| 
					
					 
 
  
  Zonsondergang 
 Ik hoorde ze stappen, 
ze stapte naar me toe. 
Ze stapte me voorbij 
en ik keek even om.
  Ik zag haar haren,
  
ze waaiden in de wind. 
Ze schudde haar hoofd, 
haar haren uit haar ogen.
  
Ik volgde haar even
  
tot net voorbij de bank, 
de bank bij het park. 
Ze zocht iets in haar tas.
  
Ze greep in haar handtas
  
een kleine spiegel 
en spiegelde haar ogen, 
ze lijnde ze met zwart.
 
  
Over haar schouder 
keek ik in haar spiegel 
en keek ik naar haar ogen 
gelijnd met zwart
 
  
Haar blik kruiste de mijne 
Mijn blik zocht die van haar 
en zonder het te willen 
Ving ze de zon met haar spiegel
 
  
Ik zag de zon in haar spiegel 
en knipperde met mijn ogen 
zag het wuiven van haar haar, 
We keken naar elkaar.
 
  
We zuchtten zonder reden 
Die we verklaren konden 
Maar voelden wel ineens 
Dat de zon moest ondergaan.
  27/8/2009 
					
 
					
					
					 |