette studies en beroepsmogelijkheden. Daarna volgde er een vragenuurtje waarbij de meest gestelde vraag was: "Wat moet ik doen om te kunnen gaan doppen?"... Ik weigerde categoriek om te antwoorden op die steeds terugkerende vraag, om hen a.h.w. aan te sporen om hun toekomst elders te gaan zoeken dan in het stempellokaal.
De vaders van deze allochtone pubers waren allen werkloos, de leerlingen zagen hun vader als ideaal en als voorbeeld, en daarom wilden zij in hun leven hetzelfde gaan doen als hun werkloze papa: gaan 'doppen', of gaan 'stempelen'. De vaderfiguur in allochtone milieus stelde weinig voor, een slappe figuur, niet in staat om iets te presteren in de maatschappij. Zó heb ik het toen ervaren.
De foldertjes over alle mogelijke studierichtingen en beroepen werden nauwelijks bekeken door de leerlingen, omdat ze niet geïnteresseerd waren in 'beroepen', omdat de beroepenwereld voor hen de boom in kon. Net zoals hun vaders wilden ze hele dagen in het café hangen om met vrienden te vergaderen, of in de moskee rare kreetjes prevelen.
'Doppen' als toekomstdroom?!... Toen ik de alarmbel ging luiden bij de schooldirecteur over het gebrek aan ambities bij zijn leerlingen, vond ik geen gehoor, hij reageerde onverschillig en gelaten: "Lieve, ge zijt een zaag. Ge moet weten dat ge niet zomaar kunt raken aan de mentaliteit van een volk. Kijk maar naar de migrantenwerksters, die hebben zich ook al aangepast aan de eigenheden van de migrant"... Migrantenwerkster Martientje droeg een foulardje op haar kopke om samen met Turkse tolk Gülnür huisbezoeken af te leggen bij Turkse gezinnen. Dat deden ze in het kader van een project tegen 'Kansarmoede'. 'Kansarmoede' was toen een begrip waarmee we rond de oren geslagen werden, om medelijden op te wekken voor de zogezegde achterstelling van migrantenleerlingen. Het project bleek uiteindelijk één van de 'parels voor de zwijnen'...
|