VERHOFSTADT, D (Red.), John Stuart Mill. 150 jaar Over Vrijheid. Apen/Adam, Uitg. Houtekiet/Atlas, 2009, 240 pp. ISBN 978
908918 023 0
In 2009 was het 150 jaar geleden
dat de Britse politieke filosoof John Stuart Mill On Liberty publiceerde. Vrijheid, voor
ons vanzelfsprekend, was toen slechts voor een kleine elite weggelegd. De strijd
voor vrijheid is nog steeds actueel. Zeker in niet-Westerse landen is ze nog
steeds niet gestreden. Maar ook in het Westen roept de kwestie van de vrijheid
heftige discussies op. Kunnen alle meningen zonder meer geuit worden? Mogen
mensen zelf beschikken over eigen leven en dood?
John Stuart Mill was op veel
vlakken een voorloper op eenzame hoogte. Centraal staat het verdedigen van de
persoonlijke autonomie. Iedere mens is vrij om zelf over zijn leven te
beschikken. Aldus staat het gedachtegoed van Mill lijnrecht tegenover
ideologieën die het individu ondergeschikt maken aan een gemeenschap, een volk,
ras, natie of geloof. Conservatieven, populisten en nationalisten claimen ten
onrechte delen van zijn gedachtegoed.
Maar ook libertariërs, met hun
absoluut geloof in de laisser-faire economie, kunnen zich niet op de ideeën van
Mill beroepen. Hij verdedigde immers niet alleen de vrijheid, maar had ook
duidelijke ideeën over de voorwaarden die vervuld moesten worden zodat ieder
individu werkelijk vrij zou zijn. De grondvoorwaarde is dat de vrijheid van de
een ophoudt waar die van de ander geschaad wordt. Vrijheid, autonomie en
zelfbeschikking kunnen slechts gerealiseerd worden in combinatie met
rechtvaardigheid, solidariteit en herverdeling. Daarom stond hij op de bres voor
een aantal socialistische strijdpunten.
In dit boek geven twaalf auteurs
uit België en Nederland hun kritische beschouwingen over een aantal themas die
Mill belangrijk vond. Zo lezen we onder meer hoe hij dacht over de vrijheid van
meningsuiting, over het socialisme, het feminisme, het populisme, de religie en
het onderwijs. Zij tonen aan waarom veel van zijn stellingen nauwelijks aan
waarde hebben ingeboet.
Drie van de bijdragen vallen op
door hun helderheid en toegankelijkheid. Patrick Loobuyck vat de kernideeën in
het standaardwerk On Liberty samen.
Vrijheid is voor Mill geen waarde op zich, maar staat ten dienste van
zelfontplooiing. Mensen moeten vrij zijn om hun talenten te ontwikkelen en een
geestelijk hoogstaand leven te leiden dat bij hen past. Dirk Verhofstadt wijst
ons erop dat individualisme geen vrijbrief is voor egoïsme, narcisme of
onverschilligheid, maar een pleidooi voor zelfbeschikkingsrecht en tegen de
ondergeschiktheid van het individu aan een collectiviteit. En Koen Schoors
vergast ons op een zeer inzichtelijke uitleg over de implicaties van Mills
ideeën voor de vrijemarkt-economie.
John Stuart Mill kan beschouwd worden als de belangrijkste liberale filosoof uit de geschiedenis. Sommige bijdragen in dit boek zijn zeer geschikt als eerste kennismaking met zijn ideeëngoed. Wie daar reeds mee vertrouwd is zal in andere hoofdstukken opfrissing en verdieping vinden. Het voordeel van bundels als deze is dat de verschillende hoofdstukken afzonderlijk te lezen zijn.
BROOS, P., Over geneeskundigen en geneeskunst. De
evolutie van het medische denken door de eeuwen heen. Leuven, Uitg.
Davidsfonds, 2011, 335 pp. ISBN 978 90 5826 837 2
Ziek zijn was nooit een pretje.
Toch kun je maar beter ziek zijn in deze tijd dan vijftig jaar of langer
geleden. De technologische vooruitgang stelt artsen in staat nauwkeurige
diagnoses te stellen. Met snelle en veilige pijnstilling, adequate
wondverzorging en een batterij effectieve medicatie kan men de ellende van
ziekte zoveel mogelijk beperken. En heel wat aandoeningen, die mensen vroeger
met een ernstige vorm van invaliditeit belastten, kunnen dank zij
spitstechnologie binnen redelijke grenzen worden gehouden.
Paul Broos leidde jarenlang de
afdelingen heelkunde en traumatologie van het UZ Leuven en is emeritus
hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij vat voor ons de
geschiedenis samen van het medisch denken en handelen vanaf de prehistorie tot
de huidige tijd.
Soms wordt er beweerd dat mensen
vroeger gezonder waren omdat ze natuurlijker leefden. Niets is minder waar.
Zelfs de oudste mummies leden reeds aan aandoeningen die we vandaag nog kennen:
tuberculose, botziekten, parasitaire infecties, nier- en blaasstenen,
longontstekingen en zelfs aderverkalking. De voeding was meestal eenzijdig, men
had vitaminegebrek en de levensverwachting was laag. Maar de geneeskunde, voor
zover er al sprake van was, stond machteloos.
Tot ver in de 18e eeuw
had men slechts een rudimentair inzicht in de oorzaken en het verloop van
ziekteprocessen. Geneeskunde en geneeskundig handelen waren vooral een zaak van
gissen en missen. De medicijnman, en later de arts, kon de ziekte hoogstens
vaststellen en het verloop voorspellen. Voor de behandeling was het aanmodderen.
Het therapeutische arsenaal bleef beperkt tot enkele eenvoudige ingrepen, zoals
aderlaten en het zetten van botbreuken, die zeker niet zonder gevaar waren. Er
was geen adequate pijnbestrijding en geen inzicht in oorzaken en aard van
wondinfecties. De kennis van geneesmiddelen bleef beperkt tot de werking van
enkele plantenextracten. Genezing was vooral een kwestie van geluk hebben.
De Verlichting bracht wel een
aanzienlijke vooruitgang in de kennis van fysica en chemie, maar die bleek
slechts beperkt toepasbaar in de geneeskunde. Pas in de negentiende eeuw begon
de vooruitgang van de wetenschap voluit door te dringen in de geneeskunde. Men
kreeg een juist inzicht in de oorzaken van infecties en dit leidde tot
preventieve acties zoals vaccinatie. Geavanceerde technieken lieten toe steeds
betere medicijnen te ontwikkelen. De ontdekking van efficiënte pijnbestrijding
en sterilisatie stelde chirurgen in staat ingrepen met meer kans op succes uit
te voeren.
We zijn de wonderen van de moderne
geneeskunde vanzelfsprekend gaan vinden en vergeten gemakkelijk dat die niet
mogelijk waren geweest zonder de noeste inspanningen van een keur van
onderzoekers en artsen in de voorbije eeuwen. Met vaak zeer beperkte middelen
brachten ze de geneeskunde stap voor stap op een hoger peil. Sommigen onder hen
deden grote ontdekkingen en kregen daarvoor erkenning gedurende hun leven.
Anderen leverden minder spectaculaire prestaties die soms slechts lang na hun
dood op waarde werden geschat.
In dit boek wordt evenveel
aandacht besteed aan de kanonnen als aan de stille werkers. Hun prestaties
zouden nog beter tot hun recht zijn gekomen indien de auteur die niet alleen
vermeld had, maar meer aandacht had besteed aan hun betekenis in de
overheersende opvattingen van hun tijd.
Wie een vlot leesbaar boek zoekt
over de geschiedenis van de geneeskunde zal in dit boek echter zeker zijn gading
vinden.
BARON-COHEN, S., Nul empathie. Een theorie van de menselijke
wreedheid. (Vert. Zero Degrees of Empathy
A new theory of human cruelty, 2011) Adam, Uitg. Nieuwezijds, 2012, 239 pp. ISBN
978 90 5712 343 6
Een
kampbewaker dwingt een man om de strop rond de hals van zijn vriend te leggen,
dokters amputeren de handen van een vrouw en hechten ze verkeerd-om
weer aan, rebellen slaan kinderen voor de ogen van hun moeders dood tegen
de muur, een man verkracht zijn dochter bijna dagelijks terwijl hij haar
meer dan 20 jaar in een kelder gevangen houdt. Bij zoveel horror staat ons
verstand stil, we kunnen er niet bij. Hoe is het mogelijk dat mensen andere
mensen zo beestachtig kunnen behandelen?
Door
zijn Joodse achtergrond maakte Simon Baron-Cohen reeds vroeg in zijn leven
kennis met de gruwelijke gevolgen van de nietsontziende barbaarsheid waarmee
mensen andere mensen kunnen behandelen. De verklaring van filosofie en religie,
het kwaad zit in de mens, heeft hij altijd ontoereikend gevonden. Als je de
menselijke wreedheid echt wilt begrijpen dan moet je inzien waarom mensen elkaar
als objecten behandelen.
Gedurende
dertig jaar deed Baron-Cohen onderzoek naar empathie. In Nul empathie presenteert hij een
wetenschappelijke invalshoek voor het debat over de menselijke wreedheid. Mensen
zijn onverschillig voor het leed van anderen omdat hun natuurlijke gevoelens van
medeleven met een lijdende medemens uitgeschakeld zijn. Wanneer iemand een ander
mens als een object behandelt, komt dat niet door het kwaad maar door
afwezigheid van empathie.
Empathie
is ons vermogen om ons in te leven in de gedachten of gevoelens van anderen. Dat
vermogen is niet bij iedereen even groot. We bevinden ons allemaal op een
empathiespectrum dat van hoog naar laag loopt. Deze verschillen kunnen
teruggebracht worden tot de werking van een aantal gebieden in de hersenen, het
empathiecircuit.
Het
vermogen tot empathie is vrij stabiel maar kan veranderen naargelang de
omstandigheden. Als we opgeslorpt worden door ons werk zijn we meer bezig met
onszelf dan met anderen. In een vlaag van woede of een dronken bui kunnen we
iemand kwetsen. Dit zijn tijdelijke toestanden van
empathie-erosie.
Er
zijn echter mensen die altijd moeite hebben om zich in anderen in te leven. Voor
hen is het zeer lastig, soms bijna onmogelijk om bevredigende relaties te
onderhouden. Ze behandelen hun medemensen nagenoeg altijd als objecten en zijn
bijna uitsluitend op zichzelf gericht. Deze mensen bevinden zich aan het laagste
uiteinde van het empathiespectrum, ze hebben nul empathie.
Voor
sommigen van hen heeft dit tekort uitsluitend negatieve gevolgen. Hun leven is
bezaaid met moeilijkheden en mislukkingen. De psychiatrie noemt hun probleem een
persoonlijkheidsstoornis. Vanuit het empathieperspectief zijn zij nul-negatief.
Bij anderen is het gebrek aan empathie de tegenpool van een positieve
eigenschap. Mensen met Asperger en klassiek autisme missen empathie, maar munten
vaak uit in het systematiseren en het herkennen van patronen. Zij zijn
nul-positief.
Baron-Cohen
exploreert uitgebreid hoe deze mensen in het leven staan en maakt ons attent op
de problemen waarmee zij geconfronteerd worden. Hij stelt vast dat bij hen het
empathiecircuit inderdaad anders functioneert dan bij de modale mens, en wel met
een specifiek patroon bij iedere vorm van nul empathie. De oorzaak ligt in een
ingewikkelde wisselwerking van erfelijkheid met de omgeving, meer bepaald in de
mogelijkheid om een veilige hechting te ontwikkelen.
Tenslotte
zet Baron-Cohen zijn bevindingen op een rijtje. Aan de resultaten van zijn
onderzoek koppelt hij een aantal interessante bespiegelingen over de menselijke
wreedheid. We hoeven geen genoegen te nemen met machteloze verzuchtingen over
het kwaad in de mens. De wetenschap biedt een veel hoopvoller perspectief dan
religie of filosofie.
Een
aantal psychiatrische stoornissen, zoals borderline, psychopathie en anorexia
nervosa, worden begrijpelijker en beter te behandelen als je ze bekijkt vanuit
het standpunt van empathie. De bril van empathie zou kunnen leiden tot meer
menselijke en effectieve vormen van rechtspraak en straf. In de plaats van
mensen te laten rotten in gevangenissen zouden we hen trainingsprogrammas in
empathie kunnen laten volgen. Er zijn immers aanwijzingen dat iemand ook op
latere leeftijd nog empathie kan ontwikkelen.
Het
boek bevat twee interessante bijlagen. De eerste is de empathievragenlijst voor
volwassenen en voor kinderen, waarmee je je eigen empathiequotiënt kunt
berekenen. De tweede is een handleiding waarmee je kunt herkennen of iemand tot
de groep mensen met nul empathie behoort. Wie zich verder in het onderwerp wil
verdiepen zal heel zeker inspiratie vinden in de uitgebreide
literatuurlijst.
Net
als Frans de Waal is Baron-Cohen ervan overtuigd dat empathie een van de meest
waardevolle hulpbronnen van onze wereld is. Begrip voor de positie van de andere
partij is de enige manier om voortslepende conflicten op te lossen. Hij eindigt
daarom met een emotionele oproep om meer medeleven te betonen en te gebruiken.
Ondergedompeld in empathie wordt ieder probleem oplosbaar., stelt hij. Het is
gratis en kan niemand onderdrukken.
Nul
empathie
is geen horrorboek en verdrinkt niet in de verontwaardiging. Op een serene wijze
laat het ons kennis maken met een reeks vernieuwende inzichten over gedrag dat
voor de meesten van ons onbegrijpelijk is. Daarnaast worden oude, vertrouwde
begrippen, zoals gehechtheid, door een wetenschappelijke onderbouwing uit de
intuïtieve sfeer gehaald. Zo krijgen ze een rechtmatige plaats in een frisse
benadering van het menselijk gedrag. Dit is de grote verdienste van dit boek.
Daarom
is het jammer dat het betoog nogal slordig opgebouwd is en warrig geschreven.
Ten behoeve van de leesbaarheid had de vertaling de oorspronkelijke tekst
bovendien wat meer mogen loslaten. Een belangwekkend en actueel onderwerp als
dit verdient een betere uitwerking.
SWAAB, D.
Wij zijn ons brein. Van baarmoeder tot
Alzheimer. Uitg. Contact, 2011 (11e herziene druk), 480 pp.
ISBN 978 90254 3522 6
Het brein
is in. De afgelopen jaren werden we overspoeld met boeken over hersenonderzoek
en het brein. Neurowetenschappen zijn over hele wereld een topprioriteit geworden
van universiteiten en onderzoeksinstituten. Hersenen zijn hip. Maar zijn ze ook
meer dan een hype?
De
gerenommeerde hersenonderzoeker Dick Swaab is daar in ieder geval van overtuigd.
Onze hersenen zijn geëvolueerd om het individu en de soort in stand houden. Ze
besturen de meest uiteenlopende aspecten in ons leven. Hersenonderzoek is
daarom het antwoord op de vraag waarom we zijn zoals we zijn, een zoektocht
naar onszelf.
Ons brein
werkt als een ingewikkeld commandocentrum. Het verwerkt een niet aflatende informatiestroom
en stuurt die in alle richtingen. De bouw van deze fantastische machine bepaalt
onze mogelijkheden, onze beperkingen en ons karakter. Alles wat we denken, doen
en laten gebeurt door onze hersenen, zegt hij. In dit boek laat Swaab zien hoe ze
dit gedurende ons gehele leven klaarspelen.
Voor de
geboorte worden onze hersenen geprogrammeerd door een combinatie van erfelijke
factoren en de omstandigheden in de baarmoeder. Wij komen ter wereld met
hersenen waarin onze karaktereigenschappen, talenten en beperkingen al voor een
belangrijk deel zijn vastgelegd.
Zo wordt
het duidelijk dat we niet vrij zijn om onze seksuele oriëntatie te kiezen en waarom
therapieën om die te veranderen veel ellende veroorzaken. Recent onderzoek
leert dat veel psychiatrische stoornissen wortelen in de hersenontwikkeling
voor de geboorte, zelfs als ze pas veel later tot uiting komen.
Als
kinderen recalcitrante pubers worden doen zich weer complexe en belangrijke
veranderingen voor in de hersenen. Deze maken begrijpelijk waarom een derde van
de jongeren tussen de 10 en 17 jaar een delict pleegt. Dit betekent dat pubers
slechts beperkt verantwoordelijk kunnen gesteld worden voor hun gedrag.
Swaab
laat ons verder zien hoe onze hersenen het mogelijk maken om gebeurtenissen te
onthouden. Zo vormen ze de basis voor onze identiteit en zelfgevoel. Hij maakt ook
duidelijk hoe onze hersenen verouderen, hoe het dementeringsproces verloopt en
wat er gebeurt als we dood gaan.
Er wordt
aandacht besteed aan stoornissen van bewustzijn, hersenschade door agressieve
sporten als boksen, en hersenziekten zoals verslaving, autisme en schizofrenie.
Met deze wetenschap kan opnieuw de vraag gesteld worden hoe verantwoordelijk iemand
is voor daden die hij heeft gepleegd door een hersenafwijking.
Ook de
relatie tussen de hersenen en het onstoffelijke komt aan de orde. De hersenen
genereren het bewustzijn. Uit de hersenen kunnen religie en de ziel verklaard
worden. En de manier waarop onze hersenen werken maakt duidelijk waarom wij ons
er misschien beter bij neerleggen dat een volledige vrije wil een illusie is.
Een
aantal lezers zullen moeite hebben met de naturalistische en deterministische
visie van de neurowetenschapper Swaab. Aan de wetenschappelijke bevindingen
over de hersenen verbindt hij bovendien soms gedurfde conclusies met betrekking
tot maatschappelijke, ethische en politieke vraagstukken en evoluties. Religieuze
levensbeschouwingen en politieke ideologieën met een repressieve agenda krijgen
geregeld een veeg uit de pan.
In
tegenstelling tot wat er in de pers gesuggereerd wordt is dit geen gemakkelijk
boek. Met hun verschillende gebieden, die bovendien geleerde Latijnse
benamingen hebben, vormen de hersenen het meest ingewikkelde orgaan van ons
lichaam. Met behulp van illustraties, voorbeelden en anekdotes heeft Swaab zijn
betoog wel zoveel mogelijk verteerbaar gemaakt. En gelukkig zijn de
verschillende hoofdstukken afzonderlijk te lezen, zodat men de inhoud met
mondjesmaat tot zich kan nemen.
SINGH, S & E.
ERNST, Bekocht of behandeld. De feiten over alternatieve
geneeswijzen. (Vert. Trick or treatment? Alternative medicine on trial,
2008) Adam, Uitg. De
Arbeiderspers, 2010, 393 pp. ISBN 978 90 295 7313 9
Met het aanbreken van het verkoudheidsseizoen gaat Oscillococcinum weer vlot over de toonbank. Een chiropractor verlost in een handomdraai van je rugpijn. Met behulp van acupunctuur verdwijnt je tenniselleboog als sneeuw voor de zon. En je zult geen last meer hebben van zure oprispingen als je altijd barnsteen bij je draagt.
De populariteit van
alternatieve geneeswijzen neemt wereldwijd hand over hand toe. De remedies staan
torenhoog opgestapeld in elke apotheek, worden in elk tijdschrift beschreven, op
miljoenen webpaginas besproken en door miljarden mensen gebruikt. Met
alternatieve behandelingen wordt geleurd alsof ze enorm veel baat bieden. Maar
doen ze dat werkelijk?
Simon Singh en Edzard Ernst gaan op zoek
naar de waarheid over de drankjes, de watertjes, de pillen, de naalden, het
kloppen en het energetiseren. Is alternatieve geneeskunde boerenbedrog of juist
buitengewoon effectief? Wie is betrouwbaar en wie draait je een poot uit? Wat
werkt en wat niet? Wat zijn de geheimen en wat zijn de leugens? Welke therapieën
zijn veilig en welke zijn gevaarlijk?
Alternatieve geneeswijzen zijn
therapieën die door een meerderheid van toonaangevende artsen niet worden
aanvaard. Zij maken gebruik van onderliggende processen die doorgaans biologisch
onaannemelijk zijn en niet aantoonbaar. Het zou echter van vooringenomenheid
getuigen als ze alleen op grond daarvan verworpen zouden worden. Het grootste
deel van de geschiedenis baseerde de geneeskunde zich immers ook op theorieën
die nu als hopeloos achterhaald beschouwd worden. Pas na de introductie van de
wetenschappelijke methode is de geneeskunde met rasse schreden vooruit
gegaan.
Aangezien de alternatieve geneeskunde beweert dat ze
dezelfde ziekten en aandoeningen kan behandelen als de reguliere geneeskunde,
moet ze langs dezelfde meetlat worden gehouden. Haar werkzaamheid dient bewezen
te worden aan de hand van de methodes die voor de reguliere geneeskunde worden
vereist. Een alternatieve geneeswijze blijft een dubieuze behandeling tot ze
zich in hooggekwalificeerde proeven heeft bewezen.
De empirisch
onderbouwde geneeskunde is gebaseerd op grondig wetenschappelijk onderzoek. Door
middel van experimenteren en observeren kunnen wetenschappers vaststellen of een
bepaalde therapie doeltreffend is. Nieuwe feiten worden onderzocht en conclusies
worden regelmatig herzien. Voor een goed begrip daarvan geven de auteurs in het
eerste hoofdstuk een snelcursus in de wetenschappelijke methode. Meer in het
bijzonder leggen ze uit hoe die in de geneeskunde wordt
gebruikt.
In de volgende hoofdstukken kijken de auteurs wat er
gebeurt wanneer de wetenschappelijke aanpak wordt toegepast op de alternatieve
geneeskunde. Achtereenvolgens worden acupunctuur, homeopathie, chiropraxie en
kruidengeneeskunde op hun wetenschappelijke bewijskracht getoetst. Op basis van
het beschikbare bewijsmateriaal van verschillende onderzoekers trekken zij
conclusies over de werkzaamheid en de mogelijke gevaren van iedere
geneeswijze.
Er bestaan echter nog tientallen andere therapieën, soms met
potsierlijke pretenties, die veel minder uitgebreid getoetst werden, en met de
regelmaat van de klok komen er nieuwe bij. In een aanhangsel evalueren de
auteurs zesendertig andere alternatieve behandelingen, zoals antroposofische
geneeskunde, Bach Bloesem Remedies, Feng Shui en oorkaarsen.
Is
alternatieve geneeskunde doeltreffend voor het behandelen van ziekten? Het
antwoord is teleurstellend. De meeste vormen van alternatieve geneeskunde zijn
ofwel onbewezen, ofwel onwerkzaam en sommige zelfs gevaarlijk. Een bewijsbaar
veilig en effectief alternatief medicament is overigens helemaal niet
alternatief maar in feite een regulier medicament. Patiënten die zich aan
alternatieve geneeskunde wagen riskeren uitgebuit te worden, hun geld te
verliezen en hun gezondheid te schaden.
Het feit dat deze geneeswijzen de
wetenschappelijke vergelijking met de empirisch onderbouwde geneeskunde niet
doorstaan, betekent echter niet dat ze geen goed kunnen doen. Hun werkzaamheid
berust op het placebo-effect, een medisch fenomeen met een lange en omstreden
geschiedenis. De auteurs geven een zeer interessante en uitvoerige uiteenzetting
over de aard, de ontdekking en de studie van het placebo-effect. Het is een van
de meest omstreden kwesties met betrekking tot de alternatieve
geneeskunde.
Kunnen we vrede nemen met het succes van alternatieve
remedies enkel omdat ze verlichting en hoop bieden door overtuiging en
vertrouwen? De auteurs ontkennen formeel. We hebben in de geneeskunde geen
placebo nodig om een placebo-effect op te roepen. Het placebo-effect berust niet
zozeer op de behandeling, maar op het vertrouwen van de patiënt in de arts. Als
de patiënt merkt dat de arts onwerkzame middelen voorschrijft kan dit vertrouwen
geschaad worden. Een patiënt zou geen genoegen moeten nemen met een remedie die
alleen werkt op basis van het placebo-effect.
De auteurs geven nog andere
steekhoudende argumenten tegen de alternatieve geneeswijzen, zoals de kosten en
de veiligheid. De gezondheid van een patiënt wordt in de waagschaal gelegd door
elke onwerkzame behandeling als deze in de plaats komt van een reguliere
behandeling. In het licht van de resultaten van hun onderzoek houden de auteurs
een pleidooi voor meer toezicht en reglementering van de geneeskunde.
Wetenschappelijke normen, beoordeling en reglementering zouden standaard moeten
opgelegd worden aan alle typen geneeskunde.
Dit boek pretendeert s
werelds eerlijkste en accuraatste onderzoek naar de alternatieve geneeskunde te
zijn. Of deze boude stelling klopt kan ik uiteraard niet verifiëren. Je kunt ze
in ieder geval niet negeren. De conclusies zijn gebaseerd op zon 4000
onderzoeksstudies naar alternatieve geneeskunde, die duizenden medische
onderzoekers over de hele wereld gedurende tientallen jaren hebben verricht. Het
moet een titanenwerk geweest zijn om die allemaal bij elkaar te
krijgen.
De auteurs kunnen in ieder geval stevige geloofsbrieven
voorleggen. Ze zijn beiden geschoolde wetenschappers, en geen van hen is ooit in
dienst geweest van een farmaceutisch bedrijf. Edzard Ernst is een insider die
jarenlang de geneeskunde heeft beoefend, waaronder ook enkele alternatieve
therapieën. Hij is s werelds eerste hoogleraar alternatieve geneeskunde en zijn
onderzoeksgroep heeft vijftien jaar lang geprobeerd uit te vissen welke
behandelingen werken en welke niet. De andere auteur, Simon Singh, is een
outsider die bijna twintig jaar als wetenschapsjournalist bij de geschreven
pers, de televisie en de radio heeft gewerkt.
Om overtuigd te
worden van de waarheid over alternatieve geneeswijzen had ik dit boek niet
nodig, maar een betere kennis van de feiten heeft die overtuiging veel beter
onderbouwd. Daarnaast heb ik heel wat opgestoken. Ik leerde over de
ontstaansgeschiedenis, de achterliggende visie en de recente ontwikkelingen van
de best onderzochte alternatieve geneeswijzen. Ik verwierf een beter inzicht in
de redenen waarom mensen alternatieve geneeskunde verkiezen boven de reguliere
geneeskunde en in de drogredenen die door alternatieve genezers aangevoerd
worden om wetenschappelijke toetsing af te wijzen. Ik kreeg een opfrissing over
het placebo-effect met een aantal gefundeerde argumenten waarom het niet
toereikend is. En dank zij een handige tabel met de bewezen werkzaamheid en de
gevaren van de meest gebruikte medicinale kruiden kan ik die met meer kennis van
zaken aanwenden.
De auteurs hebben hun uiterste best gedaan om hun
gegevens inzichtelijk voor te stellen. De geïnteresseerde lezer mag zich niet
laten afschrikken door de omvang van het boek. Vaktermen worden goed uitgelegd
en de vlot leesbare tekst maakt het toegankelijk voor een breed
publiek.
VAN CREVELD, M., De evolutie van de oorlog. Van de Marne tot
Irak. Utrecht, Uitg. Het Spectrum, 2007, 368 pp. ISBN 978 90 274 4550
6
Wordt de volgende oorlog
uitgevochten met Iran? In ieder geval zijn reusachtige Amerikaanse, Britse en
Franse oorlogsbodems al door de Straat van Hormuz gevaren. Tegen die
technologische en materiële overmacht maakt Iran geen schijn van kans. Tenzij
het kernwapens kan inzetten, maar dan zou het land diep in de eigen huid
snijden. En laten kernwapens nu net de inzet zijn van het
conflict.
Sedert het bestaan van de atoombom
is de wijze waarop internationale conflicten militair worden beslecht ingrijpend
veranderd, zegt Martin van Creveld. In dit boek verheldert hij hoe de
razendsnelle technologische vooruitgang het aanzien van de oorlog grondig heeft
veranderd en de wil om oorlog te voeren juist heeft
afgezwakt.
De oorlogen van de twintigste eeuw
waren een rechtstreekse voortzetting van de oorlogen die sinds de tweede helft
van de zeventiende eeuw in Europa gevoerd waren. Oorlog werd zonder meer als een
volstrekt legitiem instrument van de internationale politiek beschouwd. De
verschillende Europese grootmachten hadden in de loop van eeuwen een enorme
concentratie van militaire kracht opgebouwd.
De eerste WO kwam als een
verrassing, maar de betrokken landen waren al een decennium bezig met zich te
bewapenen op een gigantische schaal zoals nooit eerder in de geschiedenis
vertoond was. Toen de oorlog effectief uitbrak was men ervan overtuigd dat het
allemaal niet lang zou duren. Tot ver in de negentiende eeuw trokken ruziënde
landen immers gewoon tegen elkaar ten strijde. Zelfs al sleepte het conflict
gedurende jaren voort, het werd in een aantal min of meer beperkte veldslagen
beslecht.
Maar de romantische ideeën over
heldendaden in een heftige veldslag werden al spoedig hardhandig de kop
ingedrukt. De oude, vertrouwde strategieën bleken door de moderne technologie
niet meer te werken. De oorlog mondde uit in een langgerekte uitputtingsslag, en
de overwinning was voor de partij die de grootste troepensterkte kon inzetten.
Aan weerszijden waren miljoenen slachtoffers gevallen, zowel onder militairen
als burgers.
Ook de Tweede Wereldoorlog liep,
met een veel meer geavanceerde uitrusting, op een stellingenoorlog uit. Aan
beide kanten werkte de militaire industrie op kruissnelheid technologische
vernieuwingen uit en de getalsterkte van de betrokken legers was nog nooit zo
groot geweest. Spitstechnologie maakte finaal korte metten met de oorlog. Op 6
augustus 1945 maakte de atoombom op Hiroshima minstens 75.000 slachtoffers in
één klap.
Met de atoombom werden zowel de
internationale verhoudingen als de oorlogvoering grondig door elkaar geschud. De
uitwerking van twee verwoestende oorlogen had het martiale vuur van de
belangrijkste Europese mogendheden gedoofd. De potentiële vernietigingskracht
van kernwapens noodzaakte de supermachten tot een afschrikkingstrategie in
plaats van oorlog. Tijdens de Koude Oorlog gingen ze gewoon door met de
productie en verbetering van hun kernwapens.
Ze hielden ook niet op met de
ontwikkeling en productie van conventionele wapens. Die werden ingezet en getest
in verschillende conflicten die sinds 1945 werden uitgevochten tussen derde- of
vierderangslanden. Decennium na decennium was iedere nieuwe generatie van
wapensystemen veel krachtiger dan de vorige. De ontwikkeling ervan bracht de
supermachten aan de rand van het bankroet. Maar anders dan ze verwacht hadden
bleken die technologische finesses niet doorslaggevend bij de uitkomst van de
oorlogen na 1950. Als er gewonnen werd was dat vooral te danken aan hun
materiële overwicht.
Tegen de nieuwste uitdaging, de
opstandige bewegingen en het terrorisme, hebben die legers met hun geavanceerde
uitrusting helemaal het nakijken. Pogingen van geoefende strijdkrachten om
guerrillastrijders en terroristen uit te schakelen zijn uitgelopen op een lange,
bijna ononderbroken reeks mislukkingen. Tegen het soort dreigingen als de
spectaculaire aanslagen van Al-Qaeda op het World Trade Center en het Pentagon
hebben noch tanks, noch oorlogsschepen, noch gevechtsvliegtuigen, raketschilden
of wat voor andere esoterische vormen van oorlogvoering ook, enig nut.
Dit boek is lang op de plank
blijven staan. De vernietigingen en gruwelijkheden van een oorlog zijn niet
meteen het meest aantrekkelijke onderwerp om over te lezen. Maar de lectuur is
best meegevallen. Het was een leerrijke kennismaking met een wereld waarover ik
zeer weinig afwist. Voor zover het onderwerp het toelaat beschrijft Martin van
Creveld, een van de meest gereputeerde krijgshistorici ter wereld, de militaire
ontwikkelingen en operaties in de twintigste eeuw op een serene manier. Hij
onderwerpt het hele militaire gebeuren bovendien aan een zeer kritische
blik.
De auteur hoedt zich voor al te
veel vakjargon. Zelfs de passages met veel technische uitleg laten zich door de
onderhoudende stijl vlot lezen.
MOOIJ, A., De onzichtbare vijand. Over de strijd tegen
infectieziekten. Adam, Uitg. Balans, 2007, 255 pp. ISBN 978 90 5018 889
0
Vogelpest, Mexicaanse griep, SARS,
varkensgriep, de ziekenhuisbacterie, het West-Nijlvirus, de ziekte van Lyme. Wie
dacht dat de mens de strijd tegen de besmettelijke ziekten definitief gewonnen
had komt bedrogen uit. Toch eisen deze ziekten bijlange niet zoveel slachtoffers
als de oude infectieziekten die in vroeger tijden massas mensen
wegmaaiden.
Van oudsher worden mensen belegerd
door ziekten als gevolg van een invasie van vreemde micro-organismen in het
lichaam. Pest, pokken, lepra, cholera, malaria, difterie, tuberculose, gele
koorts, syfilis, mazelen en roodvonk zijn in het collectieve geheugen gegrift.
Epidemieën van besmettelijke ziekten behoorden zonder twijfel tot de ergste
verschrikkingen. Er hoeft maar weinig te gebeuren of die angsten komen weer tot
leven.
Voor de zeventiende eeuw werd in
deze rampzalige epidemieën de hand van God ontwaard. In De onzichtbare vijand vertelt Annet de
Mooij hoe de strijd tegen infectieziekten steeds meer een zaak werd van de
wetenschap. Vanaf de zestiende eeuw groeide de belangstelling voor de werking
van de natuur. In de volgende eeuw werd in het denken over ziekten en epidemieën
gaandeweg meer gewicht toegekend aan aardse invloeden. De autoriteiten begonnen
maatregelen te nemen die het besmettingsgevaar moesten indammen. De vroeger
vrijwel onbegrensde greep van religie en magie op de geneeskunde verslapte.
De ontdekking van eencellige
wezens door Antoni van Leeuwenhoek was de allereerste stap. Hij legde echter nog
geen verband met mogelijke ziekten. De eerste besmettelijke ziekte die op een
moderne manier werd benaderd waren de pokken. Op het einde van de achttiende
eeuw verblijdde de plattelandsarts Edward Jenner de wereld met de koepokinenting
of vaccinatie. Het succes van deze ingreep de pokken zijn de eerste ziekte die
wereldwijd werd uitgeroeid - vormde de start van de preventieve
geneeskunde.
De ontdekkingen van Pasteur en
Koch in de negentiende eeuw legden de basis voor de bacteriologie. Toch
betekende dat niet meteen een doorbraak in de bestrijding van infectieziekten.
Bij epidemieën moest de geneeskunde vaak machteloos toekijken. In de tweede
helft van de negentiende eeuw nam de betekenis van infectieziekten als
doodsoorzaak vooral af door de verbetering van de voeding en van de sociale en
sanitaire leefomstandigheden en door de effecten van voorlichting en
onderwijs.
De echte triomfen van de
geneeskunde over infectieziekten manifesteerden zich pas in de twintigste eeuw.
De keuze aan beschikbare vaccins werd ruimer en men ontwikkelde nieuwe
geneesmiddelen. De komst van antibiotica was een medische doorbraak zonder
weerga. Rond 1950 waren de infectieziekten van doodsoorzaak nummer één veranderd
in een onbeduidende restcategorie. Hier en daar viel er nog wat op te ruimen,
maar het grote werk was gedaan.
De euforie was echter van korte
duur. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw werd de wereld
opgeschrikt door een nieuwe groep van ziekten, de hemorragische koortsen zoals
Ebola. Toen die onder controle waren, zette aids de infectieziektebestrijding
weer op de kaart. Oude ziekten als tuberculose kwamen weer op. En ieder jaar
duikt er wel een of andere nieuwe besmettelijke variant op waartegen
bacteriologen en virologen koortsachtig een remedie
zoeken.
In de strijd tegen infectieziekten
is iedere vooruitgang voorwaardelijk. Tussen mens en bacteriën en virussen zal
er altijd evolutionaire competitie zijn om te overleven. Bacteriën en virussen
worden resistent tegen de gangbare medicijnen, waardoor er steeds nieuwe moeten
gevonden worden. De vraag is niet óf zich weer nieuwe grote pandemieën zullen
voordoen, maar wanneer dit zal gebeuren.
Met dit boek heeft Annet de Mooij
een spannend, en nog altijd actueel, hoofdstuk in de geschiedenis van de
geneeskunde en gezondheidszorg toegankelijk gemaakt voor een ruim publiek. Ze
heeft zich degelijk gedocumenteerd en besteedt, behalve aan de evolutie in de
geneeskunde, ruim aandacht aan politieke keuzes en maatschappelijke
ontwikkelingen. We leren ook hoe de wetenschap niet lineair vooruitgaat, maar
met vallen en opstaan en in sprongen.
Een uitermate vlot lezende tekst
zorgt bovendien voor waar leesplezier.
FUKUYAMA, F., De oorsprong van de politiek. Van de
prehistorie tot de Verlichting.
(Vert. The Origins of
Political Order: From Prehuman Times to the French Revolution, 2011)
Adam/Apen, Uitg. Contact, 2011, 572 pp. ISBN 978
90 254 3221 8
Tussen 1970 en 2000 was het aantal
staten met een representatieve democratie gestegen van 30 naar 60 procent. In
ongeveer één op vijf landen, die in deze periode democratisch waren geworden,
brokkelden de democratische instellingen echter af of kwam er weer een
autoritair bewind. En hoe het met de Arabische lente van 2011 zal aflopen is nog
erg onzeker.
Onze politieke instellingen zijn
niet zo vanzelfsprekend als we denken. Wij zijn gemakkelijk geneigd te vergeten
hoe belangrijk een goed werkende overheid is en hoe het zou zijn om te leven
zonder. We beseffen onvoldoende dat er in onze samenlevingen ook een tijd was
dat de overheid haar werk niet deed.
We geloven graag dat onze liberale
democratieën de tand des tijds zullen doorstaan. Daar kunnen we echter niet
zeker van zijn. Samenlevingen organiseren zich om het hoofd te bieden aan hun
omgeving. Als de context verandert is het niet zeker dat de politieke
instellingen blijven werken. Wanneer systemen er niet in slagen zich aan te
passen aan de omstandigheden vindt er politiek verval
plaats.
In het belang van de toekomst van
de democratie is het noodzakelijk te begrijpen hoe democratische instellingen
tot stand gekomen zijn, meent Francis Fukuyama. Kennis van de oorsprong van
politieke instellingen in het algemeen en de dikwijls onvoorziene, toevallige
krachten waardoor ze zijn ontstaan, kan ons helpen om effectieve politieke
instellingen te creëren en te behouden.
In dit boek wordt de politieke
ontwikkeling beschreven van voormenselijke tijden tot aan de vooravond van de
Franse en Amerikaanse Revolutie. Op dit moment was de basis gelegd voor de drie
belangrijkste politieke instellingen: de staat, de rechtsorde en een overheid
die zich diende te verantwoorden tegenover de burgers. In een tweede boek zal
Fukuyama de politieke ontwikkeling uitdiepen zoals die zich in de huidige wereld
voltrekt.
De fundamenten van de politiek
liggen in de biologische conditie van de mens. Het organiseren van een
samenleving zit mensen in het bloed. Daarbij volgen ze een diepgewortelde drang
om de belangen van nazaten, vrienden en cliënten te beschermen en te bevorderen.
Ook in staten met hoogontwikkelde onpersoonlijke instellingen is er altijd de
verleiding tot patrimonialisme. In verschillende gebieden van de wereld worden
pogingen om een onpersoonlijk staatsverband te creëren doorkruist door
hardnekkige verwantschaps- of stamrelaties.
In sommige delen van de wereld
evolueerde de tribale samenleving naar meer omvattende verbanden waarin de
instellingen onpersoonlijker werden. Er werd een staat gevormd, de eerste pijler
van de moderne politieke ontwikkeling. Op eigen kracht en met wisselend succes
gingen China, India, de islamitische wereld en Europa van verwantschap en
tribalisme over op staatsinstellingen. In hun huidige vorm dragen deze staten
nog altijd het stempel van de wijze waarop ze, onder invloed van toevallige
omstandigheden, tot stand kwamen en evolueerden.
Aan het eind van de achttiende
eeuw waren de drie bestanddelen van een moderne politieke orde het bestaan van
een sterke, capabele staat, de ondergeschiktheid van de staat aan een
rechtsorde, en politieke verantwoording van regeringen aan hun hele volk in
een of ander deel van de wereld ingevoerd. Fukuyama beschrijft omstandig hoe dit
in de verschillende staten gebeurde.
Het wordt duidelijk waarom het
communisme wortel kon schieten in China, een sterke staat die gebaseerd was op
oorlogvoering en militaire verovering en waarin de bevolking geen inspraak had.
India, waar het brahmanisme de drijvende kracht was achter de politieke
ontwikkeling, ontwikkelde daarentegen een zwakke staat met een ingewikkelde
structuur. Door een unieke instelling, de militaire slavernij, lieten de
Arabische en Turkse gemeenschappen het tribalisme achter zich. In Europa
ondermijnde het christendom de uitgebreide verwantschapsgroepen.
In het versnipperde Europa
ontleenden de vorsten hun macht en legitimiteit meer aan het vermogen om recht
te spreken dan aan militair vertoon. Reeds vroeg vormde zich de tweede pijler van de
politieke ontwikkeling, de rechtsorde, die de macht van de heerser beperkte.
Daarin speelde de katholieke kerk een cruciale rol. Ook in de andere prille
staten kwam er een rechtsorde tot stand, maar ze was nooit zo stevig uitgebouwd
als in Europa. Het wordt begrijpelijk waarom de rechtsorde in China zwak is en
in India gefragmenteerd en waarom er in de huidige Arabische wereld geen
rechtsorde bestaat.
De derde pijler, politieke
verantwoording, kwam slechts laat en enkel in bepaalde landen van Europa tot
ontwikkeling. We leren waarom er in Frankrijk en Spanje een zwak absolutisme
was, Rusland een absolutistische staat werd en nog is en waarom een aantal
Oost-Europese landen door hun zwak staatsapparaat steeds weer ten prooi vielen
aan agressie van buitenaf. Het wordt duidelijk waarom Engeland en sommige
Scandinavische landen een verantwoordelijk bestuur konden uitbouwen dat model
stond voor de latere liberale democratieën.
Na dit historische overzicht
onderneemt Fukuyama een poging om uit de voorgaande gegevens een theorie op te
stellen over politieke ontwikkeling en politiek verval. Politieke systemen
ontwikkelen zich op een manier die in grote lijnen vergelijkbaar is met de
biologische evolutie. De grondslag ervan ligt in de menselijke aard. Ideeën,
vooral religieuze overtuigingen, vormen de drijfveer voor de vorming van
politieke eenheden. Politiek verval vindt plaats wanneer de instellingen niet
functioneren en wanneer verwantschapsbanden weer gaan overheersen. En in sommige
gevallen is de vernieuwing en hervorming van instellingen alleen mogelijk met
gebruik van geweld.
In het laatste hoofdstuk wordt
inzichtelijk gemaakt dat de politieke ontwikkeling zich in de moderne wereld
onder heel andere omstandigheden voltrekt dan tot de achttiende eeuw het geval
was. In de malthusiaanse omstandigheden waarin mensen leefden waren roof en
gebiedsuitbreiding vaak de minst kostelijke weg om te overleven. In bepaalde gebieden van de derde wereld gebeurt dit nog met regelmaat. De Industriële
Revolutie maakte aanhoudende intensieve economische groei en sociale mobilisatie
mogelijk. Die scheppen totaal andere omstandigheden voor de politieke
ontwikkeling.
Een studie van de wereldwijde
politieke ontwikkeling mag zonder meer een ambitieuze onderneming genoemd
worden. Maar dat is Francis Fukuyama, een van de meest gezaghebbende stemmen in
de politieke wetenschappen, wel toevertrouwd. Dit boek kun je met recht een
meesterwerk noemen. Het is grondig gedocumenteerd en gebaseerd op inzichten uit
zeer uiteenlopende vakgebieden. In dit uitermate boeiende boek maak je kennis
met een keur van theorieën over politieke, sociale en economische ontwikkeling,
alsook inzichten uit de antropologie en biologie.
De tekst is bovendien zeer
begrijpelijk en onderhoudend geschreven. Het mag een duur boek zijn, het is
zijn prijs meer dan waard. Ik kijk al uit naar het
vervolg.